BELEIDSREGELS GEMEENTE HILVERSUM, INDIVIDUELE STUDIETOESLAG HILVERSUM 2015
 
 
Behorende bij Verordening Individuele Studietoeslag Hilversum 2015
INDIVIDUELE STUDIETOESLAG HILVERSUM 2015
Het college van burgemeester en wethouders van Hilversum,
Besluit
Vast te stellen de hieronder beschreven Beleidsregels Individuele Studietoeslag 2015
Vastgesteld in Collegevergadering
d.d. 1 september 2015
Kader
Met de komst van de Participatiewet (PW) op 1 januari 2015 is het instrumentarium van de gemeenten voor het tegengaan van armoede uitgebreid met de individuele studietoeslag. Deze toeslag is bestemd voor bepaalde groepen scholieren en studenten met een arbeidsbeperking, die wel kunnen werken maar niet in staat zijn om daarmee het wettelijk minimumloon (WML) te verdienen.
De studietoeslag is bedoeld als stimulans om een aangevangen studie of opleiding te voltooien. Ook biedt het compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak heel lastig zal zijn om studie met werken te combineren. Voor jongeren met een Wajong-uitkering bestaat een vergelijkbare studieregeling.
De wetgever heeft gemeenten opgedragen bij verordening regels te stellen over de hoogte en betaalfrequentie van de studietoeslag (art. 8, eerste lid, onderdeel c, PW). In de Verordening individuele Studietoeslag Hilversum 2015 is daaraan uitvoering gegeven. Bepaald is dat de studietoeslag € 120,- per maand bedraagt.
Binnen deze kaders is het aan het college overgelaten om verdere invulling te geven aan het beleid met betrekking tot de verstrekking van de studietoeslag, zoals de wijze waarop wordt vastgesteld wie tot de doelgroep behoort, de ingangs- en einddatum en de mogelijkheid van periodieke herbeoordelingen. In deze beleidsregels wordt daaraan gestalte gegeven.
Artikel 1. Begrippen
  • 1.
    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
  • 2.
    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
    • a.
      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum;
    • b.
      wet: Participatiewet;
    • c.
      verordening: Verordening Individuele studietoeslag Hilversum 2015;
    • d.
      UWV: het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen;
    • e.
      SUWI-ketenpartners: de organisaties, genoemd in Bijlage II, bedoeld in artikel 6.1 van de Regeling SUWI eenmalige gegevensuitvraag.
Artikel 2. Beoordeling arbeidsbeperking
  • 1.
    Aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 36b van de wet, dat de belanghebbende niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, is voldaan, als de belanghebbende door een structurele functionele beperking wel in staat is om te werken maar niet het wettelijk minimumloon kan verdienen.
  • 2.
    Om te bepalen of een belanghebbende aan de voorwaarde, bedoeld in het vorige lid, voldoet, hanteert het college in beginsel de volgende werkwijze:
  • belanghebbende wordt verzocht om gegevens over te leggen die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn voor beoordeling van het recht op studietoeslag. Dit verzoek blijft achterwege, voorzover gebruik gemaakt kan worden van toereikende gegevens die reeds bij het college of SUWI-ketenpartners beschikbaar zijn;
  • zijn de beschikbare gegevens voor dat doel onvoldoende, dan worden gegevens opgevraagd bij andere organisaties, voor zover er aanwijzingen zijn dat deze organisaties over relevante gegevens beschikken en het gegevens betreft in het kader van de uitoefening van een publieke taak;
  • leveren de vorige opties onvoldoende gegevens voor beoordeling op, dan kan een deskundigenadvies worden gevraagd bij het UWV.
Artikel 3. Ingangs- en beëindigingsdatum
  • 1.
    De studietoeslag wordt toegekend met ingang van de eerste dag van de maand waarin aan de voorwaarden voor toekenning is voldaan, maar niet eerder dan de maand waarin het verzoek, bedoeld in artikel 1 van de Verordening, is gedaan.
  • 2.
    De studietoeslag wordt beëindigd met ingang van de eerste dag van de maand, volgend op de dag, waarop het recht niet langer bestaat.
Artikel 4. Herbeoordeling aanspraak
Het college onderzoekt in beginsel jaarlijks of de belanghebbende nog aan de voorwaarden voor de studietoeslag voldoet.
Artikel 5. Citeertitel
Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Individuele Studietoeslag Hilversum 2015.
