Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening (vijfde wijziging)

 

 

De raad van de gemeente Zwijndrecht:

b e s l u i t :

Vast te stellen

Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening (vijfde wijziging)

Artikel 1.
  • A.

    Artikel 1:1, sub a komt te luiden: Een plaats die krachtens bestemming of vast gebruik

    openstaat voor het publiek.

  • B.

    Artikel 1:2, derde lid, komt te luiden: In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de

    Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een

    aanvraag om een ontheffing als bedoeld in artikel 2:10A, tweede lid, of een vergunning

    als bedoeld in artikel 2:11 of artikel 2:12.

  • C.

    Artikel 1:3 , tweede lid, komt te luiden: Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te

    wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden

    verlengd tot ten hoogste tien weken.

  • D.

    Artikel 1:5 komt te luiden: De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of

    krachtens deze verordening anders is bepaald.

  • E.

    Aan artikel 2:1 wordt een zesde lid toegevoegd dat luidt: Op de ontheffing is paragraaf

    4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig

    beslissen) niet van toepassing.

  • F.

    Aan artikel 2:9 wordt een vierde lid toegevoegd dat luidt: Op de ontheffing is paragraaf

    4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig

    beslissen) niet van toepassing.

  • G.

    Artikel 2:10A, vierde lid komt te luiden: Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de

    Algemene wet bestuursrecht  (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet

    van toepassing.

  • H.

    In de volgende artikelen worden de woorden “het Provinciaal wegenreglement”

    vervangen door “de Provinciale wegenverordening”:

    In artikel 2:12, vierde lid;

    In artikel 5:6, derde lid.

  • I.

    Artikel 2:11, vierde lid komt te luiden:

    • 4.

      Het verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht , de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale wegenverordening, de Waterschapskeur, de Leidingenverordening, de Telecommunicatiewet, de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening of de Leidingenverordening.

  • J.

    Aan artikel 2:14 worden het derde en vierde lid toegevoegd, die luiden:

    3. Het is verboden zich met een winkelwagentje op de weg te bevinden buiten de

    onmiddellijke omgeving van het bedrijf als bedoeld in het eerste lid of, indien het bedrijf

    gelegen is in een winkelcentrum, buiten de onmiddellijke omgeving van dat

    winkelcentrum. Als onmiddellijke omgeving van het bedrijf of winkelcentrum wordt

    aangemerkt de weg of het weggedeelte, grenzende aan dat bedrijf of dat winkelcomplex

    en tevens een aan die weg of dat weggedeelte aansluitende parkeerplaats.

    4. Het is verboden een winkelwagentje na gebruik onbeheerd op een openbare plaats

    achter te laten.

  • K.

    Artikel 2:24, eerste lid, onder f komt te luiden: Activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van deze verordening.

  • L.

    Artikel 2:25, vierde lid komt te luiden: Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de

    Algemene wet bestuursrecht  (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet

    van toepassing.

  • M.

    Na artikel 2:25 wordt het volgende nieuwe artikel toegevoegd:

Artikel 2:25 A Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van evenementen.

  • N.

    Aan artikel 2:27 worden de nummers c t/m g toegevoegd. Deze komen te luiden:

    c. barvrijwilliger: de op het gebied van sociale hygiëne gekwalificeerde persoon als

    bedoeld in de Drank- en Horecawet.

    d. exploitant: de natuurlijke perso(o)n(en) of rechtspersoon voor wiens rekening en risico

    de inrichting wordt gedreven.

  • e.

    leidinggevende:

1°. de natuurlijke persoon, die algemene leiding geeft aan een inrichting;

2°. de natuurlijke persoon, die onmiddellijke leiding geeft in een inrichting.

  • f.

    paracommerciële rechtspersoon: een rechtspersoon, als bedoeld in de Drank- en

    Horecawet.

    g. handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van

    bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

  • O.

    Artikel 2:28 komt te luiden:

    Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting

    • 1.

      Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de

      burgemeester.

    • 2.

      Het eerste lid geldt niet voor een inrichting in een winkel als bedoeld in artikel 1 van

      de Winkeltijdenwet voor zover de exploitatie van deze inrichting ondergeschikt is aan

      de winkelactiviteit.

    • 3.

      Voorts geldt het eerste lid niet voor bedrijfskantines en inrichtingen in

      zorginstellingen, musea, scholen en ziekenhuizen, voor zover aan de exploitatie van

      die inrichtingen geen zelfstandige betekenis toekomt en deze uitsluitend gericht is op

      de bezoekers/gebruikers van de instelling waar de inrichting onderdeel van uitmaakt.

      4. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht  (positieve

      fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

  • P.

