85ste wijziging CAR-LAR Werktijdenregeling gemeente Alkmaar

Vergadering: 15-03-2016

 

Onderwerp

Nota BW 85ste wijziging CAR-LAR Werktijdenregeling

 

Samenvatting

Conform het cao-akkoord 2011-2012 is er per juli 2013 invulling gegeven aan de modernisering en flexibilisering van de werktijden. Deze wijziging is voor de gemeente Alkmaar nog niet opgenomen in de CAR-LAR. Met de wijziging kan de gemeente de kwaliteit van de dienstverlening aan de burger bevorderen. Voor de meeste medewerkers betekent dit dat er (in overleg met de leidinggevende) van maandag tot en met vrijdag tussen 7:00 en 22:00 gewerkt kan worden. Hierdoor komen er voor de werkgever meer mogelijkheden om de medewerkers flexibel in te zetten bij verandering van de vraag. Voor de medewerker ontstaan meer mogelijkheden voor tijd- en plaatsonafhankelijk te werken en afstemming tussen werk en privésituatie.

 

Beslissing

Het College besluit:

  • 1.

    De CAR-LAR te wijzigen conform het bepaalde in de LOGA-ledenbrief van 4 juli 2013, kenmerk CVA/U201300476 en de wijzigingen opgenomen in bijlage 1 op te nemen in de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling per 1 juni 2016.

  • 2.

    De werktijdenregeling vast te stellen per 1 juni 2016, onder voorbehoud van instemming van de ondernemingsraad.

  • 3.

    De spelregels flexibele werktijden in te trekken per 1 juni 2016, onder voorbehoud van instemming van de ondernemingsraad.

 

Vraagstelling - probleemstelling

Conform het cao-akkoord 2011-2012 is er per juli 2013 invulling gegeven aan de modernisering en flexibilisering van de werktijden. Deze wijziging is voor de gemeente Alkmaar nog niet opgenomen in de CAR-LAR. Aan het College van B&W wordt gevraagd in te stemmen met de gewijzigde tekst van de CAR-LAR en onder voorbehoud van instemming van de Ondernemingsraad in te stemmen met de werktijdenregeling.

Met de wijziging kan de gemeente de kwaliteit van de dienstverlening aan de burger bevorderen. Voor de meeste medewerkers betekent dit dat er (in overleg met de leidinggevende) van maandag tot en met vrijdag tussen 7:00 en 22:00 gewerkt kan worden. Hierdoor komen er voor de werkgever meer mogelijkheden om de medewerkers flexibel in te zetten bij verandering van de vraag. Voor de medewerker ontstaan meer mogelijkheden voor tijd- en plaatsonafhankelijk te werken en afstemming tussen werk en privésituatie.

Door de wijzigingen is het voor de medewerkers niet meer mogelijk om een overwerkvergoeding te declareren. Wel is er sprake van een buitendagvenstervergoeding. Deze vergoeding kan echter pas op doordeweekse dagen na 22:00 uur gedeclareerd worden. In de weekenden blijft er wel voor de gehele dag recht op een vergoeding in overleg met de leidinggevende.

In de werktijdenregeling is het mogelijk om voor medewerkers een uitzondering te maken. Deze medewerkers komen dan onder de bijzondere regeling te vallen en blijven recht houden op de oude overwerkregeling. Er is sprake van een uitzonderingsgeval als de medewerker in een rooster moet werken waarop hij zelf geen invloed kan uitoefenen. In de werktijdenregeling zijn, in overleg met de unitmanagers en akkoord van de directie, de volgende groepen aangewezen die onder de bijzondere regeling vallen:

  • 1.

    Medewerkers van Stadstoezicht

  • 2.

    Haven- en Marktmeesters

  • 3.

    Bodes

De voorgestelde werktijdenregeling komt in plaats van de spelregels flexibele werktijden.

 

Afwegingsproces - alternatieven

Een wijziging in de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling krijgt pas rechtskracht op het moment dat ze door het college is vastgesteld. Op grond van artikel 160 van de Gemeentewet is het college bevoegd om de nieuwe bepalingen in de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling vast te stellen. Omdat in het LOGA volledige overeenstemming is bereikt over de wijzigingen in de arbeidsvoorwaarden voor gemeenteambtenaren en in het lokale georganiseerd overleg over de rekenmethodiek stellen wij voor deze wijzigingen zoals deze zijn opgenomen in de bijlage in de gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling op te nemen.

 

Financiële aspecten

Deze aanpassingen hebben financiële gevolgen. Door het ruimere dagvenster komt de meerderheid van de medewerkers minder snel in aanmerking voor een vergoeding. Naar verwachting levert dit een besparing op. Het bedrag dat bespaart wordt is niet in te schatten vanwege de berekeningssystematiek.

 

Personele aspecten

Er zijn medewerkers die door het inwerking treden van deze nieuwe werktijdenregeling en de wijziging van de CAR-LAR geen aanspraak meer kunnen maken op een overwerkvergoeding.

