Gemeente Heusden - Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Heusden 2015
Het college van gemeente Heusden
gelet op de Verordening leerlingenvervoer gemeente Heusden 2015,
b e s l u i t
vast te stellen de navolgende:
Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Heusden 2015
Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na de bekendmaking daarvan en hebben terugwerkende kracht tot en met 16 februari 2015 ( inwerkingtreding Verordening leerlingenvervoer gemeente Heusden 2015).
Aldus besloten in de vergadering van het college van Heusden, gehouden op 28 april 2015,
Het college van Heusden
De secretaris, mr. J.T.A.J. van der Ven
De burgemeester, drs. J. Hamming
 
Beleidsregels leerlingenvervoer g emeente Heusden 2015
(behorende bij de Verordening leerlin genvervoer gemeente Heusden 2015 )
Afstand
Basis in de verordening is artikel 1:de afstand tussen de woning en de school, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg. Bij de beoordeling van de aanvraag dient een aantal afstanden te worden berekend. De afstanden worden berekend:
  • om vast te stellen of aan het afstandscriterium van zes kilometer wordt voldaan;
  • om te bepalen welke passende school dichterbij de woning staat;
  • om de hoogte van de vergoeding voor de auto vast te stellen.
Beleidsregel 1: de afstand wordt gemeten met de routeplanner van de ANWB. Om tot een berekening te komen, wordt er uitgegaan van de volgende instellingen:
  • route opties: kortste route
  • vervoersmiddel: auto
  • adresgegevens woning en school
Orthopedagogisch - en didactisch centrum (Opd c )
Basis in de verordening is artikel 1: bovenschoolse voorziening bedoeld om leerlingen extra zorg te geven. Op een Opdc kan ook onderwijs gegeven worden, maar de leerlingen blijven ingeschreven op een school voor voortgezet onderwijs.
Beleidsregel 2: leerlingen die volledig onderwijs volgen aan een Opdc en aanspraak maken op vervoer op basis van Hoofdstuk 3 van de verordening, kunnen in aanmerking komen voor leerlingenvervoer naar het Opdc. Leerlingen die gedeeltelijk onderwijs volgen aan een Opdc en gedeeltelijk aan een school voor voortgezet onderwijs, kunnen alleen in aanmerking komen voor leerlingenvervoer naar de school voor voortgezet onderwijs.
Stage
Basis in de verordening is artikel 1 en de artikelsgewijze toelichting op de verordening onder stage.
Is de stage een onderdeel van het onderwijsprogramma en krijgt de leerling dagelijks leerlingenvervoer naar de school, dan bestaat in beginsel aanspraak op leerlingenvervoer naar het stageadres. Dit is dan immers aan te merken als de ‘dichtstbijzijnde toegankelijke school’.
Beleidsregel 3: een verzoek om vervoer naar een stageplek moet vergezeld gaan van een stage- overeenkomst. Naar analogie van ‘de dichtstbijzijnde toegankelijke school’ hanteert de gemeente het begrip ‘dichtstbijzijnde toegankelijke stage’. De plaats waar de leerling stage loopt, kan voor de gemeente grote financiële gevolgen hebben. De gemeente gaat er van uit dat scholen dit aspect mee laten wegen in de plaatsing van leerlingen. En dat zij stageplekken zoveel mogelijk zoeken in de buurt van het woonadres van de leerling.
Het gehanteerde uitgangspunt houdt in dat de gemeente alleen vervoer naar een stageplek buiten de gemeente Heusden bekostigt, als de school toereikend motiveert waarom in het betreffende geval een stage binnen de gemeente niet voldoet en een stage buiten de gemeente een duidelijke meerwaarde heeft voor de leerling. De motivering dient specifiek op de betreffende leerling geschreven te zijn. Om het plannen van stageritten beter mogelijk te maken, vindt aangepast vervoer naar en van een stageadres op schooldagen zoveel mogelijk plaats op vaste uren in de ochtend (tussen 07.30 en 09.00 uur) en de middag (tussen 16.00 en 17.30 uur) of aansluitend aan de schooltijden zoals die in de schoolgids zijn opgenomen. Aangepast vervoer naar stageadressen vindt niet plaats tijdens het weekend en gedurende schoolvakanties.
