Besluit maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2015
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend,
 
gelet op artikel 160 van de gemeentewet,
 
besluit vast te stellen het
 
Besluit maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2015
 
Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Algemeen
  • 1.
    Een maatwerkvoorziening kan bestaan uit:
    • a.
      sociaal en persoonlijk functioneren;
    • b.
      ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden;
    • c.
      financiën;
    • d.
      dagbesteding (sociaal evt. arbeidsmatig);
    • e.
      ondersteuning zelfzorg;
    • f.
      huisvesting;
    • g.
      kortdurend verblijf;
    • h.
      een woonvoorziening;
    • i.
      een vervoersvoorziening;
    • j.
      een rolstoel of andere hulpmiddelen.
  • 2.
    Het ‘ondersteuningsplan’ dat wordt opgesteld tussen de aanbieder en de aanvrager is een integraal onderdeel van de beschikking krachtens artikel 10 van de verordening.
Hoofdstuk 2 - Bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening
Artikel 2.1 Algemeen
  • 1.
    De bijdrage kan worden opgelegd zo lang als iemand gebruik maakt van de maatwerkvoorziening.
  • 2.
    De grondslag voor het berekenen van de bijdrage is gelimiteerd tot een bedrag gelijk aan de kostprijs van de voorziening inclusief onderhoud, keuring en reparatie. De bijdrage mag niet hoger zijn dan de werkelijke kosten van deze voorziening.
  • 3.
    Voor rolstoelen, sportrolstoelen en hulpmiddelen voor minderjarigen is op grond van wet- en regelgeving geen bijdrage verschuldigd. Voor cliënten van 18 jaar en ouder geldt de vrijstelling alleen voor rolstoelen.
  • 4.
    Voor de berekening van de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of Pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige welke is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, is art 2.1.5 lid 1 van de wet van overeenkomstige toepassing.
  • 5.
    Voor beschermd wonen geldt de bijdrage zoals benoemd in hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
Artikel 2.2 Hoogte en duur bijdrage
  • 1.
    Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing aan een woning, wordt voor de berekening van de bijdrage de kostprijs gebaseerd op de kostprijs van de woningaanpassing plus de eventuele kosten voor onderhoud, keuring en reparatie en wordt geïnd gedurende maximaal 39 periodes van 4 weken.
  • 2.
    Indien een voorziening bestaat uit een individuele vervoersvoorziening, bestaat voor de berekening van de bijdage de kostprijs uit de aanschafprijs van een nieuwe voorziening plus de kosten voor het onderhoud, keuring en reparatie van de voorziening. De aanschafprijs van de voorziening wordt voor de maximale duur van 39 perioden van 4 weken in rekening gebracht. Het onderhoud van de voorziening wordt gedurende de gehele gebruiksperiode van de voorziening in rekening gebracht.
  • 3.
    In het geval van een bijdrage bij hulp bij het huishouden, individuele begeleiding, en persoonlijke verzorging in de vorm van een persoonsgebonden budget of alfacheque , bestaat de kostprijs van de maatwerkvoorziening uit de waarde van het verstrekte persoonsgebonden budget.
  • 4.
    Voor de berekening van de bijdrage voor begeleiding groep wordt de kostprijs gebaseerd op het laagste dagdeeltarief van maximaal 4 uur dagbesteding zoals overeengekomen met de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieders.
  • 5.
    Voor de berekening van de bijdrage voor sociaal en persoonlijk functioneren, ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden en financiën wordt de kostprijs gebaseerd op het laagste uurtarief zoals is overeengekomen met de door de gemeente gecontracteerde zorgleveranciers.
  • 6.
    Voor de berekening van de bijdrage voor kortdurend verblijf wordt de kostprijs gebaseerd op het laagste etmaal tarief zoals is overeengekomen met de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder.
Artikel 2.3 Bijdrage maatschappelijke opvang
  • 1.
    De bijdrage wordt bepaald per etmaal.
