Beleidsnota artikel 13b Opiumwetgemeente Geertruidenberg
 
Beleidsregels voor het toepassen van bestuursrechtelijke sancties op grond van artikel 13b Opiumwet
 
Inhoudsopgave
 
Beleidsnota artikel 13b Opiumwet gemeente Geertruidenberg
1.Inleiding
Steeds vaker worden gemeenten geconfronteerd met illegale verkooppunten van verdovende middelen. Dit kunnen o.a. woningen of lokalen zijn. Naast het feit dat er sprake is van strafbare feiten, die strafrechtelijk worden benaderd, kan de verkoop vanuit drugspanden gevolgen hebben voor de openbare orde.
In verband daarmee is aan de burgemeester de bevoegdheid toegekend om met toepassing van artikel 13b Opiumwet daartegen met een last onder bestuursdwang op te treden. Een last onder bestuursdwang is een bestuurlijke sanctie die strekt tot het ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding.
Bestuursrechtelijke maatregelen zijn reparatoire maatregelen, dat wil zeggen gericht op het ongedaan maken van de overtreding. Zij mogen niet dienen als punitieve sancties, dat wil zeggen niet zijn gericht op het bestraffen van overtredingen.
2.Doelstelling
In verband met het toepassen van de bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet is het gewenst dat daaraan beleid ten grondslag ligt. Dit beleid heeft tot doel:
  • -
    de handhavingsactiviteiten van politie, justitie en gemeente op elkaar af te stemmen en waar mogelijk complementair te laten zijn (handhavingsarrangement);
  • -
    te realiseren dat geconstateerde overtredingen gevolgd worden door een adequate reactie die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de ernst van de overtreding en het beoogde effect heeft, namelijk het handhaven van de Opiumwet;
  • -
    kenbaar te maken aan de ‘overtreder’ welke maatregel hij van de overheid kan verwachten na een overtreding, waardoor er mogelijk tevens een preventieve werking vanuit gaat.
3. Wettelijk kader
De sluitingsbevoegdheid in geval van de aanwezigheid van drugs is opgenomen in artikel 13b van de Opiumwet. Artikel 13b van de Opiumwet luidt:
1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.
 
Er hoeft geen sprake te zijn van overlast ten gevolge van druggerelateerde activiteiten om artikel 13b van de Opiumwet te kunnen toepassen. De enkele omstandigheid dat is geconstateerd dat drugs zijn verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn, is voldoende voor de toepassing ervan. Waar in dit beleid over drugshandel of handel wordt gesproken wordt ook begrepen hennepplantages/-knipperijen/-drogerijen.
3.1 Algemene Plaatselijke Verordening Geertruidenberg
Daarnaast is in artikel 2:74 en 2:74a Algemene Plaatselijke Verordening Geertruidenberg een regeling opgenomen wat betreft drugsoverlast. De burgemeester kan optreden op grond van deze artikelen, als er geen sprake is van een handelshoeveelheid drugs. Als er sprake is van een handelshoeveelheid drugs, geldt artikel 13b Opiumwet.
 
De artikelen 2:74 en 2:74a APV Geertruidenberg luiden:
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik
Het is verboden om op of aan de weg, op een openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, een middel als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
3.2 Nulbeleid gemeente Geertruidenberg
De gemeente Geertruidenberg kent volgens regionaal gemaakte afspraken een nuloptiebeleid. Dat wil zeggen dat in de gemeente Geertruidenberg een nuloptiebeleid wordt gevoerd ten gevolge waarvan geen horeca-exploitatievergunningen worden verstrekt als de exploitatie van de inrichting mede is gericht op de verkoop of handel in softdrugs.
3.3 Relatie tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving
De effectiviteit van het optreden tegen illegale drugshandel is groter naarmate de te treffen maatregelen ingrijpender zijn en langer doorwerken. Uitsluitend strafrechtelijk optreden tegen eigenaars, bewoners of exploitanten van illegale verkooppunten is niet altijd voldoende. Zodra zij strafrechtelijk worden vervolgd, wordt hun plaats relatief eenvoudig ingenomen door anderen. Het illegale verkooppunt blijft dan bestaan. Het daadwerkelijk opheffen van een illegaal verkooppunt zal een aanzienlijk hogere drempel voor voortzetting van de activiteiten betekenen, hoewel verplaatsing naar elders natuurlijk nooit uitgesloten kan worden.
 
De systematiek van het bestuursrecht is een andere dan die van het strafrecht. Het doel van het bestuursrecht is het wegnemen van de illegale/ongewenste situatie en niet het opleggen van een sanctie. Daarom zijn de procedurevoorschriften van het bestuursrecht anders en dient er altijd een belangenafweging plaats te vinden.
3.4 Afstemming met Openbaar Ministerie en politie
Voor handhaving van de Opiumwet is de gecoördineerde inzet van het openbaar bestuur, het openbaar ministerie en de politie vereist. Uitgangspunt is dat de burgemeester handhavend optreedt als er een overtreding als genoemd in artikel 13b Opiumwet heeft plaatsgevonden. Deze beleidsregel, in de vorm van een handhavingsprotocol geeft aan hoe er wordt opgetreden.
 
