Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Alkmaar 2015
Het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar;
gelet op de artikelen 2, artikel 3.1, artikel 3.3 vijfde lid, en artikel 8.1 en 8.2 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Alkmaar 2015,
BESLUIT:
de volgende nadere regels vast te stellen:
Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Alkmaar
Hoofdstuk 1: Begripsbepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
  • 1.
    In deze nadere regels wordt verstaan onder:
    • a.
      gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van dewet;
    • b.
      verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning Alkmaar 2015;
    • c.
      wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
  • 2.
    Alle begrippen die in deze nadere regels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Financieel Besluit Wet maatschappelijke ondersteuning, de Algemene wet bestuursrecht en de verordening.
Hoofdstuk 2: Procedure aanvraag maatschappelijke ondersteuning via de gemeente
Artikel 2.1 Melding hulpvraag
  • 1.
    Een hulpvraag kan door of namens een cliënt vormvrij bij het college worden gemeld via:
    • a.
      de gemeente;
    • b.
      de door de gemeente aan te wijzen instellingen voor opvang indien het gaat om een hulpvraag op het gebied van opvang.
  • 2.
    Het college bevestigt de ontvangst van een melding mondeling, schriftelijk of elektronisch.
Artikel 2.2 Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan
  • 1.
    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.
  • 2.
    Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
  • 3.
    Als de omstandigheden van de cliënt genoegzaam bekend zijn bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.
  • 4.
    Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.
  • 5.
    Het college wijst degenen die zich met een hulpvraag melden erop dat zij zich bij het onderzoek desgewenst kunnen laten bijstaan door iemand uit het eigen netwerk of gebruik kunnen maken van gratis cliëntondersteuning.
Artikel 2.3 Gesprek
  • 1.
    Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger(s), cliëntondersteuner en/of iemand uit het eigen netwerk, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
    • a.
      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;
    • b.
      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;
    • c.
      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
    • d.
      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
    • e.
      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;
    • f.
      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie;
    • g.
      de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;
    • h.
      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;
    • i.
      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en
    • j.
      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.
  • 2.
    Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.2, vierde lid, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.
  • 3.
    Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.
  • 4.
    Als de hulpvraag van de cliënt genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.
  • 5.
    Bij het gesprek wordt het protocol gebruikelijke hulp toegepast.
Artikel 2.4 Verslag
  • 1.
    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.
  • 2.
    Het college verstrekt een verslag van de uitkomsten van het onderzoek aan de cliënt.
  • 3.
    De cliënt tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen 5 werkdagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft gevoerd.
  • 4.
    Als de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is.
  • 5.
    Opmerkingen of latere aanvullingen van de cliënt over het verslag zoals bedoeld in het tweede lid zullen als bijlage aan dit verslag worden toegevoegd.
Artikel 2.5 Aanvraag
  • 1.
    Behoudens artikel 2.3.2, negende lid, van de wet, kan een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college.
  • 2.
    Als de cliënt het verslag zoals genoemd in artikel 2.4 ondertekent en het voorziet van een dagtekening, kan het verslag fungeren als een aanvraag voor een maatwerkvoorziening.
Hoofdstuk 3: Maatwerkvoorziening
Artikel 3.1 Algemene criteria voor maatwerkvoorziening
Bij het beoordelen van de aanvraag voor een maatwerkvoorziening neemt het college het verslag van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.4 als uitgangspunt. De voorziening wordt, tenzij anders aangegeven, verstrekt als zorg in natura of als persoonsgebonden budget onder de daarvoor geldende voorwaarden.
Artikel 3.2 Aanvullende criteria gespecialiseerde ondersteuning
In aanvulling op artikel 3.1 van de verordening kan een cliënt in aanmerking komen voor gespecialiseerde ondersteuning als bij de cliënt sprake is van:
  • a.
    een complexe ondersteuningsvraag, blijkend uit de noodzaak tot inzet van specialistische ondersteuning, of
  • b.
    er bij het functioneren van de cliënt sprake is van risico voor hemzelf of diens omgeving, of
  • c.
    toezicht op de cliënt mogelijk nodig is.