 

Communicatie

  • -

    Medewerkers informeren

  • -

    Bekendmaking aan de burger

  • -

    Publicatie van de gewijzigde gemeentelijke arbeidsvoorwaardenregeling op www.overheid.nl.

 

Bijlagen

Bijlage A: Wijzigingen in de CAR-LAR als gevolg van de circulaire van 4 juli 2013 CVA/U201300476

Bijlage 1 (LOGA-circulaire CVA/U201300476 van 4 juli 2013)

  • A

    De toelichting op artikel 1:1, onderdeel g en h, en onderdeel j en k, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

    onderdeel g en h

    De feitelijke arbeidsduur per week kan afwijken van de formele arbeidsduur per week.

    onderdeel j en k

    Een volledige betrekking heeft een arbeidsduur van ten hoogste 1836 uur per jaar. In deze berekening zijn meegenomen het aantal werkdagen verminderd met het aantal, niet jaarlijks op zaterdag of zondag vallende, feestdagen per jaar, gecorrigeerd met de kans dat zij periodiek op een zaterdag of zondag vallen. Het gaat hier gemiddeld om 5 6/7 dag per jaar. De in aanmerking genomen feestdagen zijn Nieuwjaarsdag (gemiddeld per jaar 5/7 dag), 2e paasdag (7/7), Koningsdag (5/7), Hemelvaartsdag (7/7), 2e pinksterdag (7/7) en de beide kerstdagen (10/7) De berekening is dan als volgt: 365,25 dagen x 5/7 - 5 6/7 = 255 dagen. 255 x 7,2 uren (= 36 uren : 5) = 1836 uren.

    Indien lokaal nog andere feestdagen zijn aangewezen (zoals bijv. bevrijdingsdag, Goede Vrijdag, 1 mei, maar ook andere dagen zoals de biddag voor het gewas, carnavalsmaandag en/of -dinsdag, vrije dagen voor de plaatselijke kermis etc.) moeten deze, op overeenkomstige wijze, in mindering worden gebracht op de in dit lid genoemde maximale arbeidsduur. De vermindering bedraagt 5/7 vermenigvuldigd met 7,2 uur bij een feestdag die elk jaar op een andere dag van de week valt en 7,2 uur bij een feestdag die elk jaar op dezelfde dag van de week valt, niet zijnde een zaterdag of zondag.

    Een volledige betrekking heeft een formele arbeidsduur van 36 uur per week. De feitelijke arbeidsduur per week kan daarvan afwijken.

  • B

    In de algemene toelichting op artikel 3:1 wordt de verwijzing naar artikel 3:3:1 vervangen door: 3:3A.

  • C

    Artikel 3:2 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

    De ambtenaar als bedoeld in de artikelen 4:3 en 4:8 heeft recht op een vergoeding voor overwerk. In een nader vast te stellen regeling wordt onder meer bepaald in welke gevallen een uitzondering geldt wat betreft de mogelijkheid aanspraak te maken op een vergoeding, bedoeld in de eerste zin.

     

    Toelichting

    Vóór de bestaande toelichting op artikel 3:2 wordt de volgende passage toegevoegd:

    Het recht op een overwerkvergoeding geldt alleen voor de ambtenaar voor wie de bijzondere regeling van de werktijden geldt. De bijzondere regeling van de werktijden staat in de artikelen 4:3 tot en met 4:7. Het recht op overwerkvergoeding geldt ook voor brandweerpersoneel dat in dienstroosters werkt (artikel 4:8).

  • D

    In artikel 3:2:1, vijfde lid, onderdeel b, wordt de verwijzing naar artikel 4:2:1, derde lid, vervangen door: 4:5, derde lid.

    In artikel 3:2:1, vijfde lid, onderdeel c, wordt tweemaal de verwijzing naar artikel 4:2:1,derde lid, vervangen door: 4:5, derde lid.

  • E

    Artikel 3:3, eerste lid, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

    De ambtenaar als bedoeld in de artikelen 4:3 en 4:8 heeft recht op een vergoeding over de werktijd vastgesteld op:

    • a.

      maandag tot en met vrijdag tussen 0.00 en 08.00 uur en tussen 18.00 uur en 24.00 uur;

    • b.

      zaterdag tussen 0.00 en 24.00 uur;

    • c.

      zondag tussen 0.00 en 24.00 uur.

      Toelichting

      Vóór de bestaande toelichting op artikel 3:3 wordt de volgende passage toegevoegd:

      Het recht op een vergoeding onregelmatige dienst geldt alleen voor de ambtenaar die valt onder de bijzondere regeling van de werktijden en voor het brandweerpersoneel dat in dienstroosters werkt. De bijzondere regeling van de werktijden staat in artikel 4:3 tot en met 4:7. Artikel 4:8 gaat over de werktijden bij de brandweer.