De gemeente wil goede afspraken maken met de bevoegde instanties (politie en OM) met betrekking tot de gewenste handhaving. De bevoegde instanties commiteren zich aan de uitvoering van de afspraken en dragen zorg voor effectuering van de afspraken . Dit betekent dat de beleidsregels zijn afgestemd in overleg tussen burgemeester, de officier van justitie en de teamchef van politie.
 
Voor de bestuurlijke handhaving verstrekt de politie op grond van het convenant hennepteelt Zeeland – West- Brabant de benodigde informatie aan de burgemeester. Deze informatieverstrekking vindt schriftelijk plaats in de vorm van een proces-verbaal van bevindingen waarbij de burgemeester informatie krijgt over de geconstateerde feiten, het optreden en de bevindingen van de politie die voortvloeien uit een strafrechtelijk onderzoek. Deze verstrekking vindt plaats na toestemming van de zaaksofficier en informatieofficier (op basis van de verplichting die uit de Wet politiegegevens voortvloeit) en indien het strafrechtelijk onderzoek dit toelaat. Daarbij wordt aangetekend dat aan de bewijslast voor bestuursrechtelijek maatregelen minder zware eisen worden gesteld dan in het kader van het strafrecht. Het RIEC kan bij deze informatie-uitwisseling advies en ondersteuning verlenen.
4. Inhoud van de beleidsregels
Dit hoofdstuk bestaat uit twee paragrafen, namelijk paragraaf 4.1 algemene uitgangspunten en paragraaf 4.2 inhoudelijke uitgangspunten van drugsaanpak.
4.1 Algemene uitgangspunten drugsbeleid
In deze paragraaf worden de algemene uitgangspunten voor het toepassen van artikel 13b Opuimwet toegelicht.
4.1.1 Onderscheid tussen harddrugs en softdrugs
Wat betreft de bestuursrechtelijke aanpak wordt onderscheid gemaakt tussen de aanpak van gevallen waarin softdrugs dan wel harddrugs zijn betrokken. Aan activiteiten die te maken hebben met harddrugs zijn maatschappelijk gezien grotere volksgezondheidsrisico’s verbonden en ze kunnen een grotere negatieve invloed hebben op het woon- en leefklimaat dan softdrugs. Bij overtredingen van lijst I (harddrugs) worden langere sluitingstijden ook noodzakelijk geacht om een einde aan de overtredingen te maken, dan wel herhalingen te voorkomen, omdat de handel meestal plaatsvindt in een harder en crimineler milieu. Een langere sluitingstermijn is noodzakelijk om de situatie te normaliseren.
4.1.2 Onderscheid tussen woningen en lokalen
Bestuursrechtelijke maatregelen gericht tegen woningen grijpen in beginsel zwaarder in op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen. Daarom wordt in het bij deze beleidsregel behorende handhavingsarrangement onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. Het recht op ongestoord woongenot rechtvaardigt een minder vergaande aanpak ten aanzien van woningen (artikel 8 van het EVRM).
De wetgever heeft ervan afgezien het begrip woning te definiëren. De burgemeester verstaat onder woning een voor bewoning gebruikte ruimte. Of een woning gebruikt wordt als woonruimte blijkt uit de Gemeentelijk Basis Administratie. Een persoon die incidenteel overnacht in een woning en niet op dit adres in de GBA staat ingeschreven, wordt niet aangemerkt als bewoner. Een voor bewoning bestemde ruimte die niet gebruikt wordt als woning, kan aangemerkt worden als lokaal.
4.1.3 Handelshoeveelheden
In deze beleidsregels wordt aangesloten bij wat volgens de justitiële gedoogregels op het moment van de overtreding wordt aangemerkt als handelshoeveelheden. Daarmee zijn het bestuurlijk en strafrechtelijk beleid met elkaar in overeenstemming Op dit moment worden de volgende hoeveelheden niet meer als geringe hoeveelheid voor eigen gebruik maar als handelshoeveelheid gezien:
-- harddrugs: meer dan 0,5 gram
-- softdrugs: meer dan 5 gram (kleine handelshoeveelheid t/m 30 gram)
-- hennepplanten: meer dan 5 planten
 
Volgens diverse gerechtelijke uitspraken valt ook hennepteelt binnen de reikwijdte van artikel 13b van de Opuimwet. In geval van een hoeveelheid van meer dan 5 hennepstekjes of planten wordt aangenomen dat er sprake is van beroeps- en/of bedrijfsmatige hennepteelt. Er is geen sprake van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik.
 
