VERGOEDING EIGEN BIJDRAGE KOSTEN KINDEROPVANG HILVERSUM 2016

 

BELEIDSREGELS GEMEENTE HILVERSUM

Behorende bij Wet kinderopvang en kwaliteit peuterspeelzalen

VERGOEDING EIGEN BIJDRAGE KOSTEN KINDEROPVANG HILVERSUM 2016

Het college van burgemeester en wethouders van Hilversum,

gelet op:

artikel 1.13 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

gezien:

• het advies van de Adviesraad Sociaal Domein Hilversum van 9 augustus 2016, en

• het advies van de Cliëntenraad Hilversum van 16 augustus 2016

besluit:

vast te stellen de hieronder beschreven Beleidsregels Vergoeding eigen bijdrage kosten kinderopvang Hilversum 2016

Vastgesteld in de collegevergadering d.d. 13 september 2016

Kader

De overheid, de werkgever en de werknemer betalen mee aan de opvang van de kinderen van werkende ouder(s). Ouders ontvangen de werkgeversbijdrage en het overheidsdeel in een keer van de belastingdienst via de kinderopvangtoeslag. Ook voor doelgroepouders die kinderopvang hebben in het kader van een traject of een opleiding die leidt richting werk dan wel voor een inburgeringscursus, verzorgt de belastingdienst het werkgeversdeel via de kinderopvangtoeslag.

De tegemoetkoming die de Belastingdienst verstrekt is echter geen volledig dekkende vergoeding. Er blijft een eigen bijdrage verschuldigd. Het staat gemeenten echter vrij om de tegemoetkoming voor de doelgroepouders aan te vullen en daarbij zelf de hoogte en de daaraan verbonden voorwaarden te bepalen. Om die reden heeft het college de ‘Beleidsregels Vergoeding eigen bijdrage kosten kinderopvang Hilversum 2013’ vastgesteld. Uitgangspunt daarbij is geweest, dat doelgroepouders volledig worden gecompenseerd voor de eigen bijdrage in aanvulling op de kinderopvangtoeslag.

Gebleken is, dat de beleidsregels niet meer actueel zijn, omdat aanpalende regelgeving is gewijzigd. Zo is de WWB inmiddels vervangen door de Participatiewet. Om die reden zijn nieuwe beleidsregels gemaakt, die een zuiver formele aanpassing betreffen. Inhoudelijk verandert er niets.

Artikel 1. Begrippen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko);

  • b.

    vergoeding eigen bijdrage kosten kinderopvang: de door het college aan doelgroepouders te verstrekken vergoeding, bedoeld in artikel 1.13 Wko, in aanvulling op de door de Belastingdienst/Toeslagen te verstrekken kinderopvangtoeslag in de kosten van kinderopvang als bedoeld in artikel I .7, eerste lid, Wko;

  • c.

    PW: Participatiewet;

  • d.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • e.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • f.

    Anw: Algemene nabestaandenwet ;

  • g.

    BSN: burgerservicenummer.

Artikel 2. Doelgroep

In aanmerking voor een vergoeding van de eigen bijdrage kosten kinderopvang komt de ouder die in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst en tot een van de volgende doelgroepen behoort:

  • a.

    de ouder die een uitkering ontvangt op grond van de PW, de IOAW, IOAZ of ANW en gebruik maakt van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de PW, artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van de IOAW, of artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van de IOAZ, welke voorziening een noodzaak tot kinderopvang met zich meebrengt;

  • b.

    de ouder die minderjarig is, scholing of een opleiding volgt en algemene bijstand op grond van de PW ontvangt of kan ontvangen;

  • c.

    de ouder die op grond van de Wet Inburgering een inburgeringscursus volgt bij een gecertificeerde instelling en algemene bijstand op grond van de PW ontvangt;

  • d.

    de ouder die niet-uitkeringsgerechtigd (Nugger) is, ingeschreven staat bij het UWV werkbedrijf en een reïntegratietraject volgt;

  • e.

    de ouder die een opleiding volgt als bedoeld in de Wet Studiefinanciering 2000 (WSF) of in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en studiekosten (WTOS);

  • f.

    de ouder die een inkomen uit arbeid heeft en aanvullende algemene bijstand op grond van de PW ontvangt;

  • g.

    de ouder die uit de PW, IOAW, IOAZ of Anw door werkaanvaarding volledig is uitgestroomd en een inkomen heeft tot maximaal 110 procent van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de PW.

Artikel 3. Hoogte vergoeding eigen bijdrage kosten kinderopvang

  • 1.

    De hoogte van de vergoeding bedraagt het verschil tussen de werkelijke kosten van de kinderopvang en de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst.

  • 2.

