Verordening Voorschoolse voorzieningen gemeente Nijmegen 2015
 
Hoofdstuk 1. ALGEMENE BEPALINGEN
De raad van de gemeente Nijmegen, bijeen in zijn openbare raadsvergadering van 21 oktober 2015;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 september 2015;
gelet op artikel 166 en 167 van de Wet op het Primair Onderwijs;
besluit vast te stellen de Verordening Voorschoolse voorzieningen Gemeente Nijmegen 2015.
Artikel 1 Definities
1.In deze verordening wordt verstaan onder:
  • a.
    het college: het college van burgemeester en wethouders;
  • b.
    ouder: de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de adoptief- of pleegouder van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft, met dien verstande dat bij de beoordeling of sprake is van pleegouderschap een subsidie op grond van de Wet op de jeugdzorg buiten beschouwing blijft;
  • c.
    peuterarrangement: een arrangement voor kinderen vanaf 2 jaar en 4 maanden tot 4 jaar gericht op het in staat te stellen van ouders om arbeid en zorg te combineren, ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool. Het college kan bepalen dat verlenging van het peuterarrangement na de vierde verjaardag van het kind mogelijk is;
  • d.
    beleidsregels: de Beleidsregels Voorschoolse voorzieningen, zoals door het college vast te stellen;
  • e.
    Gemeentelijk register: een gemeentelijk register peuterarrangementen ten behoeve van de waarborging van de kwaliteit en de rechtszekerheid van de peuterarrangementen alsmede het toezicht op en de handhaving van de bij of krachtens deze verordening gestelde regels. Het gemeentelijk register dient tevens ten behoeve van raadpleging door ouders die voornemens zijn een peuterarrangement af te nemen, teneinde te beoordelen of zij voor een peuterarrangement in een bepaalde voorziening in aanmerking kunnen komen voor peutertoeslag. Opname in het gemeentelijk register is slechts mogelijk indien de voorziening is opgenomen in het Landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen;
  • f.
    VVE-programma: een erkend voorschools programma dat is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen in de leeftijd van 2 jaar en 4 maanden tot 4 jaar op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Een op een VVE-locatie aangeboden VVE-programma valt niet onder deze beleidsregels;
  • g.
    doelgroepkinderen: kinderen die in aanmerking komen voor een VVE-programma, op indicatie van een door het college aan te wijzen instantie en woonachtig in de gemeente Nijmegen;
  • h.
    peutertoeslag: een financiële bijdrage van de gemeente in de kosten van peuterarrangementen ten behoeve van kinderen van 2 jaar en vier maanden tot vier jaar. Peutertoeslag is opgebouwd uit een basisbedrag en een aanvullend bedrag ter compensatie van de meerkosten van een peuterarrangement. Het basisbedrag wordt aan de ouder verleend. Het aanvullende bedrag wordt eveneens aan de ouder verleend, maar wordt met volmacht van de ouder door de aanbieder van het peuterarrangement aangevraagd en aan de aanbieder verleend. Waar gesproken wordt over peutertoeslag wordt de volledige peutertoeslag, bestaande uit beide bedragen bedoeld, tenzij daarvan uitdrukkelijk wordt afgeweken;
  • i.
    VVE-locatie: een locatie waar VVE wordt aangeboden als bedoeld in de Subsidieregeling VVE-arrangementen en/of de Subsidieregeling VVE-locatie De Goffertrakkertjes, die mede gefinancierd wordt met een aanbodsubsidie van de gemeente;
  • j.
    SMI: Sociaal medische indicatie. Op basis van een sociaal medische indicatie kunnen ouders een tegemoetkoming krijgen in de kosten van kinderopvang indien kinderopvang noodzakelijk is voor de goede en gezonde ontwikkeling van het kind, tot het kind naar de basisschool kan. De noodzaak kan ontstaan zijn door oorzaken gelegen in het kind, of doordat de ouder en/of partner lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke en/of psychische beperkingen heeft die een goede ontwikkeling van het kind belemmeren;
  • k.
    de Wet: de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;
  • l.
    Reguliere kinderopvang: opvang, niet zijnde een peuterarrangement of opvang op basis van SMI, in een kinderdagverblijf als bedoeld in de Wet;
  • m.
    startsubsidie: subsidie die eenmalig verleend kan worden aan houders van een kinderdagverblijf voor de aanschaf van een VVE-programma en/of scholing van pedagogisch medewerk(st)ers die nog niet geschoold zijn in het VVE-programma dat door aanvrager gebruikt wordt/gaat worden. De scholing dient te leiden tot een VVE-certifica(a)t(en) voor de betreffende medewerker(s).