Indien de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs (zowel soft- als harddrugs) in een lokaal/woning is aangetoond, dan zal de burgemeester optreden. Voor het ontstaan van de bevoegdheid om bestuursdwang op grond van artikel 13b Opiumwet toe te passen is niet vereist dat daadwerkelijk drugs zijn verhandeld. Uit het woord "daartoe" in artikel 13b, eerste lid Opiumwet volgt, dat de enkele aanwezigheid van vermelde (handels)hoeveelheid drugs ten behoeve van verkoop, aflevering of verstrekking de bevoegdheid verschaft tot sluiting van de woning of het lokaal.
 
Naast het feitelijk constateren van een handelshoeveelheid in een woning/lokaal, kan drugshandel ook blijken uit andere feiten of omstandigheden, waaronder bijvoorbeeld:
  • -
    het aantreffen van afval en/of reststoffen van drugs;
  • -
    een hennepplantage die is ingericht op het verwerken van meer dan vijf hennepplanten;
  • -
    het aantreffen van reststoffen, materialen; of
  • -
    andere aanwijzingen die duiden op een eerdere oogst.
Onder het begrip verkoop valt het totaal aan handelingen dat rechtstreeks tot de overdracht van het verkochte leidt. Ook bij het leggen van contacten, of als de levering en betaling niet plaatsvinden in de woning of het lokaal, kan toch sprake zijn van drugsverkoop vanuit de lokalen.
4.1.4 Geen last onder dwangsom maar sluiting
Bij het toepassen van bestuursrechtelijke herstelsancties kan het bestuursorgaan – in dit geval de burgemeester – kiezen tussen een last onder dwangsom en een last onder bestuursdwang. Bij de keuze speelt de effectiviteit van de sanctie om de overtreding zo snel mogelijk te beëindigen een rol.
 
Bij het opleggen van een dwangsom is er geen zekerheid dat de overtreder de overtreding op korte termijn feitelijk beëindigt. Een dwangsom stelt betrokkenen tevens in de gelegenheid een financiele belangenafweging te maken. Het opleggen van een last onder dwangsom is in casus dus geen geschikt middel. Een bevel van de burgemeester tot sluiting van een woning of lokaal als bedoeld in artikel 13b Opiumwet strekt tot uitoefening van bestuursdwang. Op het sluitingsbevel is dan ook afdeling 5.3.1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna te noemen: Awb) van toepassing en uit jurisprudentie blijkt dat in het sluitingsbevel – in beginsel – een begunstigingstermijn moet worden opgenomen. De last onder bestuursdwang is een directer middel dat het bestuursorgaan de zekerheid geeft dat het op korte termijn tot feitelijke beëindiging van de overtreding zal leiden. De last onder bestuursdwang bestaat in dit geval in een tijdelijke sluiting van de woning of het lokaal.
 
Met deze maatregel wordt beoogd de “loop” naar het verkooppunt eruit te halen en aldus overtredingen te beëindigen, dan wel herhalingen van de overtredingen te voorkomen. Tevens wordt hiermee een signaal aan de buitenwereld afgegeven dat het pand niet (langer) als verkoop-, aflever, teelt- of opslagruimte voor drugs kan worden gebruikt.
4.1.5 Het toepassen van bestuursdwang op grond van artikel 13b Opiumwet geschiedt volgens een stappenplan:
  • 1.
    Voorbereiding
  • 2.
    Voornemen tot sluiting
  • 3.
    Belangenafweging en vervolgstappen
  • 4.
    Motivering sluitingsbevel
  • 5.
    Bekendmaking sluitingsbevel
  • 6.
    Feitelijke sluiting
  • 7.
    Kostenverhaal
  • 8.
    Heropening
     
1. Voorbereiding
Indien uit eigen onderzoek blijkt of bij de woningcorporaties een melding wordt gedaan van de illegale verkoop, afleveren verstrekken en/of voorhanden hebben van drugs in of vanuit een woning of lokaal, dan stellen zij elkaar hiervan in kennis en voeren hierover overleg.
De politie stelt aan de hand van de melding van de illegale verkoop, afleveren, verstrekken en/of voorhanden hebben van drugs een onderzoek in. De feitelijke constatering van de verkoop, levering of verstrekking van drugs, of het aantreffen van daartoe aanwezige drugs is voldoende om op grond van artikel 13b Opiumwet bestuurlijk op te treden.
Alle meldingen en feitelijke constateringen van de illegale verkoop, afleveren, verstrekken en/of voorhanden hebben van drugs worden door de politie aan de burgemeester en aan het openbaar ministerie gemeld in een rapport of proces-verbaal van bevindingen. De overtreding moet voldoende concreet zijn en de plaats, tijd en omstandigheden moeten worden vermeld.
In tegenstelling tot de dossiervorming bij de toepassing van artikel 174a Gemeentewet, hoeft er bij de toepassing van artikel 13b Opiumwet geen overlast aangetoond te worden.
Het komt voor dat omwonenden van een woning of lokaal bang zijn voor represailles en niet willen dat hun persoonsgegevens worden toegevoegd aan het dossier. Dan kunnen verklaringen geanonimiseerd aan het dossier worden toegevoegd (Raad van State 4 augustus 2004, LJ-Nummer AQ6022). Op basis van meldingen via Meld Misdaad Anoniem kan de politie een onderzoek verrichten. De melding zelf vormt geen bewijs.
 
