Gemeente Bergen op Zoom - Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting

 

De raad van de gemeente Bergen op Zoom

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 2015, nr. RVB15-0085;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet,

besluit:

vast te stellen de:

Verordening op de heffing EN

invordering van TOERISTENBELASTING

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam ‘toeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 1.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.

  • 3.

    Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 verblijf houdt.

Artikel 3 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • a.

    door degene, die als verpleegde of verzorgde in een inrichting tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van ouden van dagen verblijft;

  • b.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers;

  • c.

    door jeugdgroepen op een kampeer- of recreatieterrein of in een verenigingsgebouw, voor zover de groepen in hoofdzaak door vrijwilligers worden begeleid en mits met de exploitatie van dat terrein of gebouw geen winst wordt beoogd;

  • d.

    op ligplaatsen dan wel op vaartuigen voor welk verblijf watertoeristenbelasting is verschuldigd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.

Artikel 5 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      vakantieonderkomens: woningen en andere verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans;

    • b.

      mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans, en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen;

    • c.

      vaste jaarplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, dat bestemd is voor het gedurende een jaar hebben van een zelfde mobiel kampeeronderkomen, stacaravan of vakantieonderkomen, dat doorgaans na afloop van het jaar niet wordt verwijderd;

    • d.

      vaste seizoenplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, dat bestemd is voor het gedurende een seizoen hebben van een zelfde mobiel kampeeronderkomen, stacaravan of vakantieonderkomen, dat doorgaans na afloop van het seizoen niet wordt verwijderd en waarin het gedurende de winterperiode niet toegestaan is om te overnachten;

    • e.

      seizoenplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, waar gedurende het seizoen een zelfde mobiel kampeeronderkomen is geplaatst en dat na afloop van het seizoen van de plaats wordt verwijderd;

    • f.

      toeristische plaats: een terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, dat bestemd is voor het gedurende een jaar of seizoen plaatsen van steeds wisselende mobiele kampeeronderkomens;

    • g.

      kampeerterrein: een terrein dat bestemd is om te worden gebruikt voor verblijfsrecreatie;

    • h.

      arrangement: een reservering op een toeristische plaats voor een gezin, echtpaar of samenreizende personen gedurende een vooraf vastgelegde periode van minimaal vier weken voor een vast huurbedrag;

    • i.

      voorseizoenarrangement: een arrangement lopend vanaf het begin van het kampeerseizoen en eindigend aan het eind van de maand juni;

    • j.

      verlengd voorseizoenarrangement: een arrangement lopend vanaf het begin van het kampeerseizoen en eindigend in de eerste helft van de maand juli;

    • k.

      naseizoenarrangement: een arrangement met een looptijd van ongeveer twee maanden, startend na het hoogseizoen en eindigend bij de afloop van het kampeerseizoen;

    • l.

      maandarrangement: een arrangement met een looptijd van één maand gedurende de maand juni of september;

    • m.

      winterarrangement : een arrangement met een looptijd van ongeveer vijf maanden, startend bij de afloop van het kampeerseizoen en eindigend bij de start van het volgende kampeerseizoen.

  • 2.

    Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot:

    • a.

      mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens en stacaravans op vaste jaarplaatsen of op vaste seizoenplaatsen, bepaald op 2,5;

    • b.

      mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens en stacaravans op niet-vaste seizoen-, of toeristische plaatsen, bepaald op:

1 2,4 indien sprake is van een voorseizoenarrangement;

2 2,4 indien sprake is van een verlengd voorseizoenarrangement;

3 2,2 indien sprake is van een naseizoenarrangement;

4 2,1 indien sprake is van een maandarrangement.

3 Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen is overnacht, wordt:

  • a.

    in geval van het eerste lid, sub a, bepaald op 55;

  • b.

    in geval van het eerste lid, sub b, bepaald op:

1 29, indien sprake is van een voorseizoenarrangement;

2 39, indien sprake is van een verlengd voorseizoenarrangement;

3 14, indien sprake is van een naseizoenarrangement;

4 12, indien sprake is van een maandarrangement.

Artikel 6 Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing

In afwijking van het bepaalde in artikel 5 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen.

Artikel 7 Belastingtarief

Het tarief bedraagt per persoon, per overnachting:

a.in een hotel, pension, waaronder begrepen bed&breakfast, vakantiebungalows,

vakantiewoningen, en vakantieappartementen, welke al dan niet zijn verbonden

aan een (vakantie)park € 1,54

a.andere onderkomens dan genoemd onder a, waaronder begrepen camping-

plaatsen, chalets en (sta)caravans, al dan niet verbonden aan een camping,

en overige (groeps)accommodaties, waaronder begrepen jeugdherbergen en

andere al dan niet beroepsmatig verhuurde woningen en ruimten. € 1,28

Artikel 8 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 10 Voorlopige aanslag

Na aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 11 Aanslaggrens

Belastingaanslagen van minder dan € 10,-- worden niet opgelegd.

Artikel 12 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnbedragen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en de tweede termijn twee maanden na de eerste vervaldatum.

  • 2.

    Indien een bestuurlijk boete is opgelegd is deze boete invorderbaar in twee gelijke termijnbedragen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden na de eerste vervaldatum.

  • 3.

    In afwijking van de voorgaande leden moet een voorlopige aanslag worden betaald in zoveel gelijke termijnbedragen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het jaar van de dagtekening overblijven, met dien verstande dat het aantal betalingstermijnen steeds minimaal twee telt. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 13 Kwijtschelding

Bij invordering van toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 14 Registratieplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 2, eerste lid, is gehouden een registratie te houden waaruit het aantal overnachtingen als bedoeld in artikel 4 blijkt.

  • 2.

    De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor zover de belastingplichtige gebruik maakt van de forfaitaire berekeningswijze van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 5.

Artikel 15 Nadere regels door het Dagelijks Bestuur

Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking West-Brabant kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de toeristenbelasting.

Artikel 16 Overgangsrecht en Inwerkingtreding

  • 1.

    De ‘Verordening toeristenbelasting 2015, vastgesteld bij raadsbesluit van 17 december 2014, nr. RVB14-0097, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing. Zij blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening toeristenbelasting Bergen op Zoom 2016.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 2015

De griffier De voorzitter,

C.J.M. Terstappen

Naar boven