    Na artikel 2:28 worden de nieuwe artikelen 2:28 A t/m 2:28 D toegevoegd. Deze komen

    te luiden: Artikel 2:28 A Nadere regels en voorschriften

    De burgemeester kan:

    a. bepalen dat het exploiteren van bepaalde categorieën van inrichtingen, al dan niet

    beperkt tot een bepaald gebied, geheel of gedeeltelijk van de vergunningplicht is

    vrijgesteld;

    b. nadere regels stellen aan de onder a genoemde vrijstelling;

    c. voor een bepaalde categorie inrichtingen of een bepaald gebied grenzen stellen aan

    de te hanteren sluitingstijden;

    d. nadere regels ter zake van de in deze paragraaf bedoelde vergunning vaststellen.

Artikel 2:28 B Weigeringsgronden

1. In aanvulling op het bepaalde van artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning

indien:

a. de vestiging of exploitatie van de inrichting in strijd is met een geldend

bestemmingsplan;

b. niet voldaan is aan de ingevolge deze afdeling voor de exploitant en

leidinggevenden geldende eisen.

2. De burgemeester weigert de vergunning eveneens indien de aanvrager geen

verklaring omtrent gedrag overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop

de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven.

3. In aanvulling op artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk

weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en

leefsituatie in de omgeving van de inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare

wijze nadelig wordt beïnvloed.

4. Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de

burgemeester rekening met

a. het karakter van de straat en de wijk waarin de inrichting is gelegen of zal zijn

gelegen;

b. de aard van de inrichting;

c. de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal

komen te staan door de exploitatie en

d. de wijze van bedrijfsvoering van de exploitant en/of leidinggevenden in deze of in

andere inrichtingen,

e. alsmede hun antecedenten. 5. De burgemeester kan de vergunning weigeren in het geval en onder de voorwaarden bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen voor het openbaar bestuur. 6. Voordat toepassing wordt gegeven aan het derde lid, kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet op de bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet wordt gevraagd.

Artikel 2:28 C Vervallen vergunning

1. Een vergunning vervalt van rechtswege, indien:

a. de vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, van

kracht is geworden;

b. degene aan wie een exploitatievergunning als bedoeld in artikel 2:28 is verleend,

de hoedanigheid van exploitant heeft verloren;

c. gedurende zes maanden, anders dan wegens overmacht, geen handelingen zijn

verricht met gebruikmaking van de vergunning.

2. Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie geeft de exploitant

daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

Artikel 2:28 D Intrekkings- cq wijzigingsgronden

In aanvulling op het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester de vergunning

intrekken of wijzigen indien:

a. de exploitant en/of leidinggevenden de bepalingen in deze afdeling overtreden;

b. aannemelijk is dat de exploitant en/of leidinggevenden betrokken zijn, of hun

ernstige nalatigheid kan worden verweten, bij activiteiten in of vanuit de inrichting

die een gevaar opleveren voor de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of

gezondheid en/of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de

omgeving van de inrichting;

c. de exploitant en/of leidinggevenden toestaan of gedogen dat in de inrichting

strafbare feiten worden gepleegd;

d. de exploitant en/of leidinggevenden zich schuldig maken aan discriminatie wegens

godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of welke grond

dan ook;

e. zich in of vanuit de inrichting feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat

het (ongewijzigd) geopend blijven van de inrichting gevaar oplevert voor de

openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid en/of een bedreiging vormt

voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting.

Q.Artikel 2:29 komt te luiden:

Artikel 2:29 Sluitingstijd

  • 1.

    Het is de exploitant verboden het horecabedrijf – niet zijnde een horecabedrijf als bedoeld in het tweede lid - voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in het horecabedrijf te laten verblijven: op maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 uur en 07.00 uur en op zaterdag en zondag tussen 02.00 uur en 07.00 uur.

  • 2.

    Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing tijdens de nacht van 31 december op 1 januari.

  • 3.

    Het is de exploitant verboden het horecabedrijf - zijnde een buurthuis, clubhuis of verenigingsgebouw - voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in het horecabedrijf te laten verblijven: op maandag tot en met zondag tussen 24.00 uur en 07.00 uur.

  • 4.

    De burgemeester kan door middel van een vergunningvoorschrift andere sluitingstijden vaststellen voor een afzonderlijk horecabedrijf of een daartoe behorend terras.

  • 5.

    Het in het eerste tot en met vierde lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.

  • 6.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het eerste en derde lid bepaalde voor ten hoogste 12 keer per jaar.

    • R.

      Artikel 2:39, tweede lid, onder a en b komen te luiden:

      a. speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder b, van de

      Wet op de Kansspelen vergunning is verleend;

      b. speelgelegenheden waarvoor de minister van Veiligheid en Justitie of de Kamer van

      Koophandel bevoegd is vergunning te verlenen;

    • S.

      Artikel 2:44, eerste en tweede lid komen te luiden:

      2. Het verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te

      verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel

      van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.

    • T.

      Artikel 2:48, eerste lid komt te luiden: Het is verboden voor personen van 18 jaar of ouder

      op een openbare plaats alcoholhoudende drank te nuttigen indien dit gepaard gaat met

      gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of

      anderszins overlast veroorzaken;

    • U.

      Artikel 2:59 komt te luiden:

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

1. Indien het college een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht,

kan het de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en

muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats

of op het terrein van een ander.

2. Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te

houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste

1,50 meter.

3.Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te

3. houden van een muilkorf die:

3. a. vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

3. b. door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat

3. verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

3. c. zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de

3. korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de

3. korf aanwezig zijn.

3. 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 2:57, eerste lid onder c, dient een hond als

3. bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op

3. aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met

3. een chipreader afleesbaar is.

  • A.

    Artikel 2:67 komt te luiden:

  • A.

    Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

    1. De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde

    goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in het Digitaal

Opkoopregister, en daarin onverwijld op te nemen:

a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;

b. de datum van verkoop of overdracht van het goed;

c. een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voor zover dat mogelijk is -

soort, merk en nummer van het goed;

d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed;

e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.

  • 2.

    De burgemeester kan vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.

    3. Op de vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene Wet Bestuursrecht niet van

    toepassing.

    • W.

      In artikel 2:73 worden de woorden “bezigen” vervangen door “gebruiken”.

    • X.

      Artikel 2:75A vervalt

      Y. In de tekst van Hoofdstuk 2, Afdeling 15 wordt het woord “verblijfsontzegging” vervangen door het woord “gebiedsontzegging”

    • Z.

      Na artikel 2:77 wordt een nieuw artikel toegevoegd. Dit artikel komt te luiden:

Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen

1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken

van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of

leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid

aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen

verrichten een bevel geven zich gedurende ten hoogste 48 uur niet in een of meer

bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.

2. Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een

persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die

opnieuw één of meer van de bovengenoemde overtredingen begaat of openbare orde

verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste zes

weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats

op te houden.

3. Een bevel krachtens het tweede lid kan slechts worden gegeven als de overtreding of

de openbare orde verstorende handeling binnen 12 maanden na het geven van een

eerder bevel, gegeven op grond van het eerste of tweede lid, plaatsvindt.

4. De burgemeester beperkt de in het eerste of tweede lid gestelde bevelen, als hij dat in

verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt.

De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel.

5. Het is verboden zich te gedragen in strijd met een burgemeester gegeven bevel.

AA. Artikel 3:5, tweede lid, onder b en c komen te luiden:

b. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke

vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie

openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten,

dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht

een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van

Strafvordering is toegelaten;

  • c.

    binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk

    veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een

    andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van

    Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

    • -

      bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;

    • -

      de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

BB. Artikel 3:9, vierde lid, komt te luiden: De burgemeester kan met het oog op de in artikel

3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel

is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende een

bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of

aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.

CC. Artikel 4:2, tweede lid, komt te luiden: De voorwaarden met betrekking tot de verlichting

ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste

lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen

collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

DD. Artikel 4:6 komt te luiden:

Artikel 4:6 Overige geluidhinder

1. Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of van het

Besluit op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of

handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder

wordt veroorzaakt.

2. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

3. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien

door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het

Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening.

4. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht  (positieve

fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

EE. Artikel 4:13, eerste lid, komt te luiden: Het is verboden op een door het college in het

belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente ter voorkomen of opheffing van

overlast dan wel voorkomen van schade aan de openbare gezondheid aangewezen

plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of

buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op de slaan, te plaatsen of aanwezig

te hebben:

FF. Artikel 4:17 komt te luiden: In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een

onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de

zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 

is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt

voor recreatief nachtverblijf.

GG.Artikel 4:19, eerste lid komt te luiden Het verbod van artikel 4:18, eerste lid is niet van

toepassing op door het college aangewezen plaatsen:

HH. Aan artikel 5:2 wordt een vijfde lid toegevoegd dat luidt: Op de ontheffing is paragraaf

4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig

beslissen) niet van toepassing.

II. Artikel 5:8, eerste lid, komt te luiden: Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van

de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4

meter te parkeren op een weg binnen en buiten de bebouwde kom;

JJ . Aan artikel 5:8 wordt een vijfde lid toegevoegd dat luidt: Op de ontheffing is paragraaf

4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig

beslissen) niet van toepassing.

KK. Artikel 5:15, tweede lid, komt te luiden: Het is verboden te venten op zondagen en op

maandag t/m zaterdag tussen 20.00 en 09.00 uur.

LL. Aan artikel 5:16 wordt een vierde lid toegevoegd dat luidt: Op de ontheffing is paragraaf

4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig

beslissen) niet van toepassing.

MM. Aan 5:34 wordt een vierde lid toegevoegd dat luidt: Op de ontheffing is paragraaf

4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig

beslissen) niet van toepassing.

NN. Artikel 6:2, eerste lid, komt te luiden: Met het toezicht op de naleving van het bij of

krachtens deze verordening zijn belast: de gemeentelijke bijzondere

opsporingsambtenaren en de politieambtenaren voor politie eenheid Rotterdam;

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van bekendmaking.

Artikel 3

Deze verordening kan worden aangehaald als de “Vijfde wijzigingsverordening APV”.

Vastgesteld in de openbare vergadering van

De griffier, De voorzitter,

Naar boven