Verordening op de heffing en de invordering van lijkbezorgingrechten 2017

Nummer: 03-11-15/6C

 

De raad der gemeente Hellevoetsluis;

gehoord de commissie algemene zaken en middelen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 september 2016 nummer: 03-11-16/6;

 

gelet op artikel 229, eerste lid aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet;

 

besluit:

 

vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van lijkbezorgingrechten 2017.

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de omschrijving van de in deze verordening gehanteerde begrippen is Hoofdstuk I van de Beheersverordening begraafplaatsen Hellevoetsluis 2011 van toepassing.

Artikel 2 Belastbaar feit

Op basis van deze verordening worden rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaatsen van de gemeente Hellevoetsluis en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaatsen.

Artikel 3 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2.

    Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 5 Belastingjaar

  • 1.

    Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2.

    Met betrekking tot de rechten genoemd in hoofdstuk 3, onderdeel 3.1, sub b, c, d en e van de tarieventabel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor wordt afgekocht.

Artikel 6 Wijze van heffing

  • 1.

    De onderhoudsrechten, bedoeld in hoofdstuk 3, onderdeel 3.1, sub f, g en h, van de tarieventabel, worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

  • 2.

    Andere rechten dan die bedoeld in hoofdstuk 3, onderdeel 3.1, sub f, g en h, van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten

  • 1.

    De onderhoudsrechten, als bedoeld in hoofdstuk 3, onderdeel 3.1, sub f, g en h, van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt zijn de rechten bedoeld in hoofdstuk 3, onderdeel 3.1, sub f, g en h, van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de rechten bedoeld in hoofdstuk 3, onderdeel 3.1, sub f, g en h, van de tarieventabel voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

Andere rechten als die bedoeld in hoofdstuk 3, onderdeel 3.1, sub f, g en h, van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rechten.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Verordening lijkbezorgingrechten Hellevoetsluis 2016 van 5 november 2015 wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, de ingetrokken verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover ter zake daarvan de heffing van de rechten in die periode plaatsvindt.

  • 4.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

  • 5.

    Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening lijkbezorgingrechten Hellevoetsluis 2017.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 3 november 2016.

 

De raad voornoemd,

 

de griffier, de voorzitter,

 

H.J. van der Wel, M.C. Junius.

 

 

Tarieventabel 201 7 behorende bij de verordening lijkbezorgingrechten Hellevoetsluis 201 7 .

Hoofdstuk 1 Uitgifte van graven, begraven en bijzetten

1.1

Voor de uitgifte (huur) van een particulier graf, het uitsluitend recht tot begraven dan wel het bijzetten van asbussen in dat graf gedurende twintig jaar met de mogelijkheid deze termijn met tien jaar te verlengen:

1.834,45

 

 

 

 

1.2

Voor de uitgifte (huur) van een selectief particulier graf, het uitsluitend recht tot begraven dan wel het bijzetten van asbussen in dat graf gedurende veertig jaar met de mogelijkheid deze termijn met tien jaar te verlengen:

6.119,05

 

 

 

 

1.3

Voor de uitgifte (huur) van een paticulier kindergraf voor 1 persoon tot 18 jaar, het uitsluitend recht tot begraven dan wel het bijzetten van asbussen in dat graf gedurende veertig jaar met de mogelijkheid deze termijn met tien jaar te verlengen:

917,15

 

 

 

 

1.4

Voor begraving in een algemeen (kindergraf), wordt een begraafrecht geheven:

 

 

 

a. van een persoon 12 tot 18 jaar:

785,50

 

b. van een persoon van 1 tot 12 jaar:

521,00

 

c. van een kind beneden 1 jaar of een doodgeboren kind:

260,50

 

d. van een persoon ouder dan 18 jaar

785.50

 

 

 

 

1.5

a. voor begraving in een particulier graf wordt een recht geheven van:

785,50

 

b. voor begraving in een selectief particulier graf word een recht geheven van:

964.27

 

 

 

 

1.6

Voor bijzetting van een asbus in een (bestaand) graf/urnengraf, wordt een recht geheven van:

53,20

 

 

 

 

1.7

Voor begraving in een keldergraf, wordt een recht geheven van:

231,50

 

 

 

 

1.8

Voor het deksel verwijderen en terug plaatsen bij begraving in keldergraf wordt een bedrag geheven van:

159,65

 

 

 

 

1.9

Voor het klokluiden voorafgaande aan de teraardebestelling wordt een recht geheven van:

47,60

 

 

 

 

1.10

Voor het verlengen van de in onderdeel 1.1 genoemde termijn van twintig jaar met een periode van tien jaar:

917,15

 

 

 

 

1.11

Voor het verlengen van de in onderdeel 1.2 genoemde termijn van veertig jaar met een periode van tien jaar:

1.529,75

 

 

 

 

1.12

Voor het verlengen van de in onderdeel 1.3 genoemde termijn van veertig jaar met een periode van tien jaar:

229,20

 

 

 

 

1.13

Begraven op buitengewone uren, zijnde andere tijden dan op werkdagen, maandag t/m vrijdag van 9.30 en 15.30 uur.