  • 2.
    Een cliënt is een bijdrage verschuldigd voor ieder etmaal, of een gedeelte van het etmaal, waarop hij gebruik maakt van opvang.
  • 3.
    Onverminderd het gestelde in artikel 3.1 juncto, paragraaf 4, artikel 3.20, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, is de bijdrage gelijk aan het bedrag voor de feitelijke kosten voor huisvesting en begeleiding van de cliënt tot een maximum van € 500,- per maand voor een alleenstaande en tot een maximum van € 812,50 voor gehuwden.
    Het college indexeert jaarlijks op 1 januari het genoemde bedrag aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie (als genoemd in artikel 3.7 Uitvoeringsbesluit Wmo 2015).
  • 4.
    Verhogingen van de bijdrage worden in principe doorgevoerd in drie termijnen van een maand, te verlengen met één of meer termijnen als persoonlijke omstandigheden van de cliënt dit nodig maken.
  • 5.
    Het college int de bijdrage.
Artikel 2.4 Klanttarief aanvullend openbaar vervoer
  • 1.
    In het aanvullend openbaar vervoer betaalt de geïndiceerde persoon een bedrag dat vergelijkbaar is met het zonetarief van de OV chippas en bedraagt:
    • -
      voor een reguliere rit: € 0,90 voor het basistarief en € 0,15 per reiskilometer;
    • -
      voor een prioritaire rit: € 1,60 voor het basistarief en € 0,30 per reiskilometer.
Hoofdstuk 3 -Persoonsgebonden budget(Pgb)
Artikel 3.1 Algemeen
  • 1.
    Aanvrager dient, om in aanmerking te kunnen komen voor een Pgb, een persoonlijk plan in waarin het verzoek om een Pgb wordt gemotiveerd en onderbouwd.
  • 2.
    Verstrekking in de vorm van een Pgb kan worden geweigerd indien:
    • a.
      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een Pgb;
    • b.
      eerder willens en wetens misbruik is gemaakt van een Pgb;
    • c.
      doelmatigheidsoverwegingen.
  • 3.
    Om de budgethouder volstrekt duidelijk te laten zijn wat met het Pgb dient te worden aangeschaft en aan welke vereisten de aan te schaffen ondersteuning dient te voldoen, wordt een zo nauwkeurig mogelijk omschreven programma van eisen bij de beschikking gevoegd. Wordt dan toch een maatwerkvoorziening aangeschaft die niet aan het programma van eisen voldoet, dan is gehandeld in strijd met de beschikking en kan het Pgb alsnog geweigerd worden. In het geval van hulp bij het huishouden zal de ingezette hulp voor type HbH 2 en HbH 3 van gelijkwaardig niveau moeten zijn als de natura-variant. Type HbH 2 en 3 kunnen niet worden ingezet door een persoon uit het eigen netwerk, tenzij deze persoon de professionele achtergrond heeft die vereist is.
  • 4.
    In geval een Pgb wordt verleend voor de duur van een bepaalde periode, vangt de periode aan op de dag waarop het recht op de maatwerkvoorziening is ontstaan.
  • 5.
    Een Pgb voor de aanschaf van een hulpmiddel of voorziening is mede bestemd voor het onderhoud, de reparaties en de verzekering van de voorziening.
  • 6.
    Voor de kosten van ondersteuning of bemiddeling bij de besteding of de verantwoording van het Pgb wordt geen bijdrage verleend.
  • 7.
    Aanvrager dient zijn medewerking aan een gecontracteerde aanbieder ter verlenen om tot een prijsopgave te komen die noodzakelijk is voor de vaststelling van het maximale Pgb.
  • 8.
    Een Pgb kan alleen worden aangevraagd ten behoeve van ondersteuning die hier ten lande wordt verstrekt.
  • 9.
    Het deel van het toegekende Pgb dat niet wordt besteed aan de geïndiceerde ondersteuning of voorziening, wordt niet uitgekeerd, of dient te worden terugbetaald aan het college.
Artikel 3.2 Invulling Pgb door personen uit het sociale netwerk
  • 1.
    Een toegekend Pgb kan uitsluitend na toestemming van het college worden besteed aan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassing of andere maatregelen die worden betrokken uit het netwerk van de aanvrager.
  • 2.
    De toestemming om het Pgb in te laten vullen door iemand uit het sociale netwerk van de aanvrager wordt in ieder geval geweigerd indien:
    • a.
      er sprake is van gebruikelijke hulp;
