Vastelling Treasurystatuut 2015 gemeente Kaag en Braassem
Burgemeester en wethouders van de gemeente Kaag en Braassem;
gelet op het bepaalde in artikel 16 van de Financiële verordening gemeente Kaag en Braassem 2014;
besluit:
vast te stellen het navolgende:
Treasurystatuut 2015 gemeente Kaag en Braassem
Hoofdstuk I Begrippenkader
Artikel 1
In dit statuut wordt verstaan onder:
  • Derivaten: Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;
  • Drempelbedrag: Het maximale bedrag op de rekening-courant bij de bank van de gemeente. Alles wat boven dit drempelbedrag komt wordt automatisch ten gunste van de schatkist gebracht;
  • EMU-Saldo: Het saldo van de ontvangsten en de uitgaven van de collectieve sector in een jaar, zijnde het netto financieringssaldo van de collectieve sector, berekend overeenkomstig de voorschriften van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie;
  • Financiering: Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;
  • Geldstromenbeheer: Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de gemeente zelf als tussen de gemeente en derden (betalingsverkeer);
  • Intern liquiditeitsrisico: De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitsplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;
  • Intradaglimiet: De intradaglimiet geeft het maximale bedrag weer dat de gemeente per dag van de schatkistbankierenwerkrekening ten laste van de rekening-courant bij de schatkist kan opnemen;
  • Kasgeldlimiet: Een bedrag, op basis van de Wet Fido, ter grootte van een percentage van het totaal van de begroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;
  • Koersrisico: Het risico dat de financiële activa van de gemeente in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;
  • Kredietrisico: De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;
  • Liquiditeitsbeheer: Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;
  • Liquiditeitsplanning: Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid;
  • Overtollige (liquide) middelen: Alle middelen die niet onmiddellijk nodig zijn voor publieke taak;
  • Publieke taak: De overheid kan/mag iets tot haar publieke taak rekenen wanneer het particuliere bedrijfsleven niet of tegen bijzonder hoge kosten in een voorziening voorziet, waardoor deze niet of voor velen niet bereikbaar is;
  • Rating: De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;
  • Renterisico: Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;
  • Renterisiconorm: Een bij de aanvang van het jaar op basis van de Wet Fido gefixeerd percentage van het totaal van de begroting van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;
  • Rentetypische looptijd: Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;
  • Rentevisie: Toekomstverwachting over de renteontwikkeling;
  • Saldobeheer: Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;
  • Schatkist: De rekening-courant / deposito bij het ministerie van Financiën;
  • Schatkistbankieren: Het door decentrale overheden aanhouden van overtollige middelen in de schatkist;
  • Treasurycommissie: Een commissie die bestaat uit: de portefeuillehouder Financiën, manager Bedrijfsvoering & Middelen, teamleider Financiën en de treasurer;
  • Treasuryfunctie: De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;
  • Treasurer: De medewerker die binnen de gemeente belast is met het uitvoeren van het treasurybeleid. Bij de gemeente Kaag en Braassem zijn deze werkzaamheden ondergebracht bij een medewerker financieel beheer;
  • Uitzetting: Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer;
  • Wet Fido: De Wet financiering decentrale overheden.
Hoofdstuk II Doelstellingen van de treasuryfunctie
Artikel 2
De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:
  • 1.
    het verzekeren van duurzame toegang tot de financiële markten tegen acceptabele condities en bedingen;
  • 2.
    het beschermen van gemeentelijke vermogens- en/of (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s;
  • 3.
    het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;
  • 4.
    het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Gemeentewet, de wet Fido en binnen de limieten en richtlijnen van dit Treasurystatuut;
  • 5.
    het genereren van informatie ter ondersteuning van het te voeren treasurybeleid en de af te leggen verantwoording over het gevoerde beheer.
Hoofdstuk III Risicobeheer
Artikel 3
Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:
  • 1.
    het college van B&W mag leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” uitsluitend verstrekken aan door de Gemeenteraad goedgekeurde derde partijen, waarbij vooraf advies wordt ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij;
  • 2.
    het college van B&W kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;
  • 3.
    bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden waar mogelijk zekerheden of garanties geëist;
  • 4.
    bij het afgeven van garanties wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande waarborgfondsen, om de risico’s voor de gemeente zo laag mogelijk te laten zijn;
  • 5.
    door invoering van het schatkistbankieren kunnen overtollige (liquide) middelen alleen nog worden gestort in de schatkist;
  • 6.
    het gebruik van derivaten is niet toegestaan;
  • 7.
    het aanhouden van kassen, anders dan de legeskas bij team Burgerzaken, is niet toegestaan;
  • 8.
    het uitzetten van geldmiddelen in de vorm van deelnemingen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen vindt plaats conform de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 160 van de Gemeentewet.
