Gemeente Leidschendam-Voorburg – Algemene subsidieverordening Leidschendam-Voorburg 2016

De raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg;

gelezen het voorstel van het college van 11 oktober 2016 verseonnummer: 1690841

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat het wenselijk is de Algemene Subsidieverordening in overeenstemming te brengen met de modelverordening 2013, wijziging juli 2016 op die punten die tot op heden niet opgenomen waren in de ASLV;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de Algemene Subsidieverordening Leidschendam-Voorburg 2016

 

 

PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN

 

Artikel 1 - Begripsomschrijvingen

In het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt verstaan onder:

  • a.

    budgetsubsidie: een subsidie voor de duur van een of meer jaren op grondslag van activiteiten, producten of prestaties, waarbij het subsidiebedrag direct is gerelateerd aan een met de subsidieontvanger overeengekomen niveau van activiteiten, producten of prestaties en de daarbij horende prioriteitstelling;

  • b.

    waarderingssubsidie: een bijdrage in de kosten van een of meer activiteiten, ongeacht de feitelijke kosten daarvan;

  • c.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    bestemmingsreserve: een reserve waaraan een concrete bestemming is verbonden;

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders.

  • f.

    algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • g.

    de-minimisverordening: verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352), verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 352/9) en verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • h.

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

    - onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

    - Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

 

Artikel 2 - Reikwijdte en bevoegdheid college

  • 1.

    Het college is bevoegd tot verlening, intrekking, wijziging en vaststelling van subsidies. Het college is bevoegd tot indexering van subsidies.

  • 2.

    Deze verordening is van toepassing op alle subsidieverstrekkingen, voor zover geen andere subsidieverordening geldt.

 

Artikel 3 - Subsidiebeleidskader

  • 1.

    De raad stelt eens in de vier jaar het subsidiebeleidskader vast.

  • 2.

    Het college kan subsidies verstrekken voor zover deze passen in het subsidiebeleidskader.

  • 3.

    De raad kan tussentijds wijzigingen aanbrengen in het subsidiebeleidskader.

 

Artikel 4 - Europees steunkader

  • 1.

    Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2.

    Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

 

Artikel 5 - Subsidieplafond

  • 1.

    De raad kan in het subsidiebeleidskader subsidieplafonds vaststellen.

  • 2.

    Het college bepaalt hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

 

Artikel 6 - Evaluatie

In afwijking van artikel 4:24 Awb is het college bevoegd tot evaluatie van subsidieverstrekkingen, indien dit door het college nodig wordt geacht.

 

Artikel 7 - Toezichthouders

Het college kan personen aanwijzen, die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde.

 

PARAGRAAF 2 AANVRAAG EN BESCHIKKING

 

Artikel 8 - Aanvraag om subsidie

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie dient vóór 1 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft, bij het college te worden ingediend met het aanvraagformulier wat is gepubliceerd op de website van de gemeente.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is de termijn voor aanvragen om eenmalige subsidie tien weken voor het tijdstip waarop een aanvang wordt gemaakt met de realisering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • 3.

    Een aanvraag gaat vergezeld van:

    • a.

      een beschrijving van de voorgenomen activiteiten;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen; en

    • c.

      financiële begroting van de activiteiten;

    • d.

      een mededeling of tevens elders subsidie is aangevraagd;

    • e.

      als de aanvrager een ondernemer is:

      - een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen, in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

      - een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring).

  • 4.

    Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.]

  • 5.

    Het college kan nadere informatie opvragen, indien dat voor een goede beoordeling van de aanvraag nodig is.

  • 6.

    Het college kan vrijstelling verlenen van de vereisten van dit artikel.

  • 7.

    Een aanvraag wordt pas in behandeling genomen als deze aan alle gestelde vereisten voldoet.

 

Artikel 9 - Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2.

    Onverminderd het vorige lid weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Onverminderd de vorige leden kunnen burgemeester en wethouders de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

    • b.

      de subsidie niet of in onvoldoende mate zal worden besteed voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • c.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • d.

      de subsidie niet past binnen het beleid van de gemeente;

    • e.

      de aanvrager ook zonder subsidie over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • f.

      de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd niet voorzien in een behoefte;

    • g.

      de subsidie leidt tot een onevenwichtige spreiding van het beschikbare subsidiebudget over de beleidsdoelen;

    • h.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • i.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • j.

      als de aanvrager voor het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft met een functionaris een bezoldiging als bedoeld in artikel 1.1, onder e, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector overeenkomt of is overeengekomen die hoger is dan het bedrag, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van die wet;

  • 4.

    Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

 

Artikel 10 - Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een complete aanvraag om subsidie vóór 1 december voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie is aangevraagd, of binnen zes maanden indien de complete aanvraag op of na 1 juni van dat jaar is ingediend. Het college kan deze termijn met vier weken verdagen.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is de beslistermijn voor aanvragen om eenmalige subsidies acht weken, met een verdagingstermijn van twee weken.

  • 3.

    Van de in lid 1 en 2 genoemde beslistermijnen kan met schriftelijke instemming van de subsidieaanvrager worden afgeweken.

  • 4.

    Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

 

Artikel 11 - Beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling

  • 1.

    Bij de beslissing op een aanvraag om subsidie geeft het college direct een beschikking tot subsidievaststelling.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het college voorafgaand aan de subsidievaststelling een beschikking tot subsidieverlening geven.

 

PARAGRAAF 3 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

 

Artikel 12 - Algemene verplichtingen

  • 1.

    Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidie-ontvanger dat direct schriftelijk aan burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Een subsidie-ontvanger informeert burgemeester en wethouders direct schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

  • 3.

    De subsidieontvanger is verplicht alle informatie te verschaffen en medewerking te verlenen aan onderzoeken welke door het college nodig worden geacht.

  • 4.

    Indien een vrijwillig bestuurslid wordt betaald voor activiteiten die deze heeft uitgevoerd ten behoeve van gesubsidieerde activiteiten geschied de betaling van de subsidieontvanger aan het vrijwillig bestuurslid uitsluitend op basis van een factuur opgenomen in de administratie van de subsidieontvanger.

  • 5.

    Verklaring omtrent gedrag:

    • a.

      Een subsidieontvanger draagt er zorg voor dat personeelsleden, vrijwilligers en anderen die uit hoofde van hun functie in contact komen met minderjarige of wilsonbekwame personen aan hem een verklaring omtrent het gedrag overleggen.

    • b.

      De verklaring wordt overgelegd aan het bestuur van de rechtspersoon die als begunstigde in een beschikking is aangemerkt voordat betrokkene zijn of haar werkzaamheden aanvangt.

    • c.

      Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing indien de verplichting tot het overleggen van een verklaring omtrent gedrag reeds op basis van een ander wettelijk voorschrift bestaat, of indien het vasthouden aan deze eis naar oordeel van het college onevenredig bezwarend is.

  • 6.

    Het college kan naast de in dit artikel vermelde verplichtingen aan de subsidieontvanger andere verplichtingen opleggen.

 

Artikel 13 - Transacties met derden

  • 1.

    Het is een subsidieontvanger niet toegestaan om van de subsidiegelden bedragen van meer dan € 500,00 per jaar om niet aan derden ter beschikking te stellen.

  • 2.

    Een subsidieontvanger die met subsidiegeld aan derden zaken levert of voor derden diensten verricht, brengt daarvoor een vergoeding in rekening die ten minste kostendekkend is, tenzij het derden betreft voor wie de gesubsidieerde activiteiten bestemd zijn.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste en tweede lid.

 

Artikel 14 - Meldingsplicht bij wijziging omstandigheden

Een subsidieaanvrager of subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk mededeling aan het college van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot verlening, wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

 

Artikel 15 - Tussenrapportage

Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan toe verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

 

Artikel 16 - Toestemmingsvereiste

  • 1.

    De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor:

    • a.

      het oprichten dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

    • b.

      het wijzigen van zijn statuten;

    • c.

      het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van met subsidiegelden verworven registergoederen;

    • d.

      het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van met subsidiegelden verworven registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan;

    • e.

      het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

    • f.

      het ontbinden van zijn rechtspersoon;

    • g.

      het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van surséance van betaling.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van de verplichtingen van het eerste lid.

 

PARAGRAAF 4 VERSLAG EN SUBSIDIEVASTSTELLING

 

Artikel 17 - Verplicht verslag bij subsidievaststelling ineens

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht binnen vijf maanden na het plaatsvinden van de activiteiten een verslag van deze activiteiten bij het college in te dienen.

  • 2.

    Dit verslag omvat in ieder geval:

    • a.

      een vergelijking tussen de nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen en activiteiten en een toelichting op de verschillen;

    • b.

      een overzicht van de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 3.

    Het college kan nadere informatie opvragen, indien dat voor een goede beoordeling van de aanvraag nodig is.

  • 4.

    Het college kan vrijstelling verlenen van het eerste lid.

 

Artikel 18 - Aanvraag subsidievaststelling na subsidieverlening

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, dient de subsidieontvanger in afwijking van artikel 17 uiterlijk vóór 1 juni van het jaar volgend op het subsidiejaar bij het college een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2.

    De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a.

      een verslag over het afgelopen subsidiejaar, met in ieder geval een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en activiteiten en een toelichting op de verschillen;

    • b.

      een overzicht van de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

    • c.

      een balans naar de toestand aan het einde van het afgelopen boekjaar met een toelichting daarop.

  • 3.

    Het college kan nadere informatie opvragen, indien dat voor een goede beoordeling van de aanvraag nodig is.

  • 4.

    Het college kan vrijstelling verlenen van de vereisten van dit artikel.

  • 5.