Artikel 3.3 Aanvullende criteria gespecialiseerde dagbesteding
In aanvulling op artikel 3.1. van de verordening kan een cliënt in aanmerking komen voor gespecialiseerde dagbesteding met hoog intensieve ondersteuning of arbeidsmatige dagbesteding als:
  • a.
    de cliënt als gevolg van een beperking onvoldoende zelfredzaam is om een dagbesteding, waaronder het volgen van een opleiding of het leveren van een arbeidsprestatie, voor zichzelf of met behulp van zijn netwerk te organiseren, en
  • b.
    er sprake is van een dermate complexe beperking, dat gedurende de dagbesteding directe nabijheid van gespecialiseerde zorg, ondersteuning en/of toezicht nodig is, of
  • c.
    daarmee overbelasting van eventuele mantelzorgers wordt voorkomen.
Artikel 3.4 Aanvullende criteria arbeidsmatige dagbesteding
In aanvulling op artikel 3.1 van de verordening kan een cliënt , indien hij de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, in aanmerking komen voor arbeidsmatige dagbesteding met zo mogelijk als doel de cliënt voor te bereiden op (begeleid) werk of vrijwilligerswerk als:
  • a.
    de cliënt onvoldoende vaardigheden heeft inzake het aanbrengen van structuur of het voeren van regie in het dagelijks leven, en
  • b.
    de cliënt geen of zeer geringe loonvormende arbeidsprestatie kan leveren door het ontbreken van werkvaardigheden als gevolg van beperkingen en daaruit voortvloeiend een ondersteunings- en/of toezichtsvraagstuk heeft, of
  • c.
    daarmee overbelasting van eventuele mantelzorgers wordt voorkomen.
Artikel 3.5 Aanvullende criteria opvang en beschermd wonen
  • 1.
    In aanvulling op artikel 3.1. van de verordening kan een cliënt in aanmerking komen voor opvang als de cliënt;
    • a.
      feitelijk of residentieel dakloos is, al dan niet voorafgaand aan opname in een (psychiatrische) kliniek, of aan detentie, en
    • b.
      beperkt zelfredzaam is op meerdere door het college aan te wijzen leefgebieden, en
    • c.
      niet beschikt over alternatieven die de situatie van feitelijke of residentiële dakloosheid op kunnen heffen.
  • 2.
    In aanvulling op lid 1 kan een slachtoffer van huiselijk geweld in aanmerking komen voor opvang als deze
    • a.
      slachtoffer is van geweld in huiselijke kring, en vanwege aspecten van veiligheid de thuissituatie moet verlaten; of indien sprake is van kindermishandeling en opvang van kind(eren) met de beschermende ouder/verzorger in de opvang noodzakelijk is, en
    • b.
      18 jaar of ouder is, al dan niet met kinderen, en
    • c.
      geen mogelijkheden heeft om zelf, al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden een veilige situatie te creëren, of in alternatieve huisvesting te voorzien.
  • 3.
    In aanvulling op lid 1 kan een cliënt in aanmerking komen voor beschermd wonen als:
    • a.
      de cliënt een psychiatrische aandoening heeft, en
    • b.
      er voor de cliënt sprake is van noodzaak tot bescherming van zichzelf of zijn omgeving, waarbij die noodzaak direct voortkomt uit de psychiatrische aandoening, en
    • c.
      de cliënt niet beschikt over alternatieven die de noodzaak voor beschermd wonen op kunnen heffen.
Artikel 3.6 Aanvullende criteria voor kortdurend verblijf
In aanvulling op artikel 3.1. van de verordening kan een cliënt gedurende maximaal drie etmalen per week in aanmerking komen voor kortdurend verblijf als:
  • a.
    de cliënt is aangewezen op ondersteuning met permanent toezicht, en
  • b.
    de mantelzorger door het overstijgen van het gebruikelijke, redelijkerwijs van hem te verwachten toezicht overbelast dreigt te worden.
Artikel 3.7 Aanvullende criteria woonvoorzieningen
  • 1.