De in de verordening gehanteerde begrippen en begripsbepalingen hebben dezelfde betekenis als bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, de Algemene wet bestuursrecht, met name de subsidietitel, en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, tenzij daarvan uitdrukkelijk in deze verordening wordt afgeweken
Hoofdstuk 2. PEUTERTOESLAG
Artikel 2 Aanspraak
  • 1.
    Een ouder die zijn woonplaats heeft in de gemeente Nijmegen heeft aanspraak jegens het college op een peutertoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten van de kinderopvangvoorziening, indien het betreft een peuterarrangement in een voorziening voor kinderopvang die is opgenomen in het gemeentelijk register.
  • 2.
    Een ouder en diens partner die tevens ouder is worden voor de toepassing van deze verordening geacht gezamenlijk één aanspraak te hebben.
  • 3.
    De peutertoeslag wordt, met volmacht van de ouder, uitbetaald aan de kinderopvangaanbieder, die de voorziening exploiteert waar de ouder gebruik van maakt.
  • 4.
    Indien een voorziening voor peuterarrangement wordt verwijderd uit het gemeentelijk register, geldt de in het eerste lid bedoelde voorwaarde van opname in het gemeentelijk register niet gedurende een in de beleidsregels te bepalen uitlooptermijn voor ouders die reeds een peuterarrangement afnamen bij die voorziening, voorafgaand aan de uitschrijving.
Artikel 3 Aanvraag
  • 1.
    Een aanvraag tot verlening van een peutertoeslag bevat in ieder geval de volgende gegevens:
    • a.
      naam en adres van de ouder;
    • b.
      indien van toepassing: naam van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;
    • c.
      naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;
    • d.
      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag.
  • 2.
    Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.
  • 3.
    Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag voor een basispeutertoeslag mede ondertekend door de partner.
Artikel 4 Weigeringsgronden
  • 1.
    Een ouder heeft voor een kalenderjaar geen aanspraak op een peutertoeslag, indien en voor zover de ouder in dat jaar aanspraak heeft of kan hebben op kinderopvangtoeslag, zoals bedoeld in artikel 1.6 van de Wet.
  • 2.
    Het eerste lid geldt onverminderd indien de hoogte van de kinderopvangtoeslag op grond van artikel 1.7, eerste lid, van de Wet lager is dan de peutertoeslag.
  • 3.
    Peutertoeslag wordt geweigerd indien de gevraagde toeslag betrekking heeft op een dag dat reguliere kinderopvang wordt afgenomen.
  • 4.
    Peutertoeslag wordt geweigerd indien het kind een tegemoetkoming in de opvang op basis van sociaal medische indicatie ontvangt.
  • 5.
    Peutertoeslag wordt geweigerd indien en voor zover het kind reguliere kinderopvang geniet. Genoten reguliere kinderopvang is een voorliggende voorziening op het peuterarrangement.
Artikel 5 Hoogte van de peutertoeslag
  • 1.
    De hoogte van de basispeutertoeslag is afhankelijk van:
  • a.
    de draagkracht van de ouder, en
  • b.
    of het kind behoort tot de doelgroep voor VVE, en
  • c.
    de kosten van het peuterarrangement per kind die worden bepaald door het aantal uren peuterarrangement per kind in het berekeningsjaar en de voor dat peuterarrangement te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag bedoeld in het tweede lid.
  • 2.
    De uurprijs die bij de hoogte van de peutertoeslag, bedoeld in het eerste lid, in aanmerking wordt genomen gaat een bij de beleidsregel vast te stellen bedrag niet te boven.
  • 3.
    De hoogte van de aanvullende peutertoeslag is het verschil tussen het maximale tarief voor de peutertoeslag en het maximale uurtarief dat de belastingdienst vergoedt.
Artikel 6 Inhoud van de beschikking
De basispeutertoeslag wordt verleend voor de periode dat het kind behoort tot de leeftijdsgroep en voldoet aan de eisen van artikel 2, 4 en 5 van deze verordening.
De aanvullende peutertoeslag wordt verleend voor de duur genoemd in de beschikking.
Artikel 7 Overig
Het college stelt nadere regels vast omtrent de aanvraag en verstrekking van de peutertoeslag.
