Huisvestingsverordening Soest 2015
De raad van de Gemeente Soest;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 maart 2015, nr. RV 15-10 ;
gelet op artikel 2, lid 2 en artikel 4 van de Huisvestingswet;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
b e s l u i t:
vast te stellen de
HUISVESTINGSVERORDENING SOEST 2015
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1. Begripsbepaling
In deze verordening wordt verstaan onder:
  • a.
    woningcorporatie: toegelaten instelling, als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet die feitelijk werkzaam is in de gemeente;
  • b.
    ingezetene: degene die in het bevolkingsregister van de gemeente is opgenomen;
  • c.
    inwoning: bewoning van een woonruimte die onderdeel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen;
  • d.
    mantelzorg: hulp als bedoeld in artikel 1.1.1, lid 1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
  • e.
    onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte
  • f.
    wet: Huisvestingswet 2014;
  • g.
    woningzoekende: Huishouden dat in het inschrijfsysteem van de corporaties die samenwerken in het kader van het regionale woonruimteverdeelsysteem van de regio Amersfoort ingeschreven staat;
  • h.
    woonruimte: het daaromtrent in artikel 1, sub 1, aanhef en onder i van de wet bepaalde;
  • i.
    huisvestingsvergunning: de vergunning, bedoeld in artikel 8, lid 1 van de wet;
  • j.
    urgentiecommissie: adviescommissie ingesteld door burgemeester en wethouders voor advies over verzoeken om een urgentieverklaring;
HOOFDSTUK 2 TOEPASSINGSBEREIK
Artikel 2. Aanwijzing categorie woningen waarvoor urgentie geldt
  • 1.
    Voor woonruimten met een huurprijs beneden de huurtoeslaggrens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag kunnen woningzoekenden worden aangewezen als urgent.
  • 2.
    Het eerste lid is niet van toepassing op:
    • a.
      woonruimte als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onder a tot en met c, van de Leegstandwet;
    • b.
      onzelfstandige woonruimten;
    • c.
      bedrijfswoningen.
HOOFDSTUK 3 VERGUNNING
Artikel 3.1 Vergunningplicht
  • 1.
    Het is verboden om zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte, zoals aangewezen in artikel 2, lid 1, in gebruik te nemen voor bewoning.
  • 2.
    De in artikel 2, lid 1 genoemde woonruimte kan voor bewoning in gebruik worden gegeven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning indien er geen urgent woningzoekende in aanmerking komt voor de desbetreffende woonruimte.
Artikel 3.2 Aanvraag en inhoud huisvestingsvergunning
  • 1.
    Een aanvraag om een huisvestingsvergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier.
  • 2.
    Bij de aanvraag van een huisvestingsvergunning worden de volgende gegevens verstrekt:
    • a.
      naam en contactgegevens van de aanvrager;
    • b.
      adres van de te betrekken woonruimte;
    • c.
      beoogde datum van het betrekken van de woonruimte;
  • 3.
    De huisvestingsvergunning vermeldt in ieder geval:
    • a.
      een aanduiding van de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;
    • b.
      aan wie de vergunning is verleend;
    • c.
      het aantal personen dat de woonruimte in gebruik neemt;
    • d.
      dat de vergunning vervalt indien er binnen 2 maanden na de datum van afgifte geen gebruik van is gemaakt.
HOOFDSTUK 4 URGENTIEVERKLARING
Artikel 4.1 Toekenning urgentie
  • 1.
    Indien een woningzoekende dringend behoefte heeft aan een (andere) woonruimte, kan hij aan burgemeester en wethouders verzoeken hem een urgentieverklaring te verstrekken.
  • 2.
    Burgemeester en wethouders vragen bij het verzoek om een urgentieverklaring advies aan een door hen in te stellen urgentiecommissie.
  • 3.
    De urgentieverklaring houdt het volgende in:
    • de erkenning dat verhuizing van de woningzoekende dringend gewenst is;
    • de mededeling:
      • a.
        dat de urgentieverklaring geldt ter verkrijging van een bepaald soort woonruimte (beperkt zoekprofiel);