257,20

 

 

 

 

1.14

Bij begraven in een paticulier graf, waarvan de lopende uitgiftetermijn kleiner is dan de wettelijk voorgeschreven grafrust van tien jaar, dient verlenging tot deze wettelijke grafrusttermijn plaats te vinden.

 

 

Hoofdstuk 2 Opgraven, herbegraven, verzamelen van stoffelijke overschotten

2.1

a. Voor het opgraven van een stoffelijk overschot vanuit een algemeen graf, teneinde dit stoffelijk overschot te doen herbegraven in een particulier graf of een particulier selectief graf op dezelfde begraafplaats wordt een bedrag geheven van:

921,40

 

 

 

 

 

b. Voor het opgraven van een stoffelijk overschot vanuit een kindergraf (1 tot 12 jaar) wordt een bedrag geheven van:

613,15

 

 

 

 

 

c. Voor het opgraven van een stoffelijk overschot vanuit een kindergraf (beneden 1 jaar of een doodgeboren kind) wordt een bedrag geheven van:

304,95

 

 

 

 

2.2

In het bedrag, genoemd in het eerste lid zijn niet begrepen de kosten van herbegraven of bijzetten in een andere grafruimte en het verwijderen en herplaatsen van een gedenkteken. Indien voor het herbegraven een kist of beenderenkist noodzakelijk is, is dat eveneens niet begrepen in de bedragen genoemd in onderdeel 2.1.

 

 

 

 

 

 

2.3

Voor het herbegraven wordt het in hoofdstuk 1, onderdelen 1.3, en 1.4, genoemde recht berekend.

 

 

Hoofdstuk 3 Gedenktekens en dergelijke

3.1

Voor het verkrijgen van een vergunning tot het doen aanbrengen van gedenktekens en dergelijke, inclusief het onderhoud van gemeentewege gedurende de eerste termijn van uitgifte, wordt geheven voor:

 

 

 

a. kosten van een vergunning

52,35

 

Het tarief genoemd onder a wordt verhoogd met, bij:

 

 

 

b. een algemeen graf (verplichte afkoop 20 jaar)

200,15

 

c. een particulier graf (afkoop 20 jaar)

902,30

 

d. een urnengraf (verplichte afkoop 5 jaar)

50,00

 

e. een particulier selectief graf (verplichte afkoop 40 jaar)

1.440,30

 

 

 

 

 

Het bedrag genoemd onder b is een verplichte afkoop voor de duur van de uitgiftetermijn.

Het bedrag genoemd onder c kan ook jaarlijks worden voldaan, er zal dan worden geheven:

 

 

 

f. een particulier graf

29,90

 

g. een bijzonder graf A

19,95

 

h. een bijzonder graf B

29,90

 

 

 

 

3.2

Indien de in hoofdstuk 1, onderdeel 1.1,1.2 en 1.3 bedoelde verlengingstermijn van toepassing is voor die graven waarop gedenktekens en dergelijke zijn geplaatst, wordt voor het onderhoud van deze gedenktekens door of van gemeentewege een recht ineens geheven van:

 

 

 

a. voor de verlenging als bedoeld in onderdeel 1.1 en 1.3

451,10

 

b. voor de verlenging als bedoeld in onderdeel 1.2

451,10

Hoofdstuk 4 Asbijzetting

Voor asbijzetting wordt geheven

4.1

a. Columbarium: het recht - ineens - voor het bijzetten van een asbus in een nis voor een periode van vijf jaar

198,50

 

b. Urnentuin (poef): het recht - ineens - voor het bijzetten van een asbus in de urnentuin voor een periode van vijf jaar

198,50

 

c. Urnengraf: het recht - ineens - voor het begraven van een asbus voor een periode van vijf jaar

300,00

 

d. Obelisk inclusief gedenkplaatje voor een periode van vijf jaar

139,75

 

 

 

 

4.2

Voor het verlengen van de in onderdeel 4.1, onder a, genoemde termijn wordt per verlenging van vijf jaar een bedrag geheven van:

198,50

 

Voor het verlengen van de in onderdeel 4.1, onder b, genoemde termijn wordt per verlenging van vijf jaar een bedrag geheven van:

198,50

 

Voor het verlengen van de in onderdeel 4.1, onder c, genoemde termijn wordt per verlenging van vijf jaar een bedrag geheven van:

300,00

 

Voor het verlengen van de in onderdeel 4.1, onder d, genoemde termijn wordt per verlenging van vijf jaar een bedrag geheven van:

139,75

Hoofdstuk 5 Asverstrooiing

5.1

Voor het verstrooien van de as van een overledene op het op de begraafplaats aanwezige strooiveld wordt geheven:

127,00

Hoofdstuk 6 Lijkschouwing

6.1

Voor het schouwen van een lijk wordt geheven

43,30

 

Behoort bij raadsbesluit van 3 november 2016.

 

de griffier, de voorzitter,

 

H.J. van der Wel, M.C. Junius.

Naar boven