    Een aanvraag wordt pas in behandeling genomen als deze aan alle gestelde vereisten voldoet.

 

Artikel 19 - Besluit tot subsidievaststelling

  • 1.

    Het college stelt de subsidie binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag vast.

  • 2.

    Het college kan deze termijn uiterlijk acht weken verdagen.

 

PARAGRAAF 5 BETALING, BEVOORSCHOTTING EN RESERVES

 

Artikel 20 - Betaling, termijnen en voorschotten

  • 1.

    Het subsidiebedrag wordt binnen acht weken betaald na de bekendmaking van het besluit tot subsidievaststelling, tenzij het college in de beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling een andere termijn heeft aangegeven.

  • 2.

    Het college kan in de beschikking tot subsidievaststelling bepalen dat de subsidie in twee dan wel vijf gelijke termijnen wordt betaald.

  • 3.

    Het college kan in de beschikking tot subsidieverlening bepalen dat voorschotten op de subsidie worden verleend.

  • 4.

    Het college kan huurbedragen voor gemeentelijke accommodaties en overige vorderingen op een subsidieontvanger rechtstreeks met voorschotten verrekenen.

  • 5.

    Naast de in artikel 4:56 van de Awb genoemde gevallen kan het college de betaling van subsidiebedragen opschorten, zodra hij kennis heeft genomen van:

    • a.

      het ontbinden van een gesubsidieerde instelling;

    • b.

      conservatoir beslag op (een deel van) het vermogen van een subsidieontvanger;

    • c.

      een ten aanzien van een subsidieontvanger verleende surséance van betaling dan wel uitgesproken faillissement.

 

Artikel 21 - Egalisatiereserve

  • 1.

    De ontvanger van een budgetsubsidie vormt een egalisatiereserve voor de gesubsidieerde activiteiten.

  • 2.

    Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend, komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

  • 3.

    De egalisatiereserve wordt zo hoog rentend en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is, belegd.

  • 4.

    De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

  • 5.

    Het college kan bij subsidieverlening of subsidievaststelling een maximum stellen aan de component van de egalisatiereserve die is opgebouwd met inkomsten uit subsidie.

  • 6.

    Het college kan vrijstelling verlenen van de vereisten in dit artikel.

 

Artikel 22 - Bestemmingsreserves

  • 1.

    Een subsidieontvanger die met inkomsten uit subsidie een bestemmingsreserve wil vormen, dient hiervoor vooraf schriftelijk toestemming te vragen aan het college.

  • 2.

    Een verzoek tot het vormen van een bestemmingsreserve gaat vergezeld van:

    • a.

      het doel van de reserve;

    • b.

      een meerjarig investeringsplan of onderhoudsplan.

  • 3.

    Indien toestemming tot het vormen van een bestemmingsreserve is verkregen, mag een subsidieontvanger niet afwijken van vastgelegde stortingen, ook al is sprake van een negatief exploitatieresultaat.

 

Artikel 23 - Vergoeding aan de gemeente bij vermogensvorming

  • 1.

    In de in artikel 4:41, tweede lid, Awb genoemde gevallen legt het college een vergoedingsplicht op.

  • 2.

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding is verschuldigd, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 3.

    Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

  • 4.

    Dit artikel is niet van toepassing in die gevallen waarin de activiteiten door een derde worden voortgezet en activa en passiva met toestemming van het college tegen boekwaarde aan die derde worden overgedragen.

 

Artikel 24 - Liquidatiesaldo

  • 1.

    De bestemming van een eventueel batig liquidatiesaldo bij ontbinding van een gesubsidieerde instelling behoeft de voorafgaande goedkeuring van het college. Het college houdt daarbij rekening met de herkomst en samenstelling van het liquidatiesaldo.

  • 2.

    Het college neemt een besluit binnen acht weken na ontvangst van het voorstel van de subsidieontvanger.

  • 3.

    Indien het college het voorstel van de subsidieontvanger afwijst, geeft hij tevens een aanwijzing met betrekking tot de gewenste bestemming.

  • 4.

    Indien de subsidieontvanger binnen een door het college te bepalen termijn geen gevolg geeft aan de aanwijzing, kan het college bepalen dat gehele of gedeeltelijke storting in de gemeentekas plaatsvindt.

  • 5.

    Bij het vaststellen of wijzigen van de statuten van een gesubsidieerde instelling wordt rekening gehouden met het bepaalde in het eerste lid.

 

PARAGRAAF 6 SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 25 - Hardheidsclausule

Het college kan van de bepalingen in deze verordening afwijken, indien toepassing ervan zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

 

Artikel 26 - Overgangsbepalingen

Op subsidies die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend of vastgesteld zijn de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening gemeente Leidschendam-Voorburg 2012 van toepassing.

 

Artikel 27 - Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 december 2016

  • 2.

    De Algemene Subsidieverordening gemeente Leidschendam-Voorburg 2012 wordt ingetrokken op de in het vorige lid genoemde datum.

 

Artikel 28 - Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Algemene Subsidieverordening Leidschendam-Voorburg”.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Leidschendam-Voorburg van 15 november 2016.

de griffier, de voorzitter,

mr. G.A. van Egmond, K. Tigelaar

Bijlage Toelichting Algemene Subsidieverordening Leidschendam-Voorburg

 

Toelichting Algemene Subsidieverordening Leidschendam-Voorburg

Verseonnr. 1690841

 

ALGEMENE TOELICHTING

 

Verplichte verordening

In de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is bepaald dat subsidieverstrekking in beginsel dient te berusten op een wettelijk voorschrift. De Algemene Subsidieverordening Leidschendam-Voorburg (hierna: ASV) voorziet hierin.

 

De ASV vervangt de oude ASV van 2012.

 

Structuur en inhoud ASV en Awb

In de ASV zijn de regels gestructureerd overeenkomstig de indeling van titel 4.2 van de Awb (subsidietitel). In de subsidietitel van de Awb zijn landelijk uniforme regels van subsidiëring vastgelegd. De Awb geldt ten opzichte van de ASV als hogere regelgeving. De raad kan geen regels vaststellen die in strijd zijn met de Awb-regels. De raad kan wel een aantal aanvullende regels vaststellen. In de ASV zijn deze aanvullende regels opgenomen. Voor alle duidelijkheid zijn in een bijlage (hierna: Bijlage) bij deze toelichting de geldende Awb-regels opgenomen.

 

De ASV volgt in navolging van de Awb zo veel mogelijk de chronologie van het subsidieproces: aanvraag, subsidieverlening, subsidievaststelling, betaling en bevoorschotting.

Teneinde de administratieve lasten en de uitvoeringslasten te beperken, geldt in de ASV als hoofdregel dat op een aanvraag direct een subsidievaststelling volgt. Bij complexe of omvangrijke subsidieaanvragen kan de subsidievaststelling worden voorafgegaan door een beschikking tot subsidieverlening. Deze structuur is duidelijk terug te vinden in de opbouw van de ASV.

 

Om de toegankelijkheid van de ASV te bevorderen zijn de artikelen in onderstaande paragrafen onderverdeeld.

 

Paragraaf 1: algemene bepalingen;

Paragraaf 2: aanvraag en beschikking;

Paragraaf 3: verplichtingen van de subsidieontvanger;

Paragraaf 4: verslag en subsidievaststelling;

Paragraaf 5: betaling, bevoorschotting en reserves;

Paragraaf 6: slotbepalingen.

 

Bevoegdhedenverdeling

De bevoegdhedenverdeling in de ASV is overeenkomstig de Gemeentewet: de raad stuurt op hoofdlijnen en het college zorgt voor de uitvoering.

De raad zet de algemene beleidslijnen uit, stelt de prioriteiten en stelt bij begroting de gelden ter beschikking die per beleidstaak voor subsidiëring in enig jaar beschikbaar zijn.

Het college is binnen deze door de raad vastgestelde grenzen verantwoordelijk voor de uitvoering, dat wil zeggen voor de verlening, bevoorschotting, vaststelling en betaling van de subsidies. Ook is het college bevoegd om subsidies te indexeren en om toezicht en controle uit te oefenen op de naleving van de subsidieafspraken. Daarnaast is het college bevoegd om een subsidie in te trekken, als niet (meer) aan de in de verordening gestelde regels wordt voldaan.

 

Rechtsbescherming

De rechtsbescherming is volledig geregeld in de Awb. Voor een subsidieaanvrager staat de mogelijkheid open om tegen alle besluiten bezwaar aan te tekenen bij het college.

Tegen de beslissing op bezwaar staat beroep open bij de Rechtbank, sector bestuursrecht en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

 

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN

  

Artikel 1 Begripsbepalingen

In het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt verstaan onder:

  • a.

    budgetsubsidie: een subsidie voor de duur van een of meer jaren op grondslag van activiteiten, producten of prestaties, waarbij het subsidiebedrag direct is gerelateerd aan een met de subsidieontvanger overeengekomen niveau van activiteiten, producten of prestaties en de daarbij horende prioriteitstelling;

  • b.

    waarderingssubsidie: een bijdrage in de kosten van een of meer activiteiten, ongeacht de feitelijke kosten daarvan;

  • c.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    bestemmingsreserve: een reserve waaraan een concrete bestemming is verbonden;

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders.

f. Algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

g. de-minimisverordening: verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352), verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 352/9) en verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

h. Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

- onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

- Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

 

Subsidie

Een omschrijving van subsidie ontbreekt in artikel 1, omdat artikel 4:21 van de Awb al daarin voorziet. De tekst van artikel 4:21 ev. is in de Bijlage opgenomen.

