Financiële verordening van de gemeente Gooise Meren 2016

De raad van de gemeente Gooise Meren;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders met zaaknummer 39064;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Financiële verordening van de gemeente Gooise Meren 2016:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • b.

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • c.

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • d.

    perspectiefnota: een voor de zomer door de raad vastgestelde nota, waarin de kaders en uitgangspunten van de begroting voor het komende jaar worden aangegeven.

  • e.

    speerpunt: onderdeel van een programma welke prioriteit heeft voor de raad en waarover specifiek wordt bericht.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor de raadsperiode vast;

  • 2.

    De raad stelt de speerpunten vast;

  • 3.

    De raad kan per programma aanvullende relevante indicatoren vaststellen, voor zover deze nog niet zijn genoemd in de basisset van beleidsindicatoren uit het Besluit begroting en verantwoording;

  • 4.

    De raad kan, naast de verplichte paragrafen, extra paragrafen in de begroting en jaarrekening opnemen over onderwerpen waarover hij wil worden geïnformeerd;

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting en jaarstukken worden onder elk van de programma’s apart de speerpunten weergegeven;

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven;

  • 3.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt ook inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen;

  • 4.

    In de begroting wordt een post onvoorzien van € 50.000 opgenomen voor zaken die onvermijdbaar, onvoorzienbaar en onuitstelbaar zijn;

  • 5.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 4. Perspectiefnota

  • 1.

    Het college biedt jaarlijks aan de raad de perspectiefnota aan;

  • 2.

    De perspectiefnota legt tenminste het meerjarig kader vast;

  • 3.

    Besluiten over nieuwe ontwikkelingen/wensen vinden zo veel mogelijk integraal plaats bij het vaststellen van de perspectiefnota;

  • 4.

    De keuzes in de perspectiefnota, worden vertaald in de programmabegroting;

  • 5.

    In de perspectiefnota worden de (technische) uitgangspunten voor de begroting vastgesteld;

  • 6.

    Bij de perspectiefnota stelt de raad speerpunten vast voor de komende programmabegroting en geeft de dekking daarbij aan;

  • 7.

    De perspectiefnota beschrijft in elk geval de nieuwe ontwikkelingen die van invloed zijn op de koers en/of het meerjarig financiële beeld;

  • 8.

    De perspectiefnota bevat in ieder geval een meerjarig investeringsplan.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen; het college doet hiervoor al een voorzet. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet en dekking aan de raad voor.

Artikel 6. Voortgangsverslag

  • 1.

    Het voortgangsverslag is in eerste instantie bedoeld voor beleidsinhoudelijke afwijkingen (met de eventueel daaruit voortvloeiende financiële effecten) en verschijnt tweemaal per jaar (voor- en najaar);

  • 2.

    In het voorgangsverslag rapporteert het college:

    • -

      per programma;

    • -

      over afwijkingen op prestaties (wat gaan wij daarvoor doen);

    • -

      over afwijkingen op speerpunten;

    • -

      niet over stand van zaken (geen bericht is goed bericht);

    • -

      over majeure en/of politieke relevante afwijkingen;

  • 3.

    Er is onderscheid tussen sturingsinformatie en aanvullende informatie, aanvullende informatie is terug te vinden in de bijlagen;

  • 4.

    Over afwijkingen op reguliere taken wordt gerapporteerd in het voortgangsverslag, wanneer de afwijking groter is dan € 50.000 en/of relevant is voor het uitoefenen van de kaderstellende en controlerende taken van de raad.

Artikel 7. Informatieplicht

Conform artikel 169 Gemeentewet informeert het college in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen voor zover het betreft niet bij begroting vastgestelde hieronder genoemde ‘afzonderlijke’ verplichtingen:

  • a.

    de aan- en verkoop van (onroerende) goederen, werken en diensten groter dan € 750.000;

  • b.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 100.000;

  • c.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 8. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Materiële vaste activa worden onder aftrek van bijdragen van derden geactiveerd voor zover dit boven de € 25.000 uitkomt;

  • 2.