Hoofdstuk IV Renterisicobeheer
Artikel 4
  • 1.
    De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet Fido.
  • 2.
    De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet Fido.
  • 3.
    Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie, de liquiditeitsplanning en de actuele rentestand.
  • 4.
    Om renterisico’s te beperken en het resultaat te optimaliseren wordt het aantrekken van externe financieringsmiddelen zoveel mogelijk beperkt; primair worden de beschikbare interne financieringsmiddelen aangewend.
  • 5.
    De rentevisie van de gemeente wordt verwoord in de paragraaf Financiering van de programmabegroting en is gebaseerd op de rentevisie van de BNG.
  • 6.
    Binnen de kaders, gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de gemeente naar spreiding in de rentetypische looptijden van leningen en uitzettingen.
Hoofdstuk V Kredietrisicobeheer
Artikel 5
Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden zoveel mogelijk zekerheden of garanties geëist.
Hoofdstuk VI Intern liquiditeitsrisicobeheer
Artikel 6
  • 1.
    De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitsplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een globale meerjarige liquiditeitsplanning die aansluit op het meerjareninvesterings-programma.
  • 2.
    Betalingen en ontvangsten boven de € 50.000 worden zo vroeg mogelijk door de managers gemeld aan de treasurer.
Hoofdstuk VII Valutarisicobeheer
Artikel 7
Valutarisico’s worden uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro’s.
Hoofdstuk VIII Financiering
Artikel 8
Bij het aantrekken van financiële middelen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:
  • 1.
    financiële middelen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;
  • 2.
    externe financieringsmiddelen worden zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken om de renterisico’s te beperken en het renteresultaat zo optimaal mogelijk te maken;
  • 3.
    het aangaan van een onderhandse lening is het enige toegestane instrument bij het aantrekken van externe financiële middelen;
  • 4.
    alvorens een financiering wordt aangetrokken, worden er offertes opgevraagd bij minimaal 3 instellingen;
  • 5.
    het aantrekken van financiële middelen met het oogmerk deze winstgevend weg te zetten, is niet toegestaan.
Hoofdstuk IX Uitzettingen
Artikel 9
  • 1.
    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 3, 4, 5 en 7 genoemde voorwaarden;
  • 2.
    Bij het uitzetten van overtollige (liquide) middelen is het uitgangspunt het realiseren van een zo hoog mogelijk rendement;
  • 3.
    Het drempelbedrag voor de gemeente is gelijk aan 0,75% van het begrotingstotaal met een minimum van € 250.000;
Hoofdstuk X Relatiebeheer
Artikel 10
De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten en hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:
  • 1.
    de rating van de financiële instellingen moet ten minste een AA-rating zijn. Deze rating moet zijn afgegeven door twee van de volgende erkende ratingbureaus: Moody’s, Standard & Poors, Fitch of DBRS;
  • 2.
    financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of Europees Economische Ruimte (EER)-toezicht te vallen;
  • 3.
    tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.
Hoofdstuk XI Geldstromenbeheer
Artikel 11
Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:
  • 1.
    het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op basis van de liquiditeitsplanning op elkaar af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig worden nagekomen;
  • 2.
    het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.
Hoofdstuk XII Saldo- en liquiditeitsbeheer
Artikel 12
Voor het uitzetten en aantrekken van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode korter dan een jaar (saldo- en liquiditeitsbeheer) gelden de volgende specifieke richtlijnen:
  • 1.
    De gemeente streeft naar concentratie van de overtollige liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;
  • 2.
    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat dan kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 4 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden;
  • 3.
    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant;
  • 4.
    alvorens middelen worden aangetrokken met een looptijd korter dan één jaar, worden er offertes opgevraagd bij minimaal 2 instellingen;
Hoofdstuk XIII Uitgangspunten administratieve organisatie en interne beheersing
Artikel 13
In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:
  • 1.
    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd in de artikelen 14 en 15;
  • 2.