De Awb-definitie van subsidie bevat vier elementen:

1e: een aanspraak op financiële middelen;

2e: anders dan betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

3e: door een bestuursorgaan verstrekt;

4e: met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager.

Zodra aan deze elementen is voldaan, wordt van subsidie gesproken.

 

a en b: budget- en waarderingssubsidie

De gemeente kent in hoofdzaak twee subsidiesoorten: budget- en waarderingssubsidies.

Bij budgetsubsidies worden met een instelling afspraken gemaakt om voor een bepaald budget bepaalde activiteiten, producten of prestaties te verrichten. Deze vorm van subsidie komt het meest tegemoet aan de bestuurlijke wens om te sturen op gemeentelijke doeleinden. Een waarderingssubsidie is een subsidie die wordt verstrekt als waardering voor het uitvoeren van activiteiten die het gemeentebestuur voor de bevolking van belang acht. Waarderingssubsidies worden verstrekt aan instellingen met een eenduidige, concrete en eenvoudig controleerbare doelstelling.

Beide subsidiesoorten kunnen zowel een eenmalig als structureel karakter hebben. In onderdeel a is een omschrijving van budgetsubsidie opgenomen en in onderdeel b een omschrijving van waarderingssubsidie.

Daarnaast zijn ook nog incidentele, eenmalige subsidies mogelijk voor bijvoorbeeld evenementen, projecten en nieuwe initiatieven.

 

c en e: Awb en college

In onderdeel c en d zijn kortheidshalve de Algemene wet bestuursrecht en het college van burgemeester en wethouders gedefinieerd als Awb en college.

 

d: bestemmingsreserve

In onderdeel d is bestemmingsreserve gedefinieerd. Dit is een reserve die met toestemming van het college wordt gevormd met een van tevoren bepaalde bestemming.

 

h; Europees steunkader

Onder het begrip ‘Europees steunkader’ vallen i.i.g. zowel de in dit artikel benoemde algemene groepsvrijstellingsverordeningen als de in dit artikel benoemde de-minimisverordeningen.

  

Artikel 2 Reikwijdte en bevoegdheid college

1. Het college is bevoegd tot verlening, intrekking, wijziging en vaststelling van subsidies.

2. Het college is bevoegd tot indexering van subsidies.

3. Deze verordening is van toepassing op alle subsidieverstrekkingen, voor zover geen andere subsidieverordening geldt.

  

Eerste lid 

Volgens de bevoegdhedenverdeling, zoals uiteengezet in de algemene toelichting, stuurt de raad op hoofdlijnen (vaststellen ASV en subsidiebeleidskader, zie artikel 4) en is het college verantwoordelijk voor de uitvoering van het door de raad vastgestelde beleid.

Het college is op grond van artikel 4:81 Awb bevoegd tot het vaststellen van beleidsregels met betrekking tot de hem toekomende bevoegdheden.

 

Tweede lid

Het college kan subsidies jaarlijks indexeren. Het voor gesubsidieerde instellingen voor een bepaald jaar te hanteren indexpercentage wordt opgenomen in de gemeenterichtlijnen voor het opstellen van de begroting van gesubsidieerde instellingen.

 

Derde lid

De ASV is als algemene verordening niet van toepassing indien een bijzondere verordening geldt. De ASV is bijvoorbeeld niet van toepassing op de Subsidieverordening restauratie en onderhoud monumentale panden Leidschendam-Voorburg 2004.

  

Artikel 3 Subsidiebeleidskader

1. De raad stelt eens in de vier jaar het subsidiebeleidskader vast.

2. Het college kan subsidies verstrekken voor zover deze passen in het subsidiebeleidskader.

3. De raad kan tussentijds wijzigingen aanbrengen in het subsidiebeleidskader.

 

Het subsidiebeleidskader geeft een zo compleet mogelijk, compact overzicht van het subsidiebeleid. Door de periodieke vaststelling daarvan (in beginsel eens in de vier jaar) komt de schijnwerper regelmatig te staan op het bestaande beleid. De raad kan hiermede zijn kaderstellende rol op het gebied van subsidies vervullen. De kaders worden bepaald door het vaststellen van de doelstellingen van de subsidies, de subsidiabele activiteiten, de subsidienormen en de beschikbare budgetten per beleidsterrein. Aan de hand van deze kaders moet het college overgaan tot subsidieverstrekking (zie artikel 2).

 

De raad kan het subsidiebeleidskader tussentijds wijzigen door nieuw beleid vast te stellen op grond waarvan subsidies kunnen worden verstrekt, of door het eerder vastgestelde subsidiebeleid te wijzigen.

Al het door de raad vastgestelde subsidiebeleid wordt tot het subsidiebeleidskader gerekend.

 

Artikel 4. Europees steunkader

 

  • 1.

    Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2.

    Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader

 

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.

 

Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.

 

Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (lid 4). Net zo goed als dat bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, ondernemingen alleen in aanmerking komen als de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader (lid 5).

  

Artikel 5 Subsidieplafond

  • 1.

    De raad kan in het subsidiebeleidskader subsidieplafonds vaststellen.

  • 2.

    Het college bepaalt hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

 

In artikel 4:22 van de Awb is een definitie van subsidieplafond gegeven: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift. In artikel 4:25 van de Awb wordt de mogelijkheid geschapen een subsidieplafond te hanteren. De bevoegdheid tot vaststelling van een subsidieplafond moet dan wel in de verordening zijn opgenomen. Op grond van het eerste lid van artikel 4:26 van de Awb moet de verordening tevens regelen hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld en welk orgaan dat krachtens de verordening mag doen. Artikel 5 voorziet in deze wettelijke eisen, zodat nu de mogelijkheid bestaat om met subsidieplafonds te werken.

 

Eerste lid: de raad is bevoegd om subsidieplafonds vast te stellen.

 

Tweede lid: het college is vervolgens bevoegd de verdelingssystematiek te bepalen.

 

Het subsidieplafond en de verdelingssystematiek moeten gelijktijdig worden gepubliceerd.

Het plafond (inclusief de verdelingsmaatstaven) moet bekendgemaakt worden voor aanvang van het tijdvak waarop het betrekking heeft. Potentiële subsidieaanvragers moeten daarmee immers rekening kunnen houden bij de inrichting van hun aanvraag. Ook behoren zij te weten, dat hun subsidieaanvraag kan worden geweigerd wegens het ontbreken van gelden, ook al voldoet de aanvraag aan de gestelde eisen.

 

Bij de verdelingssystematiek kan gedacht worden aan het tendersysteem, waarbij aanvragen voor een bepaalde datum moeten worden ingediend, waarna aan de hand van bepaalde criteria een selectie wordt gemaakt. Een andere mogelijkheid is toepassing van het principe: ‘die het eerst komt, het eerst maalt’. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond moet op deze verdelingsmaatstaven worden gewezen.

  

Artikel 6 Evaluatie

In afwijking van artikel 4:24 Awb is het college bevoegd tot evaluatie van subsidieverstrekkingen, indien dit door het college nodig wordt geacht.

 

In artikel 4:24 van de Awb is bepaald dat ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag wordt gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders wordt bepaald.

Artikel 6 bevat een andersluidende bepaling en zet daarmee artikel 4:24 Awb opzij. Het college is bevoegd tot evaluatie indien hij dit nodig oordeelt. Geen eisen worden gesteld aan de inhoud van de evaluatie. Deze zullen per subsidie anders kunnen zijn. Ook een termijn wordt niet voorgeschreven, omdat deze afhankelijk is van de effecten die in beeld moeten komen (soms op korte termijn, soms op langere termijn, soms periodiek).

  

Artikel 7 Toezichthouders

Het college kan personen aanwijzen, die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde.

 

In de Awb is in hoofdstuk 5, afdeling 5.1, het nodige geregeld over toezichthouders. Een uitgebreide regeling in de ASV is daarom niet nodig. Wel moet de ASV de mogelijkheid aangeven om toezichthouders aan te wijzen.

Op grond van het bepaalde in afdeling 5.1 Awb moet een gesubsidieerde instelling de toezichthouder toegang verlenen tot de accommodatie en de administratie. De toezichthouder is bevoegd inlichtingen te vorderen en zo nodig zakelijke bescheiden en gegevens mee te nemen om kopieën te kunnen maken. Zie voor verdere bevoegdheden de tekst van afdeling 5.1 in de Bijlage.

 

PARAGRAAF 2 AANVRAAG EN BESCHIKKING

 

Artikel 8 Aanvraag om subsidie

1. Een aanvraag om subsidie dient vóór 1 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft, bij het college te worden ingediend.

2. In afwijking van het eerste lid is de termijn voor aanvragen om eenmalige subsidie tien weken voor het tijdstip waarop een aanvang wordt gemaakt met de realisering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd.

3. Een aanvraag gaat vergezeld van:

a. een beschrijving van de voorgenomen activiteiten;

b. een financiële begroting van de activiteiten;

c. een mededeling of tevens elders subsidie is aangevraagd.

4. Het college kan nadere informatie opvragen, indien dat voor een goede beoordeling van de aanvraag nodig is.

5. Het college kan vrijstelling verlenen van de vereisten van dit artikel.

6. Een aanvraag wordt pas in behandeling genomen als deze aan alle gestelde vereisten voldoet.

 

Eerste lid

De datum van uiterlijk 1 juni voor het indienen van de aanvraag is ruim gekozen om subsidieaanvragers de tijd te geven voor de indiening van een degelijke en complete aanvraag.

 

Tweede lid

Voor aanvragen om eenmalige subsidie is een afwijkende, kortere, termijn opgenomen van tien weken voor de aanvang van de gesubsidieerde activiteiten.