    Materiële vaste activa worden lineair afgeschreven met ingang van het jaar na ingebruikname van het actief;

  • 3.

    De te hanteren termijn van afschrijving wordt bij de aanvraag van de investering gemotiveerd en vastgelegd, waarbij de verwachte levensduur een rol speelt;

  • 4.

    Bij het activeren van investeringen wordt een omslagrente gehanteerd over de boekwaarde per 1 januari;

  • 5.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

Artikel 9. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor de vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vordering ouder dan een jaar.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    De reserves en voorzieningen worden jaarlijks in de begroting en jaarstukken toegelicht;

  • 2.

    Bestemmingsreserves worden alleen ingesteld voor zeer specifieke doelen met een einddatum. Daarmee zijn ze incidenteel van aard (m.u.v. egalisatiereserves);

  • 3.

    Bestemmingsreserves worden alleen ingesteld als er bij de start sprake is van een minimale omvang van € 100.000; kleinere bedragen worden ondergebracht in de exploitatie;

  • 4.

    De omvang van de algemene reserve is minimaal gelijk aan de benodigde weerstandscapaciteit, waarbij de ratio van het weerstandsvermogen minimaal uitkomt op het waarderingscijfer C (voldoende) volgens de waarderingstabel van de universiteit Twente.

Artikel 11. Kostenverdeling

  • 1.

    Alle kosten op de kostenplaatsen worden op hoofdlijnen verdeeld;

  • 2.

    Er is geen sprake van nacalculatie;

  • 3.

    Periodiek is er sprake van herijking van de voorcalculatie;

  • 4.

    Het verschil tussen de geraamde en de werkelijke kosten worden op één plek in de begroting en jaarstukken afgewikkeld en toegelicht.

Artikel 12. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2.

    Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3.

    Voor de inzet van materiele activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, rechten en leges;

  • 2.

    De riool- en afvalstoffenheffing zijn 100% kostendekkende heffingen en voor de overige heffingen wordt naar 100% kostendekkendheid gestreefd;

  • 3.

    Het college legt het beleid met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten aan de raad voor.

Artikel 15. Financieringsfunctie

  • 1.

    De financieringsfunctie van de gemeente dient tot:

    • Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

    • Het beschermen van het gemeentelijke vermogen tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, valutarisico’s en liquiditeitsrisico’s;

    • Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

    • Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet Fido, aanvullende regelgeving en respectievelijk de limieten en richtlijnen van het financieringsstatuut.

  • 2.

    Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • Voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn daggeldleningen, kasgeldleningen, krediet in rekening courant en onderhandse leningen;

    • Er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 3.

    Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden zoveel mogelijk zekerheden of garanties geëist.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 16. Lokale heffingen

In artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is opgenomen dat de paragraaf lokale heffingen ten minste bevat:

  • -

    de geraamde inkomsten;

  • -

    het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;

  • -

    een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen;

  • -

    een aanduiding van de lokale lastendruk;

  • -

    een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

Daarnaast worden:

  • 1.

    De ontwikkeling van de woonlasten (Onroerende zaakbelasting, afvalstoffenheffing, rioolheffing) in beeld gebracht (lokaal, regionaal en landelijk);

  • 2.

    De tariefvoorstellen in de begroting opgenomen. Dit betekent dat er zo min mogelijk losse besluiten zijn en zo veel mogelijk integraal onderdeel uitmaken van de begrotingsbehandeling en –besluitvorming.

Artikel 17. Financiering

In artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is opgenomen dat de paragraaf financiering in ieder geval de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille bevat.

Daarnaast wordt er op hoofdlijnen inzicht gegeven in de (ontwikkeling van de) schuldpositie van de gemeente.

