VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN HONDENBELASTING 2015
De raad van de gemeente Dongen;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 21 oktober 2014;
gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;
BESLUIT :
vast te stellen de:
VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN HONDENBELASTING 2015
 
Artikel 1 Belastbaar feit
Onder de naam "hondenbelasting" wordt een directe belasting geheven terzake van het houden van een hond binnen de gemeente.
Artikel 2 Belastingplicht
  • 1.
    Belastingplichtig is de houder van een hond.
  • 2.
    Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander houder is.
  • 3.
    Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b. van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.
Artikel 3 Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven voor honden:
  • a.
    die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden;
  • b.
    die door de Stichting Hulphond Nederland of een vergelijkbare organisatie als gehandicaptenhond aan een gehandicapte ter beschikking zijn gesteld;
  • c.
    die verblijven in een hondenasiel als bedoeld in artikel 3.7. eerste lid, van het Besluit houders van dieren , welk asiel is aangemeld als in artikel 38 van genoemd besluit;
  • d.
    die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een bedrijfsinrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid van het Besluit houders van dieren, welke inrichting is aangemeld als bedoeld in artikel 38 van genoemd besluit;
  • e.
    die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij te samen met de moederhond worden gehouden;
  • f.
    waarvan de houder geen ingezetene van de gemeente is en de honden niet langer dan 90 dagen van het belastingjaar in de gemeente verblijven;
  • f.
    die in het bezit zijn van of in opleiding voor een geldend diploma der Koninklijke Nederlandse politiehondenvereniging, mits de houder zich verbindt zijn hond met geleider, aan wiens bevelen hij gehoorzaamt, op aanvraag ter beschikking van de politie te stellen.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.
Artikel 5 Belastingtarief
  • 1.
    De belasting bedraagt per belastingjaar:
    • a.
      voor een eerste hond € 75,12
    • b.
      voor iedere hond boven het aantal van één € 129,60
  • 2.
    In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland,
    per kennel, per belastingjaar € 206,64
Artikel 6 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar
Artikel 7 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
  • 1.
    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
  • 2.
    Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting terzake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.
  • 3.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.
  • 4.
    Belastingbedragen tot € 10,00 worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.
Artikel 9 Termijnen van betaling
  • 1.
    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnbedragen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden na de eerste vervaldatum.
  • 2.
    Indien een bestuurlijke boete is opgelegd, dan is het bedrag invorderbaar in twee gelijke termijnbedragen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden na de eerste vervaldatum.
  • 3.
    In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt, in geval het totaalbedrag van alle op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 10.000,00, dat dit bedrag en een bestuurlijke boete op dit aanslagbiljet moeten worden betaald op de laatste dag van de maand volgend op die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
  • 4.
    In afwijking van het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid geldt, ingeval machtiging is verleend tot automatische incasso en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer dan € 100,00 doch niet meer dan € 10.000,00 bedraagt, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnbedragen waarvan de eerste termijn vervalt op de 28e dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
  • 5.
    De in het vierde lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend indien twee van de tien termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen 56 dagen na afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan gelden de betaaltermijnen als bedoeld in het eerste lid.
  • 6.
    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Artikel 10 Kwijtschelding
Bij de invordering van hondenbelastingen kan kwijtschelding worden verleend tot een maximum van het bedrag genoemd in artikel 5, 1a te weten het tarief voor een eerste hond.
Artikel 11 Nadere regels door het Dagelijks Bestuur
Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking West-Brabant kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.
Artikel 12 Overgangsrecht en inwerkingtreding
  • 1.
    De ‘Verordening hondenbelasting Dongen 2014’ vastgesteld bij raadsbesluit van 7 november 2013, vervalt met ingang van de in het derde lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
  • 2.
    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
  • 3.
    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
Artikel 13 Citeerartikel
Deze verordening wordt aangehaald als: ‘’Verordening hondenbelasting Dongen 2015’’.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 13 november 2014.
De raad voornoemd,
,voorzitter.
,griffier.
Naar boven