    Het uurtarief voor dagopvang dat voor vergoeding in aanmerking komt bedraagt maximaal 105% van het maximale uurtarief dat wordt vastgesteld door de Belastingdienst. Voor buitenschoolse opvang bedraagt de vergoeding maximaal 115% van het maximale uurtarief dat door de Belastingdienst is vastgesteld.

Artikel 4. Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

Een aanvraag voor een vergoeding van de eigen bijdrage kosten kinderopvang bevat:

  • a.

    naam, adres en BSN van de ouder;

  • b.

    indien van toepassing: naam en BSN van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;

  • c.

    naam, geboortedatum en BSN van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde bijdrage betrekking heeft;

  • d.

    een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

  • e.

    gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de doelgroep, bedoeld in artikel 2 van deze beleidsregel;

  • f.

    overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

Artikel 5. Duur en omvang van de vergoeding eigen bijdrage kosten kinderopvang

  • 1.

    De vergoeding eigen bijdrage kosten kinderopvang wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de bijdrage door het college in ontvangst is genomen.

  • 2.

    Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de vergoeding verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

  • 3.

    De vergoeding wordt verleend voor de periode van het berekeningsjaar, bedoeld in artikel 1.6 van de wet.

  • 4.

    In afwijking van het vorige lid kan het college de vergoeding voor een andere periode verlenen.

  • 5.

    Het college verstrekt de vergoeding voor het aantal uren kinderopvang per maand dat naar het oordeel van het college voor de ouder redelijkerwijs noodzakelijk is. Hierbij wordt rekening gehouden met de aantoonbare mogelijkheden van de aanvrager om zelf in kinderopvang te voorzien of met een passende voorziening waar de ouder redelijkerwijs gebruik van zou kunnen maken.

  • 6.

    De vergoeding voor de ouder als bedoeld in artikel 2 onder g van deze beleidsregel wordt voor maximaal 6 maanden verleend.

Artikel 6. Beslistermijn

  • 1.

    Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2.

    Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 7. Weigeringsgrond

  • 1.

    Het college weigert de vergoeding van de eigen bijdrage kosten kinderopvang als de ouder niet behoort tot de personenkring, bedoeld in artikel 2 van deze beleidsregel.

  • 2.

    Het college kan de vergoeding van de eigen bijdrage kosten kinderopvang eveneens weigeren op grond van artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 8. Inhoud van de beschikking

Het besluit tot vergoeding van de eigen bijdrage kosten kinderopvang bevat in ieder geval:

  • a.

    de vaststelling dat de ouder tot de doelgroep als bedoeld in artikel 2 van deze beleidsregel behoort;

  • b.

    de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de vergoeding betrekking heeft;

  • c.

    de naam en adres van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;

  • d.

    de periode en de omvang van de kinderopvang per tijdvak waarvoor de vergoeding wordt verleend;

  • e.

    de wijze waarop het bedrag van de eigen bijdrage wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;

  • f.

    de wijze waarop de bijdrage wordt uitbetaald;

  • g.

    de verplichtingen van de ouder.

Artikel 9. De bevoorschotting van de vergoeding eigen bijdrage kosten kinderopvang

  • 1.

    De vergoeding van de bijdrage wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 2.

    Het college kan nadere voorschriften stellen over de wijze van bevoorschotting.

Artikel 10. Het besluit tot vaststelling van de vergoeding eigen bijdrage kosten kinderopvang

  • 1.

    De ouder verstrekt binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de vergoeding is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode.

  • 2.

    Als de periode waarvoor de vergoeding is verleend afwijkt van het berekeningsjaar, verstrekt de ouder binnen vier weken na afloop van het berekeningsjaar een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode.

  • 3.

    Het college stelt de vergoeding binnen acht weken na ontvangst van het overzicht van de kosten vast.

Artikel 11. Verrekening met de voorschotten

De vergoeding wordt overeenkomsti g de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Artikel 12. Inlichtingenplicht

  • 1.

    De ouder of de partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming.

  • 2.

    De ouder of partner verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem, diens partner of hun kinderen, die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.

Artikel 13. Onjuiste gegevens en onvoldoende medewerking

  • 1.

    Indien de ouder of partner de gegevens, zoals genoemd in artikel 12 van deze beleidsregel niet, niet tijdig, onvolledig of onjuist heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan schort het college het recht op de bijdrage voor de duur van ten hoogste acht weken op.

  • 2.

    Het college doet mededeling van deze opschorting en nodigt de ouder of partner uit om het verzuim te herstellen binnen een gestelde termijn.

  • 3.

    Indien de ouder of partner het verzuim niet binnen de gestelde termijn herstelt trekt het college het recht op de bijdrage in vanaf het moment dat het recht is opgeschort.