Artikel 18. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

In artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is opgenomen dat de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing ten minste bevat:

  • -

    een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;

  • -

    een inventarisatie van de risico's;

  • -

    het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico's;

  • -

    een kengetal voor de:

    • 1a°.

      netto schuldquote

    • 1b°

      netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen;

    • 2°.

      solvabiliteitsratio;

    • 3°.

      grondexploitatie;

    • 4°.

      structurele exploitatieruimte; en

    • 5°.

      Belastingcapaciteit;

  • -

    een beoordeling van de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie.

Daarnaast wordt:

  • 1.

    Inzicht in de belangrijkste risico’s per programma, als per soort gegeven;

  • 2.

    Beschreven hoe en met welke instrumenten de risico’s worden beheerst.

Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen

In artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is opgenomen dat de paragraaf onderhoud van kapitaalgoederen ten minste de volgende kapitaalgoederen bevat:

  • -

    wegen;

  • -

    riolering;

  • -

    water;

  • -

    groen;

  • -

    gebouwen.

Van deze kapitaalgoederen wordt aangegeven:

  • -

    het beleidskader;

  • -

    de uit het beleidskader voortvloeiende financiële consequenties;

  • -

    de vertaling van de financiële consequenties in de begroting.

Daarnaast wordt per groep kapitaalgoederen op hoofdlijnen het bezit weergegeven (boekwaarden).

Artikel 20. Bedrijfsvoering

In artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is opgenomen dat de paragraaf bedrijfsvoering ten minste inzicht geeft in de stand van zaken en de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering.

Artikel 21. Verbonden partijen

In artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is opgenomen dat de paragraaf verbonden partijen ten minste bevat:

  • -

    de visie op verbonden partijen in relatie tot de realisatie van de doelstellingen die zijn opgenomen in de begroting;

  • -

    de beleidsvoornemens omtrent verbonden partijen;

  • -

    de lijst van verbonden partijen.

In de lijst van verbonden partijen wordt ten minste de volgende informatie opgenomen:

  • -

    de naam en de vestigingsplaats;

  • -

    het openbaar belang dat op deze wijze behartigd wordt;

  • -

    het belang dat de provincie onderscheidenlijk de gemeente in de verbonden partij heeft aan het begin en de verwachte omvang aan het einde van het begrotingsjaar;

  • -

    de verwachte omvang van het eigen vermogen en het vreemd vermogen van de verbonden partij aan het begin en het einde van het begrotingsjaar;

  • -

    de verwachte omvang van het financiële resultaat van de verbonden partij in het begrotingsjaar.

Daarnaast worden:

  • 1.

    De verbonden partijen zoveel mogelijk per programma geordend.

  • 2.

    De risico’s m.b.t. verbonden partijen beschreven.

Artikel 22. Grondbeleid

In artikel 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is opgenomen dat de paragraaf grondbeleid ten minste bevat:

  • -

    een visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma's die zijn opgenomen in de begroting;

  • -

    een aanduiding van de wijze waarop de provincie onderscheidenlijk gemeente het grondbeleid uitvoert;

  • -

    een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie;

  • -

    een onderbouwing van de geraamde winstneming;

  • -

    de beleidsuitgangspunten omtrent de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico's van de grondzaken.

Daarnaast worden de risico’s m.b.t. grondbeleid beschreven.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 23. Administratie

  • 1.

    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

    • c.

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie

    • g.

      de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 24. Financiële organisatie

Het college draagt zorg voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productenraming en de productenrealisatie;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen,

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 25. Interne controle

  • 1.

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 26. Intrekken oude verordeningen en overgangsrecht

De financiële verordeningen Naarden 2004, Muiden 2005 en Bussum 2009 (inclusief de nota activabeleid 2013) worden ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt, met terugwerkende kracht, in werking op 1 januari 2016.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Gooise Meren 2016.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 1 juni 2016

De burgemeester

De griffier

TOELICHTING OP FINANCIËLE VERORDENING GOOISE MEREN 2016

Artikel 1. Begripsbepaling

Hierin is een aantal begrippen gedefinieerd. De begrippen perspectiefnota en speerpunt komen voor in de P&C-cyclus van Gooise Meren. Het begrip overheidsbedrijf is gedefinieerd om nader invulling te kunnen geven aan de verplichtingen die volgen uit de Mededingingswet voor het vaststellen van de hoogte van de prijzen.