Hoofdstuk 3. SOCIAAL-MEDISCHE INDICATIE (SMI)
Artikel 8 Aanspraak
De ouder die zijn woonplaats heeft in de gemeente Nijmegen heeft aanspraak jegens het college op een tegemoetkoming in de door hem of zijn partner te betalen kosten van de op grond van SMI noodzakelijke kinderopvangvoorziening. Het college stelt nadere regels vast betreffende de aanspraak op een tegemoetkoming vanwege SMI.
Het college kan regels vaststellen over de wijze waarop de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie wordt vastgesteld
Artikel 9 Aanvraag
  • 1.
    Een aanvraag tot vaststelling van de noodzaak en verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie bevat in ieder geval de volgende gegevens:
    • a.
      naam en adres van de ouder;
    • b.
      indien van toepassing: naam van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;
    • c.
      naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;
    • d.
      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag, zoals opgenomen in de beleidsregels.
  • 2.
    Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.
  • 3.
    Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.
Artikel 10 Weigeringsgronden
Het college weigert de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie vast te stellen:
  • a.
    indien de ouder niet woonachtig is in de gemeente Nijmegen;
  • b.
    indien en voor zover de ouder en de partner een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang ontvangen of kunnen ontvangen; of:
  • c.
    indien kinderopvang niet noodzakelijk is als bedoeld in artikel 1 onder j voor een goede en gezonde ontwikkeling van het kind.
Artikel 11 Hoogte van de tegemoetkoming SMI
De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van:
  • a.
    de draagkracht van de ouder en
  • b.
    de kosten van de kinderopvang per kind die worden bepaald door het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar en de te betalen prijs, met inachtneming van de maximum uurprijs als bedoeld in artikel 1.7 lid 4 van de Wet.
Artikel 12 Inhoud van de beschikking
Het besluit tot vaststelling van de noodzaak en verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie bevat in ieder geval:
  • a.
    de geldigheidsduur van de indicatie
  • b.
    de omvang van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht
  • c.
    de ingangsdatum van de tegemoetkoming
Hoofdstuk 4. BEPALINGEN OMTRENT DE PEUTERTOESLAG EN DE TEGEMOETKOMING OP GROND VAN SOCIAAL MEDISCHE INDICATIE
Artikel 13 Beslistermijn
  • 1.
    Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.
  • 2.
    Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de ouder of, in het geval van de aanvullende peutertoeslag, de gevolmachtigde houder hiervan schriftelijk in kennis.
Artikel 14 Ingangsdatum van de peutertoeslag en tegemoetkoming SMI
  • 1.
    Het college verleent de peutertoeslag, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6, met ingang van de datum genoemd in de aanvraag, met dien verstande dat de ingangsdatum niet kan liggen voor de datum van aanvang van de opvang en niet voor de eerste dag van de kalendermaand drie maanden voorafgaand aan de datum waarop de aanvraag om peutertoeslag is ingediend bij de gemeente.
  • 2.
    Het college kan besluiten af te wijken van het bepaalde in lid 1.
  • 3.
    Het college verleent de tegemoetkoming op grond van een sociaal medische indicatie met ingang van de datum genoemd in het indicatieadvies zoals bedoeld in artikel 12 aanhef en onder a, met dien verstande dat de ingangsdatum niet kan liggen voor de datum van ingang van opvang en niet voor de eerste dag van de kalendermaand drie maanden voorafgaand aan de datum waarop de aanvraag om tegemoetkoming SMI is ingediend bij de gemeente.
Artikel 15De periode waarvoor de peutertoeslag en tegemoetkoming SMI worden verleend
  • 1.
    Het college verleent de peutertoeslag, met inachtneming van artikel 14, eerste en tweede lid, voor de periode bedoeld in artikel 6.
  • 2.
    Het college verleent de tegemoetkoming op grond van een sociaal medische indicatie, met inachtneming van artikel 14, derde lid, voor de periode bedoeld in artikel 12 aanhef en onder a,
  • 3.
    In afwijking van de eerste twee leden kan het college de peutertoeslag of tegemoetkoming voor een andere periode verlenen.
Artikel 16 Omvang van de peutertoeslag en tegemoetkomingSMI
  • 1.
    Het college verleent de peutertoeslag voor 6 uur per week gedurende maximaal 40 weken per jaar als het een kind betreft dat 2 jaar oud is en 9 uur per week gedurende maximaal 40 weken per jaar als het een kind betreft dat 3 jaar oud is.
  • 2.
    In afwijking van het eerste lid verleent het college de peutertoeslag voor 12 uur per week gedurende maximaal 40 weken per jaar, indien het kind behoort tot VVE-doelgroep, zoals omschreven in de beleidsregels.
  • 3.
