Aangepaste beleidsregel
Beleidsregel sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen
 
De burgemeester van Utrecht,
 
gelet op artikel 2:46 van de Algemene plaatselijke verordening Utrecht 2010, waarin is bepaald dat hij onder bepaalde omstandigheden voor het publiek openstaande gebouwen kan sluiten
 
BESLUIT
 
vast te stellen navolgende
 
BELEIDSREGEL Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen
 
Bevoegdheid
De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, of voor het publiek openstaande gebouwen en/of de daarbij behorende erven in bepaald gebied, in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten.
 
De bevoegdheid om een gebouw of meerdere gebouwen te sluiten is ingrijpend en daarom een uiterst middel. Waar mogelijk moeten eerst andere mogelijkheden overwogen worden en (eventueel) toegepast worden om de criminele activiteiten en/of de zware overlast te beëindigen. Pas als dat niet mogelijk is of onvoldoende effect sorteert, kan tot sluiting worden overgegaan.
 
Doel
 
Het doel van deze sluitingsbevoegdheid is het herstel van de openbare orde, de veiligheid of zedelijkheid door het weren en terugdringen van criminaliteit in en vanuit voor publiek openstaande gebouwen, alsmede het beëindigen van aanhoudende en ontoelaatbare overlast die niet met andere middelen afdoende kan worden bestreden.
 
Relatie met andere bevoegdheden tot sluiting
In situaties van een ordeverstoring, die concreet voorzienbaar is en een actuele dreiging vormt voor de ordelijke gang van zaken, biedt de Gemeentewet (artikel 174) in eerste instantie uitkomst. Sluiting op grond van de Gemeentewet kan echter slechts voor een beperkte periode en bij (een dreiging van) ernstige verstoring van de openbare orde. Als langere sluiting is gewenst of wanneer sluiting op grond van de Gemeentewet niet mogelijk is, biedt artikel 2:46 van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) hiertoe de bevoegdheid.
 
Sluiting op deze grond is niet mogelijk voor zover dat reeds mogelijk is op een andere grond genoemd in de APV, de Horecaverordening Utrecht of artikel 13b van de Opiumwet. Seksinrichtingen kunnen worden gesloten op grond van hoofdstuk 3 van de APV. Horecagelegenheden kunnen worden gesloten op grond van de Horecaverordening. Als sprake is van drugs(handel) kunnen gebouwen worden gesloten op grond van artikel 13b Opiumwet.
Bij de uitvoering van deze sluitingsbevoegdheid wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de uitvoering van de sluitingsbevoegdheid op grond van de Horecaverordening. Dit is uitgewerkt in de Handhavingsstrategie Horeca . Ook jurisprudentie over horecasluitingen en sluitingen op grond van artikel 13b van de Opiumwet worden hierbij betrokken.
 
Criminaliteit die openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid aantast
 
De volgende criminele activiteiten zullen in ieder geval worden aangemerkt als een gevaar voor de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid, wanneer zij in of vanuit een voor publiek toegankelijk gebouw plaatsvinden:
- heling;
- witwassen
- zedendelicten;
- geweldsincidenten;
- aantreffen vuurwapens;
- handel in vuurwapens;
- arbeidsuitbuiting;
- (de aanwezigheid van slachtoffers van) mensenhandel;
- illegale gokactiviteiten;
- het faciliteren van criminele activiteiten.
 
Doel van de sluiting is, naast het wegnemen van het gevaar voor de openbare orde, om de loop naar een pand voor criminele activiteiten (en het faciliteren daarvan) eruit te halen. De naamsbekendheid van een pand voor dergelijke activiteiten moet worden doorbroken. De activiteiten kunnen dan ook niet door een rechtsopvolger worden voortgezet. Door middel van een sluiting kan dit worden bereikt.
 
Zware overlast
Op grond van artikel 2:46 van de APV kunnen gebouwen ook worden gesloten indien er sprake is van bijzondere omstandigheden. Benadrukt moet worden dat het gaat om gebouwen waarvoor geen vergunning op grond van andere regelgeving is verleend.
 
Bij bijzondere omstandigheden moet bijvoorbeeld worden gedacht aan gevallen van zware overlast. Daarvan is sprake bij aanhoudende en ontoelaatbare overlast. Deze overlast heeft tot gevolg dat het woon- en leefklimaat in de omgeving van het betreffende pand te zwaar onder druk staat.
 
Ontoelaatbare overlast moet los gezien worden van de effecten die redelijkerwijs van een voor publiek openstaand gebouw(en) mogen worden verwacht, zoals het geluid van het op normale wijze komen en gaan van bezoekers, al dan niet gebruik makend van (gemotoriseerde) vervoermiddelen. Met de aanwezigheid van bepaalde bedrijven is in planologisch opzicht al rekening gehouden. Op dit punt kunnen vaak maatregelen worden opgenomen via het stellen van een nadere eis aan de vergunning voor het bedrijf op grond van de milieuregelgeving dan wel horecaregelgeving.
 