    • b.
      het gaat om een persoon die hetgeen nu geboden gaat worden eerder om niet heeft geboden.
Artikel 3.3 Hoogte Pgb
  • 1.
    De bedragen voor het Pgb voor begeleiding en dagbesteding door een professionele zorgverlener bedraagt maximaal 100% van het goedkoopste arrangementsbedrag. De bedragen voor 2015 zijn opgenomen in bijlage 1.
  • 2.
    Voor de levering van hulp bij het huishouden geldt de uitzondering dat door een particuliere hulp, de hoogte voor het Pgb ongeveer 75% bedraagt van het natura tarief, hulp bij het huishouden door een professionele zorgaanbieder bedraagt vervolgens ongeveer 90% van het natura tarief.
    De bedragen voor 2015 zijn opgenomen in bijlage 1.
  • 3.
    De hoogte van een Pgb waarmee een niet professionele zorgverlener met uitzondering van lid 2 wordt betaald, bedraagt maximaal € 20,- per uur overeenkomstig de AWBZ tarieven 2014.
  • 4.
    Het Pgb voor vervoersvoorzieningen, rolstoelen en losse woonvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde gelijkwaardig aan de in de betreffende situatie te verstrekken voorziening in natura, bij de door de gemeente gecontracteerde leverancier en kan op declaratiebasis worden verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het bedrag voor onderhoud en reparatie dat de gemeente betaalt voor een dergelijke voorziening die in natura wordt verstrekt. Binnen de natura-variant zijn er per voorziening meerdere mogelijkheden met hieraan verschillende tarieven verbonden. Om de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening in natura te kunnen bepalen is daarom vaak een passing nodig bij de leverancier. Op het moment dat de budgethouder een passing weigert wordt er van uitgegaan dat de goedkoopste voorziening binnen de natura-variant-mogelijkheden adequaat is zodat het Pgb-bedrag hierop wordt afgestemd.
Hoofdstuk 4 -Maatwerkvoorziening bestaande uit woonvoorzieningen
Artikel 4.1 Woonvoorzieningen
  • 1.
    De door het college te verlenen woonvoorzieningen kunnen bestaan uit:
    • a.
      een voorziening van niet-bouwkundige en niet-woontechnische aard in of aan de woning;
    • b.
      een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woning, waaronder begrepen het bezoekbaar maken van de woning;
    • c.
      onderhoud, keuring, reparatie en eventueel verwijderen van voorzieningen in de woning;
    • d.
      een uitraasruimte.
  • 2.
    Wijze van verstrekken:
    • a.
      De voorziening als bedoeld in artikel 4.1, lid 1, onderdeel a, wordt verstrekt in natura of in de vorm van een Pgb.
    • b.
      De voorzieningen als bedoeld in artikel 4.1, lid 1, onderdelen b, c en d, worden verstrekt in de vorm van een Pgb.
    • c.
      De voorziening als bedoeld in artikel 4.1, onderdeel a wordt in geval van een Pgb uitbetaald aan de aanvrager.
    • d.
      De voorzieningen als bedoeld in artikel 4.1, onderdelen b en c en d worden uitbetaald aan de eigenaar van de woning, tenzij het college anders beslist.
  • 3.
    In uitzondering op lid 1, geldt voor cliënten die een financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening hebben toegewezen gekregen vóór 1 januari 2015 het recht op financiële tegemoetkoming blijft bestaan. De betreffende bedragen voor deze cliënten zijn opgenomen in de bijlage 1 Vergoedingenlijst Pgb’s 2015.
Hoofdstuk 5 -Maatwerkvoorziening bestaande uit vervoersvoorzieningen
Artikel 5.1 Vervoersvoorziening
  • 1.
    De door het college te verlenen vervoersvoorziening kunnen bestaan uit:
    • a.
      een collectief systeem van aanvullend vervoer;
    • b.
      een open buitenwagen (scootmobiel);
    • c.
      een gesloten buitenwagen;
    • d.
      een andere speciaal voor de doelgroep bedoelde vervoersvoorziening;
    • e.
      een aanpassing aan een motorvoertuig.
  • 2.
    De ouders en/of de partners en/of de kinderen tot en met 12 jaar, die woonachtig zijn op hetzelfde adres, kunnen tegen een gelijk gereduceerd tarief met de aanvrager meereizen in het collectief systeem van aanvullend vervoer.
  • 3.