    In aanvulling op artikel 3.1. van de verordening kan een cliënt in aanmerking komen voor een woonvoorziening als hij
    • a.
      aantoonbare beperkingen heeft bij het normaal gebruik van zijn woning, en
    • b.
      alles heeft gedaan om een geschikte woning te bewonen, of
    • c.
      een op basis van aantoonbare beperkingen aanwezige gedragsstoornis heeft met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon met beperkingen tot rust kan komen.
  • 2.
    Een cliënt kan alleen voor een woonruimteaanpassing in aanmerking komen wanneer deze langdurig noodzakelijk is en verhuizing niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.
  • 3.
    Een woonvoorziening wordt slechts verstrekt als de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen, dan wel voor het logeerbaar maken van een andere woonruimte in de gemeente Alkmaar dan waar de cliënt met beperkingen zijn hoofdverblijf heeft als het hoofdverblijf van de cliënt in een erkende zorginstelling is.
Artikel 3.8 Aanvullende criteria voor hulp bij het huishouden
In aanvulling op artikel 3.1. van de verordening kan een cliënt in aanmerking komen voor hulp bij het huishouden in geval de cliënt:
  • a.
    aantoonbare beperkingen heeft bij het voeren van een huishouden, en
  • b.
    problemen heeft die zich voordoen bij gebruikelijke hulp en mantelzorg.
Artikel 3.9 Aanvullende criteria vervoersvoorziening
  • 1.
    In aanvulling op artikel 3.1. van de verordening kan een cliënt in aanmerking komen voor een voorziening voor collectief vervoer als de cliënt niet of onvoldoende gebruik kan maken van het openbaar vervoer.
  • 2.
    Een cliënt eerst kan eerst in aanmerking komen voor een individuele vervoersvoorziening als deze langdurig noodzakelijk is en het collectief vervoer niet afdoende is.
  • 3.
    Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving en in elk geval binnen de regio Alkmaar in het kader van het leven van alledag.
  • 4.
    In afwijking van het derde lid kan een vervoersvoorziening worden verstrekt als zich een situatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de cliënt met beperkingen zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de cliënt met beperkingen noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.
Artikel 3.10 Aanvullende criteria voor rolstoelvoorziening
In aanvulling op artikel 3.1. van de verordening kan een cliënt binnen de kaders van de wet, het door de raad vastgestelde plan en de verordening in aanmerking komen voor een rolstoelvoorziening als het voor de cliënt regelmatig noodzakelijk is om zich zittend te verplaatsen.
Hoofdstuk 4: Regels voor het persoonsgebonden budget
Artikel 4.1 Wijze waarop de hoogte van het persoonsgebonden budget (pgb) wordt vastgesteld
  • 1.
    Het tarief voor een pgb:
  • a.
    wordt bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;
  • b.
    is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken;
  • c.
    wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering; en
  • d.
    bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura.
  • 2.
    De hoogte van een pgb voor dienstverlening waaronder huishoudelijk hulp, individuele begeleiding, dagbesteding en beschermd wonen wordt als volgt vastgesteld:
  • a.
    indien sprake is van hulpverlening door professionals wordt de hoogte van het pgb bepaald op basis van maximaal 75% van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel;
  • b.
    indien sprake is van hulpverlening door niet-professionals wordt de hoogte van het pgb bepaald op basis van maximaal 75% van het door het college vastgestelde tarief voor het betreffende onderdeel;
  • c.
    de tarieven voor huishoudelijke hulp worden per uur bepaald, de tarieven voor individuele begeleiding en dagbesteding per resultaat en de tarieven voor beschermd wonen per dag.
  • 3.
    De hoogte van een pgb voor kortdurend verblijf- en respijtzorg wordt bepaald op basis van het daartoe door het college vastgestelde tarief.
  • 4.
    De hoogte van een pgb voor overige maatwerkvoorzieningen wordt bepaald op basis van het daartoe door het college vastgestelde tarief.
  • 5.
    Indien het percentage genoemd in het tweede lid onder a niet toereikend is om effectief en kwalitatief goede hulp in te kopen, kan gemotiveerd van dit percentage worden afgeweken tot maximaal 100% van het goedkoopst adequate ZIN-tarief.
