Hilversum; Wet op de lijkbezorging (Wlb);

 

Burgemeester en wethouders van Hilversum;

 

gelet op het bepaalde in de Wet op de lijkbezorging (Wlb);

 

 

gelet op het bepaalde in de Wet op de lijkbezorging (Wlb);

gelet op de verplichting in artikel 4 van de Wlb tot benoeming van een of meer gemeentelijke

lijkschouwers;

gelet op Afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht.

overwegende dat:

Benoeming van de gemeentelijke lijkschouwer(s) plaatsvindt voor alle gewestgemeenten door de colleges van b&w op voordracht van de GGD.

In de praktijk ons college op voordracht van de GGD de gemeentelijke lijkschouwer benoemt.

Besluit:

  • 1.

    De uitoefening van de bevoegdheid tot benoeming van de gemeentelijke lijkschouwer(s) als bedoeld in artikel 4 van de Wet op de lijkbezorging te mandateren aan directeur publieke gezondheid van de GGD Regio Gooi en Vechtstreek;

  • 2.

    De mandataris op te dragen om het college steeds te informeren als er van de onder 1 vermelde bevoegdheid gebruik is gemaakt en wie is benoemd tot gemeentelijke lijkschouwer.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur van de regio Gooi en Vechtstreek te verzoeken het mandaat schriftelijk te aanvaarden

  • 4.

    Het besluit op 1 september 2016 inwerking te laten treden

  • 5.

    Het besluit te publiceren op de voorgeschreven wijze

Hilversum, 12 juli 2016

de gemeentesecretaris, de burgemeester,

I.C. de Vries P.I. Broertjes

Toelichting

De gemeentelijke taken op het gebied van de wet op de Lijkbezorging worden door de GGD uitgevoerd. Aanwijzing van de lijkschouwer vindt nu plaats door de colleges van

B en W in de regio op voordracht van de GGD. De GGD stelt voor de procedure van mandatering te vereenvoudigen.

Gelet op het bepaalde in artikel 4 van de Wet op de lijkbezorging benoemen burgemeester en wethouders één of meer gemeentelijke lijkschouwers. Forensische geneeskunde wordt voor de regio uitgevoerd vanuit de GGD. Vanuit de GGD wordt de aanwijzing van de gemeentelijke lijkschouwers georganiseerd.

Aanwijzing vindt nu plaats voor alle regiogemeenten door de colleges van B en W op voordracht van de GGD. In de praktijk volgen de colleges de voordracht. De bestaande praktijk brengt mee dat - na de voordracht - vanuit de GGD steeds gemonitord moet worden of de colleges wel besloten hebben tot aanwijzing. Er moet nagebeld en aangedrongen worden op besluitvorming. De praktijk van benoeming van gemeentelijke lijkschouwers is op dit moment daardoor ook aanleiding tot extra administratieve lasten.

Een oplossing voor de nadelen van de bestaande praktijk is dat de colleges van B en W van de regiogemeenten mandaat verlenen tot benoeming van de gemeentelijke lijkschouwer aan de directeur publieke gezondheid. Is een gemeentelijke lijkschouwer aangewezen dan wordt uw college hierover schriftelijk geïnformeerd.

Gelet hierop wordt voorgesteld de directeur publieke gezondheid bij de Regio mandaat te verlenen tot het uitoefenen van de bevoegdheid tot het aanwijzen van de gemeentelijke lijkschouwer(s) met inachtneming van de voorwaarde dat uw college steeds schriftelijk wordt geïnformeerd dat van deze bevoegdheid gebruik is gemaakt en wie er aangewezen is tot gemeentelijke lijkschouwer.

Naar boven