2. Voornemen tot sluiting (artikel 4:8 en 4:9 Awb).
De woningcorporatie gaat naar aanleiding van de geconstateerde feiten in gesprek met de huurder van ‘hun’ woning of lokaal.
De burgemeester zal de overtreder en de eigenaar/verhuurder (rechthebbende) op grond van de geconstateerde feiten schriftelijk - door middel van een waarschuwingsbrief - op de hoogte brengen van zijn voornemen tot sluiten en hen uitnodigen voor een gesprek (zienswijzen op voornemen) op het gemeentehuis.
 
In geval van een spoedeisende situatie kan de burgemeester een drugspand direct sluiten.
Indien zich een spoedeisende situatie voordoet, kan de burgemeester besluiten op grond van artikel 5:31 lid 1 Awb bestuursdwang toe te passen zonder voornemen. Artikel 5:31 lid 2 Awb geeft de burgemeester de mogelijkheid om bestuursdwang toe te passen indien een situatie zo spoedeisend is dat een besluit niet kan worden afgewacht. Het betreft dan een spoedsluiting. In dat bijzondere geval wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit bekend gemaakt.
 
3. Belangenafweging en vervolgstappen
Als het vooroverleg met de overtreders niet leidt tot beëindiging van de illegale drugshandel binnen de vastgestelde periode, kan de burgemeester overgaan tot het opleggen van een volgende maatregel conform de beleidsnota artikel 13b opiumwet gemeente Geertruidenberg De burgemeester kan ook besluiten tot het tijdelijk sluiten van een woning of een lokaal. De burgemeester moet voor het nemen van dit sluitingsbesluit de gevolgen van zijn besluit afzetten tegen de gevolgen die dit met zich mee brengt voor de overtreder.
 
4. Motivering sluitingsbevel
Is de overtreding van de Opiumwet niet beëindigd en gaat de burgemeester over tot een (tijdelijke) sluiting, dan zal dit besluit voldoende moeten worden gemotiveerd. Bij deze motivering kan de burgemeester een aantal factoren betrekken.
 
De duur van de sluiting is in de eerste plaats afhankelijk van de bestemming van het pand: gaat het om een (huur)woning of een lokaal? Gaat het om een gehuurde woning en wordt civielrechtelijk de huurovereenkomst door de woningcorporatie of de particuliere verhuurder ontbonden, dan is een verdere sluiting van de woning niet nodig, maar wel mogelijk. Gaat het om een koopwoning, dan kan het van belang zijn of deze daadwerkelijk wordt bewoond of in schijn wordt bewoond. In het geval van een bewoond pand worden de bewoners uit de woning geplaatst. Dit is bij schijnbewoning niet het geval. Er zijn immers geen bewoners. In dit laatste geval is de eigenaar van het pand de belanghebbende.
 
In de tweede plaats kan de duur van de sluiting afhankelijk zijn van de zwaarte van de overtreding. Het gaat hierbij om de hoeveelheid en het soort drugs. Gezien de eis van proportionaliteit geldt hier dat hoe meer en hoe zwaarder de categorie drugs is, hoe zwaarder de maatregel kan zijn.
 
In de laatste plaats zal de duur van de sluiting afhankelijk zijn van de mate van herhaling en de duur van de overtreding. Ook hierbij geldt de eis van proportionaliteit: hoe vaker de overtreding plaats vindt, hoe zwaarder de maatregel kan zijn. Wat betreft de duur van de overtreding is het van belang dat de toeloop naar het pand zal beëindigen. Wanneer de sluitingstermijn te kort blijkt kan de burgemeester de sluiting verlengen.
 
Het bevel tot sluiting van een pand is een besluit in de zin van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht (Awb). De overige bepalingen van deze wet zijn dan ook van toepassing. Dit betekent dat alle belanghebbenden tegen het besluit bezwaar kunnen aantekenen en vervolgens, na de beslissing op het bezwaarschrift, beroep bij de bestuursrechter kunnen instellen.
 
5. Bekendmaking sluitingsbevel
Het sluitingsbevel op grond van artikel 13b Opiumwet wordt op schrift gesteld en aangetekend verzonden. In het bevel tot sluiting worden doorgaans de volgende elementen opgenomen:
  • 1.
    Sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet;
  • 2.
    Welk pand is gesloten;
  • 3.
    Waarom tot sluiting is overgegaan (subsidiariteit, proportionaliteit);
  • 4.
    De termijn van de sluiting;
  • 5.
    De begunstigingstermijn;
  • 6.
    Welke dwangmiddelen zullen worden toegepast;
  • 7.
    Dat tegen het besluit bezwaar en beroep mogelijk is.
     