      In de toelichting op artikel 3:3, derde lid, wordt de verwijzing naar artikel 4:2, tweede lid, onderdeel d, vervangen door: artikel 4:4, vierde lid, onderdeel b.

      In de toelichting op artikel 3:3, vierde lid wordt de verwijzing naar artikel 3:3:1 vervangen door: artikel 3:3A.

  • F

    Artikel 3:3:1 wordt geschrapt en na artikel 3:3 wordt een nieuw artikel 3:3A ingevoegd.

    Artikel 3:3A komt als volgt te luiden:

    • 1.

      Het college stelt voor de ambtenaar aan wie de verplichting bedoeld in artikel 2:1B, tweede lid, onderdeel c, is opgelegd, regelen ter vergoeding daarvan. Geen vergoeding wordt toegekend indien uitdrukkelijk is bepaald dat bij de vaststelling van de bezoldiging met vorenbedoelde verplichting rekening is gehouden.

    • 2.

      De ambtenaar die valt onder de standaardregeling en die aangewezen is voor het verrichten van beschikbaarheidsdiensten als bedoeld in artikel 2:1B, tweede lid, onderdeel c, heeft over de uren buiten het dagvenster dat hij daadwerkelijk arbeid verricht recht op een buitendagvenstervergoeding.

      De toelichting op artikel 3:3A komt als volgt te luiden:

      Lid 1

      Met dit artikel wordt duidelijk dat voor de beschikbaarheidsdiensten een afzonderlijke vergoedingsregeling door het college wordt vastgesteld. Voor beschikbaarheidsdiensten geldt dus niet automatisch een toelage onregelmatige dienst.

      Lid 2

      De ambtenaar die valt onder de standaardregeling van de werktijden kan door de werkgever aangewezen worden voor het verrichten van beschikbaarheidsdiensten. Hiervoor geldt op grond van het eerste lid een vergoeding. Wordt de ambtenaar opgeroepen om daadwerkelijk werkzaamheden te verrichten gedurende zijn beschikbaarheidsdienst dan ontvangt hij een buitendagvenstervergoeding over de uren buiten het dagvenster. Verricht hij werkzaamheden op uren binnen het dagvenster dan kan hij die uren op een ander moment in tijd compenseren in overleg met zijn leidinggevende.

  • G

    Artikel 3:4 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

    Het college kan bepalen dat bij verschuiving van de vastgestelde werktijden per week van de ambtenaar als bedoeld in artikel 4:3 en 4:8 anders dan op verzoek van de ambtenaar aanspraak op een vergoeding ontstaat. In een nader vast te stellen regeling wordt bepaald wanneer recht ontstaat op een verschuivingsvergoeding.

    De toelichting op artikel 3:4 komt als volgt te luiden:

    Het recht op een verschuivingsvergoeding geldt alleen voor de ambtenaar die valt onder de bijzondere regeling van de werktijden, of die behoort tot het brandweerpersoneel bedoeld in artikel 4:8. De bijzondere regeling van de werktijden staat in de artikelen 4:3 tot en met 4:7.

  • H

    Artikel 3:4:1, eerste lid, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

    Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3:4 heeft de ambtenaar als bedoeld in de artikelen 4:3 en 4:8 recht op een vergoeding, indien binnen 72 uur voor aanvang van de oorspronkelijk vastgestelde werktijd, de werktijden worden verschoven.

  • I

    Er wordt een nieuw artikel 3:8 toegevoegd:

    Artikel 3:8 Buitendagvenstervergoeding

    • 1.

      De ambtenaar die valt onder de standaardregeling voor de werktijden en die door het college aangewezen is om arbeid te verrichten buiten het dagvenster als bedoeld in artikel 4:2, tweede lid, heeft recht op een buitendagvenstervergoeding.

    • 2.

      De buitendagvenstervergoeding bedraagt:

      • -

        50% van het uurloon van de ambtenaar over de gewerkte uren buiten het dagvenster tussen maandag 00:00 uur en vrijdag 24:00 uur;

      • -

        75% van het uurloon van de ambtenaar over de uren gewerkt op zaterdag;

      • -

        100% van het uurloon van de ambtenaar over de uren gewerkt op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:5, derde lid.

    • 3.

      De ambtenaar die een functie bekleedt waaraan een functieschaal 11 of hoger verbonden is heeft geen recht op een buitendagvenstervergoeding.

      De toelichting op artikel 3:8, eerste lid, komt als volgt te luiden:

      Er zijn twee situaties waarin een ambtenaar recht kan hebben op de buitendagvenstervergoeding.

      • 1.

        De ambtenaar die valt onder de standaardregeling kan een dienstopdracht krijgen om buiten het dagvenster werkzaamheden te verrichten (artikel 4:2 lid 8). De ambtenaar heeft dan recht op een buitendagvenstervergoeding; dit is een financiële vergoeding. Deze vergoeding bedraagt per gewerkt uur een percentage van het uurloon. De gewerkte uren buiten het dagvenster worden in tijd gecompenseerd. De ambtenaar maakt hierover afspraken met zijn leidinggevende.