Passende ve rvoersvoorziening
Beleidsregel 4: Om de juiste vervoersvoorziening voor de leerling te bepalen, wordt er gekeken naar de medische situatie van de leerling, de mogelijkheden en beperkingen (ook psychische beperkingen vallen hieronder) van de leerling. Vervolgens wordt bekeken wat haalbaar is in het vervoer van en naar de school. In eerste instantie wordt gekeken of de leerling zelfstandig met openbaar vervoer of de fiets naar school kan. Daarna wordt gekeken naar de mogelijkheden van reizen met begeleiding met openbaar vervoer of fiets. Ook kan er sprake zijn van bekostiging van eigen vervoer. Hieronder wordt verstaan: ouders die leerlingen zelf naar school vervoeren met een eigen vervoermiddel. Tot slot kan een voorziening in de vorm van aangepast vervoer worden ingezet als dit noodzakelijk is. Bij de beoordeling welke vervoerswijze past bij de eigen kracht van de leerling kan conform de verordening advies worden ingewonnen bij onafhankelijke (medische) deskundigen en de adviescommissies die de toelaatbaarheidsverklaringen afgeven vanuit het samenwerkingsverband PO en VO. Beleidsuitgangspunten zijn het bieden van maatwerk en flexibiliteit. Rekening wordt gehouden met wat redelijkerwijs van ouders mag worden verwacht. Combinaties van verschillende vormen van vervoer behoren tot de maatwerkoplossingen evenals het aanbieden van een ondersteuningstraject wat leidt tot zelfstandig reizen.
V aststellen van de reistijd en de kosten van het openbaar vervoer en fiets
Beleidsregel 5: Het vaststellen van de reistijd en bepalen van de bekostiging van het vervoer per openbaar vervoer vindt plaats op basis van de door de REISinformatiegroep bv beschikbaar gestelde informatie via 0900-9292, www.9292.nl en mobiel.9292ov.nl. en de regelingen van de provincie Noord-Brabant (www.goedbezigbus.nl).
Beleidsregel 6: Bekostiging op basis van de kosten van het vervoer per fiets is gelijk aan de vergoeding op basis van de kosten van het openbaar vervoer.
a.De leerling
Heeft de leerling geen persoonlijke OV-chipkaart, dan worden de kosten van zo'n kaart vergoed. Met die kaart kan hij/zij gebruik maken van kortingsmogelijkheden waarop hij/zij aanspraak kan maken. De gemeente gaat er bij het bepalen van de vergoeding vanuit dat de leerling gebruik maakt van mogelijke kortingen.
De leerling krijgt een bedrag om de dalkorting op de persoonlijke OV-chipkaart te zetten.
a.De begeleider
Heeft de begeleider geen persoonlijke OV-chipkaart, dan worden de kosten van zo'n kaart vergoed. Met die kaart kan hij/zij gebruik maken van kortingsmogelijkheden waarop hij/zij aanspraak kan maken. De gemeente gaat er bij het bepalen van de vergoeding vanuit dat de begeleider gebruik maakt van voor hem/haar mogelijke kortingen. De begeleider krijgt een bedrag om de dalkorting op de persoonlijke OV-chipkaart te zetten. De gemeente vraagt om een bewijs van de gemaakte kosten voor begeleiding.
Vaststellen van de kosten van eigen vervoer
Beleidsregel 7 :Als het college besluit aan ouders een kilometervergoeding voor eigen vervoer toe te kennen, wordt volgens de verordening leerlingenvervoer een vergoeding verstrekt die is afgeleid van de Reisregeling binnenland (2015: 0,37 per kilometer). De gemeente vergoedt zowel de heen- als de terugreis tweemaal en past daarom het gehalveerde bedrag toe (2015: € 0,19 per kilometer).