Begunstigingstermijn
In een last onder bestuursdwang moet, krachtens jurisprudentie, in de regel een begunstigingstermijn worden opgenomen. Begunstiging houdt in dat de overtreder de gelegenheid krijgt zelf aan het bevel te voldoen. Deze termijn moet zodanig zijn dat in redelijkheid de overtreder de gelegenheid heeft gevolg te geven aan het bevel. Alleen in het uitzonderlijke geval van onmiddellijk gevaar, zal gekozen worden voor toepassing van spoedeisende bestuursdwang. In dat geval wordt tot onmiddellijke sluiting overgegaan en wordt de toepassing van de spoedeisende bestuursdwang vervolgens schriftelijk bekend gemaakt aan de overtreder (artikel 5:31 lid 2 Awb).
 
Registratie
Het besluit zal aangetekend worden verzonden en uitgereikt aan de eigenaar en ingeval van verhuur zowel aan de huurder als de eigenaar. De sluiting van het pand zal doorde gemeente worden bekendgemaakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze. Op grond van de Wet Kenbaarheid Publiekrechtelijke Beperkingen Onroerende Zaken (WKPB) moet een bestuursorgaan dat publiekrechtelijke beperkingen mag opleggen (bijvoorbeeld een sluiting) hiervan een registratie (beperkingenregister) bijhouden. Daarnaast is het bestuursorgaan verplicht de gegevens over kadastrale objecten waarop een beperking rust te melden aan de zogenaamde Landelijke Voorziening. Dit betekent dat elk besluit dat op basis van artikel 13b Opiumwet wordt genomen, centraal binnen de gemeente wordt geregistreerd waarna de melding aan de Landelijke Voorziening wordt verzorgd. Iedereen kan op deze wijze kennis nemen van eventueel van kracht zijnde of eerdere sluiting(en) van een pand of perceel.
 
6. Feitelijke sluiting
Na afloop van de begunstigingstermijn gaat de gemeente ertoe over om de betreffende ruimte zonodig fysiek te sluiten. Dit kan op verschillende manieren worden geregeld.
 
Bij de uitvoering van de sluiting kunnen naast medewerkers van de gemeente ook anderen, bijvoorbeeld een aannemer, nutsbedrijf of de politie aanwezig zijn. De in het pand aanwezige personen worden hieruit verwijderd. Zo nodig wordt het pand eerst ontsmet en worden de nutsvoorzieningen afgesloten.
 
In sommige gevallen is het ophangen van een bekendmaking op de toegangsdeur met de mededeling dat het pand gesloten is, voldoende. In andere gevallen is het noodzakelijk het pand (deuren en ramen) daadwerkelijk dicht te timmeren en eventueel te verzegelen.
 
Het doorbreken van het zegel levert een strafbaar feit op grond van artikel 199 van het Wetboek van Strafrecht op. Op de deur wordt een sluitingsbevel aangebracht.
 
Op grond van artikel 2.41 van de Algemene Plaatselijke Verordening Geertruidenberg (APV) kan opgetreden worden tegen personen die een krachtens artikel 13b Opiumwet gesloten lokaal of woning betreden.
 
Vervangende woonruimte
Het kan voorkomen dat bewoners die niet met de illegale verkoop, afleveren, verstrekken en/of voorhanden hebben van drugs in en rond het pand te maken hebben, getroffen worden door het sluitingsbevel op grond van artikel 13b Opiumwet.
 
Uit jurisprudentie met betrekking tot artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (ERVM) blijkt dat in dat geval aan de ‘onschuldige’ bewoners passende vervangende woonruimte moet worden aangeboden.
 
7. Kostenverhaal
De kosten van de sluiting van een woning of lokaal kunnen de overtreder redelijkerwijs in het geheel of gedeeltelijk worden toegerekend. In de dwangbeschikking moet hiervan melding worden gemaakt.
Als niet tijdig is betaald en de schuldenaar dus in verzuim is, laat het bestuursorgaan voordat het overgaat tot het uitvaardigen van een dwangbevel een schriftelijke aanmaning volgen waarin wordt verzocht om binnen twee weken alsnog te betalen (artikel 4:112 lid 1 Awb).
 
8. Verlening
Na afloop van de sluitingstermijn vindt overleg plaats tussen de gemeente en de eigenaar/verhuurder van het pand. De betrokkenen worden bij de verlenging opnieuw gehoord. Wanneer na heropening van een pand de drugshandel opnieuw plaats heeft, wordt opnieuw een sluitingsbevel uitgevaardigd.
 