      • b.
        dat de urgentieverklaring gedurende drie, zes of twaalf maanden na de datum van afgifte geldig is;
      • c.
        of dat de urgentieverklaring geldt ter verkrijging van slechts één specifieke vooraf aangewezen woning;
    • en voor situaties als bedoeld in artikel 4.3, lid 2 de mededeling dat de urgentieverklaring geldt ter verkrijging van woonruimte die voldoet aan door het medisch adviesorgaan vastgestelde specifieke eisen.
      • d.
        Als eerste komen in aanmerking die urgenten die op grond van wetgeving of dwingend beleidsmatige redenen, zoals aangewezen in artikel 4.3, eerste lid, urgentie verkregen hebben
      • e.
        Als tweede komen in aanmerking die urgenten die op sociale of medische gronden, zoals aangewezen in artikel 4.3, tweede en derde lid, urgentie verkregen hebben
      • f.
        Indien er sprake is van meerdere urgenten binnen de in dit lid genoemde rangorden, dan gaan urgenten met een eerder afgegeven beschikking tot indeling in een urgentiecategorie voor op woningzoekenden met een later afgegeven beschikking.
  • 4.
    Bij meerdere aanmeldingen van urgentiekandidaten voor een bepaalde leeggekomen woning vindt volgordebepaling plaats als volgt:
In die gevallen waarbij de urgentiekandidaat, in het kader van de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning, een verklaring heeft voor één specifieke vooraf aangewezen woning zoals bedoeld in dit artikel, lid 3, sub c, gaat deze kandidaat voor op andere urgentiekandidaten.
  • 5.
    De urgentiekandidaat moet minimaal 1 jaar ingezetene zijn van de gemeente Soest.
  • 6.
    Het in lid 5 van dit artikel genoemde is niet van toepassing op de in artikel 12, lid 3 van de wet aangewezen woningzoekenden.
Artikel 4.2 Aanvragen van een urgentieverklaring
  • 1.
    Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de bepaling van de mate van urgentieverlening aanvullende bewijsstukken vragen;
  • 2.
    Er kan slechts eenmaal op basis van dezelfde feiten en omstandigheden een nieuwe urgentieverklaring aangevraagd worden.
  • 3.
    Voor het in behandeling nemen van een aanvraag van urgentie is de aanvrager een vergoeding verschuldigd.
  • 4.
    De in lid 3 van dit artikel genoemde vergoeding is niet van toepassing op de in artikel 12, lid 3 van de wet genoemde woningzoekenden.
Artikel 4.3 Criteria voor urgentieverlening
Aanleiding voor verlening van een urgentieverklaring als vermeld in artikel 4.1 kan bestaan in de volgende situaties, waarbij voldaan wordt aan de daarbij gestelde criteria:
  • 1.
    Doelgroepen op grond van wetgeving of dwingend beleidsmatige redenen, waartoe in ieder geval behoren:
    • a.
      Woningzoekenden die verblijven in een voorziening voor tijdelijke opvang van personen, die in verband met problemen van relationele aard of geweld hun woonruimte hebben verlaten;
    • b.
      woningzoekenden die mantelzorg als bedoeld in artikel 1.1.1, lid 1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 verlenen of ontvangen;
    • c.
      vergunninghouders als bedoeld in artikel 28 van de wet;
    • d.
      bewoners uit te saneren woningen (in het kader van stadsvernieuwing);
    • e.
      Cliënten van hulpverleningsorganisaties waarmee Burgemeester en wethouders afspraken overeengekomen zijn.
  • 2.
    Medische indicatie
Van medische indicatie is sprake indien, op advies van een door burgemeester en wethouders in te schakelen onafhankelijk medisch adviesorgaan, is vastgesteld dat - in afwijking van de reguliere methode - een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem uit medisch oogpunt urgent is.
  • 3.
    Sociale indicatie
Van sociale indicatie is sprake indien door burgemeester en wethouders is vastgesteld dat, in afwijking van de reguliere methode, een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem uit sociaal oogpunt noodzakelijk is. Bij het oordeel wordt in ieder geval meegenomen:
  • a.
    de mate van zelfredzaamheid: de mogelijkheden en kansen die woningzoekenden hebben om zelf in woonruimte te kunnen voorzien; en