    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:
    • a.
      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vierogenprincipe);
    • b.
      de uitvoering en controle geschieden door afzonderlijke functionarissen;
    • c.
      de uitvoering en registratie in de financiële administratie geschieden door afzonderlijke functionarissen.
Hoofdstuk XIV Verantwoordelijkheden
Artikel 14
De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.
Functie
Verantwoordelijkheden
De gemeenteraad
  • -
    Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid en beleidskaders;
  • -
    Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan aan de hand van de paragraaf Financiering in de begroting en de jaarrekening als onderdeel van de Planning&Controlcyclus.
College van B&W
  • -
    Het uitbrengen van advies over beleidsvoorstellen en rapportages op het gebied van treasury aan de gemeenteraad;
  • -
    Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid) en het betalingsverkeer;
  • -
    Het achteraf bekrachtigen van de afgesloten transacties (bij een looptijd > 1 jaar);
  • -
    Het rapporteren aan de gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid in de financieringsparagraaf
De portefeuillehouder Financiën
  • -
    Het uitvoeren van het treasurybeleid en het betalingsverkeer.
Treasurycommissie
  • -
    Het uitbrengen van advies in beleidsvoorstellen op het gebied van treasury aan het college van B&W;
  • -
    Het rapporteren aan het college van B&W over de uitvoering van de treasuryactiviteiten;
  • -
    Het ondersteunen en voorbereiden van de besluitvorming t.a.v. het treasurybeleid;
  • -
    Het adviseren van het college van B&W over het gebruik van complexe financiële producten en afwijkingen van de bepalingen uit het treasurystatuut;
  • -
    Het uitbrengen van advies aan het college van B&W over complexe financiële vraagstukken en in crisissituaties.
Controllerfunctie
(= businesscontroller)
  • -
    Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;
  • -
    Het controleren van de volledigheid, rechtmatigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college van B&W;
  • -
    Het uitvoeren van verbijzonderde interne controle op de treasuryactiviteiten;
  • -
    Het adviseren over de kaders (ontwikkelingen in wet- en regelgeving) en implementatie in brede zin (administratieve organisatie).
De managers / budgethouders
  • -
    Het zorgdragen voor het tijdig aanleveren van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan de treasurer;
  • -
    Het fiatteren van betalingen en ontvangsten, ten laste c.q. ten gunste van hun budgetten.
Treasurer
( = medewerker financieel beheer)
  • -
    Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied;
  • -
    Het invulling geven aan de feitelijke uitvoering van de treasuryfunctie;
  • -
    Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en kasbeheer. Deze activiteiten moeten conform dit treasurystatuut en de paragraaf Financiering worden uitgevoerd en de transacties dienen geautoriseerd te zijn door de manager Bedrijfsvoering & Middelen;
  • -
    Het beheren van de geldstromen en verwerken van informatie van de budgethouders in een liquiditeitsplanning;
  • -
    Het onderhouden van contacten met banken en overige financiële instellingen.
De kassier
  • -
    Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;
  • -
    Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer;
  • -
    Het rapporteren aan de manager Bedrijfsvoering & Middelen over de uitvoering van de aan hem gemandateerde bevoegdheden.
Financiële administratie
  • -
    Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de financiële administratie.
De externe accountant
  • -
    Het in het kader van zijn reguliere controletaak adviseren en controleren over de feitelijke naleving van het treasurystatuut.
Hoofdstuk XV Bevoegdheden
Artikel 15
In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven en de daarbij benodigde fiattering.
 
Bevoegd functionaris
Autorisatie door
Saldo-, liquiditeits- en geldstromenbeheer
  • 1.
    Het uitzetten van gelden via rekening-courant (schatkist)
De kassier
Comptabele
  • 2.
    Het uitzetten van gelden via deposito (schatkist)
Treasurer
De manager Bedrijfsvoering & Middelen
  • 3.
    Het aantrekken van gelden via daggeld of kasgeldlening
Treasurer
Treasurycommissie
  • 4.
    Het aantrekken van gelden via daggeld of kasgeldlening
Treasurer
De manager Bedrijfsvoering & Middelen
  • 5.
    Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen
De kassier
Comptabele
  • 6.
    Overboeking tussen eigen bankrekeningen
De kassier
Comptabele
Bankrelatiebeheer
  • 7.
    Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen
Treasurer
Burgemeester
  • 8.