4.2 Inhoudelijke uitgangspunten van drugsaanpakIn deze paragraaf worden de inhoudelijke uitgangspunten van drugsaanpak van de gemeente Geertruidenberg toegelicht.
De getrapte sanctionering wordt in onderstaande matrixen weergegeven. Bij herhaling van een overtreding zal de bekendheid van het verkooppunt groter zijn en is een langere sluitingstijd (conform de matrix) nodig zijn om de "loop" eruit te halen. In beginsel sluit de zwaarte van de sanctie aan op de ernst van de overtreding. Het gaat om de proportionaliteit van de sancties ten opzichte van de overtreding. Er zijn situaties die dermate ernstig of spoedeisend zijn dat van de stappen in onderstaande matrixen moet worden afgeweken.
4.2.1 Handhavingsmatrix Opiumwet A: Drugs in handelshoeveelheid in woningen dan wel in of bij woningen behorende erven
 
Bij woningen, waar de privacy een erg prominente rol speelt en het feitelijk dakloos worden van de betrokkenen erg ingrijpt in de persoonlijke levenssfeer is het eerst geven van een (mondelinge en) schriftelijke waarschuwing proportioneel te noemen. De waarschuwing geldt voor twee jaren. Is er binnen deze termijn geen sprake van recidive, dan zal bij een nieuw Opiumwet delict weer eerst een waarschuwing worden gegeven.
 
Softdrugs (lijst II Opiumwet)
politie
bestuursrechtelijk
1e overtreding
Constateren overtreding, inbeslagname en opmaken proces verbaal.
Melding aan burgemeester en toesturen bestuurlijke rapportage.
Uitnodiging voor gesprek met de burgemeester en uitreiking/verzending schriftelijke waarschuwing
Nieuwe overtreding binnen 2 jaar na schriftelijke waarschuwing
Idem
Sluiting van de woning voor 3 maanden
Nieuwe overtreding binnen 2 jaar na besluit tot 1e sluiting
Idem
Sluiting van de woning voor 6 maanden
Nieuwe overtreding binnen 2 jaar na besluit tot 2e sluiting
Idem
Sluiting van de woning voor 12 maanden
Nieuwe overtreding binnen 2 jaar na besluit tot 3e sluiting
Idem
Sluiting van de woning voor onbepaalde tijd en mogelijk opstarten van de in artikel 14 Woningwet neergelegde procedure (collegebevoegdheid). Indien de uitoefening van de bevoegdheden van artikel 14 Woningwet geen uitzicht heeft geboden op een duurzaam herstel van de openbare orde rond de woning, welke is verstoord door gedragingen in de woning en/of op het daarbij behorende erf, kan onteigening volgen (artikel 77 Onteigeningswet).
Harddrugs (lijst I Opiumwet)
 
 
1e overtreding
Constateren overtreding, inbeslagname en opmaken proces verbaal.
Melding aan burgemeester en toesturen bestuurlijke rapportage.
Uitnodiging voor gesprek met de burgemeester en uitreiking/verzending schriftelijke waarschuwing
Nieuwe overtreding binnen 2 jaar na besluit tot 1e sluiting
Idem
Sluiting van de woning voor 6 maanden
Nieuwe overtreding binnen 2 jaar na besluit tot 2e sluiting
Idem
Sluiting van de woning voor 12 maanden
Nieuwe overtreding binnen 2 jaar na besluit tot 3e sluiting
Idem
Sluiting van de woning voor onbepaalde tijd en mogelijk opstarten van de in artikel 14 Woningwet neergelegde procedure (collegebevoegdheid). Indien de uitoefening van de bevoegdheden van artikel 14 Woningwet geen uitzicht heeft geboden op een duurzaam herstel van de openbare orde rond de woning, welke is verstoord door gedragingen in de woning en/of op het daarbij behorende erf, kan onteigening volgen (artikel 77 Onteigeningswet).
4.2.2 Handhavingsmatrix Opiumwet B: Drugs in handelshoeveelheid in (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen dan wel in of bij zodanige lokalen behorende erven
 
Onder de in deze rubriek bedoelde panden vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, zoals winkels en horecabedrijven en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten.
 
De vraag kan worden gesteld of een bestuurlijke waarschuwing voorafgaande aan de sluiting van lokalen, zoals dat voor (bewoonde) woningen heeft te gelden, een optie is. Een waarschuwing druist in tegen de noodzaak om onmiddellijk en effectief op te treden tegen de verstoring van de openbare orde. Bestuurlijk waarschuwen kan verder leiden tot een minder alert zijn van betrokkenen (ondernemer, verhuurder, exploitant, etc.) en anticiperend gedrag, omdat ervan uit wordt gegaan dat eerst wordt gewaarschuwd. Daarnaast speelt bij lokalen niet het aspect zoals bij woningen, waar de privacy een erg prominente rol speelt en het feitelijk dakloos worden van de betrokkenen erg ingrijpt in de persoonlijke levenssfeer.
 