Woning
Basis in de verordening is artikel 1: onder ‘woning’ wordt verstaan de plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft. Met andere woorden, de plaats van waaruit het kind de school bezoekt. In deze is het niet relevant in welke gemeente de ouders en/of het kind staan ingeschreven.
Niet ter zake doet of de ouders, voogden of verzorgers in de gemeente hun officiële verblijf hebben in de zin van de artikelen 10 en verder van Boek I van het Burgerlijk wetboek. Dit betekent dat als een leerling tijdelijk in een andere gemeente verblijft, in deze andere gemeente (in het algemeen) bekostiging van de vervoerkosten van deze leerling aangevraagd moet worden (dit geldt overigens niet als het bijvoorbeeld een leerling betreft die vanwege een vakantie van de ouders tijdelijk elders verblijft).
Tweede opstap- of afzetadres
Beleidsregel 8 : de gemeente verstrekt alleen bekostiging van vervoer van een tweede opstap- of naar een tweede afzetadres als aan de volgende criteria wordt voldaan:
  • een leerling heeft recht op bekostiging van het vervoer van de woning (zie artikel 3.1 van de verordening) naar school en/of vice versa;
  • het tweede adres voldoet aan het afstandscriterium uit de verordening;
  • het opstap- of afzetadres is structureel. Structureel betekent in dit verband dat er sprake moet zijn van een vast (twee-)wekelijks terugkerend patroon bijv. alle dagen van de week met uitzondering van dinsdag en vrijdagmiddag naar adres 1, dinsdag en vrijdagmiddag naar adres 2;
  • het tweede adres zich binnen de gemeente bevindt;
  • er geen voorliggende voorziening is die het vervoer van het tweede adres naar school of van school naar het tweede adres voor haar rekening neemt of zou moeten nemen.
Gescheiden ouders: twee woningen
Een kind van gescheiden ouders kan twee woningen hebben in de zin van de verordening. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van co-ouderschap, waarbij het kind zowel bij de ene als bij de andere ouder verblijft, is er sprake van twee hoofdverblijven. Waar de leerling staat ingeschreven doet niet ter zake; doorslaggevend is de feitelijke verblijfplaats van de leerling.
Om aanspraak te maken op bekostiging van leerlingenvervoer moeten beide ouders afzonderlijk een aanvraag indienen bij de gemeente waar hij of zij woonachtig is.
De gemeente toetst de aanvraag aan de eigen verordening leerlingenvervoer, waarbij onder meer wordt bekeken of er sprake is van een woning in de zin van de verordening, of de school wel de dichtstbijzijnde toegankelijke is en of voldaan is aan de afstandsgrens. Het komt voor dat slechts in één van beide gemeenten aanspraak op leerlingenvervoer bestaat, doordat de school niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school is.
Beleidsregel 9 : om aanspraak te maken op bekostiging van leerlingenvervoer moeten beide ouders afzonderlijk, voor de dagen dat het kind doordeweeks bij hen verblijft, een aanvraag indienen bij de gemeente waar hij of zij woonachtig is. Het moet gaan om vaste dagen in de week.
Tijdelijk verblijf
Met name bij zeer kort tijdelijk verblijf van de leerling in een andere gemeente kan de vraag rijzen of het redelijk is dat deze gemeente de vervoerskosten moet dragen. Door het incidentele karakter van dit vervoer laat het zich doorgaans moeilijk organiseren binnen de bestaande gemeentelijke kaders, zodat dit vervoer zeer veel extra kosten met zich mee kan brengen. Ook voor ouders is dit omslachtig: bij gemeente A moeten zij deelname aan het vervoer opzeggen, bij gemeente B vervoer aanvragen en een aantal weken later dienen zij het omgekeerde te doen. Bovendien bevat de definitie van het begrip woning een structureel element.