 

Derde lid

Dit onderdeel geeft aan welke gegevens met een aanvraag moeten worden ingediend. Deze gegevens zijn beperkt tot de strikt noodzakelijke gegevens. Hiermee worden de administratieve lasten voor de aanvragers zo veel mogelijk beperkt.

 

Vierde lid

Het college kan in aanvulling op het derde lid andere gegevens opvragen, indien dit nodig is voor een goede beoordeling van de aanvraag.

 

Vijfde lid

Daarnaast kan het college vrijstelling verlenen van de genoemde eisen. Deze vrijstellingsmogelijkheid voorkomt onnodig belastende administratieve lasten.

 

Zesde lid

Alleen complete aanvragen worden in behandeling genomen. Onvolledige aanvragen hoeven niet in behandeling te worden genomen. Indien de aanvraag onvolledig is, vereist artikel 4:5 van de Awb wel dat de aanvrager in de gelegenheid wordt gesteld om de aanvraag aan te vullen. Hiervoor dient de aanvrager dan een redelijke termijn te krijgen (bijv. 2 of 4 weken). Zie verder de tekst van artikel 4:5 Awb in de Bijlage.

 

Artikel 9 Weigeringsgronden

1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:

a. als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

b. als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

2. Onverminderd het vorige lid weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

a. subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

b. de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

3. Onverminderd de vorige leden kunnen burgemeester en wethouders de subsidie verder in ieder geval weigeren:

  • a.

    de activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

  • b.

    de subsidie niet of in onvoldoende mate zal worden besteed voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • c.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • d.

    de subsidie niet past binnen het beleid van de gemeente;

  • e.

    de aanvrager ook zonder subsidie over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • f.

    de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd niet voorzien in een behoefte;

  • g.

    de subsidie leidt tot een onevenwichtige spreiding van het beschikbare subsidiebudget over de beleidsdoelen;

  • h.

    als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

  • i.

    als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

  • j.

     als de aanvrager voor het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft met een functionaris een bezoldiging als bedoeld in artikel 1.1, onder e, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector overeenkomt of is overeengekomen die hoger is dan het bedrag, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van die wet;

4. Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

 

In artikel 4:25 en artikel 4:35 Awb worden gevallen genoemd op grond waarvan subsidieverlening geweigerd kan (moet) worden. In dit artikel wordt nog een aantal gevallen genoemd op grond waarvan subsidieverlening kan worden geweigerd.

Het is uiteraard noodzakelijk om bij elke weigering van subsidie aan te geven op welke grond(en) deze wordt geweigerd en deze weigering goed te motiveren.

  

Eerste lid

Onder het eerste lid is een weigeringsgrond opgenomen waarmee het college een aanvraag kan weigeren als subsidieverstrekking niet is toegestaan dan nadat deze overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU (de meldingsprocedure) is goedgekeurd door de Europese Commissie. Het gaat hier om subsidieverstrekking die in beginsel niet ongeoorloofd is vanwege strijdigheid met de toepasselijke cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun. In deze gevallen kan het college óf weigeren de subsidie te verstrekken óf de subsidie melden bij de Europese Commissie om langs deze weg goedkeuring te verkrijgen. Als het college besluit over te gaan tot melding, dan wordt in verband met de standstill-verplichting de beslistermijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen (zie artikel 8, vierde lid). Als de Europese Commissie besluit de voorgenomen subsidieverstrekking niet goed te keuren, dan zal het college de aanvraag alsnog weigeren (zie het eerste lid, onder a). Een subsidie die is of kan worden goedgekeurd kan uiteraard ook op een andere grond worden geweigerd.

 

Derde lid

Om toe te kunnen zien op de doelmatige besteding van subsidiegeld regelt onderdeel f dat het college de subsidie kan weigeren in het geval de te subsidiëren instelling bezoldigingen overeenkomt of is overeengekomen die hoger zijn dan het bedrag bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (hierna: Wnt). Het algemene bezoldigingsmaximum voor de publieke en semipublieke sector is per 1 januari 2016 vastgesteld op € 179.000; het wordt jaarlijks bij ministeriële regeling geïndexeerd (zie artikel 2.3, tweede, derde en vierde lid, van de Wnt). De gedachte achter deze weigeringsgrond is dat bij subsidieaanvragers die hogere bezoldigingen dan dat bedrag overeenkomen gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat een deel van de subsidie aan dergelijke bezoldigingen wordt besteed. Vanuit het oogpunt van doelmatige besteding van subsidiegeld wordt dit onwenselijk geacht.

Als de doelmatige besteding van subsidiegeld niet in het geding is – bijvoorbeeld omdat het een zeer geringe subsidie betreft of duidelijk is dat de gelden niet besteed zullen worden aan de salariskosten – kunnen burgemeester en wethouders afzien van weigering ondanks dat er bij de aanvrager sprake is van bezoldigingen die het maximum overtreffen. Als de subsidiegelden niet besteed zullen worden aan salariskosten, dan zal het aan de aanvrager zijn om dit (uit eigen beweging) te onderbouwen.

De weigeringsgrond heeft betrekking op alle subsidieaanvragers, niet alleen op instellingen die al onder de Wnt vallen. Bovendien wordt gekeken naar alle bezoldigingen die door de aanvrager met functionarissen (met of zonder dienstbetrekking) zijn overeengekomen en dus niet alleen naar die bezoldigingen die zijn overeengekomen met een topfunctionaris als bedoeld in de Wnt.

   

Artikel 10 Beslistermijn

1. Het college beslist op een complete aanvraag om subsidie vóór 1 december voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie is aangevraagd, of binnen zes maanden indien de complete aanvraag op of na 1 juni van dat jaar is ingediend. Het college kan deze termijn met vier weken verdagen.

2. In afwijking van het eerste lid is de beslistermijn voor aanvragen om eenmalige subsidies acht weken, met een verdagingstermijn van twee weken.

3. Van de in lid 1 en 2 genoemde beslistermijnen kan met schriftelijke instemming van de subsidieaanvrager worden afgeweken.

 

In dit artikel zijn de termijnen genoemd waarbinnen het college een beslissing moet nemen op subsidieaanvragen.

 

Eerste lid

De termijn van zes maanden na de ontvangst van de complete aanvraag houdt verband met de begrotingscyclus van de gemeente. Indien nodig, kan deze termijn met vier weken worden verdaagd (verlengd).

 

Tweede lid

De termijn voor het verkrijgen van eenmalige subsidies is overeenkomstig de redelijke termijn (acht weken) van de Awb. Indien dit niet voldoende is, kan deze termijn twee weken worden verdaagd.

 

Derde lid

Indien de gestelde termijnen niet aansluiten bij de handelingen die moeten gebeuren om de subsidie aanvraag te kunnen behandelen kan een andere termijn in overeenstemming met de subsidieaanvrager worden besloten. De bevestiging van de subsidieaanvrager gebeurt schriftelijk.

 

Artikel 11 Beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling

  • 1.

    Bij de beslissing op een aanvraag om subsidie geeft het college direct een beschikking tot subsidievaststelling.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het college voorafgaand aan de subsidievaststelling een beschikking tot subsidieverlening geven.

 

Subsidieverlening is de voorwaardelijke toekenning van subsidie voor nog te verrichten activiteiten. Subsidievaststelling is de definitieve toekenning van die subsidie na het verrichten van deze activiteiten. In artikel 4:29 van de Awb is bepaald dat voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening kan worden gegeven, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

 

Eerste lid

Teneinde de administratieve lasten en de uitvoeringslasten te beperken, geldt in de ASV als hoofdregel dat op een aanvraag direct een subsidievaststelling volgt.

 

Tweede lid

Bij complexe of omvangrijke subsidieaanvragen kan de subsidievaststelling worden voorafgegaan door een beschikking tot subsidieverlening.

 

 

PARAGRAAF 3 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

 

Artikel 12 Algemene verplichtingen

 

  • 1.

    Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidie-ontvanger dat direct schriftelijk aan burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Een subsidie-ontvanger informeert burgemeester en wethouders direct schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

  • 3.

    De subsidieontvanger is verplicht alle informatie te verschaffen en medewerking te verlenen aan onderzoeken welke door het college nodig worden geacht.

  • 4.

    Indien een vrijwillig bestuurslid wordt betaald voor activiteiten die deze heeft uitgevoerd ten behoeve van gesubsidieerde activiteiten geschied de betaling van de subsidieontvanger aan het vrijwillig bestuurslid uitsluitend op basis van een factuur opgenomen in de administratie van de subsidieontvanger.

  • 5.

    Verklaring omtrent gedrag:

    • a.

      Een subsidieontvanger draagt er zorg voor dat personeelsleden, vrijwilligers en anderen die uit hoofde van hun functie in contact komen met minderjarige of wilsonbekwame personen aan hem een verklaring omtrent het gedrag overleggen.

    • b.

      De verklaring wordt overgelegd aan het bestuur van de rechtspersoon die als begunstigde in een beschikking is aangemerkt voordat betrokkene zijn of haar werkzaamheden aanvangt.

    • c.

      Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing indien de verplichting tot het overleggen van een verklaring omtrent gedrag reeds op basis van een ander wettelijk voorschrift bestaat, of indien het vasthouden aan deze eis naar oordeel van het college onevenredig bezwarend is.

  • 6.

    Het college kan naast de in dit artikel vermelde verplichtingen aan de subsidieontvanger andere verplichtingen opleggen.

 

 

Op grond van artikel 4:37 tot en met 4:39 Awb kan de gemeente de subsidieontvanger bepaalde verplichtingen opleggen. Zie voor de tekst van deze artikelen de Bijlage.