Derhalve is in dit beleid niet gekozen voor een mondelinge en schriftelijke waarschuwing in het geval van lokalen, behalve in de situatie dat bij eerste overtreding slechts een kleine handelshoeveelheid (< 30 gram ) softdrugs wordt aangetroffen. In die situatie acht de burgemeester het bij een eerste overtreding disproportioneel om te kunnen spreken van een zodanig ernstig geval dat niet met een waarschuwing of soortgelijke maatregel kan worden volstaan. In geval van een eerste overtreding met een handelsvoorraad van 30 gram of meer softdrugs c.q. beroeps- en/of bedrijfsmatige hennepteelt (meer dan 5 hennepplanten) of een eerste overtreding met een handelsvoorraad harddrugs wordt de openbare orde in dermate ernstige wijze verstoord dat geen waarschuwing wordt gegeven, doch tot sluiting van het lokaal wordt overgegaan.
 
Softdrugs (lijst II Opiumwet)
politie
bestuursrechtelijk
1e overtreding
Constateren overtreding, inbslagname en opmaken proces verbaal.
Melding aan burgemeester en toesturen bestuurlijke rapportage.
Uitnodiging voor gesprek met de burgemeester en uitreiking/verzending schriftelijke waarschuwing, indien het een kleine handelshoeveelheid (< 30 gram) betreft.
of
Sluiting voor 3 maanden, indien het een grotere handelshoeveelheid (30 gram of meer) c.q. beroeps- en/of bedrijfsmatige hennepteelt betreft.
Nieuwe overtreding binnen 2 jaar na schriftelijke waarschuwing
Idem
Sluiting voor 3 maanden
Nieuwe overtreding binnen 2 jaar na besluit tot 1e sluiting (als bedoeld in stap 1 of 2)
Idem
Sluiting voor 6 maanden
Nieuwe overtreding binnen 2 jaar na besluit tot 2e sluiting
Idem
Sluiting voor 12 maanden
Nieuwe overtreding binnen 2 jaar na besluit tot 3e sluiting
Idem
Sluiting voor onbepaalde tijd en mogelijk opstarten van de in artikel 14 Woningwet neergelegde procedure (collegebevoegdheid). Indien de uitoefening van de bevoegdheden van artikel 14 Woningwet geen uitzicht heeft geboden op een duurzaam herstel van de openbare orde rond het lokaal, welke is verstoord door gedragingen in het lokaal en/of op het daarbij behorende erf, kan onteigening volgen (artikel 77 Onteigeningswet).
Harddrugs
(lijst I Opiumwet)
 
 
1e overtreding
Constateren overtreding, inbeslagname en opmaken proces verbaal.
Melding aan burgemeester en toesturen bestuurlijke rapportage.
Sluiting voor 6 maanden
Nieuwe overtreding binnen 2 jaar na besluit tot 1e sluiting
Idem
Sluiting voor 12 maanden
Nieuwe overtreding binnen 2 jaar na besluit tot 2e sluiting
Idem
Sluiting voor onbepaalde tijd en mogelijk opstarten van de in artikel 14 Woningwet neergelegde procedure (collegebevoegdheid). Indien de uitoefening van de bevoegdheden van artikel 14 Woningwet geen uitzicht heeft geboden op een duurzaam herstel van de openbare orde rond het lokaal, welke is verstoord door gedragingen in het lokaal en/of op het daarbij behorende erf, kan onteigening volgen (artikel 77 Onteigeningswet).
4.2.3. Hardheidsclausule
De burgemeester kan gemotiveerd afwijken van de maatregelen zoals vastgesteld in dit beleid (inherente afwijkingsbevoegdheid is neergelegd in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht). Afwijking van het beleid kan bijvoorbeeld noodzakelijk zijn indien zich bijzondere feiten of omstandigheden voordoen. Toepassing van deze maatregel is immers maatwerk.
 
5. Werking van deze beleidsregels
Deze beleidsregels worden na vaststelling bekend gemaakt overeenkomstig het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht. Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking. In de motivering van concrete besluiten kan naar de inhoud van deze beleidsregels worden verwezen op grond van artikel 4:82 van de Awb.
 
6. Overgangsbepaling
Deze beleidsregels hebben onmiddellijke werking en zijn dus van toepassing op besluiten die worden genomen na inwerkingtreding van deze beleidsregels.
 
7. Citeertitel
De beleidsregels worden aangehaald als: "Beleidsnota artikel 13b Opiumwet gemeente Geertruidenberg”
 
Aldus vastgesteld in de gemeente Geertruidenberg op 2 april 2015
de burgemeester van Geertruidenberg,
 
drs. W. van Hees
 
Toelichting bij artikel 13b Opiumwet
Beleid nodig
Handhaven zonder beleid is weliswaar mogelijk, maar de motivering van het besluit is een stuk moeilijker.
Hoewel in de memorie van toelichting bij de wijziging van de Opiumwet (die tot de bepaling van artikel 13b heeft geleid) is gesteld dat een duidelijk lokaal beleid onmisbaar is bij de uitoefening van de bestuursdwangbevoegdheid, is door de Afdeling uitgesproken dat het niet noodzakelijk is dat een gemeente een beleid heeft vastgesteld.
 