    Het college verleent de tegemoetkoming SMI aan een ouder als bedoeld in paragraaf 3 voor de omvang als bedoeld in artikel 12 aanhef en onder b,
Artikel 17 De bevoorschotting
  • 1.
    De peutertoeslag en tegemoetkoming SMI worden in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.
  • 2.
    De ouder verleent de gemeente volmacht om het voorschot rechtstreeks uit te betalen aan de door de ouder gecontracteerde aanbieder van de voorziening waar de ouder opvang afneemt.
  • 3.
    Het college kan nadere voorschriften stellen over de wijze van bevoorschotting.
Artikel 18Vaststelling van de peutertoeslag en tegemoetkoming SMI
  • 1.
    De ouder verstrekt na afloop van het kalenderjaar waarvoor peutertoeslag of tegemoetkoming SMI is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang of peuterarrangement over het voorbije kalenderjaar en de andere gegevens die het college nodig heeft om het recht vast te stellen.
  • 2.
    Het college stelt de tegemoetkoming SMI of peutertoeslag vast binnen dertien weken na ontvangst van de gegevens zoals bedoeld in het eerste lid.
  • 3.
    Teveel of ten onrechte verstrekte tegemoetkoming SMI of peutertoeslag kan door het college worden teruggevorderd.
  • 4.
    Het college stelt nadere voorschriften betreffende de vaststelling van de peutertoeslag en de tegemoetkoming SMI.
  • 5.
    Het college stelt nadere voorschriften betreffende de vaststelling van de aanvullende toeslag.
Artikel 19 Verrekening met de voorschotten
De peutertoeslag of tegemoetkoming SMI wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.
Artikel 20 De Nijmeegse Kaderverordening Subsidieverstrekking
De Nijmeegse Kaderverordening Subsidieverstrekking, zoals vastgesteld op 5 oktober 2011, en eventuele opvolgers daarvan, zijn niet van toepassing op de peutertoeslag en de tegemoetkoming.
Hoofdstuk 5 VERPLICHTINGEN VAN DE OUDER
Artikel 21 Inlichtingenplicht
  • 1.
    De ouder of de partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming of peutertoeslag.
  • 2.
    De ouder of partner verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming of de peutertoeslag van de gemeente van belang zijn.
Hoofdstuk 6 VVE-SUBSIDIE
Artikel 22 Subsidiabele activiteiten
Het college kan aan de houder van een geregistreerd kinderdagverblijf, gelegen in Nijmegen een startsubsidie verlenen en/of subsidie verlenen voor de uitvoering van een VVE-programma. Een startsubsidie kan slechts eenmaal aangevraagd worden en kan slechts aangevraagd worden indien de houder nog geen geregistreerd programma gebruikt of gebruikt heeft.
Artikel 23 Hoogte
De hoogte van de subsidie voor de uitvoering van een VVE-programma is afhankelijk van het aantal doelgroepkinderen dat van het kinderdagverblijf gebruik maakt.
Artikel 24 De aanvraag
  • 1.
    In aanvulling op de Nijmeegse Kaderverordening Subsidieverstrekking moet de aanvraag om subsidieverlening voorzien zijn van:
    • a.
      een opgave van het aantal kinderen en doelgroepkinderen voor wie de subsidiabele activiteiten worden uitgevoerd;
    • b.
      een beschrijving van het VVE-programma zoals bedoeld in artikel ;
    • c.
      de exploitatiebegroting van de aanvrager.
  • 2.
    Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.
Artikel 25 Inhoud van de beschikking
Het besluit tot verlening van de VVE-subsidie voor de uitvoering van een VVE-programma, bevat in ieder geval de geldigheidsduur van de toekenning.
Artikel 26 Nijmeegse Kaderverordening Subsidieverstrekking
De Nijmeegse Kaderverordening Subsidieverstrekking, zoals vastgesteld op 5 oktober 2011, en eventuele opvolgers daarvan, zijn van toepassing op de VVE-subsidie.
Artikel 27 Overig
Het college kan nadere regels vaststellen omtrent de aanvraag en verstrekking van de VVE-subsidie.
Hoofdstuk 7 Subsidieplafond
Artikel 28 Subsidieplafond
Voor de VVE-subsidie geldt een subsidieplafond. De hoogte van het subsidieplafond wordt jaarlijks door de raad vastgesteld bij de begroting. Het college stelt in de beleidsregels vast volgens welke criteria het beschikbare bedrag wordt verdeeld.