Artikel 2. Programma-indeling

Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De VNG-modelverordening is hierbij grotendeels gevolgd. De terminologie sluit aan bij de P&C-cyclus van Gooise Meren.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel zijn aanvullende bepalingen voor de inrichting opgenomen. De VNG-modelverordening is hierbij gevolgd.

In lid 4 is de post onvoorzien bepaald op € 50.000. In de begroting 2015 hadden de gemeenten Bussum, Naarden en Muiden hiervoor respectievelijk € 45.000, € 17.000 en € 25.000 opgenomen. Gemeenten hanteren in de regel tussen € 1 en € 5 euro per inwoner voor de post onvoorzien. In het kader van artikel 12 gaat men uit van 0,6% van de som van de algemene uitkering en OZB-capaciteit. Voor Gooise Meren zou dit uitkomen op globaal € 450.000.

Artikel 4. Perspectiefnota

In de raad van 2 november 2015 zijn o.a. de richtlijnen voor de perspectiefnota vastgesteld. Deze zijn in dit artikel weergegeven.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

Dit artikel bevat nadere regels voor de autorisatie van de baten en lasten in de begroting en van de investeringskredieten. De tekst is over genomen uit de VNG-modelverordening.

Artikel 6. Voortgangsverslag

In de raad van 2 november 2015 zijn o.a. de richtlijnen voor het voortgangsverslag vastgesteld. Deze zijn in dit artikel weergegeven.

Artikel 7. Informatieplicht

In artikel 7 van de financiële verordening is een nadere invulling van de informatieplicht van het college aan de raad opgenomen. Het betreft een uitwerking van het vierde lid van artikel 169 Gemeentewet. Dat artikel verplicht het college vooraf aan het aangaan van bepaalde verplichtingen de raad inlichtingen te verstrekken indien de raad daar om verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheden van het college ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente (bijvoorbeeld de verkoop van gronden of besluiten met grote risico’s).

Deze actieve informatieplicht bestaat naast de reguliere P&C momenten (begroting, tussentijdse rapportages, jaarstukken), omdat hierbij vooral gerapporteerd wordt over situaties die zich al hebben voorgedaan en er minder ruimte is voor wensen en bedenkingen vanuit de raad voordat er besluiten worden genomen.

Het artikel schept slechts duidelijkheid tussen het college en de raad over wanneer de raad in elk geval vóóraf wenst te worden geïnformeerd en in de gelegenheid wil worden gesteld zijn wensen en bedenkingen aan het college kenbaar te maken.

In de gevallen waarbij bijvoorbeeld een besluit genomen moet worden over de aankoop- of verkoop van grond of een garantstelling die niet in de begroting zijn genoemd en onder de drempelbedragen blijven, maar wel ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor de gemeente, dan is het alsnog wenselijk dat de raad door het college in de gelegenheid wordt gesteld om wensen en bedenkingen kenbaar te maken.

Artikel 8. Waardering en afschrijving vaste activa

In de raad van 22 juni 2015 zijn de kaders van het activabeleid vastgesteld. Deze zijn in dit artikel weergegeven.

Artikel 9. Voorziening voor oninbare vorderingen

Als (publieke en private) vorderingen ouder zijn dan 1 jaar is de inbaarheid meestal wel in te schatten. Doorgaans is dan het reguliere invorderingstraject (aanmaning, dwangbevel) al doorlopen en zijn er verdere maatregelen nodig zoals loonbeslag e.d.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

In de raad van 22 juni 2015 zijn de kaders van beleid m.b.t. reserves vastgesteld. Deze zijn in dit artikel weergegeven.