    Bankcondities en tarieven afspreken
Treasurer
De manager Bedrijfsvoering & Middelen
Financiering en uitzetten (looptijd langer dan 1 jaar)
  • 9.
    Het afspreken van kredietfaciliteiten
Treasurer
De manager Bedrijfsvoering & Middelen
  • 10.
    Het uitzetten van gelden via deposito (schatkist)
Treasurer
Treasurycommissie
  • 11.
    Het aantrekken en uitzetten van gelden bij een ander openbaar lichaam
Treasurer
Treasurycommissie
  • 12.
    Het aantrekken van gelden via een onderhands lening
Treasurer
Treasurycommissie
  • 13.
    Het aantrekken en uitzetten van gelden in afwijking van het Treasurystatuut
Treasurer
College van B&W
  • 14.
    Het verstrekken van leningen aan derden en het garanderen van middelen uit hoofde van de publieke taak tot € 50.000
Treasurer
College van B&W
  • 15.
    Het verstrekken van leningen aan derden en het garanderen van middelen uit hoofde van de publieke taak groter dan € 50.000
Treasurer
Gemeenteraad
Hoofdstuk XVI Informatievoorziening
Artikel 16
Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt:
Informatie
Frequentie
Informatie-verstrekker
Informatie-ontvanger
  • 1.
    Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitsplanning
Doorlopend
Managers / budgethouders
Treasurer
  • 2.
    Liquiditeitsplanning
Doorlopend
Treasurer
Manager Bedrijfsvoering & Middelen
  • 3.
    Beleidsplannen treasury in paragraaf Financiering van begroting
Jaarlijks
College van B&W
Gemeenteraad
  • 4.
    Verantwoording treasury in paragraaf Financiering van jaarrekening
Jaarlijks
College van B&W
Gemeenteraad
  • 5.
    Informatie aan derden (toezichthouder en CBS) zoals genoemd in artikel 8 Wet Fido
Kwartaal
Gemeente-secretaris
Derden
Hoofdstuk XVII Inwerkingtreding
Artikel 17
  • 1.
    Dit statuut treedt in werking op de dag volgende op de die van de bekendmaking in het Gemeenteblad en werkt terug tot en met 1 januari 2015.
  • 2.
    Het treasurystatuut 2011, vastgesteld bij besluit van 14 december 2010, wordt met ingang van 1 januari 2015 ingetrokken.
Toelichting
In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie. Vervolgens geeft het bestuur in het treasurystatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet Fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd. De Financieringsparagraaf in de begroting, geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het treasurystatuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet Fido en het treasurystatuut blijven. De Financieringsparagraaf in het jaarverslag gaat over de realisatie.
Wettelijk kader
De wettelijke grondslag is vastgelegd in de Gemeentewet, BBV, Wet financiering decentrale overheden (Fido) en de hiermee samenhangende wetgeving: Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden, Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (Ufdo), Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo), de Wet houdbare overheidsfinanciën (Hof) en de regeling schatkistbankieren decentrale overheden.
De Wet Fido bepaalt aan welke voorwaarden gemeentes moeten voldoen bij het aantrekken en uitzetten van middelen. Deze wet bepaalt dat gemeenten uitsluitend voor de uitoefening van de publieke taak leningen kunnen aangaan, middelen uitzetten en garanties verlenen. Uitzettingen mogen vanaf 15 december 2013 uitsluitend nog bij de Nederlandse Staat. Bij derivaten moet er sprake zijn van voldoende kredietwaardigheid van de tegenpartij en een beperkt markt risico.
Naast de uitoefening van de publieke taak en het prudente karakter bevat de Wet Fido normen voor het beheersen van risico’s op kort- en langlopende leningen (respectievelijk de kasgeldlimiet en de renterisiconorm). Deze normen zijn een belangrijk kader van de Wet Fido in het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van gemeenten.
De Wet Hof is een vertaling van het EMU-saldo voor zowel de rijksoverheid als de decentrale overheden (provincies, waterschappen en gemeenten), en de verschillende gemeenschappelijke regelingen waarin zij participeren. In de wet Hof is bepaald dat de Nederlandse Staat binnen het EMU-saldo van 3% moet blijven. Hiervan uitgaande is afgesproken dat er een referentiewaarde per gemeente wordt opgesteld. In het Financieel Akkoord Rijk en Medeoverheden is opgenomen dat gemeenten deze kabinetsperiode geen sancties krijgen opgelegd bij overschrijding van de referentiewaarde.