Beleidsregel 10: als vooraf vaststaat dat een leerling uit de gemeente Heusden gedurende een korte periode (niet meer dan zes weken) in een andere gemeente verblijft en zijn oude school blijft bezoeken, dan wordt dit verblijf aangemerkt als verblijf in de gemeente Heusden. De gemeente Heusden zal dan ook het vervoer gedurende deze weken blijven verzorgen. Hierbij wordt er van uitgegaan dat het kind naar zijn eigen school blijft gaan. Is de afstand van het tijdelijk verblijf van de leerling naar school kleiner dan de kilometergrens die de gemeente Heusden hanteert, dan zal uiteraard (tijdelijk) geen aanspraak op bekostiging van vervoerkosten bestaan. Omgekeerd is het ook zo dat, als een leerling uit een andere gemeente tijdelijk (niet meer dan zes weken) in de gemeente Heusden verblijft, het uitgangspunt is dat de oorspronkelijke woongemeente het vervoer blijft vergoeden. Een andere gemeente hoeft dit beleid echter niet te hanteren. In dat geval zal de gemeente Heusden bij een (kortdurend) verblijf van een leerling van elders op haar grondgebied het vervoer van die leerling (moeten) bekostigen.
Toekenning vervoersvoorziening
Basis in de verordening is artikel 4: het college bepaalt bij het verstrekken van de bekostiging van de vervoerskosten de wijze en het tijdstip van uitbetaling evenals de tijdsduur van de verstrekte bekostiging. Deze formulering geeft de ruimte om per geval de termijn te bepalen. Voor veel leerlingen wordt gewerkt met een termijn van 1 jaar. Hiervoor wordt gekozen, omdat er gedurende dat jaar in de situatie van de kinderen en hun vervoersmogelijkheden zaken kunnen veranderen. Ook wordt gekeken naar infrastructurele wijzigingen en waar nodig wijzigingen in de salarisgegevens.
Beleidsregel 1 1: als de situatie van de leerling naar verwachting voor langere tijd niet zal wijzigen, is het mogelijk een meerjarige beschikking af te geven. Bijvoorbeeld voor leerlingen, die een vergoeding leerlingenvervoer krijgen voor het zelfstandig reizen met de fiets of het openbaar vervoer, kan een meerjarige beschikking verstrekt worden voor de periode dat de leerling dezelfde school bezoekt. Evenzo kan voor leerlingen waarvan vast staat dat zij op grond van hun handicap altijd aangewezen zullen zijn op het aangepast vervoer een meerjarige beschikking worden verstrekt voor de periode dat de leerling dezelfde school bezoekt. Daar waar sprake is van een te betalen eigen bijdrage worden geen meerjarige beschikkingen afgegeven.
Beleidsregel 1 2: de toegekende vergoeding op basis van het openbaar vervoer en eigen vervoer wordt uitbetaald in twee termijnen op de volgende tijdstippen:
1e termijn: begin september
2e termijn: begin februari
Drempelbedrag
Basis in de verordening is artikel 14: het is mogelijk om voor scholen voor speciaal basisonderwijs een andere kilometergrens te hanteren dan voor reguliere basisscholen. Ook kan de gemeente het drempelbedrag wel voor het ene maar niet voor het andere schooltype invoeren.
Beleidsregel 1 3: het drempelbedrag wordt wel gehanteerd voor het basisonderwijs, maar niet voor het speciaal basisonderwijs.
Wanneer aan meerdere kinderen uit één gezin een vervoersvoorziening is toegekend, en daarbij het inkomen van de ouders relatief laag is, kan het drempelbedrag een grote financiële belasting betekenen. De gemeente kan bepalen dat het drempelbedrag een beperkt aantal keer per gezin wordt geheven.
Beleidsregel 1 4: met toepassing van artikel 23 wordt slechts voor maximaal 1 kind binnen het gezin het drempelbedrag in rekening gebracht.