Handelsvoorraad
Een voorwaarde voor het toepassen van artikel 13b Opiumwet is dat er sprake moet zijn van een handelsvoorraad softdrugs of harddrugs. In de Richtlijnen van het Openbaar Ministerie staat beschreven wanneer van een handelsvoorraad sprake is. Voor softdrugs geldt: 5 gram of meer of meer dan 5 hennepplanten.
Voor harddrugs geldt: 0,5 gram of meer.
 
Waarschuwing
In een aantal gevallen wordt voordat een maatregel wordt genomen, eerst een waarschuwing gegeven. Dit is voornamelijk bij de aanwezigheid van softdrugs van belang.
Wanneer het gaat om de aanwezigheid van harddrugs, dan is sprake van een dusdanig ernstige kwestie, dat direct besloten wordt om bestuursdwang toe te passen. De bekendmaking van dit beleid is voor alle ondernemingen een waarschuwing dat de burgemeester in dergelijke gevallen direct tot sluiting overgaat.
 
Verwijtbaarheid
Volgens vaste jurisprudentie speelt de persoonlijke verwijtbaarheid van de exploitant geen rol bij de vraag of zich een situatie voordoet die tot sluiting van de inrichting noopt. De exploitant is verantwoordelijk voor de gang van zaken in de door hem geëxploiteerde inrichting.
 
Duur van de sluiting
Met de sluiting wordt bij lokalen beoogd de gewoonte te doorbreken van bepaalde klanten om de inrichting ten behoeve van drugsbevoorrading te bezoeken. Het doel is ook de toestroom van handelaren naar de inrichting te doen afnemen alsmede de verstoring van de openbare orde die met de toeloop van gebruikers en handelaren gepaard gaat.
Uit de jurisprudentie blijkt dat een beleid volgens welke bij aanwezigheid of verkoop van harddrugs besloten wordt om de inrichting voor de duur van 1 jaar te sluiten, als redelijk wordt geacht. Dit geldt voor alle inrichtingen.
Wanneer het gaat om de aanwezigheid van softdrugs in handelshoeveelheid of om de verkoop van softdrugs in een lokaal, dan wordt het lokaal gesloten voor de minimale duur van 3 maanden.
 
Begunstigingstermijn
Ingevolge artikel 5:24 lid 1 en 2 Awb wordt in de beslissing tot toepassing van bestuursdwang een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door zelf maatregelen te nemen. De belanghebbende kan dan de inrichting zelf sluiten (en eventueel vooraf alle voorraad aan eetwaren en drank en/of andere verkoopartikelen weghalen). Artikel 5:31 Awb bepaalt dat geen termijn hoeft te worden gegund, indien de vereiste spoed zich daartegen verzet.
Wanneer er in een niet gedoogde coffeeshop sprake is van aanwezigheid van harddrugs/softdrugs in handelshoeveelheid of verkoop van harddrugs/softdrugs, dan zullen de drugs door de politie in beslag genomen worden en zal er in de meeste gevallen niet meer direct sprake zijn van een zodanig ernstige inbreuk op de openbare orde dan wel gevaar voor de veiligheid of gezondheid dat een directe sluiting zonder begunstigingstermijn geboden is. Ook in die gevallen zal dus een begunstigingstermijn gegeven moeten worden. In het algemeen zal slechts een korte begunstigingstermijn gegeven worden.
 
Rechtsopvolging
Beleid met betrekking tot artikel 13b Opiumwet is gerelateerd aan de inrichting en niet aan de drijver van die inrichting. Waarschuwingen en maatregelen aan een exploitant gelden dus ook voor de rechtsopvolger van die exploitant.
Een besluit tot toepassing van bestuursdwang ingevolge artikel 13b van de Opiumwet is een beperkingsbesluit dat valt onder de Wet kenbaarheid publieksrechtelijke beperkingen onroerende zaken en wordt dan ook opgenomen in het gemeentelijk beperkingen register.
 
Motivering
Bij de motivering van het besluit kan de burgemeester allereerst naar de beleidsregels verwijzen.
Van belang bij de motivering van het sluitingsbevel zijn een aantal zaken die hieronder kort genoemd worden.
Zaken die van belang zijn bij de motivering:
• is het een woning of een al dan niet voor publiek toegankelijk lokaal;
• is de woning bewoond of vind er schijnbewoning plaats;
• gaat het om softdrugs of om harddrugs;
• hoeveel hennepplanten worden aangetroffen;
• is het een 1ste keer of is er sprake van herhaling.
 
Kostenverhaal
De kosten van sluiting kunnen ingevolge artikel 5:25 lid 1 Awb op de overtreder worden verhaald. Als de eigenaar van een woning is ingeschreven in het GBA op het betreffende adres dan mag er vanuit worden gegaan dat hij/zij de overtreder is. Als overtreder geldt niet altijd de eigenaar van de woning.
 
Naar boven