Zolang de macronorm (van Nederland) niet meerjarig overschreden wordt, is deze referentiewaarde voor de individuele overheid van theoretisch belang.
Om de EMU-positie van Nederland te verbeteren voerde de rijksoverheid in december 2013 het schatkistbankieren in. Eventuele tegoeden op de bankrekening van de gemeente worden dagelijks afgestort naar het rijk (ministerie van Financiën). Daarmee bereikt de rijksoverheid dat de gezamenlijke schuld van rijk, provincies, waterschappen en gemeenten lager wordt. Dit betekent echter wel dat de gemeente geen financieel voordeel meer behaalt bij het uitzetten van overtollige liquiditeiten.
Doelstellingen van de treasuryfunctie
De gemeente moet “duurzaam toegang hebben tot de financiële markten tegen acceptabele condities en bedingen”. De treasury moet er mede voor zorgen dat de gemeente voor haar activiteiten de benodigde middelen kan aantrekken. De overtollige (liquide) middelen kunnen we niet meer uitzetten op de financiële markten op grond van de inwerkingtreding van het schatkistbankieren.
Het is een taak van de treasury om financiële risico’s te voorkomen, dan wel tegen acceptabele condities te beperken. Verder zorgt de treasury om de kosten van het beheer van de geldstromen en de financiële posities zo klein mogelijk te maken en te houden. Hiertoe rekenen we de rentekosten, provisies en de kosten van het betalingsverkeer. Het beheer moet zo efficiënt mogelijk worden gedaan.
Risicobeheer
Over de treasury geeft de Wet Fido twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten, waartussen specifiek onderscheid wordt gemaakt:
  • 1.
    de leningen en garanties moeten de “publieke taak” dienen;
  • 2.
    het voorzichtige c.q. verstandige karakter van de (overige) uitzettingen.
Er zijn geen eisen gesteld aan de verstrekking van leningen en garanties “uit hoofde van de publieke taak”. Het gemeentebestuur bepaalt dus zelf wat er onder “publieke taak” wordt verstaan. De opgenomen limieten en richtlijnen in het treasurystatuut garanderen het voorzichtige en verstandige karakter. Zij hebben geen betrekking op het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak.
Artikel 160, lid 2, van de Gemeentewet schept de mogelijkheid besluiten te nemen over de oprichting en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen. Dit mag alleen als het openbaar belang daarmee is gediend. Het college is bevoegd, maar moet wel de raad de gelegenheid geven vooraf zijn wensen en bedenkingen kenbaar te maken. Van een dergelijk besluit is de goedkeuring vereist van Gedeputeerde Staten.
In het Treasurystatuut 2011 werd nog gerefereerd aan een kas voor het doen van kleine betalingen. Bij de voorbereiding van dit nieuwe Treasurystatuut hebben we gemeend deze kleine kas niet meer als mogelijkheid te noemen. Hij werd slechts sporadisch gebruikt en bovendien voor “onbenullige” aankopen. Hij zal worden opgeheven per 1 januari.
Renterisicobeheer
Eén van de uitgangspunten van de Wet Fido is het vermijden van grote veranderingen in de rentelasten. Het renterisicobeheer moet de invloed van rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente beperken. Juist voor de korte financiering kan het renterisico aanzienlijk zijn. Daarom is in de Wet Fido een grens opgenomen voor deze korte financiering. De kasgeldlimiet is bepaald op een percentage (thans 8,5%) van de primaire begroting.
De renterisiconorm is ingesteld voor de beheersing van de renterisico’s op de vaste schuld, dus met een looptijd van één jaar of langer. Deze beheersing ligt opgesloten in de spreiding van de looptijden in de leningenportefeuille. Deze norm kan worden berekend naar het vastgestelde percentage (thans 20%) te vermenigvuldigen met de primaire begroting.
De rentevisie is een beschrijving van de verwachte ontwikkeling van de rente in de toekomst. Daar kan het financieringsbeleid dan op worden afgestemd.
Spreiding van de rentetypische looptijd, dus de periode dat de rente vast staat, heeft tot gevolg dat de gevolgen van rentewijzigingen wordt gespreid over meerdere jaren.