Artikel 6. Inwerkingtreding
Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2015.
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum op 1 september 2015.
De secretaris, De burgemeester,
I.C. de Vries P.J. Broertjes
Toelichting
Algemeen
Met deze beleidsregels wordt de inrichting van de studietoeslag in de gemeente Hilversum verder vormgegeven. De studietoeslag is bestemd voor scholieren en studenten met een arbeidsbeperking die wel kunnen werken maar niet het WML kunnen verdienen. Het betreft scholieren die in aanmerking kunnen komen voor een tegemoetkoming in de schoolkosten op grond van de WTOS en studenten die aanspraak kunnen maken op studiefinanciering op grond van de WSF2000 of diens rechtsopvolger.
De bevoegdheid tot vaststelling van deze beleidsregels ontleent het dagelijks bestuur aan artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waarin staat dat ‘een bestuursorgaan beleidsregels kan vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel gedelegeerde bevoegdheid’.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1. Begrippen
Onder SUWI-ketenpartners wordt verstaan de partijen die gebruik kunnen maken van de gegevensuitwisseling via het SUWI-netwerk. Het betreft organisaties als UWV, gemeenten, Sociale Verzekeringsbank, Rijksdienst voor het wegverkeer en Belastingdienst.
Artikel 2. Beoordeling arbeidsbeperking
De studietoeslag is bedoeld voor scholieren Voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (VAVO) en studenten die niet in staat zijn het wettelijk minimumloon (WML) te verdienen maar wel kunnen werken (MBO/HBO). Deze doelgroep is in artikel 2 concreter afgebakend. Het moet gaan om scholieren of studenten die een arbeidsbeperking hebben, die het verminderde arbeidsvermogen veroorzaakt. Blijkens de Nota van toelichting op artikel 36b PW wordt daarmee bedoeld de groep die een structurele arbeidsbeperking heeft. Dat is wat anders dan een tijdelijke arbeidsbeperking, bijv. voortkomend uit een kortdurende ziekte of een ongeval. Het gaat om een –naar verwachting- blijvende beperking. Om het begrip arbeidsbeperking wat scherper te definiëren wordt het begrip ‘structurele functionele beperking’ gebruikt. Dat is hetzelfde begrip als in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) wordt gebruikt voor iemand met een structurele arbeidsbeperking (zie de artikelen 34a, 35 en 36 WIA).
Om vast te stellen dat iemand wel kan werken maar niet het WML kan verdienen, is een beoordeling van de arbeidsmedische situatie van de belanghebbende noodzakelijk. Om dat goed te kunnen realiseren, dient afgegaan te worden op betrouwbare informatie. Uitgangspunt is dat gebruik wordt gemaakt van reeds bij het college aanwezige gegevens, zoals gegevens over eerder verstrekte bijzondere bijstand voor medische kosten of algemene bijstand met arbeidsmedische keuring. Gegevens kunnen echter ook uit andere gemeentelijke beleidsdomeinen afkomstig zijn, denk aan leerlingenvervoer of jeugdzorg. Daarnaast is het mogelijk dat SUWI-ketenpartners over betrouwbare gegevens beschikken. Dat kan informatie van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekering (UWV) zijn zoals eerdere keuringen of een afwijzende beschikking op een Wajong-aanvraag waaruit wel kan blijken dat iemand niet met voltijdse arbeid het minimumloon kan verdienen of dat sprake is ven een medische urenbeperking. Op grond van de wet SUWI kunnen gegevens van aangesloten organisaties worden uitgewisseld voor de beoordeling van het recht op bijstand. Uitgangspunt is, dat pas aan de belanghebbende wordt gevraagd gegevens te overleggen, als de bij het college of SUWI-ketenpartners beschikbare gegevens onvoldoende zekerheid bieden.
Betreft het andere domeinen dan het SUWI-domein, dan is uitgangspunt, dat de belanghebbende toestemming geeft voor een informatieverzoek aan andere organisaties. Denkbaar is dat (decanen van) scholen of jeugdzorginstellingen over dergelijke gegevens beschikken. Uitgangspunt is dat dergelijke derden slechts worden benaderd als er concrete aanwijzingen zijn dat er bruikbare en betrouwbare gegevens over de arbeidsmedische situatie van belanghebbende beschikbaar zijn en de gegevens die de jongere zelf verstrekt, onvoldoende zekerheid bieden. Het moet dan gaan om gegevens die de betreffende organisatie in het kader van een publieke taak heeft verkregen.