  • b.
    de mate van verwijtbaarheid: de woningzoekende treft geen blaam voor de ontstane situatie.
Van een sociale indicatie kan sprake zijn in de volgende situaties:
  • 1.
    Echtscheiding:
van echtscheiding in de sfeer van urgentie bij de afgifte van een huisvestingsvergunning is slechts sprake, indien:
  • a.
    er een rechterlijke (eind-)beschikking is waarin is bepaald dat het huwelijk is ontbonden;
  • b.
    er een zogeheten ‘voorlopige voorziening’ kan worden overgelegd of een zogeheten echtscheidingsconvenant alsmede een bevestiging van de rechtbank waarop het nummer vermeld is waaronder het echtscheidingsverzoek is ingeschreven;
  • c.
    tot het huishouden één of meer kinderen behoren, die minderjarig zijn én het vonnis het toezicht op dat kind/die kinderen opdraagt aan één van de beide voormalige echtelieden;
  • d.
    het huishouden (ad.c) waartoe het minderjarige kind behoort/de minderjarige kinderen behoren, het recht dan wel de mogelijkheid de echtelijke woning te blijven bewonen ontbeert.
  • e.
    en er naar het oordeel van burgemeester en wethouders geen andere mogelijkheid bestaat om het woonruimteprobleem op te lossen;
In geval van geregistreerd partnerschap of een notarieel samenlevingscontract worden vermelde criteria, voor zover mogelijk, analoog toegepast.
  • 2.
    Onaanvaardbare situaties waarbij het moet gaan om ernstige, levensbedreigende problemen in relatie tot de huidige woning, waarbij naar oordeel van burgemeester en wethouders geen andere mogelijkheid bestaat om het woonruimteprobleem op te lossen. Burgemeester en wethouders bepalen wanneer sprake is van een onaanvaardbare situatie.
Artikel 4.4 Vervallen urgentieverklaring
  • 1.
    Burgemeester en wethouders kunnen de urgentieverklaring laten vervallen, indien:
    • a.
      aan de vereisten voor het verkrijgen van urgentie niet meer wordt voldaan;
    • b.
      urgentie is toegekend op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;
    • c.
      de termijn waarvoor urgentie is verleend is verstreken, gerekend vanaf de datum waarop de urgentie is verleend, en er geen gebruik is gemaakt van de urgentieverlening;
    • d.
      de woningzoekende naar het oordeel van burgemeester en wethouders een aanbieding van passende woonruimte heeft geweigerd.
HOOFDSTUK 5 VERDERE BEPALINGEN
Artikel 5.1 Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.
Artikel 5.2 Mandatering
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van bevoegdheden krachtens deze verordening te mandateren aan de partijen die met de uitvoering van de woonruimteverdeling belast zijn.
Artikel 5.3 Status toelichting
De bij deze verordening behorende toelichting wordt geacht een onlosmakelijk deel uit te maken van de verordening.
HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN
Artikel 6.1 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als “Huisvestingsverordening Soest 2015”.
Artikel 6.2 Inwerkingtreding
  • 1.
    Deze verordening treedt in werking zes weken na de dag van bekendmaking.
  • 2.
    Op de datum van inwerkingtreding vervalt de Huisvestingsverordening Soest 2014 zoals deze was vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 19 december 2013, RB 13-39.
  • 3.
    De intrekking van de Huisvestingsverordening Soest 2014 heeft geen gevolgen voor de geldigheid van vergunningen of ontheffingen –hoe ook genaamd- dan wel krachtens die verordening gestelde beleidsregels, voorschriften en beperkingen –hoe ook genaamd.
  • 4.
    Op een aanvraag voor vergunning of ontheffing, een verzoek om inschrijving, verlening van urgentie of toestemming anderszins, welke is ingediend voor het tijdstip waarop deze verordening van kracht wordt en waarop op genoemd tijdstip nog niet onherroepelijk is beschikt, blijven de bepalingen van de huisvestingsverordening die golden op het moment van indiening van het verzoek van toepassing, tenzij de aanvrager de wens te kennen geeft dat de gewijzigde bepalingen worden toegepast.
 