    De begeleider van de persoon die recht heeft op de voorziening als bedoeld in artikel 5.1, lid 1 onderdeel a, kan gratis meereizen in het collectief systeem van aanvullend vervoer indien de bedoelde persoon zonder die begeleiding niet kan reizen of zich op de plaats van bestemming niet zelfstandig kan verplaatsen.
  • 4.
    Wijze van verstrekken van de vervoersvoorzieningen:
    • a.
      De voorziening genoemd in lid 1, onderdeel a, wordt in natura verstrekt.
    • b.
      De voorzieningen genoemd in lid 1, onderdelen b, c, d en e worden in natura of in de vorm van een Pgb verstrekt.
  • 5.
    De voorziening in natura of het maximale Pgb bedrag voor autoaanpassingen, waar een eigen bijdrage voor is verschuldigd wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college goedgekeurde offerte.
  • 6.
    Het Pgb voor de autoaanpassing bedraagt maximaal € 2.163,- indien de persoon met beperkingen geïndiceerd is voor het collectieve vervoersvoorziening maar niet in aanmerking wil komen voor de collectieve voorziening. Deze autoaanpassing kan alleen verstrekt worden in plaats van het collectief vervoer als deze voor een periode van minimaal 5 jaar adequaat geacht wordt. Voor deze vorm van Pgb is geen eigen bijdrage verschuldigd.
  • 7.
    De vergoeding bedoeld in lid 6 is een gemaximeerde vergoeding en wordt niet vaker dan eens per vijf jaar verstrekt. Het bedrag geldt tevens als bijdrage voor het onderhoud en de reparatie van de verstrekte autoaanpassing. Gedurende deze periode van 5 jaar bestaat geen recht op het AOV, tenzij de aanvrager de autoaanpassing naar rato terugbetaalt aan de gemeente.
  • 8.
    Indien op grond van lid 6 een Pgb voor autoaanpassing wordt toegekend kan in aanvulling daarop geen ondersteuning voor gebruik van de eigen auto of (rolstoel)taxi worden verstrekt.
  • 9.
    In uitzondering op lid 1, geldt voor cliënten die een financiële tegemoetkoming voor een vervoersvoorziening hebben toegewezen gekregen vóór 1 januari 2015 het recht op financiële tegemoetkoming bestaan. De betreffende bedragen voor deze cliënten zijn opgenomen in de bijlage Vergoedingenlijst Pgb’s 2015.
Hoofdstuk 6 - Maatwerkvoorziening bestaande uit rolstoelvoorziening
Artikel 6.1 Rolstoelvoorziening
  • 1.
    De door het college te verlenen rolstoelvoorziening kan bestaan uit:
    • a.
      een handbewogen rolstoel;
    • b.
      een elektrische rolstoel;
    • c.
      aanpassingen aan de rolstoel;
    • d.
      een sportrolstoel of andere sportvoorziening voor recreatieve sportbeoefening.
  • 2.
    De voorzieningen als bedoeld in artikel 6.1, lid 1, onderdelen a, b en c, worden in natura of in de vorm van een PGB verleend.
  • 3.
    Het persoonsgebonden budget voor de in lid 1, onderdeel d, bedoelde sportrolstoel, of een andere sportvoorziening is mede bestemd als tegemoetkoming in aanschaf, het onderhoud, de reparaties en de aanpassingen van de voorziening voor een periode van 3 jaar en bedraagt maximaal € 2.890,-.
Hoofdstuk 7 - Slotbepalingen
Artikel 7.1 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van dit besluit indien de onverkorte toepassing van dit besluit tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden.
Artikel 7.2 Indexering
  • 1.
    De in dit besluit geldende bedragen kunnen jaarlijks door het college worden aangepast conform de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek, te rekenen over de periode oktober tot oktober.
  • 2.
    In afwijking van het vorige lid wordt het klanttarief van de aanvullend openbaar vervoerritten aangepast aan de prijsontwikkeling overeenkomstig de Openbaar Vervoertarieven.
Artikel 7.3 Citeertitel en inwerkingtreding
  • 1.
    Dit besluit kan worden aangehaald als 'Besluit maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2015’.
  • 2.
    Het ‘Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2014’ wordt ingetrokken.
  • 3.
    Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015 of de dag na bekendmaking indien de dag van bekendmaking na 1 januari 2015 ligt.
Purmerend, 23 december 2014