        De uren die buiten het dagvenster gewerkt worden kunnen niet omgezet worden in vakantieverlof.

      • 2.

        De ambtenaar die valt onder de standaardregeling van de werktijden kan door de werkgever aangewezen worden voor het verrichten van beschikbaarheidsdiensten. Hiervoor geldt op grond van artikel 3:3A, eerste lid, een vergoeding. Wordt de ambtenaar opgeroepen om daadwerkelijk werkzaamheden te verrichten gedurende zijn beschikbaarheidsdienst dan ontvangt hij een buitendagvenstervergoeding over de uren buiten het dagvenster.

        Verricht hij werkzaamheden op uren binnen het dagvenster dan kan hij die uren op een ander moment in tijd compenseren in overleg met zijn leidinggevende.

  • J

    Hoofdstuk 4 wordt gewijzigd en komt, inclusief toelichting, als volgt te luiden:

    4 Arbeidsduur en werktijden

    Artikel 4:1

    Het college stelt lokaal een werktijdenregeling vast met inachtneming van hetgeen in dit hoofdstuk bepaald is.

    Toelichting

    In hoofdstuk 4 zijn regels over de werktijden vastgelegd. Dit laat onverlet dat ook op lokaal niveau een werktijdenregeling moet worden vastgesteld in overleg met de OR. In deze regeling kunnen aanvullende regels gesteld worden die recht doen aan de lokale situatie .Voorbeelden daarvan zijn bloktijden, openingstijden van het kantoorpand etc.

    Paragraaf 1 Standaardregeling voor de werktijden

    Toelichting op paragraaf 1

    LOGA partijen hebben in de CAO 2011-2012 afspraken gemaakt over flexibilisering van de werktijden, aansluitend bij de behoefte van werkgevers en werknemers. De standaardregeling is de norm, de bijzondere regeling de uitzondering. Uitgangspunt bij de standaardregeling is dat de ambtenaar (enige) vrijheid heeft bij het bepalen van zijn werktijden. Dit betekent niet dat er sprake moet zijn van volledige zeggenschap van de ambtenaar, dit zou ook strijdig zijn met de gezagsverhouding die de relatie werkgever en werknemer typeert. De ambtenaar heeft een zekere vrijheid in het in het bepalen van zijn werktijden. De ene dag werkt hij meer omdat hij een deadline moet halen, dit compenseert hij door op een ander moment minder te werken. De werkgever kan wel van de ambtenaar verlangen dat hij op aangewezen momenten aanwezig of beschikbaar is omdat dit bij de uitoefening van zijn functie hoort. Dat strijdt niet met de standaardregeling. Uitgangspunt is goed werkgeverschap en goed werknemerschap. De leidinggevende geeft ruimte en vertrouwen, de medewerker draagt een grote professionele verantwoordelijkheid. De OR heeft in dit proces een belangrijke rol; zij monitort of het proces rondom het individueel vaststellen van de werktijden goed verloopt binnen de organisatie en past binnen de kaders van de werktijdenregeling. Als blijkt dat dit niet het geval is kan de OR verbetervoorstellen doen. Een verbetervoorstel kan bijvoorbeeld zijn dat alle medewerkers van een afdeling, vanwege terugkerende problemen rondom de werktijden, onder de bijzondere regeling geplaatst worden, tijdelijk of voor onbepaalde tijd.

    Indien de functie van dien aard is dat er niet of nauwelijks sprake is van zeggenschap van de ambtenaar, dat is bijvoorbeeld het geval wanneer in vaste roosterdienst gewerkt wordt, dan kan de standaardregeling niet meer van toepassing zijn. In dat geval worden de werktijden eenzijdig vastgesteld door het college en geldt de bijzondere regeling van artikel 4:3 en verder. Medewerkers die naast hun reguliere werktijden uit hoofde van hun functie beschikbaarheidsdiensten verrichten, zoals ict-medewerkers en woordvoerders, vallen niet om die reden onder de bijzondere regeling van de werktijden. Als deze medewerkers (enige) vrijheid hebben bij het bepalen van hun reguliere werktijden dan vallen ook zij onder de standaardregeling. Ook het werken in roosters heeft niet per definitie tot gevolg dat medewerkers onder de bijzondere regeling van de werktijden vallen. Indien de gemeente gebruik maakt van een systeem van zelfroostering, waardoor medewerkers zeggenschap krijgen over hun werktijden, dan geldt ook voor deze medewerkers de standaardregeling. De bijzondere regeling is uitsluitend van toepassing op medewerkers die (vrijwel) geen zeggenschap hebben over hun werktijden.

    Artikel 4:2

    • 1.

      De ambtenaar verricht zijn werkzaamheden op tijden binnen het dagvenster.

    • 2.

      Het dagvenster loopt van maandag tot en met vrijdag tussen 7:00 en 22:00 uur.