Huisvestingsverordening Soest 2015 Toelichting
Uitgangspunten Huisvestingswet 2014
De Huisvestingswet 2014 (hierna: wet) biedt gemeenten het (uitputtende) instrumentarium in te grijpen in de verdeling van woonruimte en de samenstelling van de woonruimtevoorraad. Gebruikmaken van dit instrumentarium – door een Huisvestingsverordening vast te stellen – is niet vanzelfsprekend en dient periodiek onderbouwd en getoetst te worden.
 
Het instrumentarium bestaat uit het vaststellen van een Huisvestingsverordening, die regels bevat met betrekking tot het in gebruik geven en nemen van goedkope woonruimte en/of het wijzigen van de samenstelling van de woningvoorraad.
 
Het uitgangspunt van de wet is de vrijheid van vestiging. Iedereen die rechtmatig in Nederland verblijft, heeft het recht om zich vrijelijk te verplaatsen en te vestigen. Dit grondrecht kan alleen worden beperkt indien noodzakelijk voor het algemeen belang in een democratische samenleving. Dat belang kan volgens de wet gelegen zijn in het tegengaan van de onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte. Als hier aantoonbaar sprake van is – en als het instrumentarium van de wet geschikt en proportioneel is om die effecten te bestrijden – kunnen gemeenten verdelingsregels stellen. De schaarste kan betrekking hebben op schaarste aan goedkope woonruimte in het algemeen, schaarste aan woonruimte met specifieke voorzieningen of schaarste aan woonruimte voor de huidige inwoners van een gemeente.
 
Voor de gemeente Soest is, gezien de relatief korte wachttijden voor een sociale huurwoning, schaarste geen evident probleem. Gezien dit wordt voor de woonruimteverdeling in zijn algemeenheid afgezien van het stellen van publiekrechtelijke regels voor inschrijving en toewijzing. De in het najaar van 2014 gestarte regionale woonruimteverdeling biedt voldoende basis voor een evenwichtige toewijzing.
 
Wel is het zo dat er categorieën woningzoekenden zijn die zodanig urgent zijn dat zij bij voorrang moeten worden geholpen. Op grond van wet is een Huisvestingsverordening hiervoor het instrument . Daarom is In deze verordening is geregeld dat het college aan in Soest ingeschreven woningzoekenden een urgentie kan toekennen. De verordening regelt de procedure voor het indienen van een aanvraag, de behandeling van een aanvraag en de uiteindelijke beslissing.
Algemene uitgangspunten en randvoorwaarden
De eigen verantwoordelijkheid van de woningzoekende staat voorop. Deze bepaalt zelf of hij/zij al dan niet wil verhuizen en naar welke woonruimte/woonbuurt/gemeente door te reageren op aanbiedingen op Woningnet.
 
Om aan de grote vraag te kunnen voldoen moeten zoveel mogelijk woningen in het nieuwe woningsysteem beschikbaar te komen voor alle woningzoekenden. Dit systeem werkt goed en rechtvaardig als er zo weinig mogelijk uitzonderingen worden gemaakt. De wetgever heeft bepaald dat als een gemeente in een verordening urgentie regelt dit in ieder geval geldt voor de categorieën mantelzorgers, statushouders en personen die vanwege huiselijk geweld de gezamenlijke woning hebben moeten verlaten. Daarnaast wordt een beperkt aantal woningzoekenden voorrang gegeven door hem/haar urgent te verklaren.
 