Hoofdstuk 8 SLOTBEPALINGEN
Artikel 29 Overgangsrecht
De Verordening wet kinderopvang (2010) blijft van toepassing op aanvragen op grond van Sociaal Medische Indicatie gedaan voor 1 januari 2013.
Artikel 30 Gevallen waarin deze verordening niet voorziet
Het college is bevoegd nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening, in gevallen waarin deze verordening niet voorziet.
Artikel 31 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van deze verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 32 Inwerkingtreding
De verordening treedt in werking op 1 oktober 2015.
Artikel 33 Intrekken oude verordening
De Verordening Voorschoolse voorzieningen gemeente Nijmegen (GB 2013-107) wordt, onverminderd artikel 29, per 1 oktober 2015 ingetrokken.
Artikel 34 Citeertitel
De verordening wordt aangehaald als: Verordening Voorschoolse voorzieningen gemeente Nijmegen 2015.
Aldus vastgesteld in een openbare raadsvergadering,
 
De Griffier,
Drs. M.A.H. Heffels
 
De Voorzitter,
Drs. H.M.F. Bruls
 
Artikelsgewijze toelichting
Algemene bepalingen
Artikel 1 Definities
De begripsbepalingen in artikel 1 en 2 van de Wet kinderopvang en in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen zijn ook van toepassing op deze verordening. Alleen de in deze artikelen niet gedefinieerde begrippen zijn aangevuld.
Peutertoeslag
Artikel 2 Aanspraak
Ouders waarvan het kind gebruik maakt van een peuterarrangement kunnen in aanmerking komen voor een gemeentelijke bijdrage in de kosten, de peutertoeslag. Deze peutertoeslag wordt enkel verstrekt als gebruik wordt gemaakt van een peuterarrangement van een aanbieder die is opgenomen in het gemeentelijk register peuterarrangementen, hetgeen enkel gebeurt als hij voldoet aan bepaalde kwaliteitseisen.
Artikel 3 Aanvraag
Een aanvraag voor de toekenning van een peutertoeslag moet worden ingediend bij het college. Deze aanvraag dient aan een aantal eisen te voldoen, die worden genoemd in artikel 3.
Artikel 4 Weigeringsgrond
Indien de ouder aanspraak heeft of kan hebben op kinderopvangtoeslag ingevolge artikel 1.6 WKO, maar bijvoorbeeld op grond van artikel 1.7 WKO feitelijk geen of minder kinderopvangtoeslag kunnen ontvangen omdat hun inkomen te hoog is, of omdat de kinderopvangtoeslag verrekend wordt met een schuld bij de belastingdienst, bestaat geen recht op peutertoeslag.
De peutertoeslag is bedoeld om de toegankelijkheid van arrangementen waar kinderen opvang kunnen combineren met ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool, voor alle peuters te borgen.
Volgens de beleidsregels is de peutertoeslag een voorliggende voorziening aan de tegemoetkoming in de kosten van opvang op grond van SMI, indien de omvang van een peuterarrangement toereikend is volgens de SMI-indicatie. Indien een peuterarrangement niet toereikend is volgens de SMI indicatie en daarom een tegemoetkoming op grond van SMI wordt verleend, bestaat daarenboven geen aanspraak op peutertoeslag.
Als ouders gebruik kunnen maken van een tegemoetkoming van de Belastingdienst in de kosten van kinderopvang, en die tegemoetkoming aanwenden voor reguliere kinderopvang, is de toegankelijkheid reeds geborgd. Deze ouders komen dan ook niet in aanmerking voor een peutertoeslag. Dus indien en voor zover de kinderopvangtoeslag wordt ingezet voor reguliere kinderdagopvang, bestaat geen recht op peutertoeslag. De reden hiervoor is dat in een regulier kinderdagverblijf in vergelijkbare mate sprake is van opvang met aandacht voor ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool.
Artikel 5 Hoogte van de peutertoeslag
De hoogte van de peutertoeslag is afhankelijk van de kosten voor ouders voor gebruik van het peuterarrangement, maar ook van het inkomen van de ouder. Er is sprake van een inkomensafhankelijke bijdrage. Voor ouders waarvan het kind tot de VVE-doelgroep behoort, houden we de ouderbijdrage laag. Ook dit is derhalve van belang. Een kind behoort tot de VVE-doelgroep als uit indicatie blijkt dat het een (potentiële) ontwikkelingsachterstand heeft.
Lid 2 stelt een maximumtarief dat de gemeente hanteert voor de peuterarrangementen. Aanbieders mogen peuterarrangementen wel duurder maken, maar voor de kosten die boven dit bedrag uitkomen wordt geen peutertoeslag meer verstrekt. Deze hogere kosten komen geheel voor rekening van de ouder.