Gedragsregels
Als het college gebruik maakt van de bevoegdheid om het vervoer zelf te verzorgen dan wel laat verzorgen, stelt het gedragsregels op ter bevordering van een ordelijk en veilig verloop van het vervoer en informeert daarover de ouders vooraf. Niet-naleving van de gedragsregels doet de aanspraak op het aangepast vervoer vervallen, tenzij dit vanwege de verstandelijke of psychische beperking niet aan de leerling is toe te rekenen. Ouders ontvangen de ‘spelregels leerlingenvervoer gemeente Heusden’ bij de beschikking. Hierin staat wat verwacht wordt van de ouders en de leerling ter bevordering van een ordelijk en veilig verloop van het vervoer.
Loosmeldingen
Eén van de spelregels is het tijdig afmelden van vervoer als een kind niet vervoerd hoeft te worden. Als dit niet of niet tijdig gebeurt, is er sprake van een zogenaamde loosmelding.
Beleidsregel 1 5: het college kan een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, tijdelijk de toegang tot het vervoer ontzeggen als bij herhaling is gebleken dat de leerling niet tijdig wordt afgemeld waardoor sprake is van een zogenaamde loosmelding. Daarbij gelden de uitgangspunten in het spelregelboekje van de gemeente Heusden.
Ontoelaatbaar gedrag
In het aangepaste vervoer kan er sprake zijn van ontoelaatbaar of onacceptabel gedrag van de leerling die door dit gedrag een gevaar voor zichzelf en/of anderen kan veroorzaken, bedreigend of onhygiënisch is. Wanneer zich een dergelijke situatie voordoet, handelt de gemeente op een eenduidige wijze. Bij leerlingen, die in het aangepaste vervoer ontoelaatbaar gedrag vertonen, vindt er in beginsel een gesprek plaats tussen de ouders en de vervoerder. Het doel van dit gesprek is tot verbetering van het gedrag van de leerling te komen.
Beleidsregel 1 6: als een voorval is terug te voeren op de ernstige verstandelijke of psychische beperking van de leerling en dus aan de leerling niet kan worden toegerekend, dan wordt met vervoerder, ouders en eventueel school een passende oplossing gezocht (bijv. begeleiding in het aangepast vervoer, route op een zodanige wijze aanpassen dat het gedrag van de betreffende leerling positief wordt beïnvloed, eigen vervoer).
Als de conclusie van het ambtelijk onderzoek is dat het voorval moet worden toegerekend aan de chauffeur, vindt overleg plaats met de vervoerder over een gepaste maatregel/oplossing van het probleem. De ouders worden schriftelijk op de hoogte gesteld van het resultaat van het overleg.
Beleidsregel 1 7: als blijkt dat een voorval niet is terug te voeren op de ernstige verstandelijke of psychische beperking van de leerling, wordt het ongewenste gedrag aan de leerling toegerekend. Het college kan, na een onderzoek waarbij met de ouders/de leerling en de vervoerder wordt gesproken, een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot dit vervoer ontzeggen als bij herhaling is gebleken dat de leerling door agressief gedrag of anderszins de orde in de bus verstoort of de veiligheid van bus en inzittenden in gevaar brengt. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:
  • als na het onderzoek blijkt dat sprake is van verwijtbaar gedrag van de leerling volgt een eerste waarschuwingsbrief aan ouders/verzorgers;
  • bij een volgende klacht wordt voorgaande stap herhaald en volgt een tweede waarschuwingsbrief;
  • bij een volgende klacht kan een schorsing per direct volgen, voor een periode van een volle schoolweek. Er volgt een derde waarschuwingsbrief aan ouders/verzorgers;
  • bij een volgende klacht volgt met een vierde brief totale uitsluiting van het vervoer tot het eind van het schooljaar met een minimum van drie maanden exclusief vakanties (schorsing aan het eind van het schooljaar kan dus doorlopen in het nieuwe schooljaar). Als ouders na schorsing opnieuw gebruik willen maken van het leerlingenvervoer dan moet een nieuwe aanvraag worden ingediend.
Naar boven