Artikel 14. Bewaarplicht

De ouder bewaart alle bewijsstukken die aan de verstrekking van de vergoeding ten grondslag liggen tenminste gedurende vijf jaar na de vaststelling en stelt deze op verzoek ter beschikking aan het college voor controledoeleinden.

Artikel 15. Gevallen waarin de beleidsregel niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van deze beleidsregel betreffende, waarin deze beleidsregel niet voorziet, beslist het college.

Artikel 16. Intrekken oude beleidsregels

De Beleidsregels Vergoeding eigen bijdrage kosten kinderopvang Hilversum 2013 worden ingetrokken met ingang van 1 oktober 2016.

Artikel 17. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 1 oktober 2016.

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Vergoeding eigen bijdrage kosten kinderopvang Hilversum 2016.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum op 13 september 2016.

De secretaris, De burgemeester,

I.C. de Vries P.J. Broertjes

Toelichting

Algemeen

Deze beleidsregels voorzien in beleid m.b.t. de aanvulling op de eigen bijdrage voor de kosten van kinderopvang, die in een aantal gevallen voor rekening van de ouder blijft. De rechtsgrond voor die aanvulling (tegemoetkoming) is artikel 1.13 Wet kinderopvang en kwaliteit peuterspeelzalen (Wko).

Wijziging beleidsregels per 1 oktober 2016

Gelet op de wijziging van een aanpalende regeling, de Participatiewet (PW), worden de ‘oude’ beleidsregels uit 2013 vervangen door nieuwe beleidsregels. Inhoudelijke wijzigingen vinden niet plaats. Tekstueel zijn de beleidsregels op onderdelen aangepast.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begrippen

Begrippen die in de –bovenliggende Wko reeds zijn omschreven, zijn niet nader gedefinieerd, conform de aanbevelingen voor de regelgeving. De hier wel beschreven begrippen behoeven geen nadere toelichting.

Artikel 2. Doelgroep

Het recht bestaat voor de ouder die in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst en gebruik maakt van een re-integratie of inburgeringstraject, een studie volgt of parttime werkt en aanvullende bijstand ontvangt. Ook zzp’ers behoren tot de doelgroep en komen onder de gestelde voorwaarden in aanmerking voor vergoeding van de eigen bijdrage.

Voor vergoeding van de eigen bijdrage is gekozen om de ouder volledig te faciliteren om uitstroom naar werk mogelijk te maken. Wanneer een uitkeringsgerechtigde uitstroomt naar werk kan het voorkomen dat er sprake is van een armoedeval omdat de inwoner dan kan worden geconfronteerd met een eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang waardoor er feitelijk sprake is ·van een teruggang in het besteedbaar inkomen.

Onder g van dit artikel is geregeld dat het college in deze gevallen gedurende maximaal een periode van 6 maanden vergoeding verstrekt om te voorkomen dat de inwoner in ieder geval niet te maken krijgt met een inkomensachteruitgang bij werkaanvaarding. Gedurende deze overbruggingsperiode van maximaal 6 maanden heeft de inwoner de gelegenheid om te wennen aan de nieuwe situatie, zelf creatieve oplossingen te zoeken binnen het eigen sociale netwerk voor de opvang van de kinderen of een verhoging van het inkomen uit arbeid te bewerkstellingen.

Bij de berekening van het inkomen wordt uitgegaan van een inkomensgrens tot maximaal 110 % van de voor hen van toepassing zijnde bijstandsnorm. Deze norm is gedefinieerd in artikel 5 PW.

Artikel 3. Hoogte vergoeding eigen bijdrage kosten kinderopvang

In dit artikel wordt geregeld dat, met inachtneming van een maximum uurtarief, de volledige eigen bijdrage van de ouder voor de kinderopvang wordt vergoed. Hierbij wordt uitgegaan van de kinderopvangtoeslag waarop de ouder bij de Belastingdienst aanspraak kan maken. De ouder is zelf verantwoordelijk voor het aanvragen van de kinderopvangtoeslag bij de Belastingdienst.

Artikel 4. Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

De vergoeding wordt door de ouder aangevraagd bij het college. Het moet dan gaan om het college van de gemeente waar de ouder woont. Omdat een vergoeding voor de duur van een berekeningsjaar wordt verstrekt moet deze elk jaar opnieuw worden aangevraagd. Een verhoging van de vergoeding in verband met een verhoging van het aantal uren of dagdelen kinderopvang, moet ook worden aangevraagd. Een verlaging van de vergoeding in verband een vermindering van de omvang van de kinderopvang hoeft niet te worden aangevraagd. In artikel 11 van deze beleidsregel is de verplichting geregeld dat de ouder hiervan wel onmiddellijk mededeling moet doen aan het college.