Artikel 6 Inhoud van de beschikking
Het besluit is een beschikking in de zin van titel 4.1 van de Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld. Als een peutertoeslag wordt verstrekt, wordt in de beschikking betreffende de basistoeslag aangegeven voor welke periode de peutertoeslag wordt verstrekt. Deze periode zal over het algemeen lopen totdat het kind de leeftijd van 4 jaar bereikt.
De beschikking betreffende de aanvullende peutertoeslag wordt, met volmacht van de ouder, aangevraagd door en afgegeven aan de houder van de voorziening. Omdat de houder voor meerdere ouders tegelijkertijd de aanvullende toeslag aanvraagt, is het niet zinvol om voor de duur van de verlening aan te sluiten bij de duur van de basistoeslag.
Artikel 7 Overig
Deze bepaling spreekt voor zich.
Sociaal-medische indicatie
Artikel 8 Aanspraak
Uitgangspunt is dat opvang noodzakelijk is voor de goede en gezonde ontwikkeling van het kind, op basis van een sociaal medische indicatie, afgegeven door de GGD. De noodzaak kan ontstaan zijn door oorzaken gelegen in het kind, of doordat de ouder en/of partner lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke en/of psychische beperkingen heeft die een goede ontwikkeling van het kind belemmeren.
Artikel 9 Aanvraag
Een aanvraag voor de toekenning van een sociaal-medische indicatie moet worden ingediend bij het college. In de procedure gaat de aanvraag voor de toekenning van een sociaal-medische indicatie vooraf aan de aanvraag voor een tegemoetkoming, maar in de praktijk zullen de aanvragen vaak gelijktijdig worden ingediend. Ook de besluiten over de toekenning van een sociaal-medische indicatie en de verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang kunnen in één beschikking worden opgenomen. Wel moet de juiste volgorde in acht worden genomen: eerst het besluit over de aanwezigheid van een sociaal-medische indicatie en vervolgens het besluit over de verstrekking van een tegemoetkoming.
Artikel 10 Weigeringsgronden
Dit artikel bevat twee weigeringsgronden. De weigeringsgrond onder a geeft aan dat een gemeentelijke tegemoetkoming op grond van een sociaal-medische indicatie een vangnetvoorziening is. Alleen ouders die niet op grond van een andere bepaling in de Wet kinderopvang of op grond van een andere regeling aanspraak kunnen doen op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, kunnen aanspraak doen op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang wegens een sociaal-medische noodzaak.
Artikel 11 Hoogte van de tegemoetkoming SMI
De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van de kosten voor ouders voor de kinderopvang, maar ook van het inkomen van de ouder. Er is sprake van een inkomensafhankelijke bijdrage.
De gemeente hanteert voor de tegemoetkoming hetzelfde maximumtarief als de belastingdienst voor de kinderopvangtoeslag. Aanbieders mogen de kinderopvang wel duurder maken, maar voor de kosten die boven dit bedrag uitkomen wordt geen tegemoetkoming verstrekt. Deze hogere kosten komen geheel voor rekening van de ouder.
Artikel 12 Inhoud van de beschikking
Het besluit is een beschikking in de zin van titel 4.1 van de Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld. Als de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie wordt vastgesteld, wordt in de beschikking aangegeven hoeveel uren kinderopvang noodzakelijk wordt geacht. Het besluit over de noodzakelijke omvang van de kinderopvang vormt de grondslag voor de aanvraag voor een tegemoetkoming van de gemeente. Bovendien moet in het besluit de geldigheidsduur van de indicatie worden vermeld. Het college neemt het besluit op basis van het uitgebrachte indicatieadvies. Dit advies is niet bindend. Dit betekent dat het college van dat advies kan afwijken. Als het college een beschikking geeft die afwijkt van het uitgebrachte advies, zal het college de redenen voor de afwijking in de beschikking moeten motiveren (3:50 Awb). De motiveringverplichting geldt vooral voor het geval waarin een positief advies wordt gegeven en het college een afwijzend besluit neemt.