    • 3.

      De ambtenaar en het college maken voorafgaand aan elk kalenderjaar afspraken over de werktijden, het verlof en de planning van de werkzaamheden van de ambtenaar, voor het komende jaar.

    • 4.

      Ten aanzien van de afspraken over werktijden geldt als uitgangspunt dat

      • a

        hierover overeenstemming bereikt wordt tussen de ambtenaar en het college;

      • b

        de werktijden binnen de normen van de arbeidstijdenwet blijven;

      • c

        de werktijd per dag ten hoogste 11 uren bedraagt en per week 50 uren, tenzij op verzoek van de ambtenaar daarvan wordt afgeweken.

    • 5.

      Als gevolg van gewijzigde omstandigheden kunnen de afspraken over de werktijden aangepast worden.

    • 6.

      De ambtenaar en het college overleggen tweemaal per jaar over de werktijden in relatie tot de planning van de werkzaamheden.

    • 7.

      Blijkt tijdens dit periodieke gesprek over de werktijden dat het ongewijzigd voortzetten van de planning van de werkzaamheden leidt tot overschrijding van de arbeidsduur per jaar, dan worden de afspraken in overleg aangepast. Indien de ambtenaar en het college het erover eens zijn dat overschrijding van de arbeidsduur per jaar onvermijdelijk is dan wordt in overleg de omvang van de overschrijding vastgesteld, uitgedrukt in uren. De ambtenaar ontvangt voor elk teveel gewerkt uur een vergoeding ter hoogte van het uurloon of een uur vakantieverlof.

    • 8

      de ambtenaar verricht arbeid op werktijden buiten het dagvenster wanneer dat op grond van dienstbelang noodzakelijk is.. Voor de uren die de ambtenaar buiten het dagvenster werkt geldt een buitendagvenstervergoeding als bedoeld in artikel 3:8.

    • 9.

      Ten aanzien van het verrichten van arbeid buiten het dagvenster vanwege dienstbelang is het bepaalde in artikel 4:5 van overeenkomstige toepassing.

    • 10.

      Wanneer de ambtenaar en het college er niet in slagen om de werktijden in overeenstemming vast te stellen, dan stelt het college wanneer het dienstbelang dit vergt eenzijdig de werktijden vast met afweging van alle betrokken belangen. In die situatie geldt ten aanzien van de werktijden van de ambtenaar de bijzondere regeling als bedoeld in paragraaf 2 van dit hoofdstuk.

    • 11

      Het college kan de ambtenaar om redenen van dienstbelang incidenteel verzoeken om werkzaamheden te verrichten op werktijden die afwijken van de afspraken die hierover gemaakt zijn op grond van het derde lid. Wanneer de ambtenaar en het college hierover geen overeenstemming bereiken dan heeft de ambtenaar recht op een vergoeding voor de gewerkte uren ter hoogte van de buitendagvenstervergoeding, zoals omschreven in artikel 3:8, tweede lid, eerste aandachtstreepje. Artikel 3:8, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

    • 12.

      Het college en de OR evalueren jaarlijks de regels en afspraken over de werktijden in de organisatie. De OR heeft de bevoegdheid om verbetervoorstellen in te dienen, waarvan het college alleen gemotiveerd kan afwijken.

    • 13.

      Als op 31 december 2013 op grond van een lokale regeling een ruimer dagvenster geldt dan het dagvenster genoemd in het tweede lid, dan blijft vanaf 1 januari 2014 dit ruimere dagvenster gelden.

      Toelichting

      Algemeen

      De standaardregeling heeft als uitgangspunt dat de ambtenaar met zijn leidinggevende afspraken maakt over invulling van zijn werktijden. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling van de standaardregeling dat voor iedere ambtenaar een individueel rooster wordt opgesteld in overleg met de leidinggevende. Flexibiliteit en zeggenschap van de ambtenaar zijn sleutelbegrippen. De leidinggevende laat een deel van de “control” los. Daarvoor in de plaats komt verantwoordelijkheid van de medewerker. De ruimte die de ambtenaar krijgt zal hij zoals het een goed ambtenaar betaamt moeten invullen.

      Lid 3, 4, 5, 6 en 7

      Kern van de standaardregeling is dat de ambtenaar met zijn leidinggevende afspraken maakt over zijn werkzaamheden, zijn verlof en de planning van zijn werkzaamheden.

      Voorwaarde voor toepassing van de standaardregeling is dat de ambtenaar en zijn leidinggevende samen tot overeenstemming komen. Als dat uiteindelijk niet lukt dan stelt het college eenzijdig de werktijden vast, maar dan kan de standaardregeling niet meer van toepassing zijn. In die situatie valt de medewerker onder de bijzondere regeling. Het is onwenselijk dat binnen een afdeling verschillende regimes gelden voor de werktijden.