Ontoelaatbare overlast is in veel gevallen afkomstig van komende en vertrekkende bezoekers. Voorbeelden van factoren bij ontoelaatbare overlast zijn o.a. het hard dichtslaan van portieren, geschreeuw, toeteren, wegscheurende gemotoriseerde voertuigen, geruzie, licht handgemeen, het bij herhaling ledigen van maag- of blaasinhoud in de omgeving van het gebouw of bedrijf. Daarnaast kan er sprake zijn van intimidatie van (de buurt)bewoners.
 
Bij meldingen van zware overlast is het van belang een zo goed mogelijk feitelijk beeld te hebben van de situatie en de gebeurtenissen. In geval van (klachten over) overlast moet het volgende in ieder geval duidelijk zijn:
• er moet sprake zijn van effecten op de woon- en leefomgeving die – gelet op de situering van het gebouw of bedrijf en het karakter van de omgeving – inderdaad als ontoelaatbaar moeten worden gekwalificeerd;
• de overlast moet aanhoudend zijn. Het gaat hier niet om incidentele gevallen van overlast;
• de overlast moet te herleiden zijn tot het gebouw of bedrijf of meerdere gebouwen waarop de klachten betrekking hebben en
• het moet gaan om 'objectiveerbare' overlast.
 
Duur van de sluiting
Bij het bepalen van de duur van de sluiting zal onderscheid gemaakt worden tussen de sluiting als gevolg van criminele activiteiten en die als gevolg van overlast. Hieronder wordt daar nader op ingegaan.
 
Criminele activiteiten
De burgemeester kan een gebouw voor een bepaalde duur of gedeeltelijk sluiten. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de gang van zaken rond een sluiting van een horecabedrijf: bij het intrekken van een horecavergunning, wat feitelijke sluiting van de horecazaak tot gevolg heeft, kan worden bepaald dat een nieuwe vergunning voor een bepaalde duur zal worden geweigerd. In de handhavingsstrategie horeca is deze termijn beperkt tot 6 maanden of een jaar.
 
Bij de duur van een sluiting wordt onderscheid gemaakt tussen de ondernemer / eigenaar die adequaat optreedt en degenen die dit niet doen. Dit betekent dat als de ondernemer / eigenaar geen verwijt treft in principe een sluiting van zes maanden zal worden opgelegd. Indien er wel sprake is van een verwijt (de activiteiten zijn getolereerd, gefaciliteerd, aan deelgenomen etc.) is er sprake verzwarende omstandigheden. In die gevallen volgt een sluiting voor de duur van (maximaal) één jaar. Ook in het geval van excessen kan een langere termijn worden. Dit zal altijd gemotiveerd moeten worden.
 
Overlast
Aangezien bij overlast vaak subjectieve ‘gevoelens’ meespelen zal bij overlast een stappenplan worden gevolgd om alle partijen de voortgang in de aanpak van de overlast te kunnen laten zien. Het is dus niet zo dat bij overlast onmiddellijke sluiting volgt. Naar aanleiding van de bekende overlast zal in het algemeen eerst een gesprek en een (schriftelijke) waarschuwing volgen. Als dit geen effect heeft zal een sluitingstijd worden opgelegd. Mochten al deze maatregelen geen effect sorteren, dan zal uiteindelijk de volledige sluiting worden geëffectueerd.
Als er sprake is van verzwarende omstandigheden (bijv. verwijtbaarheid van de eigenaar/ondernemer) of excessen dan kunnen stappen uit het stappenplan worden overgeslagen (bijv. direct overgaan tot opleggen van sluitingstijden zonder voorafgaande waarschuwing) of kan een zwaardere maatregel worden genomen (bijv. verdubbeling van de sluitingstermijn).
De burgemeester kan ambtshalve, of op verzoek van belanghebbenden, het sluitingsbevel intrekken. Uit feiten en omstandigheden moet dan blijken dat er geen sprake is van (dreiging van) herhaling van de gedragingen die tot de sluiting hebben geleid.
 
Zaaksgebonden werking
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de opgelegde maatregelen niet aan de persoon van de ondernemer kleven, maar aan het pand. Er is sprake van zogenaamde 'erfelijke belasting'. In veel gevallen is het doel van de sluiting namelijk ook om de ‘loop’ naar een pand voor die activiteiten eruit te halen. Zonder erfelijke belasting zou dit doel niet bereikt kunnen worden. Dit betekent bijvoorbeeld dat wanneer een ondernemer die sluitingstijden opgelegd heeft gekregen zijn zaak verkoopt, de sluitingstijden eveneens zullen gelden voor de nieuwe ondernemer. Een sluiting kan ook niet worden voorkomen of opgeheven door bijvoorbeeld het bedrijf te verkopen of in de Kamer van Koophandel over te schrijven.
 
Overtreding
Het negeren of overtreden van het sluitingsbevel is een strafbaar feit en wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie als bedoeld in artikel 23 Wetboek van Strafrecht.
Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Utrecht op 18 februari 2015.
……………………………
De burgemeester,
mr. J. van Zanen
 
Naar boven