Voor het toekennen van urgentie is een aantal criteria vastgelegd in deze verordening. Het hoofduitgangspunt is dat een urgentieverklaring alleen wordt toegekend indien sprake is van een noodsituatie op het gebied van het wonen, die het noodzakelijk maakt dat direct dan wel op korte termijn, maar uiterlijk binnen 12 maanden een (andere) woonruimte beschikbaar komt.
Verder worden de volgende algemene uitgangspunten en randvoorwaarden gehanteerd:
  • 1.
    Er wordt alleen een urgentie verleend, indien er sprake is van een noodsituatie of duidelijk aantoonbaar is dat deze op korte termijn dreigt te ontstaan;
  • 2.
    De individuele situatie van de aanvrager is uitgangspunt voor de beoordeling van de urgentie-aanvraag;
  • 3.
    De eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager voor het oplossen van de woningnoodsituatie staat voorop.
Ter verduidelijking worden hieronder een aantal voorbeelden gegeven van omstandigheden, waarbij de aanvrager in het algemeen NIET in aanmerking komt voor een urgentie:
  • 1.
    Als de woonnoodsituatie geheel of ten dele te wijten is aan de aanvrager zelf;
  • 2.
    Na verbreking van een samenlevingsvorm, zoals echtscheiding of samenleving, zonder dat er zorg is voor minderjarige kinderen;
  • 3.
    Inwoning. Bijvoorbeeld het inwonen, ook als gezin, bij ouders, op kamers of een niet zelfstandige etage;
  • 4.
    Bij hinder van de buren (bijv. aantoonbare geluidsoverlast);
  • 5.
    Bij burenruzie;
  • 6.
    Bij moeilijke thuissituaties, of generatieconflicten (ouders-kinderen);
  • 7.
    Bij gezinsvorming (zwangerschap);
  • 8.
    Bij gezinshereniging;
  • 9.
    Bij het werken in onregelmatige diensten en het wonen in een luidruchtige omgeving, waardoor het slapen wordt bemoeilijkt;
  • 10.
    Bij vrijwillige verkoop van de eigen woning, of in geval van kind, bij vrijwillige verkoop door ouders;
  • 11.
    De aanvrager het huis te groot (of te klein) vindt of de tuin te bewerkelijk vindt;
  • 12.
    De aanvrager in een andere wijk wil wonen vanwege familiehulp;
  • 13.
    De aanvrager dichter bij winkels, bus, ziekenhuis o.i.d. wil wonen;
  • 14.
    De aanvrager problemen heeft in algemene zin met flatbewoning;
  • 15.
    Bij terugkeer vanuit het buitenland;
  • 16.
    De aanvrager reeds gedurende een lange periode op andere woonruimte wacht;
  • 17.
    De aanvrager heimwee heeft;
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 1. Begripsbepalingen
Bij de definitie van mantelzorg in de verordening is aangesloten bij de definitie in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, die luidt:
  • mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.
Artikel 3. Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 7 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening categorieën goedkope woonruimte kan aanwijzen die niet voor bewoning in gebruik mogen worden genomen of gegeven als daarvoor geen huisvestingsvergunning is verleend. In het eerste lid is aangegeven tot welke huurprijsgrens de huisvestingsvergunning verplicht is, terwijl het tweede lid de uitzondering daarop benoemt.
Artikel 4.1 Vergunning
De wet bepaald dat, ook wanneer alleen de urgentie wordt geregeld, een vergunningplicht geldt. Om ongewenste regeldruk te voorkomen geldt deze vergunningplicht:
  • 1.
    alleen voor woningen met een huurprijs onder de huurtoeslaggrens in bezit van corporaties en
  • 2.
    alleen in die gevallen dat met toepassing van urgentie een woning wordt toegewezen.
Artikel 4.2 Aanvraag en inhoud huisvestingsvergunning
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 5 van de wet. Daarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening regels stelt over de wijze van aanvragen van vergunningen en de gegevens die door de aanvrager worden verstrekt bij de aanvraag van een vergunning. De onder a genoemde gegevens met betrekking tot leeftijd, nationaliteit en, indien van toepassing, verblijfstitel zijn noodzakelijk in verband met de wettelijke eisen van artikel 10, tweede lid, van de wet.
 