In paragraaf 3 zijn alle verplichtingen opgenomen waaraan subsidieontvangers moeten voldoen. Artikel 12 bevat 5 leden met algemene verplichtingen.

 

Eerste tot en met derde lid

Dit artikel geeft een algemene informatieplicht aan de subsidieontvanger. Uiteraard moet de gevraagde informatie wel nodig zijn voor het doel waarvoor het wordt gevraagd.

 

Vierde lid

­Het is een mogelijkheid dat vrijwillige bestuursleden van een gesubsidieerde instelling betaald worden voor het uitvoeren van activiteiten die gesubsidieerd zijn door de gemeente. Om inzicht te kunnen krijgen zouden deze betalingen duidelijk uit de administratie moeten blijken om te voorkomen dat er fraude gepleegd zou kunnen worden doordat er uren worden uitbetaald die niet gemaakt zijn of doordat er een hoog uurtarief wordt berekend. Door middel van het factureren van deze uren wordt het inzichtelijk gemaakt en zou de gemeente in geval van twijfel een aanknopingspunt hebben om te controleren.

Op de factuur moet tenminste vermeld zijn, wat er is uitgevoerd, wanneer dit plaats heeft gevonden en een berekening en onderbouwing van het uit te betalen bedrag.

 

Vijfde lid

De verklaring omtrent gedrag (VOG) is een verklaring waaruit blijkt dat het gedrag van een medewerker of vrijwilliger in het verleden, geen bezwaren oplevert voor de uitoefening van zijn (vrijwilligers)functie. De kwetsbaarheid van minderjarigen en wilsonbekwamen rechtvaardigt deze extra inspanning van de subsidieontvanger om de veiligheid van deze doelgroep te waarborgen.

 

Zesde lid

Dit onderdeel geeft invulling aan artikel 4:38 en 4:39 Awb. Artikel 4:38 maakt het mogelijk om in aanvulling op artikel 4:37 Awb andere doelgerichte verplichtingen op te leggen. Artikel 4:39 Awb maakt het mogelijk om (andere) niet-doelgerichte verplichtingen op te leggen, voorzover deze betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht. Het college dient hier uiteraard terughoudend gebruik van te maken.

  

Artikel 13 Transacties met derden

1. Het is een subsidieontvanger niet toegestaan om van de subsidiegelden bedragen van meer dan € 500,00 per jaar om niet aan derden ter beschikking te stellen.

2. Een subsidieontvanger die met subsidiegeld aan derden zaken levert of voor derden diensten verricht, brengt daarvoor een vergoeding in rekening die ten minste kostendekkend is, tenzij het derden betreft voor wie de gesubsidieerde activiteiten zijn bestemd.

3. Het college kan vrijstelling verlenen van het bepaalde in het eerste en tweede lid.

 

Eerste lid

Dit onderdeel beoogt te voorkomen, dat subsidiegelden worden gebruikt voor oneigenlijke doelen of door een instelling elders worden ondergebracht, buiten het zicht van de gemeente.

 

Tweede lid

Dit onderdeel beoogt getrapte subsidiëring te voorkomen. Een instelling mag, zonder toestemming van het college, de subsidie niet deels ten goede laten komen aan derden die niet tot de doelgroep behoren.

  

Artikel 14 Meldingsplicht bij wijziging omstandigheden

Een subsidieaanvrager of subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk mededeling aan het college van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot verlening, wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

 

Op diverse plaatsen in de ASV wordt aangegeven wat het college in verband met bepaalde omstandigheden moet of kan beslissen. Die omstandigheden zijn het college meestal bekend door gevraagd of ongevraagd door een subsidieaanvrager of subsidieontvanger gegeven informatie. Het ligt voor de hand dat de bereidheid om informatie te verstrekken, afneemt naarmate de gevolgen daarvan minder gunstig (kunnen) zijn. Daarom wordt in dit artikel bepaald, dat informatieverstrekking verplicht is (zo spoedig mogelijk en schriftelijk) als het gaat om omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een door het college te nemen beslissing.

  

Artikel 15 Tussenrapportage

 

Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan toe verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

 

In belang van sturing op subsidiegelden is een jaarlijkse verantwoording minimaal. Echter in het kader van verlichten van de administratieve lasten tevens de maximale frequentie van het verplicht aanleveren van formele verantwoording.

  

Artikel 16 Toestemmingsvereiste

1. De subsidieontvanger van een budgetsubsidie behoeft de toestemming van het college voor:

  • a.

    het oprichten dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

  • b.

    het wijzigen van zijn statuten;

  • c.

    het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van met subsidiegelden verworven registergoederen;

  • d.

    het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van met subsidiegelden verworven registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan;

  • e.

    het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

  • f.

    het ontbinden van zijn rechtspersoon;

  • g.

    het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van surséance van betaling.

2. Het college kan ontheffing verlenen van de verplichtingen van het eerste lid.

 

Dit artikel sluit aan bij artikel 4:71 Awb. Artikel 4:71 Awb is onderdeel van afdeling 4.2.8 van de Awb inzake per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen. Deze Awb-afdeling is niet van toepassing verklaard in de ASV. De normen van artikel 4:71 Awb lenen zich echter wel voor overeenkomstige toepassing op budgetsubsidies in de ASV.

Het merendeel van de toestemmingsvereisten uit artikel 4:71 Awb is hier overgenomen. Zie de tekst van dit artikel in de Bijlage. Dit geldt alleen niet voor de onderdelen e, g, en h. Onderdeel g heeft betrekking op fondsen en reserves, waarvoor afzonderlijke bepalingen in de verordening zijn opgenomen (zie de artikelen 21 en 22). De vereisten geformuleerd onder e en h zouden de bedrijfsvoering van de betrokken instellingen onnodig kunnen belemmeren.

  

PARAGRAAF 4 VERSLAG EN SUBSIDIEVASTSTELLING

 

Artikel 17 Verplicht verslag bij subsidievastelling ineens

1. De subsidieontvanger is verplicht binnen vijf maanden na het plaatsvinden van de activiteiten een verslag van deze activiteiten bij het college in te dienen.

2. Dit verslag omvat in ieder geval:

a. een vergelijking tussen de nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen en activiteiten

en een toelichting op de verschillen;

b. een overzicht van de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten.

3. Het college kan nadere informatie opvragen, indien dat voor een goede beoordeling van de aanvraag nodig is.

4. Het college kan vrijstelling verlenen van de vereisten in dit artikel.

 

Eerste lid

In artikel 11, eerste lid, is bepaald dat het college op de aanvraag om subsidie direct een beschikking tot subsidievaststelling kan geven. Om inzicht te houden in de activiteiten die de subsidieontvanger verricht, is in artikel 17 bepaald dat de subsidieontvanger na afloop van de activiteiten bij het college een verslag hierover moet indienen. De termijn van vijf maanden is ten behoeve van de subsidieontvanger ruim gekozen.

Indien blijkt dat de gesubsidieerde activiteiten niet of niet geheel hebben plaatsgevonden, kan dit leiden tot intrekking of wijziging van de vastgestelde subsidie. Zie artikel 4:49 Awb in de Bijlage.

 

Tweede lid

Dit onderdeel geeft aan welke gegevens het verslag in ieder geval moet omvatten. Deze gegevens zijn beperkt tot de gegevens die noodzakelijk zijn om inzicht te krijgen in de besteding van de subsidie. Hiermee worden de administratieve lasten voor subsidieontvangers zo veel mogelijk beperkt.

  

Artikel 18 Aanvraag subsidievaststelling na subsidieverlening

1. Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, dient de subsidieontvanger in afwijking van artikel 17 uiterlijk vóór 1 juni van het jaar volgend op het subsidiejaar bij het college een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

2. De aanvraag gaat vergezeld van:

a. een verslag over het afgelopen subsidiejaar, met in ieder geval een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en activiteiten en een toelichting op de verschillen;

b. een overzicht van de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

c. een balans naar de toestand aan het einde van het afgelopen boekjaar met een

toelichting daarop.

3. Het college kan nadere informatie opvragen, indien dat voor een goede beoordeling van de aanvraag nodig is.

4. Het college kan vrijstelling verlenen van de vereisten van dit artikel.

5. Een aanvraag wordt pas in behandeling genomen als deze aan alle gestelde vereisten voldoet.

 

Eerste lid

Indien het college op de aanvraag een beschikking tot subsidieverlening heeft afgegeven (zie artikel 11, tweede lid), zal de subsidieontvanger een aanvraag tot het vaststellen van de subsidie moeten indienen, vergezeld van een aantal stukken. De datum van uiterlijk 1 juni is ten behoeve van de subsidieontvanger ruim gekozen.

 

Tweede lid

Dit onderdeel geeft aan welke gegevens met een aanvraag moeten worden ingediend. Deze gegevens zijn beperkt tot de strikt noodzakelijke gegevens. Hiermee worden de administratieve lasten voor de aanvragers zo veel mogelijk beperkt.

 

Derde lid

Het college kan in aanvulling op het tweede lid andere gegevens opvragen, indien dit nodig is voor een goede beoordeling van de aanvraag.

 

Vierde lid

Daarnaast kan het college vrijstelling verlenen van de genoemde eisen. Deze vrijstellingsmogelijkheid voorkomt onnodig belastende administratieve lasten.

 

Vijfde lid

Alleen complete aanvragen worden in behandeling genomen. Onvolledige aanvragen hoeven niet in behandeling te worden genomen. Indien de aanvraag onvolledig is, vereist artikel 4:5 van de Awb wel dat de aanvrager in de gelegenheid wordt gesteld om de aanvraag aan te vullen. Hiervoor dient de aanvrager dan een redelijke termijn te krijgen (bijv. 2 of 4 weken). Zie verder de tekst van artikel 4:5 Awb in de Bijlage.