      Toch kan dit voorkomen indien een leidinggevende met een individuele medewerker niet tot goede afspraken komt. Komt dit frequenter voor dan is de OR aan zet; zie hiervoor de toelichting op lid 12.

      De ambtenaar en zijn leidinggevende overleggen tweemaal per jaar over de werktijden en de planning van de werkzaamheden. Het is niet gewenst dat de ambtenaar veel meer of minder uren werkt dan zijn formele arbeidsduur. Op de ambtenaar rust een verantwoordelijkheid om teveel of te weinig werk tijdig aan te kaarten zodat de afspraken daarop afgestemd kunnen worden. In de situatie dat ambtenaar en leidinggevende het erover eens zijn dat de formele arbeidsduur per jaar overschreden zal worden dan wordt de omvang daarvan vastgesteld. De ambtenaar ontvangt een vergoeding ter hoogte van het uurloon of een uur vakantieverlof over de teveel gewerkte uren. De ambtenaar en zijn leidinggevende stellen vast welke vergoeding het meest passend is. Dit gebeurt in ieder geval aan het einde van elk kalenderjaar en bij het einde van een dienstverband. Indien er geen keuze wordt gemaakt dan worden de te veel gewerkte uren uitbetaald tegen de vergoeding.

      Lid 8

      De toepassing van de standaardregeling sluit niet uit dat het dienstbelang werken buiten het dagvenster noodzakelijk maakt. Hier staat een buitendagvenstervergoeding tegenover.

      Lid 10

      In het derde lid is bepaald dat de ambtenaar en zijn leidinggevende afspraken maken over de werktijden. Als dat niet lukt is dit lid van toepassing. Dit lid heeft geen betrekking op incidentele gevallen; daarvoor geldt het bepaalde in het elfde lid.

      Lid 11

      Ten aanzien van de werktijden zijn de afspraken zoals bedoeld in het derde lid leidend.

      Het kan incidenteel voorkomen dat een ambtenaar vanwege dienstbelang op andere tijden moet werken. Het gaat in dit lid dan om tijden die binnen het dagvenster vallen. Uitgangspunt is dat ook in deze situatie de ambtenaar en zijn leidinggevende tot goede afspraken komen. Als dat niet mogelijk blijkt te zijn en het is om redenen van dienstbelang noodzakelijk dat de ambtenaar werkzaamheden verricht dan heeft de ambtenaar recht op een vergoeding ter hoogte van de laagste buitendagvenstervergoeding

      Lid 12

      Het individuele overleg over werktijden vraagt veel van leidinggevende en medewerker. Daarom is het belangrijk dat binnen de organisatie gevolgd wordt hoe dit proces verloopt. De OR is hiervoor het aangewezen orgaan. Als de OR problemen signaleert, bijvoorbeeld binnen een specifieke afdeling, dan kan de OR verbetervoorstellen doen aan het college.

      Lid 13

      Er zijn gemeenten waar voor inwerkingtreding van de nieuwe regels over werktijden een dagvenster gold dat op onderdelen ruimer was dan het dagvenster zoals omschreven in artikel 4:2, tweede lid. Met dagvenster wordt in dit verband gedoeld op uren/dagen waarvoor geen onregelmatigheidstoelage verstrekt wordt. Op grond van de regels over de ort en werktijden zoals deze golden op 31 december 2013 was het bijvoorbeeld mogelijk om de ambtenaar op zaterdag voor ten hoogste drie uren in te roosteren zonder aanspraak op een ort. Als de gemeente op 31 december 2013 een werktijdenregeling met een ruimer dagvenster had en die in overeenstemming met de regels van de CAR-UWO was, dan blijft dit ruimere dagvenster ook gelden vanaf 1 januari 2014.

      Paragraaf 2 Bijzondere regeling voor de werktijden

      Artikel 4:3 Werkingssfeer

      Deze paragraaf is van toepassing op de ambtenaar van wie de werktijd eenzijdig wordt vastgesteld door het college.

      Toelichting

      De bijzondere werktijdenregeling geldt voor medewerkers die geen of heel geringe zeggenschap hebben over hun werktijden; hun werktijden worden eenzijdig vastgesteld door het college. Het gaat in deze situatie in elk geval om medewerkers die in een rooster werken en geacht worden op vaste tijden hun werk te verrichten.

      Als de ambtenaar die valt onder de standaardregeling geen overeenstemming bereikt met zijn leidinggevende over zijn werktijden dan is de bijzondere regeling op hem van toepassing. Zijn werktijden worden dan eenzijdig vastgesteld.

      Bijzondere regeling

      Artikel 4:4 Vaststelling werktijden

    • 1.

      Het college stelt de werktijden van de ambtenaar vast.

    • 2.

      De arbeidsduur bedraagt ten hoogste 11 uur per dag en 50 uur per week.

    • 3.

      Wanneer voor de ambtenaar wisselende werktijden gelden dan legt het college deze vast in een rooster.

    • 4.