Burgemeester en wethouders van Purmerend,

de secretaris,

M.J.H. Smulders

de burgemeester,

D. Bijl

Toelichting Besluit Maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2015
Vanaf 1 januari 2015 treedt de Wmo 2015 in werking en worden gemeenten verantwoordelijk voor een belangrijk deel van de ondersteuning aan burgers die zelf onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie. De verantwoordelijkheid van de gemeente wordt uitgebreid met taken vanuit de landelijke Awbz (Algemene wet bijzondere ziektekosten).
In de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Purmerend 2015 zijn gemeentelijke keuzes vastgelegd. Deze keuzes worden verder uitgewerkt in de nadere regels en de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning. In dit Besluit maatschappelijke ondersteuning zijn de financiële regels voor de uitvoering van de Wmo 2015 opgenomen.
Dit Besluit is afgeleid van de landelijke AMvb “Uitvoeringsbesluit Wmo 2015”. In dit besluit zijn nadere regels gesteld om te borgen dat in alle gemeenten een uniforme systematiek voor het vaststellen van inkomens- en vermogensafhankelijke bijdragen in de kosten worden gehanteerd.
Hoofdstuk 1 – Algemene bepalingen
 
Artikel 1.1
Volgens artikel 1.1 van het Wmo besluit 2015 van de gemeente Purmerend kan het resultaat van een maatwerkvoorziening bestaan uit:
  • a.
    sociaal en persoonlijk functioneren;
  • b.
    ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden;
  • c.
    financiën;
  • d.
    dagbesteding (sociaal evt. arbeidsmatig);  
  • e.
    ondersteuning zelfzorg;
  • f.
    huisvesting;
  • g.
    kortdurend verblijf;
  • h.
    een woonvoorziening;
  • i.
    een vervoersvoorziening;
  • j.
    een rolstoel of andere hulpmiddelen.
 
De arrangementen vormen de invulling voor de maatwerkvoorziening voor eerdergenoemde resultaten. 2015 zal een overgangsjaar zijn, in het arrangement komt er een vast bedrag voor de in te zetten ondersteuning per 4 weken en wordt er een resultaat met de aanbieder en de cliënt afgesproken. Met de klant kan worden afgesproken welke activiteiten gedaan moeten worden. Wanneer er sprake is van de noodzaak voor ondersteuning – in de vorm van maatwerkvoorziening – wordt een aanvraag ingediend en ondersteuningsplan opgesteld. Onder ondersteuning wordt verstaan de diensten en producten die nodig zijn om de doelstellingen te behalen van de door de gemeente geformuleerde arrangementen. De diensten en producten worden geboden door de zorgaanbieders die zijn aanbesteed door de gemeente.
 
Nieuwe cliënten maar ook burgers die in 2015 geherindiceerd worden, gaan over in het model van arrangementen dat in de inkoop is afgesproken. Dit geldt zowel voor activiteiten rondom begeleiding, dagbesteding als voor hulp bij het huishouden en kortdurend verblijf.
 
Beschermd wonen
Voor beschermd wonen zal gelden dat de indicatie niet leidend zal zijn voor de financiering. Voor de financiering is leidend de daadwerkelijke zorg die wordt geleverd.
 
Voor het eerste halfjaar zal er m.b.t. de arrangementen met een lumpsumfinanciering worden gewerkt voor de 14 grootste aanbieders, met de overige 30 aanbieders zijn tariefafspraken gemaakt.
 