  

Artikel 19 Besluit tot subsidievaststelling

1. Het college stelt de subsidie binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag vast.

2. Het college kan deze termijn uiterlijk acht weken verdagen.

 

Eerste lid

De termijn van zes maanden na de ontvangst van de complete aanvraag houdt verband met de begrotingscyclus van de gemeente.

 

Tweede lid

Indien meer tijd nodig is, kan de termijn twee weken worden verdaagd.

 

PARAGRAAF 5 BETALING, BEVOORSCHOTTING EN RESERVES

 

Artikel 20 Betaling, termijnen en voorschotten

1. Het subsidiebedrag wordt binnen acht weken betaald na de bekendmaking van het besluit tot subsidievaststelling, tenzij het college in de beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling een andere termijn heeft aangegeven.

2. Het college kan in de beschikking tot subsidievaststelling bepalen dat de subsidie in twee dan wel vijf gelijke termijnen wordt betaald.

3. Het college kan in de beschikking tot subsidieverlening bepalen dat voorschotten op de subsidie worden verleend.

4. Het college kan huurbedragen voor gemeentelijke accommodaties en overige vorderingen op een subsidieontvanger rechtstreeks met voorschotten verrekenen.

5. Naast de in artikel 4:56 van de Awb genoemde gevallen kan het college de betaling van subsidiebedragen opschorten, zodra hij kennis heeft genomen van:

a. het ontbinden van een gesubsidieerde instelling;

b. conservatoir beslag op (een deel van) het vermogen van een subsidieontvanger;

c. een ten aanzien van een subsidieontvanger verleende surséance van betaling dan wel uitgesproken faillissement.

 

Eerste lid

Subsidieontvangers hebben recht op een vlotte afwikkeling als de subsidie is vastgesteld. Daarom is bepaald dat het subsidiebedrag in beginsel binnen acht weken na de vaststelling wordt betaald.

 

Tweede lid

In artikel 4:53 Awb is bepaald dat het subsidiebedrag in gedeelten kan worden betaald, mits bij wettelijk voorschrift is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald. Dit artikelonderdeel is een uitwerking van artikel 4:53 Awb. Het college kan in de beschikking tot subsidievaststelling naar keuze bepalen dat het subsidiebedrag in twee of vijf gelijke termijnen wordt betaald. De tijdstippen van betaling in twee termijnen zijn 15 februari en 15 augustus, de tijdstippen van betaling in vijf termijnen zijn 15 januari, 15 maart, 15 mei, 15 augustus en 15 oktober.

 

Derde lid

Indien eerst een beschikking tot subsidieverlening is gegeven (artikel 11, tweede lid), kan het college daarbij bepalen dat voorschotten worden verleend. Dit artikelonderdeel is een uitwerking van artikel 4:54 Awb. Zie voor de tekst van artikel 4: 54 Awb de Bijlage.

Afgewogen moet worden of voorschotverlening noodzakelijk is en zo ja, welk systeem van bevoorschotting wordt gehanteerd. De beslissing om een voorschot te verlenen of te weigeren moet worden beschouwd als een beschikking, waartegen bezwaar en beroep openstaat. Verlening van een voorschot verplicht tot uitbetaling. Aangesloten wordt bij de in het tweede lid van artikel 4:55 Awb vermelde gangbare betalingstermijn van vier weken. Het is mogelijk de beschikking tot subsidieverlening te combineren met een beschikking tot voorschotverlening.

Het is zinvol vast te leggen hoe met de voorschotten wordt omgegaan bij de subsidievaststelling en wat er moet gebeuren als de vaststelling lager uitvalt dan de bevoorschotting.

 

Vierde lid

Deze bepaling kan worden toegepast indien een subsidieontvanger huurachterstand heeft. De subsidieontvanger wordt hierover vooraf geïnformeerd. Het college zal terughoudend zijn in de toepassing van deze bepaling.

 

Vijfde lid

Bevoorschotting aan een instelling waarvan het voortbestaan onzeker is, kan worden gestopt.

  

Artikel 21 Egalisatiereserve

1. De ontvanger van een budgetsubsidie vormt een egalisatiereserve voor de gesubsidieerde activiteiten.

2. Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend, komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

3. De egalisatiereserve wordt zo hoog rentend en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is, belegd.

4. De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

5. Het college kan bij subsidieverlening of subsidievaststelling een maximum stellen aan de component van de egalisatiereserve die is opgebouwd met inkomsten uit subsidie.

6. Het college kan vrijstelling verlenen van de vereisten in dit artikel .

 

In dit artikel staan bepalingen opgenomen die betrekking hebben op het vormen van een egalisatiereserve voor de gesubsidieerde activiteiten.

 

Er worden met dit artikel alleen regels gesteld aan het gedeelte van de egalisatiereserve dat met inkomsten uit gemeentelijke subsidie is opgebouwd. Subsidieontvangers hebben meestal nog inkomsten uit andere bronnen. Met deze inkomsten kunnen instellingen naar eigen inzicht reserves opbouwen.

 

Eerste lid

In het eerste lid wordt bepaald dat de ontvanger van een budgetsubsidie een egalisatiereserve voor de gesubsidieerde activiteiten moet vormen. Deze egalisatiereserve is een buffer waarmee tekorten bij de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten in enig jaar, kunnen worden opgevangen met subsidieoverschotten uit eerdere jaren. De subsidieontvanger dient in zijn financiële administratie zichtbaar te maken welke reserves met inkomsten uit subsidie zijn opgebouwd.

 

Om dit verder te verduidelijken wordt hieronder een rekenvoorbeeld gegeven.

 

Een instelling wil activiteiten organiseren en vraagt hiervoor € 5.000,00 subsidie aan. De instelling verwacht dat de kosten van deze activiteiten € 7.000,00 bedragen en rekent op € 2.000,00 eigen inkomsten. Na afloop blijkt dat de activiteiten zo succesvol waren, dat de instelling € 5.000,00 aan eigen inkomsten heeft ontvangen. Na uitvoering van de activiteiten resteert € 3.000,00. Met dit bedrag vormt de instelling een egalisatiereserve voor de gesubsidieerde activiteiten, zodat tegenvallende resultaten in toekomstige jaren kunnen worden opgevangen. Om vast te stellen hoe dit resterende bedrag is opgebouwd, wordt gekeken naar de verhouding tussen inkomsten uit subsidie en eigen inkomsten. Deze verhouding is hier 50/50. De gevormde egalisatiereserve is dus opgebouwd uit € 1.500,00 subsidie en € 1.500,00 eigen inkomsten. De instelling moet dit in haar financiële administratie zichtbaar maken.

 

Tweede tot en met vierde lid

Deze leden zijn ontleend aan artikel 4:72 Awb. Artikel 4:72 Awb is onderdeel van afdeling 4.2.8 van de Awb inzake per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen. Deze Awb-afdeling is niet van toepassing verklaard in de ASV. De normen van artikel 4:72 Awb lenen zich echter wel voor overeenkomstige toepassing op budgetsubsidies in de ASV. Zie voor de tekst van artikel 4:72 Awb de Bijlage.

 

Vijfde lid

In het vijfde lid is bepaald dat het college een maximum kan stellen aan het gedeelte van de egalisatiereserve dat met subsidiegeld is opgebouwd. Het college kan bijvoorbeeld in de beschikking tot subsidievaststelling of subsidieverlening bepalen dat dit gedeelte maximaal 10 % van het structurele subsidiebudget van het meest recente boekjaar mag bedragen. Wanneer een instelling met subsidie-inkomsten uit voorgaande jaren naar het oordeel van het college te veel heeft gereserveerd, kan het college besluiten voor het volgende jaar minder subsidie te verlenen voor de uitvoering van de activiteiten.

 

Artikel 22 Bestemmingsreserves

  • 1.

    Een subsidieontvanger die met inkomsten uit subsidie een bestemmingsreserve wil vormen, dient hiervoor vooraf schriftelijk toestemming te vragen aan het college.

  • 2.

    Een verzoek tot het vormen van een bestemmingsreserve gaat vergezeld van:

    • a.

      het doel van de reserve;

    • b.

      een meerjarig investeringsplan of onderhoudsplan.

  • 3.

    Indien toestemming tot het vormen van een bestemmingsreserve is verkregen, mag een subsidieontvanger niet afwijken van vastgelegde stortingen, ook al is sprake van een negatief exploitatieresultaat.

 

Dit artikel biedt de mogelijkheid aan een subsidieontvanger om naast een egalisatiereserve een of meer bestemmingsreserves te vormen. Om een goed gebruik van de financiële middelen te waarborgen, dient hiervoor toestemming aan het college worden gevraagd.

 

Artikel 23 Vergoeding aan de gemeente bij vermogensvorming

  • 1.

    In de in artikel 4:41, tweede lid, Awb genoemde gevallen legt het college een vergoedingsplicht op.

  • 2.

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding is verschuldigd, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 3.

    Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

  • 4.

    Dit artikel is niet van toepassing in die gevallen waarin de activiteiten door een derde worden voortgezet en activa en passiva met toestemming van het college tegen boekwaarde aan die derde worden overgedragen.

 

Deze bepaling is een uitwerking van artikel 4:41 van de Awb (vermogensvorming). De subsidieontvanger is onder bepaalde omstandigheden verplicht tot het betalen van een schadevergoeding aan de gemeente, wanneer het subsidie tot vermogensvorming bij de subsidieontvanger heeft geleid.