Wijst het onderzoek op basis van door de belanghebbende overgelegde gegevens in combinatie met de gegevens die via het SUWI-netwerk en ketenpartners of andere organisaties zijn verkregen, in de richting van een afwijzing, dan wordt dit eerst met belanghebbende besproken, er worden om aanvullende gegevens verzocht, voordat een arbeidsmedische beoordeling van het UWV wordt gevraagd. Een aanvraag voor arbeidsmedisch onderzoek bij het UWV wordt ook ingediend als er geen relevante gegevens bij het college dan wel ketenpartners aanwezig zijn of door belanghebbende worden overgelegd.
Artikel 3. Ingangs- en beëindigingsdatum
In de Verordening Individuele studietoeslag Hilversum 2015 zijn bepalingen opgenomen over de wijze waarop, en de periode waarvoor de studietoeslag wordt aangevraagd. Gekozen is voor indiening middels een aanvraagformulier en toekenning voor onbepaalde tijd, althans, zolang aan de voorwaarden wordt voldaan (zie artikelen 1 en 3). Er is echter geen bepaling opgenomen over de ingangs- en beëindigingsdatum. Dat is op zichzelf ook niet nodig, omdat bijstand in beginsel ‘op aanvraag’ wordt toegekend (artikelen 43 en 44 PW). Daarmee wordt bedoeld, dat de aanvraagdatum in principe de ingangsdatum is. Ter wille van een praktische uitvoering wordt in deze beleidsregel echter bepaald, dat de studietoeslag ingaat op de eerste dag van de maand waarin aan de voorwaarden is voldaan, om de doelgroep maximaal tegemoet te komen en de uitvoering te vergemakkelijken. Bijkomend voordeel is ook dat daarmee wordt aangesloten bij de maandsystematiek van de WSF/WTOS.
Voorwaarde is wel dat er in de betreffende maand een verzoek is ingediend middels een aanvraagformulier. Wordt de aanvraag ingediend in een maand waarin nog geen recht bestaat, dan gaat de toeslag pas in op de eerste dag van de maand waarin aan de voorwaarden is voldaan. Het studiejaar begint doorgaans op 1 september en het is mogelijk, dat de belanghebbende een aanvraag bijv. al in augustus indient. Over die maand bestaat dan nog geen recht op studietoeslag.
De studietoeslag wordt beëindigd de eerste dag van de maand nadat niet meer aan de voorwaarden is voldaan. Beëindiging kan allerlei redenen hebben, bijv. studiebeëindiging of beëindiging van het recht op studiefinanciering. Ook hiervoor geldt dat daartoe is besloten ter wille van de doelgroep en de eenvoud in uitvoering.
Artikel 4. Herbeoordeling aanspraak
Is er eenmaal studietoeslag toegekend, dan blijft deze voor onbepaalde tijd doorlopen. Het is aan de behandelend ambtenaar om een mogelijke einddatum op te voeren in het uitkeringssysteem. Uitgangspunt is een jaarlijks heronderzoek. Het kan echter zijn dat de situatie van de belanghebbende een eerder of juist later heronderzoek zinvol maakt. Per geval zal moeten worden beoordeeld of en in welke mate afwijking van de standaardtermijn van een jaar gewenst is. Factoren die daarbij een rol kunnen spelen zijn: duur van de (resterende) studie, aard van de beperkingen, verhuisplannen, vermogensontwikkelingen, etc..
Artikel 5. Citeertitel
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 6. Inwerkingtreding
Met deze beleidsregels geeft het college invulling aan enkele aan hem toegekende bevoegdheden. Conform artikel 3:40 Algemene wet bestuursrecht (Awb) treden deze beleidsregels in werking de dag nadat ze zijn bekend gemaakt. Het college beschikt reeds vanaf 1 januari 2015 over de betreffende bevoegdheden. Door het verlenen van terugwerkende kracht wordt beoogd de beleidsregels ook toe te passen op aanvragen die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend en waarop voor de datum bekendmaking nog niet is beslist, e.e.a. onverminderd de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het rechtszekerheidsbeginsel en artikel 4:84 Awb (afwijkingsbevoegdheid vanwege bijzondere omstandigheden). Op basis van deze beleidsregels dienen aanvragen, die nog niet afgehandeld zijn, te worden beoordeeld.
Naar boven