Hoofdstuk 2 – Bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening
Gemeenten dienen jaarlijks aan het CAK door te geven welke parameters zij gebruiken voor de berekening van de bijdragen in de kosten.
Er zijn 3 verschillende sectoren: VVT, GZ en GGZ. Om de bijdrage te kunnen berekenen voor nieuwe cliënten wordt voor 2015 het laagste tarief opgevoerd bij het CAK. Cliënten waarvan de AWBZ indicatie voor bovenstaande activiteiten doorloopt in 2015 noemt men overgangsklanten. Deze cliënten behouden voor 2015 het recht op de zorg en de bijdrage zoals die onder de AWBZ systematiek geldt. Onder het overgangsjaar leveren de zorgaanbieders aan de cliënten dus dezelfde producten en uren als in 2014. Dit betekent voor de bijdrage van de klant dat het CAK de bijdrage berekent conform wet- en regelgeving AWBZ, inclusief het uurtarief van 14,00 euro in 2014 en € 14,20 in 2015.
 
Artikel 2.1 / 2.2
De verstrekking is altijd gebaseerd op de kostprijs van een goedkoopst adequate voorziening. Er zijn vaak meerdere geschikte oplossingen, maar er wordt gekozen voor de oplossing die naar objectieve maatstaven de goedkoopste is. Indien aanvrager een duurdere voorziening wil (die eveneens adequaat is) komen de meerkosten voor rekening van aanvrager. In dergelijke situaties zal de verstrekking plaatsvinden in de vorm van een PGB gebaseerd op de goedkoopst adequate voorziening.
 
In het Uitvoeringsbesluit wordt in paragraaf 3 de bepaling van de bijdrage voor beschermd wonen beschreven. De gemeente heft een bijdrage voor deze maatwerkvoorziening en volgt daarmee de systematiek die in het Uitvoeringsbesluit is opgenomen.
Artikel 2.4 klanttarief aanvullend openbaar vervoer
In artikel 2.4 worden de tarieven aangegeven die een cliënt dient te betalen bij gebruikmaking van het collectief vervoer. Dit vervoerssysteem biedt vervoer van deur tot deur met behulp van auto’s en (rolstoel) busjes. Dit vervoerssysteem is alleen toegankelijk voor geïndiceerden (met begeleiders) en wordt door de gemeente ingekocht.
 
Hoofdstuk 3 – Persoonsgebonden budget (Pgb)
Het laagste tarief wordt gehanteerd voor de berekening van het Pgb bedrag in 2015. Hiermee wordt zoals beschreven in artikel 3.3, lid 1 uitgegaan van de goedkoopst adequate maatwerkvoorziening in natura (zie bijlage 1). Voor AWBZ cliënten die hun ondersteuning middels Pgb verzilveren en de indicatie nog doorloopt na 2015, geldt overgangsrecht. Budgethouders behouden hun recht op continuïteit van hun zorg tot het einde van de indicatie en uiterlijk tot 1 januari 2016. Deze Pgb houders kan geen korting worden opgelegd. Wijzigingen in het Pgb budget voordat de indicatie verloopt, kan uitsluitend na een gesprek met de cliënt en diens instemming met de wijziging.
 
Artikel 3.1 / 3.2
Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet. In hoofdstuk 3 volgt een verdere uitwerking van de bepalingen uit de verordening.
 
Artikel 3.3 lid 2
Geldt tevens voor beschermd wonen
 
Artikel 3.3 lid 3
Alfacheque
Het contract met Baanstede eindigt op 1 januari 2015. In het kader van het overgangsrecht ontvangen de cliënten tot en met 2,5 uur alsnog ondersteuning tot 1 juli 2015 in de vorm van de alfacheque. Cliënten met 3 uur of meer uren ondersteuning middels alfacheque, zullen worden herbeoordeeld in 2015.
  • a.
    De alfacheques worden per periode van 4 weken aan de rechthebbende verstrekt in een aantal dat gelijk is aan het aantal uren HbH waarvoor de rechthebbende in de betreffende periode is geïndiceerd.
  • b.
    Voor elk uur hulp dat de particuliere hulp daadwerkelijk huishoudelijke hulp verleent aan de rechthebbende, geeft de rechthebbende aan de particuliere hulp één alfacheque.
  • c.
    De particuliere hulp kan de ontvangen alfacheques eenmaal per periode van vier weken ter verzilvering aanbieden aan BaanStede.
 