In artikel 18 van de wet zijn intrekkingsgronden voor de huisvestingvergunning opgenomen. Zo kan de vergunning worden ingetrokken als de vergunninghouder de in die vergunning vermelde woonruimte niet binnen de door burgemeester en wethouders bij de verlening gestelde termijn in gebruik heeft genomen (zie het derde lid, onder d) of als de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens (zie het tweede lid) waarvan deze wist of moest vermoeden dat deze onjuist of onvolledig waren. Deze intrekkingsgronden gelden rechtstreeks op grond van de wet en zijn in de verordening niet herhaald.
Artikel 5.1 Toekenning urgentie
Voorrang bij woonruimte van een bepaalde aard, grootte of prijs. Deze bepaling is een uitwerking van artikel 11 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening kan bepalen dat voor een of meer daarbij aangewezen categorieën woonruimte in verband met de aard, grootte of prijs van die woonruimte bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan een daarbij aangewezen gedeelte van de overeenkomstig artikel 10, eerste lid, van de wet (artikel 3 van de verordening) aangewezen categorieën woningzoekenden.
 
De wet biedt de mogelijkheid een urgentieregeling op te stellen, ook wanneer geen sprake is van schaarste aan goedkope woonruimte (artikel 12 van de wet). Ook zonder schaarste kan immers behoefte bestaan om sommige woningzoekenden met voorrang te kunnen huisvesten. In de huisvestingsverordening kan overeenkomstig artikel 12 van de wet bepaald worden dat voor een of meer daarbij aangewezen categorieën woonruimte – welke niet dezelfde hoeven te zijn als zijn aangewezen in artikel 3 – bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden waarvoor de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is.
 
De bepalingen in dit artikel zijn een uitwerking van artikel 13 van de wet, waarin is bepaald dat burgemeester en wethouders beslissen over de indeling van woningzoekenden in de urgentiecategorieën. Hierbij is expliciet bepaald dat burgemeester en wethouders van deze bevoegdheid mandaat kunnen verlenen.
 
In het vierde lid van dit artikel is, in aansluiting op de voorrangsregels van deze verordening, een rangorde voor toewijzing van woonruimte gegeven voor de gevallen waarin er meer dan een gegadigde is voor een bepaalde woonruimte.
Artikel 5.3 Criteria voor urgentieverlening
In dit artikel zijn de criteria vastgelegd volgens welke de urgent woningzoekenden worden ingedeeld in urgentiecategorieën. Vergunninghouders, personen die in blijf-van-mijn-lijfhuizen verblijven, en woningzoekenden die mantelzorg verlenen of ontvangen behoren in ieder geval tot de urgente woningzoekenden (artikel 12, derde lid, van de wet). Deze groepen kunnen dus niet van indeling in een urgentiecategorie worden uitgesloten. Dit geldt voor alle gemeenten, dat wil zeggen dat een woningzoekende die valt onder deze verplichte urgentiecategorieën in elke gemeente met urgentie moet worden behandeld.
 
Voorts is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening stelt op welke overige gronden urgentie kan worden aangevraagd.
 
Voor een advies als bedoeld in het tweede lid, kunnen burgemeester en wethouders bijvoorbeeld bij een verzoek om een medische indicatie een medisch adviseur aanwijzen.
Artikel 6.2 Mandatering
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitvoering van de bevoegdheden zoals aangewezen in hoofdstukken 4 en 5, i.e. het verstrekken van huisvestingsvergunningen en urgentieverklaringen, te mandateren aan de partijen die met de uitvoering van de woonruimteverdeling belast zijn.

Soest, 30 april 2015

de raad voornoemd,

de griffier,

M. van Vliet MPM AA

de voorzitter,

R. Metz

Naar boven