Onderdeel d van het eerste lid bepaalt dat bij de aanvraag een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen moet worden gevoegd. Dit betekent dat de aanvraag voor een vergoeding pas bij de gemeente kan worden ingediend als de ouder over een offerte of contract beschikt. Op basis van de offerte of het contract kan de gemeente de hoogte van de vergoeding vaststellen.

Het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, moet ingeschreven staan in het landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen. Onderdeel e van het eerste lid bepaalt dat bij de aanvraag gegevens of een verwijzing naar gegevens wordt gevoegd waaruit blijkt dat de ouder behoort tot een gemeentelijke doelgroep.

Artikel 5. Duur en omvang van de vergoeding eigen bijdrage kosten kinderopvang

Lid 1: De vergoeding wordt in principe voor een geheel kalenderjaar verstrekt of voor het

resterende deel van het kalenderjaar. Voor aanvragen die in de loop van een jaar worden toegekend, geldt dat de vergoeding wordt verstrekt tot 31 december van het betreffende jaar. Wil de ouder voor verlenging van deze periode in aanmerking komen dan zal ieder jaar opnieuw een aanvraag moeten worden ingediend bij de gemeente. Terugwerkende kracht is niet mogelijk.

Lid 2: De vergoeding voor ouders die door werkaanvaarding geheel uitstromen naar werk wordt voor maximaal zes maanden verstrekt. In deze periode kan de ouder wennen aan de nieuwe situatie, een hoger inkomen bewerkstelligen of andere manieren zoeken voor kinderopvang.

Lid 3: Het college kan de vergoeding voor een andere periode vaststellen. Dit kan het geval zijn

wanneer de inwoner voor een bepaalde periode recht heeft op de tegemoetkoming, hiervan kan sprake zijn wanneer aanvrager een re-integratie- of inburgeringstraject volgt voor een bepaalde, meestal vastgestelde periode.

Artikel 6. Beslistermijn

De termijn waarbinnen het college een besluit moet nemen over de aanvraag van een vergoeding geldt voor alle aanvragen voor een bijdrage. Deze termijn geldt niet alleen voor nieuwe aanvragen, maar ook voor vervolgaanvragen en voor aanvragen voor een hogere vergoeding in verband met uitbreiding van de omvang van de kinderopvang. In deze beleidsregel is de beslistermijn ten hoogste acht weken, die eventueel met vier weken verlengd kan worden.

Artikel 7. Weigeringsgrond

Dit artikel spreekt voor zich .

Artikel 8. Inhoud van de beschikking

In dit artikel is geregeld wat in het besluit moet staan. Omdat de vergoeding voor een bepaalde tijd wordt verstrekt dient in het besluit deze termijn te worden vermeld. Dat geeft duidelijkheid voor de inwoner, want deze zal op tijd zijn kinderopvangovereenkomst met het kinderopvangcentrum of gastouderbureau moeten beëindigen om onnodige kosten te voorkomen. Ook dient te worden aangeven hoeveel uren of dagdelen kinderopvang door de gemeente worden vergoed.

Artikel 9. De bevoorschotting van de vergoeding eigen bijdrage kosten kinderopvang

De vergoeding wordt uitbetaald in de vorm van maandelijkse voorschotten. Dit betekent dat het totale bedrag van de vergoeding waarop de aanvrager recht heeft, wordt gedeeld in twaalf gelijke delen (indien de aanvraag het gehele berekeningsjaar betreft).

Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om nadere voorschriften te stellen over de wijze van bevoorschotting van de vergoeding. Wanneer er twijfels bestaan of een ouder daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang, kan het college bepalen dat er alleen een voorschot wordt betaald op basis van een factuur van het kindercentrum of gastouderbureau.

Artikel 9. De bevoorschotting van de vergoeding eigen bijdrage kosten kinderopvang

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 10. Het besluit tot vaststelling van de vergoeding eigen bijdrage kosten kinderopvang

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 11. Verrekening met de voorschotten

Dit artikel regelt de uitbetaling door het college van het nog te betalen deel van de vergoeding.

Als de gemeente een ouder een hoger bedrag heeft uitgekeerd dan waarop deze recht heeft, kan het college het te veel betaalde bedrag terugvorderen.

Artikel 12. Inlichtingenplicht

In dit artikel wordt de inlichtingenplicht beschreven. Dit zijn de gebruikelijke verplichtingen. In het geval dat de inwoner zich hier niet aan houdt, trekt het college het besluit in of wijzigt het. Eventueel te veel betaalde vergoeding wordt teruggevorderd.

De overige artikelen behoeven geen nadere toelichting.

Naar boven