Hoofdstuk 4 – woonvoorzieningen
 
Artikel 4.1 Woonvoorzieningen
De financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen is niet meer mogelijk in de Wmo 2015 omdat de nieuwe wet de mogelijkheid om een financiële tegemoetkoming te verstrekken niet meer voorkomt. In het overgangsrecht (art 8.9 Wmo) is opgenomen dat het recht op een voorziening dat onder de huidige wetgeving  is toegekend blijft bestaan. Bestaande cliënten houden dus recht op hun financiële tegemoetkoming. De bedragen voor deze groep zijn opgenomen in bijlage 1 Vergoedingenlijst PGB’s 2015.
 
Hoofdstuk 5 – Vervoersvoorzieningen
 
Artikel 5.1 Vervoersvoorzieningen
Zie toelichting artikel 4.1. tevens van toepassing op vervoersvoorzieningen.
De bedragen voor deze cliënten zijn opgenomen in bijlage 1 Vergoedingenlijst PGB’s 2015.
 
Bijlage 1 Vergoedingenlijst Pgb’s 2015
 
Resultaat
Pgb
  • a. Sociaal en persoonlijk functioneren
  • Maximaal 100% van het goedkoopste arrangementsbedrag
€ 36,27 per uur (p.u.)
€ 95,23 p.u. ZG Visueel
€ 40,83 p.u. ZG Auditief
  • b. Ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden
Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden, waar een eigen bijdrage voor is verschuldigd, bestaat uit twee varianten.
  • -
    De eerste variant heeft betrekking op de levering van hulp bij het huishouden door een particuliere hulp. De bij deze variant horende tarieven bedragen voor HbH 2 en HbH 3 ongeveer 75% van het natura-tarief. Voor HbH 1 wordt dit tarief gelijkgesteld aan de waarde van de alfacheque.
  • -
    De tweede variant heeft betrekking op de levering van hulp bij het huishouden door een professionele zorgaanbieder. De bij deze variant horende tarieven bedragen ongeveer 90% van het natura-tarief.
Het uurtarief behorende bij een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden door een particuliere hulp bedraagt:
HbH 1: € 14,00
HbH 2: € 18,40
HbH 3: € 19,40
 
Het uurtarief behorende bij een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden door een professionele organisatie bedraagt:
HbH 1: € 18,90
HbH 2: € 21,40
HbH 3: € 23,40
Het uurtarief behorende bij de alfacheque voor hulp bij het huishouden door een particuliere hulp bedraagt:
HbH 1: € 14,00
  • c. Financiën
Maximaal 100% van het goedkoopste arrangementsbedrag
€ 36,27 p.u
€ 95,23 p.u. ZG Visueel
€ 40,83 p.u. ZG Auditief
  • d. Dagbesteding (sociaal evt. arbeidsmatig)
Maximaal 100% van het goedkoopste arrangementsbedrag
€ 28,24 per dagdeel (p.d.)
€ 40,83 p.d. ZG Auditief
€ 40,83 p.d. Z.G. Visueel
  • e. Ondersteuning zelfzorg
  • Maximaal 100% van het goedkoopste arrangementsbedrag
€ 28,24 per dagdeel
€ 40,83 p.d. ZG Auditief
€ 40,83 p.d. Z.G. Visueel
  • f. Huisvesting
  • N.v.t.
 
N.v.t.
  • g. Kortdurend verblijf
  • De hoogte van het Pgb voor kortdurend verblijf bedraagt maximaal € 116,-, dit is inclusief overnachting en exclusief individuele en ondersteuning of dagbesteding
€ 116,- per etmaal
h-1. Een woonvoorziening
  •  
De hoogte van een Pgb voor een woonvoorziening is afhankelijk van het doel van de aanvraag en maximaal € 2.774,- of gelijk aan de prijs voor de goedkoopste adequate voorziening in natura.
  • i-1. Een vervoersvoorziening
  • .
     
De hoogte van het Pgb is de prijs van de goedkoopste voorziening in natura.
Voor taxikosten bedraagt het Pgb maximaal € 1.665,- p.jr.
Voor de rolstoeltaxi bedraagt het Pgb maximaal € 2.472,- p.jr.
 