Bepalingen omtrent de tegemoetkoming SMI en peutertoeslag
Artikel 13 Beslistermijn
De termijn waarbinnen het college een besluit moet nemen over de aanvraag van een tegemoetkoming geldt voor alle aanvragen voor een tegemoetkoming. Deze termijn geldt niet alleen voor nieuwe aanvragen, maar ook voor aanvragen die betrekking hebben op een voortzetting van een tegemoetkoming en voor aanvragen voor een hogere tegemoetkoming in verband met uitbreiding van de omvang van de kinderopvang
De gemeente Nijmegen heeft in de verordening een beslistermijn van 8 weken, na ontvangst van alle benodigde gegevens, opgenomen. Deze termijn kan eventueel worden verlengd met 4 weken. Het feit dat het college een termijn van acht weken heeft om te beslissen over een aanvraag voor een tegemoetkoming, wil uiteraard niet zeggen dat het college deze termijn ook in alle gevallen moet benutten. De gemeente zal er naar moeten streven de behandelingstermijn van aanvragen zo kort mogelijk te houden en met name aanvragen waar spoed mee geboden is direct af te handelen. Door middel van mandatering van de beslissingsbevoegdheid kan de besluitvorming worden versneld.
Artikel 14 Ingangsdatum van de tegemoetkoming en peutertoeslag
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 15 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend
Het college kan de tegemoetkoming voor een andere periode vaststellen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de aanvrager voor een bepaalde periode recht heeft op de tegemoetkoming..
Artikel 16 Omvang van depeutertoeslag en tegemoetkoming
Voor kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie, moet voor deze beoordeling een advies worden aangevraagd bij een door het college aan te wijzen instantie.
Het is aan te bevelen dat het college in beleidsregels neerlegt hoe het wil omgaan met zijn bevoegdheid. Op deze wijze wordt deze beoordeling zoveel mogelijk geobjectiveerd.
Artikel 17 De bevoorschotting
De subsidieverstrekking vindt plaats in de vorm van maandelijkse voorschotten. Dit betekent dat het totale bedrag waarop de aanvrager recht heeft, wordt gedeeld in twaalf gelijke delen (indien de aanvraag het gehele jaar betreft).
De gemeente betaalt de peutertoeslag en de tegemoetkoming uit aan de aanbieder van het kindercentrum. De ouder dient de gemeente te machtigen om de betalingen rechtstreeks aan dat kindercentrum te doen. Deze machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de ouder. Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van het kindercentrum of gastouderbureau, er blijft sprake van een betaling van de tegemoetkoming van gemeente aan de ouder.
Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om nadere voorschriften te stellen over de wijze van bevoorschotting van de tegemoetkoming. Zo kan het college bepalen dat er alleen een voorschot wordt betaald op basis van een factuur van het kindercentrum of gastouderbureau. Het college zou zo’n voorschrift kunnen stellen wanneer er twijfels bestaan of een ouder daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang.
Artikel 18 Vaststelling van de peutertoeslag of tegemoetkoming
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 19 Verrekening met de voorschotten
Dit artikel regelt de uitbetaling door de gemeente van het nog te betalen deel van de tegemoetkoming/peutertoeslag. Als de gemeente een ouder een hoger bedrag heeft uitgekeerd dan waarop deze recht heeft, kan de gemeente het te veel betaalde bedrag terugvorderen.
Artikel 20 De Nijmeegse Kaderverordening Subsidieverstrekking
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Verplichtingen van de ouder
Artikel 21 Inlichtingenplicht
Er kunnen twee vormen van schending van de inlichtingenplicht worden onderscheiden:
  • 1.
    het betreffende kind maakt geen gebruik van kinderopvang;
  • 2.
    er wordt wel gebruik maakt van kinderopvang, maar de ouder heeft geen recht op een tegemoetkoming.
Als een ouder de inlichtingenplicht schendt en als gevolg hiervan ten onrechte een tegemoetkoming/peutertoeslag heeft ontvangen of een te hoog bedrag, kan het college de beschikking tot het verlenen of tot het vaststellen van de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het te veel betaalde bedrag terugvorderen. Hieronder wordt op de maatregel nader ingegaan.
Intrekken van de beschikking en terugvorderen van de tegemoetkoming
In de Awb is geregeld op welke gronden een subsidie (een tegemoetkoming in de terminologie van de Wet kinderopvang) kan worden ingetrokken en teruggevorderd. Daarbij moeten twee situaties worden onderscheiden: a. de situatie waarin de tegemoetkoming nog niet is vastgesteld en b. de situatie waarin de tegemoetkoming wel is vastgesteld.