Hierbij gaat het in het bijzonder om situaties, waarbij vermogensbestanddelen niet langer dienen voor de verwezenlijking van het doel, waarvoor subsidie is verleend. Dit doet zich bijvoorbeeld voor wanneer een instelling zichzelf ontbindt of een vorm van samenwerking met een andere instelling aangaat en het mede met subsidiegelden in eigendom verworven instellingspand verkoopt.

Deze vergoedingsplicht is wel gekoppeld aan een verjaringstermijn van maximaal vijf jaar.

  

Artikel 24 Liquidatiesaldo

  • 1.

    De bestemming van een eventueel batig liquidatiesaldo bij ontbinding van een gesubsidieerde instelling behoeft de voorafgaande goedkeuring van het college. Het college houdt daarbij rekening met de herkomst en samenstelling van het liquidatiesaldo.

  • 2.

    Het college neemt een besluit binnen acht weken na ontvangst van het voorstel van de subsidieontvanger.

  • 3.

    Indien het college het voorstel van de subsidieontvanger afwijst, geeft hij tevens een aanwijzing met betrekking tot de gewenste bestemming.

  • 4.

    Indien de subsidieontvanger binnen een door het college te bepalen termijn geen gevolg geeft aan de aanwijzing, kan het college bepalen dat gehele of gedeeltelijke storting in de gemeentekas plaatsvindt.

  • 5.

    Bij het vaststellen of wijzigen van de statuten van een gesubsidieerde instelling wordt rekening gehouden met het bepaalde in het eerste lid.

 

De bedoeling van dit artikel is, dat indien met subsidie verkregen eigendommen aan de doelstelling worden onttrokken, een evenredig deel van het vermogen dat met de subsidie is opgebouwd, terugvloeit naar de gemeente.

Het vijfde lid is bedoeld om te voorkomen, dat een instelling in verband met het naleven van deze verplichting ten opzichte van de gemeente in strijd moet handelen met haar statuten.

  

PARAGRAAF 6 SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 25 Hardheidsclausule

Het college kan van de bepalingen in deze verordening afwijken, indien toepassing ervan zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

 

Dit artikel is opgenomen om ten opzichte van een subsidieontvanger in begunstigende zin te kunnen afwijken van deze verordening. Daarvoor is wel nodig dat sprake is van bijzondere omstandigheden.

De aanduiding ‘hardheidsclausule’ geeft aan, dat zich bijzondere omstandigheden kunnen voordoen, waarin een strikte toepassing van een of meer bepalingen van de ASV in redelijkheid niet kan worden verlangd.

  

Artikel 26 Overgangsbepalingen

Op subsidies die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend of vastgesteld, zijn de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening gemeente Leidschendam-Voorburg 2012, van toepassing.

 

Het eerste lid heeft betrekking op subsidies die zijn verleend of vastgesteld onder de ASV van 2012 en die vóór de inwerkingtreding van de (nieuwe) ASV aan de subsidieontvanger zijn bekendgemaakt. Hierop zijn alle bepalingen van de ASV van 2012 op deze subsidierelatie van toepassing. Deze overgangsbepaling geldt ook voor subsidies die vóór de inwerkingtreding van de ASV zijn verleend, maar na de inwerkingtreding zijn vastgesteld.

Nog niet afgehandelde subsidieaanvragen vallen wel direct onder deze ASV.

  

Artikel 27 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking op 1 december 2016.

2. De Algemene Subsidieverordening gemeente Leidschendam-Voorburg 2012 wordt ingetrokken.

  

Artikel 28 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Algemene Subsidieverordening

Leidschendam-Voorburg”.

 

Deze bepaling spreekt voor zich.

 

 

 

 

 

BIJLAGE bij de toelichting Algemene subsidieverordening Leidschendam-Voorburg

 

 

Tekst van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

 

Hoofdstuk 4. Bijzondere bepalingen over besluiten

 

Titel 4.1 Beschikkingen

 

Afdeling 4.1.1 De aanvraag

 

Artikel 4:1

Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen.

 

Artikel 4:2

1. De aanvraag wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de aanvrager;

b. de dagtekening;

c. een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.

2.  De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

 

Artikel 4:3

1.  De aanvrager kan weigeren gegevens en bescheiden te verschaffen voor zover het belang daarvan voor de beslissing van het bestuursorgaan niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, met inbegrip van de bescherming van medische en psychologische onderzoeksresultaten, of tegen het belang van de bescherming van bedrijfs- en fabricagegegevens.

2.  Het eerste lid is niet van toepassing op bij wettelijk voorschrift aangewezen gegevens en bescheiden waarvan is bepaald dat deze dienen te worden overgelegd.

 

Artikel 4:3a

Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van een elektronisch ingediende aanvraag.

 

Artikel 4:4

Het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen, kan voor het indienen van aanvragen en het verstrekken van gegevens een formulier vaststellen, voor zover daarin niet is voorzien bij wettelijk voorschrift.

 

Artikel 4:5

1.  Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:

a. de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of

b. de aanvraag geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15, of

c.  de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.

2.  Indien de aanvraag of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden in een vreemde taal is gesteld en een vertaling daarvan voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag met een vertaling aan te vullen.

3.  Indien de aanvraag of een van de daarbij behorende gegevens of bescheiden omvangrijk of ingewikkeld is en een samenvatting voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking noodzakelijk is, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag met een samenvatting aan te vullen.

4.  Een besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

 

Artikel 4:6

1.  Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.

2.  Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.

 

Afdeling 4.1.3 Beslistermijn

Artikel 4:14

1. Indien een beschikking niet binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn kan worden gegeven, deelt het bestuursorgaan dit aan de aanvrager mede en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het bestuursorgaan na het verstrijken van de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn niet langer bevoegd is.

3.  Indien, bij het ontbreken van een bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn, een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, stelt het bestuursorgaan de aanvrager daarvan in kennis en noemt het daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

 

Artikel 4:15

De termijn voor het geven van een beschikking wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan krachtens artikel 4:5 de aanvrager uitnodigt de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

 

Titel 4.2 Subsidies

Afdeling 4.2.1 Inleidende bepalingen

 

Artikel 4:21

1.  Onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

2.  Deze titel is niet van toepassing op aanspraken of verplichtingen die voortvloeien uit een wettelijk voorschrift inzake:

a. belastingen,

b. de heffing van een premie dan wel een premievervangende belasting ingevolge de Wet financiering sociale verzekeringen, of

c. de heffing van een inkomensafhankelijke bijdrage dan wel een bijdragevervangende belasting ingevolge de Zorgverzekeringswet.

3.  Deze titel is niet van toepassing op de aanspraak op financiële middelen die wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld.

4.  Deze titel is van overeenkomstige toepassing op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek.

 

Artikel 4:22

Onder subsidieplafond wordt verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

 

Artikel 4:23

1.  Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.

2.  Indien een zodanig wettelijk voorschrift is opgenomen in een niet op een wet berustende algemene maatregel van bestuur, vervalt dat voorschrift vier jaren nadat het in werking is getreden, tenzij voor dat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de subsidie wordt geregeld.

3.  Het eerste lid is niet van toepassing:

a. in afwachting van de totstandkoming van een wettelijk voorschrift gedurende ten hoogste een jaar of totdat een binnen dat jaar bij de Staten-Generaal ingediend wetsvoorstel is verworpen of tot wet is verheven en in werking is getreden;

b. indien de subsidie rechtstreeks op grond van een door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgesteld programma wordt verstrekt;

c. indien de begroting de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt, of

d. in incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.

4.  Het bestuursorgaan publiceert jaarlijks een verslag van de verstrekking van subsidies met toepassing van het derde lid, onderdelen a en d.

 

Artikel 4:24

Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

 

Afdeling 4.2.2 Het subsidieplafond

 

Artikel 4:25

1. Een subsidieplafond kan slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld.

2.  Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

3.  Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het tweede lid slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.

 

Artikel 4:26

1. Bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

2.  Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld.

 

Artikel 4:27

1. Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.

2. Indien het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.

 

Artikel 4:28

Artikel 4:27, tweede lid, is niet van toepassing, indien:

a.  de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld ingevolge wettelijk voorschrift moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd;

b.  het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting, en

c.  bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

 

Afdeling 4.2.3 De subsidieverlening

 

Artikel 4:29

Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald kan voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening worden gegeven, indien een aanvraag daartoe is ingediend voor de afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd.

 

Artikel 4:30

1.  De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend.

2.  De omschrijving kan later worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

 

Artikel 4:31

1. De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

2.  Indien de beschikking tot subsidieverlening het bedrag van de subsidie niet vermeldt, vermeldt zij het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

 

Artikel 4:32

Een subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen wordt verleend voor een bepaald tijdvak, dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld.

 

Artikel 4:33

Een subsidie kan niet worden verleend onder de voorwaarde dat uitsluitend het bestuursorgaan of uitsluitend de subsidieontvanger een bepaalde handeling verricht, tenzij het betreft de voorwaarde dat:

a.  de subsidieontvanger medewerkt aan de totstandkoming van een overeenkomst ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening, of

b.  de subsidieontvanger aantoont dat een gebeurtenis, niet zijnde een handeling van het bestuursorgaan of van de subsidieontvanger, heeft plaatsgevonden.

 

Artikel 4:34

1. Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

2.  De voorwaarde kan niet worden gesteld, voor zover zulks voortvloeit uit het wettelijk voorschrift waarop de subsidie berust.

3.  De voorwaarde vervalt, indien het bestuursorgaan daarop niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan.

4.  Het beroep op de voorwaarde geschiedt bij een subsidie voor een activiteit die door het bestuursorgaan ook in het voorafgaande begrotingsjaar werd gesubsidieerd door een intrekking wegens veranderde omstandigheden overeenkomstig artikel 4:50.