Koersrisico-, kredietrisico- en liquiditeitsrisicobeheer
Door de intreding van het schatkistbankieren kunnen gemeenten overtollige (liquide) middelen niet meer op de markt uitzetten. Dit betekent ook dat gemeenten geen risico’s meer lopen door koerswijzigingen op de lopende uitzettingen.
Valutarisicobeheer
Dit artikel hoeft eigenlijk geen nadere toelichting. Als verschillende valuta’s worden gebruikt, kan het zijn dat door de veranderende wisselkoersen verlies wordt geleden. Om dit te voorkomen is opgenomen dat het alleen toegestaan is om leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in Euro’s.
Financiering
Het is op grond van de Wet Fido niet toegestaan om middelen aan te trekken en deze vervolgens te beleggen. Om een zo goed mogelijk resultaat op de rente te behalen, financieren we zoveel mogelijk intern. Dan hoeven we immers geen rente aan derden te betalen. Worden de voorwaarden van een lening in overleg tussen de beide partijen vastgesteld dan spreken we van een onderhandse lening. Om de marktconformiteit te garanderen, vragen we meerdere offertes op. Hierdoor krijgen een objectief beeld van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden en kunnen we een goed afgewogen keuze maken.
Uitzettingen
Door de inwerkingtreding van het schatkistbankieren kunnen gemeenten overtollige (liquide) middelen niet meer op de markt uitzetten. Dit betekent ook dat we geen risico’s meer lopen. Overtollige (liquide) middelen (boven het drempelbedrag) kunnen bij de schatkist worden aangehouden op een rekening-courant of in een deposito. De keuze van het uitzetten op een rekening-courant of een deposito wordt bepaald op basis van de financiële positie, liquiditeitsplanning en rentevisie. Het uitgangspunt daarbij is het realiseren van een zo hoog mogelijk rendement. In afwijking hiervan kunnen openbare lichamen hun liquide middelen in de vorm van leningen uitzetten bij andere openbare lichamen, met dien verstande dat openbare lichamen geen leningen kunnen verstrekken aan openbare lichamen ten aanzien waarvan zij met het financiële toezicht zijn belast.
Relatiebeheer
Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten.
Eventuele tussenpersonen die bij het afsluiten van financiële transacties worden ingeschakeld, vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 1 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente als eis dat tussenpersonen onder toezicht van Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.
Geldstromenbeheer
Geldstromen moeten efficiënt beheerd worden. Dit kan door de stromen op elkaar af te stemmen. Hierdoor kan worden voorkomen dat we tijdelijke financiering moeten aantrekken of een uitzetting vroegtijdig moeten verbreken. Er worden door de gemeente meerdere rekeningnummers aangehouden. Voor de regulatie van de saldi van deze rekeningen is het meest praktisch om deze rekeningen bij één bank aan te houden. Daarmee worden ook kosten van het overboeken naar verschillende banken vermeden.
Saldo- en liquiditeitsbeheer
Dit betreft het dagelijks bijhouden van de saldi van de diverse bankrekeningen. Om de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt, opgenomen in een rentecompensatie-circuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet- en creditsaldi van alle rekeningen van de gemeente worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.
Administratieve organisatie en interne beheersing
Bij de treasury zijn meerdere personen en organen betrokken. Het statuut legt vast welke personen en organen welke bevoegdheden hebben. Er zijn specifieke uitgangspunten opgenomen, gelet op de omvang en de aard van de transacties en de daarmee samenhangende risico’s. Ook krijgen we daardoor de benodigde functiescheiding tussen beleidsbepaling en de uitvoering.
Verantwoordelijkheden & bevoegdheden
In deze artikelen zijn de verantwoordelijkheden en de bevoegdheden beschreven. De eindverantwoordelijkheid ligt bij het bestuur van de gemeente. Een deel van deze bevoegdheden is uit praktische overwegingen neergelegd bij het ambtelijk apparaat. Daardoor kan ook slagvaardiger worden opgetreden. Bij de toekenning van de bevoegdheden is uitdrukkelijk gekeken naar functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.
Informatievoorziening
De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (lid 1 en 2), beleidsmatige informatie (lid 3) en verantwoordingsinformatie (lid 4). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste succesfactoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.
Inwerkingtreding
Dit statuut werkt terug tot en met 1 januari 2015. Op die dag is het in de vergadering van 14 december 2010 vastgestelde statuut, ingetrokken.
Naar boven