Artikel 11. Kostenverdeling

In de raad van 22 juni 2015 zijn de kaders van de kostenverdelingssystematiek vastgesteld. Deze zijn in dit artikel weergegeven.

Artikel 12. Kostprijsberekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt dat deze verordening in ieder geval de grondslagen voor de berekening van door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten en heffingen bevat. De tekst is over genomen uit de VNG-modelverordening.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreft. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met ander ondernemingen treedt. Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in dat tenminste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht. Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang.

De tekst is over genomen uit de VNG-modelverordening.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet).

Het vaststellen van prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, diensten of werken die niet vallen onder artikel 229 Gemeentewet, is een privaatrechtelijke besluit. Deze besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, letter e artikel 160 Gemeentewet). Wel wordt het beleid en de kaders aan de raad voorgelegd.

Artikel 15. Financieringsfunctie

Artikel 212 Gemeentewet bevat de bepaling dat de financiële verordening in elk geval regels voor de algemene doelstelling en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie bevat. Artikel 15 geeft invulling aan deze plicht. Het artikel bevat kaders voor het financieringsbeleid. Het college stelt zelf een uitwerking hiervan vast (financieringsstatuut).

Artikel 16. Lokale heffingen

Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft aan wat in de paragraaf ten minste moet staan. Dit is letterlijk over genomen. Na het woord “daarnaast” is aangegeven wat er in de raad van 22 juni 2015 is besloten waarover de raad ook wil worden geïnformeerd.

Artikel 17. Financiering

Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft aan wat in de paragraaf ten minste moet staan. Dit is letterlijk over genomen. Na het woord “daarnaast” is aangegeven wat er in de raad van 22 juni 2015 is besloten waarover de raad ook wil worden geïnformeerd.

Artikel 18. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft aan wat in de paragraaf ten minste moet staan. Dit is letterlijk over genomen. Na het woord “daarnaast” is aangegeven wat er in de raad van 22 juni 2015 is besloten waarover de raad ook wil worden geïnformeerd.

Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen

Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft aan wat in de paragraaf ten minste moet staan. Dit is letterlijk over genomen. Na het woord “daarnaast” is aangegeven wat er in de raad van 22 juni 2015 is besloten waarover de raad ook wil worden geïnformeerd.

Artikel 20. Bedrijfsvoering

Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft aan wat in de paragraaf ten minste moet staan. Dit is letterlijk over genomen.

Artikel 21. Verbonden partijen

Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft aan wat in de paragraaf ten minste moet staan. Dit is letterlijk over genomen. Na het woord “daarnaast” is aangegeven wat er in de raad van 22 juni 2015 is besloten waarover de raad ook wil worden geïnformeerd.

Artikel 22. Grondbeleid

Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten geeft aan wat in de paragraaf ten minste moet staan. Dit is letterlijk over genomen. Na het woord “daarnaast” is aangegeven wat er in de raad van 22 juni 2015 is besloten waarover de raad ook wil worden geïnformeerd.

Artikel 23. Administratie

Onder artikel 23 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens en de vastlegging er van moeten voldoen. De tekst is over genomen uit de VNG-modelverordening.

Artikel 24. Financiële organisatie

Dit artikel geeft aan op welke terreinen van de financiële organisatie het college beleid en interne regels moet stellen. De tekst is over genomen uit de VNG-modelverordening.

Artikel 25. Interne controle

Dit artikel draagt o.a. het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de adinistratie een getrouw beeld geven. De tekst is over genomen uit de VNG-modelverordening.

Artikel 26. Intrekken oude verordeningen en overgangsrecht

Bij inwerkingtreding van de nieuwe verordening moet de oude worden ingetrokken.

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel

De verordening treedt met terugwerkende kracht in werking om aan de wet te voldoen.

Naar boven