  • 6.
    Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen onder de volgende voorwaarden betreffende het tarief, betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk:
    • a.
      deze persoon krijgt een lager tarief uitbetaald voor zijn diensten dan het op grond van de wet langdurige zorg geldende pgb-uurtarief voor hulp van niet-professionele zorgverleners, en
    • b.
      tussenpersonen of belangbehartigers mogen niet uit het pgb mogen worden betaald.
  • 7.
    Voor wat betreft extra proceskosten geldt:
    • a.
      dat administratiekosten niet uit dit pgb mogen worden betaald;
    • b.
      dat een eenmalige uitkering (pgb buiten schuld) niet uit dit pgb mogen worden betaald;
    • c.
      dat reiskosten door zorgverlener niet uit het pgb mag worden betaald, en
    • d.
      dat er geen sprake is van een feestdagenuitkering uit dit pgb.
  • 8.
    Het college stelt het tarief voor de onderdelen genoemd het eerste tot en met het vijfde lid vast in het Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning Alkmaar.
Artikel 4.2 Voorwaarden voor een persoonsgebonden budget (pgb)
  • 1.
    Om in aanmerking te komen voor een pgb gelden de volgende voorwaarden:
    • a.
      Een pgb voor diensten wordt slechts verstrekt indien er langer dan 4 weken ondersteuning noodzakelijk is;
    • b.
      In de afgelopen 3 jaar heeft de cliënt geen misbruik gemaakt van enige voorziening in het sociaal domein, waaronder begrepen het niet voldoen aan de voorwaarden van een eerder verleende pgb;
    • c.
      De cliënt stelt een 'plan van aanpak pgb' op waarin in ieder geval wordt aangegeven welke hulp hij denkt nodig te hebben, bij welke aanbieder, tegen welk tarief en met welk beoogt resultaat.
    • d.
      Indien de aanvrager bij het opstellen van het ‘plan van aanpak pgb’ hulp ontvangt van iemand uit het sociale netwerk of een curator, bewindvoerder, mentor, of gemachtigde, dient deze persoon het ‘plan van aanpak pgb’ mede te ondertekenen.
    • e.
      De bekwaamheid van de cliënt is vastgesteld aan de hand van het protocol 'is het pgb iets voor u'.
Hoofdstuk 5: Regels ten aanzien van waardering mantelzorgers en tegemoetkoming meerkosten
Artikel 5.1 Jaarlijkse waardering mantelzorgers
De jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente Alkmaar kan bestaan uit – onder meer – :
  • a.
    een uitnodiging voor de dag van de mantelzorger;
  • b.
    gezamenlijke koffie/borrel;
  • c.
    het verstrekken van een cadeaubon of boeket bloemen;
  • d.
    een financiële waardering in de vorm van een mantelzorgcompliment.
Artikel 5.2 Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen
  • 1.
    Op aanvraag kan een tegemoetkoming worden verstrekt aan personen met een beperking of chronische of psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben en die een inkomen hebben lager dan 110% van het wettelijk minimumloon, ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie.
  • 2.
    De tegemoetkoming kan worden verstrekt voor:
    • a.
      verhuiskosten;
    • b.
      woningaanpassingen;
    • c.
      sportvoorzieningen.
  • 3.
    Het college stelt de maximale hoogte van de financiële tegemoetkoming vast in het Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning Alkmaar.
Hoofdstuk 6: Overige bepalingen
Artikel 6.1 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van hetgeen in deze nadere regels is bepaald, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 6.2 Inwerkingtreding en citeertitel
  • 1.
    Deze nadere regels treden in werking op het tijdstip waarop de Verordening maatschappelijke ondersteuning Alkmaar 2015 in werking treedt.
  • 2.
    De nadere regels maatschappelijke oindersteuning, zoals in 2014 vastgesteld door de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Graft-De Rijp, Schermer en Alkmaar (oud) worden ingetrokken.
  • 2.
    Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Alkmaar 2015
     
Vastgesteld in de vergadering van 06 januari 2015
Naar boven