      Bij de vaststelling van de werktijden worden de volgende regels in acht genomen:

      • a.

        De werktijden worden ten minste één maand voor aanvang bekend gemaakt aan de ambtenaar.

      • b.

        De werktijd van de ambtenaar wordt niet uitsluitend vastgesteld op een wijze waardoor een aanspraak op een ORT wordt ontweken.

    • Artikel 4:5 Werken op zon- en feestdagen

    • 1.

      De ambtenaar verricht geen werkzaamheden op zaterdag en zondag, tenzij het dienstbelang dit noodzakelijk maakt. Een afwijking hiervan is slechts mogelijk voor ten hoogste 26 zondagen per jaar.

    • 2.

      Bij de vaststelling van de werktijden van de ambtenaar wordt zoveel mogelijk gezorgd, dat de ambtenaar op zondag en de voor hem geldende kerkelijke feestdagen zijn kerk kan bezoeken en dat hij in zijn zondagsrust zo weinig mogelijk wordt beperkt.

    • 3.

      Hetgeen in dit artikel ten aanzien van het verrichten van arbeid op zondag is bepaald, geldt mede voor het verrichten van arbeid op de nieuwjaarsdag, de tweede Paasdag, de Hemelvaartsdag, de tweede Pinksterdag, de beide Kerstdagen en de dag waarop de verjaardag van de koning wordt gevierd.

    • 4.

      Voor zover het dienstbelang niet anders vereist, geldt, hetgeen in dit artikel ten aanzien van het verrichten van arbeid op zondag is bepaald, ook voor kerkelijke of nationale, landelijke, regionale of plaatselijk erkende feest- of gedenkdagen die door het college zijn aangewezen als dagen, waarop de openbare dienst van de gemeente is gesloten

    • 5.

      Het bepaalde in dit artikel vindt voor hem die tot een kerkgenootschap behoort dat de wekelijkse rustdag op de sabbat of de zevende dag viert, overeenkomstige toepassing indien hij een daartoe strekkend verzoek heeft ingediend.

    • Toelichting

      Lid 2

      Als in het belang van de dienst op een zondag/feestdag arbeid moet worden verricht, moet de ambtenaar zo veel mogelijk In de gelegenheid worden gesteld de kerk te bezoeken en dient de arbeid zo beperkt mogelijk te worden gehouden. Hoe moet worden omgegaan met degene die tot een kerkgenootschap behoort dat de wekelijkse rustdag op de sabbat of de zevende dag viert, is geregeld in het vijfde lid van dit artikel.

      Lid 3

      Het verrichten van arbeid op de genoemde feestdagen wordt voor dit artikel gelijkgesteld aan het verrichten van arbeid op zondag.

      Voor de bepaling van de hoogte van de overwerkvergoeding voor gewerkte tijd op bijvoorbeeld tweede paasdag geldt dat - op grond van artikel 3:2:1, vijfde lid, onder b, van de UWO - deze feestdag gelijk wordt gesteld aan een zondag. Voor een berekeningsvoorbeeld van de overwerkvergoeding wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 3:2:1, vijfde lid, onder a, van de UWO.

      Lid 4

      Voorbeelden van door het college aangewezen feestdagen zijn de carnavalsmaandag, maar ook de 5-meiviering in de jaren dat geen sprake is van de officiële lustrumviering. Dergelijke aangewezen dagen moeten in de berekening van de arbeidsduur op jaarbasis worden meegenomen Wat het recht op overwerkvergoeding op dergelijke feestdagen betreft geldt hetzelfde als in de toelichting bij het derde lid is aangegeven De hoogte van de overwerkvergoeding is in dit geval afhankelijk van de dag waarop de feestdag valt. Zo geldt voor de bepaling van de hoogte van de overwerkvergoeding voor gewerkte tijd op een carnavalsmaandag hetgeen in artikel 3:2:1, vijfde lid, onder a, van de UWO is geregeld ten aanzien van een "gewone" maandag.

      Artikel 4:6

      Indien door de ambtenaar, bedoeld in artikel 3:3, arbeid op zaterdag of zondag wordt verricht, wordt hem voor elke zaterdag of zondag waarop hij arbeid heeft verricht een werkdag ter vrije beschikking toegekend.

      Artikel 4:7 Nadere regels

      Het college kan ter uitvoering van de artikelen 4:1 tot en met 4:6 nadere regels stellen.

      Paragraaf 3 Werktijden brandweerpersoneel in dienstroosters

      Artikel 4:8

    • 1.

      De artikelen 4:1 tot en met 4:7 zijn niet van toepassing op de ambtenaar die bij de brandweer werkzaam is in een dienstrooster.

    • 2.

      Het college stelt voor de ambtenaren genoemd in het eerste lid van dit artikel een werktijdenregeling vast.

    • 3.

      Bij het vaststellen van het dienstrooster draagt het college er zorg voor dat de arbeidsduur per jaar niet wordt overschreden.