Ad a. de tegemoetkoming is nog niet vastgesteld: intrekken of wijzigen van de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming (artikel 4:48 Awb)
Zolang de tegemoetkoming nog niet is vastgesteld kan het college de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming intrekken of ten nadele van de ontvanger van de tegemoetkoming wijzigen, indien:
  • a.
    de activiteiten waarvoor de tegemoetkoming is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;
  • b.
    de ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de tegemoetkoming verbonden verplichtingen;
  • c.
    de ontvanger van de tegemoetkoming onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot verlening van de tegemoetkoming zou hebben geleid;
  • d.
    de verlening van de tegemoetkoming anderszins onjuist was en de ontvanger dit wist of behoorde te weten.
De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.
Opschorten van de bevoorschotting (artikel 4:56 Awb)
Het college hoeft niet te wachten met het treffen van een maatregel tot dat het besluit tot verlening van de tegemoetkoming is ingetrokken of gewijzigd. Het college kan al eerder besluiten de betaling van de tegemoetkoming op te schorten. Op grond van artikel 4:56 Awb kan het college de verplichting tot betaling van een voorschot opschorten met ingang van de dag waarop het college aan de ouder schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming in te trekken of te wijzigen. Deze opschorting duurt tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.
Ad b. de tegemoetkoming is wel vastgesteld: intrekken of wijzigen van de beschikking tot subsidievaststelling (artikel 4:49 A wb )
Ook als de tegemoetkoming is vastgesteld, is het college in bepaalde gevallen bevoegd de beschikking tot het vaststellen van de tegemoetkoming in te trekken of ten nadele van de ontvanger van de tegemoetkoming te wijzigen. Het gaat om de volgende gevallen:
  • a.
    er is sprake van feiten of omstandigheden waarvan het college bij de vaststelling van de tegemoetkoming redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de tegemoetkoming lager dan overeenkomstig de verlening van de tegemoetkoming zou zijn vastgesteld;
  • b.
    de vaststelling van de tegemoetkoming was onjuist en de ontvanger van de tegemoetkoming wist dit of behoorde dit te weten;
  • c.
    de ontvanger van de tegemoetkoming heeft na de vaststelling van de tegemoetkoming niet voldaan aan de aan de tegemoetkoming verbonden verplichtingen.
De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd, indien vijf jaren zijn verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt.
Terugvordering
Indien de beschikking tot het verlenen of het vaststellen van de tegemoetkoming is ingetrokken of ten nadele van de ouder is gewijzigd, kan de gemeente het reeds betaalde bedrag van de ouder terugvorderen.
Het bedrag dat wordt teruggevorderd kan worden verrekend met de tegemoetkoming die aan de ouder wordt verstrekt. In het besluit tot terugvordering moet de wijze waarop zal worden teruggevorderd worden vermeld.
VVE-toeslag
Artikel 22 Subsidiabele activiteiten
Een aanbieder van een kinderdagverblijf kan een subsidie ontvangen voor de uitvoering van voorschoolse educatie (VVE) op zijn kinderdagverblijf. Deze subsidie kan alleen worden ontvangen als doelgroepkinderen gebruik maken van de voorziening. Een aanbieder die nog niet geen geregistreerd VVE-programma gebruikt, kan eenmalig een startsubsidie aanvragen om een dergelijk programma aan te schaffen.
Artikel 23 Hoogte
De hoogte van de VVE-subsidie is gerelateerd aan het aantal kinderen dat gebruik maakt van een kinderdagverblijf.
Artikel 24 De aanvraag
De aanvraag voor een VVE-subsidie bevat minimaal het VVE-programma dat de aanbieder wil gaan inzetten, informatie over het aantal doelgroepkinderen dat gebruik maakt van de voorziening en de begroting voor het programma.
Artikel 25 Inhoud van de beschikking
Het besluit is een beschikking in de zin van titel 4.1 van de Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld. Als een VVE-subsidie wordt verstrekt, wordt in de beschikking aangegeven voor welke periode deze wordt verstrekt.
Artikel 26 Nijmeegse Kaderverordening Subsidieverstrekking
Deze bepaling spreekt voor zich.
Artikel 27 Overig
De bepalingen uit deze verordening over VVE-subsidie worden door het college uitgewerkt in Beleidsregels Wet kinderopvang.
Subsidieplafond
Artikel 28 Subsidieplafond
Ingevolge de Awb is de gemeenteraad bevoegd een subsidieplafond te bepalen. Door de bepaling op te nemen dat een subsidieplafond wordt vastgesteld voor peutertoeslag en VVE en te bepalen dat de hoogte van de toeslag wordt vastgesteld door de raad bij de jaarlijkse begroting, is aan de voorwaarden van de Awb voldaan.
Slotbepalingen
Artikel 29 tot en met 34
Deze bepalingen behoeven geen verdere toelichting.
Naar boven