5. In andere gevallen geschiedt het beroep op de voorwaarde door een intrekking overeenkomstig artikel 4:48, eerste lid.

 

Artikel 4:35

1.  De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

a. de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

b. de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

c. de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

2. De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:

a. in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

b. failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

 

Artikel 4:36

1. Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten.

2.  Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.

 

Afdeling 4.2.4 Verplichtingen van de subsidieontvanger

 

Artikel 4:37

1.  Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

a. aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

b. de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

c. het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

d. de te verzekeren risico’s;

e. het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

f. het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voorzovervoor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

g. het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

h. het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.

2.  Indien een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt opgelegd, zijn de artikelen 4:3 en 4:4 van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 4:38

1. Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

2. Indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, worden de verplichtingen opgelegd bij wettelijk voorschrift of krachtens wettelijk voorschrift bij de subsidieverlening.

3.  Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kunnen de verplichtingen worden opgelegd bij de subsidieverlening.

 

Artikel 4:39

1. Verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie kunnen slechts aan de subsidie worden verbonden voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.

2. Verplichtingen als bedoeld in het eerste lid kunnen slechts betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

 

Artikel 4:40

De verplichtingen kunnen na de subsidieverlening worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

 

Artikel 4:41

1. In de gevallen, genoemd in het tweede lid, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het bestuursorgaan, mits:

a. dit bij wettelijk voorschrift of, indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, bij de subsidieverlening is bepaald, en

b. daarbij is aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

2.  De vergoeding is slechts verschuldigd indien:

a.  de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

b. de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

c. de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

d. de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

e. de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

3.  De vergoeding wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het bestuursorgaan op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.

 

Afdeling 4.2.5 De subsidievaststelling

 

Artikel 4:42

De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig afdeling 4.2.7.

 

Artikel 4:43

1. Indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bevat de beschikking tot subsidievaststelling een aanduiding van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt.

2.  De artikelen 4:32, 4:35, tweede lid, 4:38 en 4:39 zijn van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 4:44

1.  Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, dient de subsidieontvanger na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij:

a. de subsidie met toepassing van artikel 4:47, onderdeel a , ambtshalve wordt vastgesteld;

b. bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald dat de aanvraag wordt ingediend telkens na afloop van een gedeelte van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, of

c. de vaststelling van de subsidie bij een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36, eerste lid, anders is geregeld.

2.  Indien bij wettelijk voorschrift geen termijn is bepaald, wordt de aanvraag tot vaststelling ingediend binnen een bij de subsidieverlening te bepalen termijn.

3. Indien voor de indiening van de aanvraag tot vaststelling geen termijn is bepaald of de aanvraag na afloop van de daarvoor bepaalde termijn niet is ingediend kan het bestuursorgaan de subsidieontvanger een termijn stellen binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.

4. Indien na afloop van deze termijn geen aanvraag is ingediend, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.

 

Artikel 4:45

1. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie voor de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld.

2. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voorzover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

 

Artikel 4:46

1. Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het bestuursorgaan de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

2. De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

b. de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

c. de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

3.  Voorzover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

 

Artikel 4:47

Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:

a. bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening een termijn is bepaald binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld;

b. toepassing wordt gegeven aan artikel 4:44, vierde lid, of

c. de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger wordt gewijzigd.

 

Afdeling 4.2.6 Intrekking en wijziging

 

Artikel 4:48

1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:

a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

b. de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

c. de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of

e. met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

2.  De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

 

Artikel 4:49

1. Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

b. indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of

c. indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de subsidie verbonden verplichtingen.

2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

3.  De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

 

Artikel 4:50

1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:

a. voorzover de subsidieverlening onjuist is;

b. voorzover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, of

c. in andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

2.  Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, vergoedt het bestuursorgaan de schade die de subsidieontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.

 

Artikel 4:51

1. Indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.

2.  Voorzover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van artikel 4:25, tweede lid.

 

Afdeling 4.2.7 Betaling en terugvordering

 

Artikel 4:52

1. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

2. Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

3.  Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan bij de subsidieverlening, of, indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, een andere termijn worden bepaald waarbinnen het subsidiebedrag wordt betaald.

 

Artikel 4:53

1. Het subsidiebedrag kan in gedeelten worden betaald, mits bij wettelijk voorschrift is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

2.  Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan het subsidiebedrag in gedeelten worden betaald, mits bij de subsidieverlening, of indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

 

Artikel 4:54

1. Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger voorschotten verlenen, voorzover dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald.

2.  De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

 

Artikel 4:55

1.  Voorschotten worden overeenkomstig de voorschotverlening betaald.

2.  De voorschotten worden binnen vier weken na de voorschotverlening betaald, tenzij bij wettelijk voorschrift of bij de voorschotverlening anders is bepaald.

 

Artikel 4:56

De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan aan de subsidieontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 4:48 of 4:49, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.

 

Artikel 4:57

Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voorzover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling als bedoeld in artikel 4:49, eerste lid, onderdeel c, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken.

 

Afdeling 4.2.8 Per boekjaar verstrekte subsidies aan rechtspersonen

 

Artikel 4:71

1. Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, behoeft de subsidieontvanger de toestemming van het bestuursorgaan voor:

a. het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

b. het wijzigen van de statuten;

c. het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

d.  het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

e.  het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

f. het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

g.  het vormen van fondsen en reserveringen;

h.  het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

i. het ontbinden van de rechtspersoon;

j. het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.

2.  Het bestuursorgaan beslist binnen vier weken omtrent de toestemming.

3.  De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

4.  Indien omtrent de toestemming niet tijdig is beslist, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.

 

Artikel 4:72

1. Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, vormt de ontvanger een egalisatiereserve.

2.  Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

3.  De egalisatiereserve wordt zo hoog rentend en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is belegd.

4.  De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

5.  In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, onderdelen c, d en e, is de subsidieontvanger ter zake van de egalisatiereserve vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen.

 

Hoofdstuk 5. Handhaving

Afdeling 5.2 Toezicht op de naleving

 

Artikel 5:11

Onder toezichthouder wordt verstaan: een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.

 

Artikel 5:12

1.  Bij de uitoefening van zijn taak draagt een toezichthouder een legitimatiebewijs bij zich, dat is uitgegeven door het bestuursorgaan onder verantwoordelijkheid waarvan de toezichthouder werkzaam is.

2. Een toezichthouder toont zijn legitimatiebewijs desgevraagd aanstonds.

3.  Het legitimatiebewijs bevat een foto van de toezichthouder en vermeldt in ieder geval diens naam en hoedanigheid. Het model van het legitimatiebewijs wordt vastgesteld bij regeling van Onze Minister van Justitie.

 

Artikel 5:13

Een toezichthouder maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voorzover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.

 

Artikel 5:14

Bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan dat de toezichthouder als zodanig aanwijst, kunnen de aan de toezichthouder toekomende bevoegdheden worden beperkt.

 

Artikel 5:15

1.  Een toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, elke plaats te betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner.

2.  Zo nodig verschaft hij zich toegang met behulp van de sterke arm.

3.  Hij is bevoegd zich te doen vergezellen door personen die daartoe door hem zijn aangewezen.

 

Artikel 5:16

Een toezichthouder is bevoegd inlichtingen te vorderen.

 

Artikel 5:16a

Een toezichthouder is bevoegd van personen inzage te vorderen van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

 

Artikel 5:17

1. Een toezichthouder is bevoegd inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden.

2.  Hij is bevoegd van de gegevens en bescheiden kopieën te maken.

3.  Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden, is hij bevoegd de gegevens en bescheiden voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hem af te geven schriftelijk bewijs.

 

Artikel 5:18

1.  Een toezichthouder is bevoegd zaken te onderzoeken, aan opneming te onderwerpen en daarvan monsters te nemen.

2.  Hij is bevoegd daartoe verpakkingen te openen.

3.  De toezichthouder neemt op verzoek van de belanghebbende indien mogelijk een tweede monster, tenzij bij of krachtens wettelijk voorschrift anders is bepaald.

4.  Indien het onderzoek, de opneming of de monsterneming niet ter plaatse kan geschieden, is hij bevoegd de zaken voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hem af te geven schriftelijk bewijs.

5.  De genomen monsters worden voorzover mogelijk teruggegeven.

6.  De belanghebbende wordt op zijn verzoek zo spoedig mogelijk in kennis gesteld van de resultaten van het onderzoek, de opneming of de monsterneming.

 

Artikel 5:19

1.  Een toezichthouder is bevoegd vervoermiddelen te onderzoeken met betrekking waartoe hij een toezichthoudende taak heeft.

2.  Hij is bevoegd vervoermiddelen waarmee naar zijn redelijk oordeel zaken worden vervoerd met betrekking waartoe hij een toezichthoudende taak heeft, op hun lading te onderzoeken.

3.  Hij is bevoegd van de bestuurder van een vervoermiddel inzage te vorderen van de wettelijk voorgeschreven bescheiden met betrekking waartoe hij een toezichthoudende taak heeft.

4.  Hij is bevoegd met het oog op de uitoefening van deze bevoegdheden van de bestuurder van een voertuig of van de schipper van een vaartuig te vorderen dat deze zijn vervoermiddel stilhoudt en naar een door hem aangewezen plaats overbrengt.

5.  Bij regeling van Onze Minister van Justitie wordt bepaald op welke wijze de vordering tot stilhouden wordt gedaan.

 

Artikel 5:20

1.  Een ieder is verplicht aan een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

2.  Zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding, kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voorzover dit uit hun geheimhoudingsplicht voortvloeit.

 

 

 

 

Naar boven