Verordening rioolheffing 2015
 
 
Agendapunt :
Landsmeer, 2 december 2014 voorstelnummer: 2014-
De raad van de gemeente Landsmeer;
gezien het voorstel van 2 december 2014;
gelet op artikelen 216, 228a en 229, 1ste lid van de Gemeentewet;
b e s l u i t :
vast te stellen de:
Verordening op de heffing en de invordering van de rioolheffing 2015.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
  • 1.
    Deze verordening verstaat onder:
    • a.
      perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;
    • b.
      gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in beheer of in onderhoud bij de gemeente. Hieronder wordt mede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater begrepen;
    • c.
      water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.
  • 2.
    Voor de toepassing van artikel 3 van deze verordening wordt onder onroerende zaak verstaan een gebouwd of ongebouwd eigendom.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
  • a.
    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en
  • b.
    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
  • 1.
    De belasting wordt geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, dan wel van een zich duurzaam in de gemeente bevindend perceel dat beschikt over ten minste een eniger mate vaste voorziening voor de lozing op de gemeentelijke riolering.
  • 1.
    Ingeval het perceel een onroerende zaak is, wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat op dat tijdstip een ander de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van die onroerende zaak was.
  • 2.
    Ingeval het perceel een roerende zaak is, wordt naar omstandigheden beoordeeld wie als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht moet worden beschouwd.
Artikel 4 Zelfstandige eenheden
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en tarief
  • 1.
    De belasting wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.
  • 2.
    Het tarief bedraagt € 214,00 per perceel.
Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld
De belasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar.
Artikel 7 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 8 Wijze van heffing
  • 1.
    De belasting wordt geheven bij wege van aanslag, waarbij in een aanslag meer dan één perceel kan worden begrepen.
  • 2.
    De aanslag kan met andere aanslagen op een zogenaamd combi-aanslagbiljet worden verenigd.
Artikel 9 Termijnen van betaling
  • 1.
    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de primitieve en de definitieve aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede een maand later.
  • 2.
    Indien op basis van artikel 6, tweede lid, een machtiging tot automatische incasso werd afgegeven, moeten de aanslagen worden betaald, respectievelijk worden de aanslagen geïncasseerd in acht gelijke termijnen, waarbij de eerste termijn één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet vervalt en elke volgende termijn één maand later.
  • 3.
    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.
Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
Artikel 11 Kwijtschelding
Van de rioolheffing wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
  • 1.
    De ‘Verordening rioolrecht 2014’ van 17 december 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
  • 2.
    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
  • 3.
    De datum van ingang van heffing is 1 januari 2015.
  • 4.
    Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening rioolheffing 2015’.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 18 december 2014.
De voorzitter, De griffier,
Naar boven