      Paragraaf 4 Opgebouwde verloftegoed uit voormalige verlofspaarmogelijkheid

      Artikel 4:9

    • 1.

      Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

      • a.

        opgebouwde verloftegoed: het voor 1 april 2006 opgebouwde verlof in het kader van de voormalige verlofspaarmogelijkheid;

      • b.

        kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed: het omzetten van het opgebouwde verloftegoed in een geldbedrag. Per verlofuur wordt een bedrag uitgekeerd ten hoogte van het op het moment van uitbetalen geldende uurloon van de ambtenaar.

    • 2.

      Het opgebouwde verloftegoed wordt op verzoek van de ambtenaar door het college verleend, tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten. De ambtenaar geniet het verlof zoveel als mogelijk in een aaneengesloten periode.

    • 3.

      De ambtenaar kan verzoeken om kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed.

      Het college beslist of aan dit verzoek kan worden voldaan. Het verloftegoed kan enkel worden gekapitaliseerd wanneer de ambtenaar deelneemt aan de levensloopregeling en waneer het gekapitaliseerde verloftegoed wordt gestort op zijn levenslooprekening. Bij de kapitalisatie van het opgebouwde verloftegoed gelden de randvoorwaarden zoals opgenomen in de wettelijke bepalingen omtrent de levensloopregeling. Wanneer in een bepaald jaar het opgebouwde verloftegoed niet volledig kan worden gekapitaliseerd kan de ambtenaar in een volgend jaar opnieuw een verzoek indienen tot kapitalisatie van het resterende opgebouwde verloftegoed. Het college beslist dan of aan dit verzoek kan worden voldaan.

    • 4.

      In geval van ontslag op grond van artikel 8:1 wordt het resterende opgebouwde verloftegoed zoveel mogelijk opgenomen gedurende de opzegtermijn. In overeenstemming met de ambtenaar kan hiervoor de maximale opzegtermijn zonodig worden verlengd. Indien het voor de ambtenaar, in verband met het aanvaarden van een andere betrekking, niet mogelijk is om de opzegtermijn te verlengen, wordt het niet opgenomen resterende opgebouwde verloftegoed uitbetaald ingevolge het bepaalde in het tiende lid.

    • 5.

      In geval van ontslag op grond van artikel 8:3, 8:6, 8:7, 8:8, 8:10 of 8:11 wordt de ambtenaar in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan het ontslag het resterende opgebouwde verloftegoed op te nemen. Indien dit niet mogelijk is, wordt het niet opgenomen opgebouwde verloftegoed uitbetaald ingevolge het bepaalde in het tiende lid.

    • 6.

      In geval van ontslag op grond van artikel 8:5a of 8:13 is de ambtenaar verplicht het resterende opgebouwde verloftegoed op te nemen met ingang van de dag dat het voornemen tot ontslag aan de ambtenaar is meegedeeld. Het ontslag gaat in op de eerste dag na afloop van de opname van het opgebouwde verloftegoed.

    • 7.

      In geval van ontslag op grond van artikel 8:4 en 8:5 of 8:9 wordt het resterende opgebouwde verloftegoed uitbetaald op grond van het tiende lid.

    • 8.

      In het geval van overlijden van de ambtenaar wordt aan de nabestaanden, met inachtneming van het bepaalde van artikel 8:16:2, het resterende opgebouwde verloftegoed uitbetaald ingevolge het bepaalde in het tiende lid.

    • 9.

      In geval het ontslag als bedoeld in de voorgaande leden een gedeeltelijk ontslag betreft, worden tussen de ambtenaar en het college nadere afspraken gemaakt over de opname van het resterende opgebouwde verloftegoed.

    • 10

      Indien het opgebouwde verloftegoed wordt uitbetaald, wordt dit uitbetaald naar het op het moment van uitbetalen geldende uurloon van de ambtenaar.

  • K

    De eerste zin in de toelichting op artikel 6:2, tweede lid wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: Een ambtenaar kan verzoeken in enig jaar maximaal 50,4 uur op jaarbasis (bij een volledige betrekking) meer te werken dan de maximale arbeidsduur van 1836 uur.

  • L

    In artikel 6:2:2, tweede lid, wordt de verwijzing naar artikel 4:2:1, derde lid vervangen door: 4:5 lid 3.

  • M

    In artikel 6a:6, onderdeel f wordt de verwijzing naar artikel 4:3, derde lid vervangen door: 4:9 lid 3.

  • N

    Artikel 19b:12, eerste en tweede lid worden gewijzigd en komen als volgt te luiden:

    • 1.

      In afwijking van artikel 4:4 lid 2, is op de ambtenaar artikel 5.7 van de Arbeidstijdenwet van toepassing.

    • 2.

      In aanvulling op artikel 4:4 lid 3 verstrekt het college zo snel mogelijk maar in ieder geval binnen twee maanden na ingang van een cursusjaar een rooster van de in dat cursusjaar te werken uren.

Naar boven