Het Pgb voor de autoaanpassing bedraagt maximaal € 2.163,- indien de persoon met beperkingen geïndiceerd is voor het collectieve vervoersvoorziening maar niet in aanmerking wil komen voor de collectieve voorziening. Deze autoaanpassing kan alleen verstrekt worden in plaats van het collectief vervoer als deze voor een periode van minimaal 5 jaar adequaat geacht wordt. Voor deze Pgb is geen eigen bijdrage verschuldigd.
j. Een rolstoel of andere hulpmiddelen
  •  
De hoogte van het Pgb voor een rolstoel is de prijs van de goedkoopst adequate voorziening in natura.
De hoogte van het Pgb voor een sportrolstoel/voorziening bedraagt maximaal € 2.890,-.
  • a. Niet professionele zorgverlening
  •  
De hoogte van een Pgb waarmee een niet professionele zorgverlener met uitzondering van artikel 3.3 lid 3 wordt betaald, bedraagt maximaal € 20,- per uur overeenkomstig de AWBZ tarieven 2014.
  • b. Persoonlijke verzorging
€ 36,27 p.u.
€ 36,27 p.u. extra
€ 36,27 p.u. verzorging speciaal
 
Overgangsrecht financiële tegemoetkoming
h-2.Woonvoorzieningen
Bestaande cliënten houden het recht op hun financiële tegemoetkoming.
De financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten, waar een eigen aandeel voor is verschuldigd, bedraagt
a. € 2.774
b. € 4.161 voor personen die op verzoek van de gemeente een aangepaste woning vrijmaken.
 
De financiële tegemoetkoming voor woningsanering, waar een eigen aandeel voor is verschuldigd, bedraagt, wanneer het gaat om het vervangen van zachte door harde vloerbedekking, inclusief eventueel ondertapijt, egaliseren, legkosten, maximaal € 13,15 per vierkante meter.
 Voor woningsanering gelden de volgende afschrijvingstermijnen:
 - is een artikel nieuwer dan 2 jaar: 100% vergoeding
 - is een artikel 2-4 jaar oud: 75% vergoeding
 - is een artikel 4-6 jaar oud: 50% vergoeding
 - is een artikel 6-8 jaar oud; 25% vergoeding
 - is een artikel 8 jaar of ouder: geen vergoeding.
i-2. Vervoersvoorzieningen
Bestaande cliënten houden dus recht op hun financiële tegemoetkoming
De financiële tegemoetkoming die per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt maximaal
€ 1.434,- . Voor deze financiële tegemoetkoming is een eigen aandeel verschuldigd.
 
De financiële tegemoetkoming die per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een bruikleenauto bedraagt maximaal € 856,-. Voor deze financiële tegemoetkoming is een eigen aandeel verschuldigd.
 
 
 
Bijlage 2 Lijst Specialistische Zorgaanbieders
 
Lumpsum tot 1 juli 2015
Tariefafspraken
Heliomare
Cumulus Home B.V.
Het-Mennistenerf
Afasiecentrum Amsterdam
Odion
Altijd Zorg Aanwezig
Parnassia Groep
AristoZorg
Philadelphia Zorg
Dagbesteding De Ontmoeting
Prinsenstichting
Joost Zorgt
RIBW Zaanstreek Waterland West-Friesland
Leger des Heils
Stichting Enzo
Madeliefje Thuiszorg
Stichting Evean Zorg
Perspectief GZ
Stichting Hervormd Centrum Pennemes
Praktijk de Regenboog
Stichting Landzijde
Psygro B.V.
Stichting Odibaan
Raphaëlstichting
Stichting wonen en zorg purmerend
RegioZorgWest
Zorgcirkel
Saen Professionals
 
Sema Zorg BV
 
Sensa Zorg
 
TSN Thuiszorg Nederland
 
stichting MIES
 
Stichting Omring
 
Stichting PartiCura
 
Stichting WLG NH-Midden
 
Studio Witlof
 
SuS ondersteunende begeleiding
 
Thuiszorg La Vie!
 
ThuiszorgInHolland B.V.
 
Tzorg
 
ViVa! Zorggroep
 
Voorzet Arbeid BV
 
Waterlandswelzijn
 
WmoBuroFlo/ Leekerweide
  • 1.
    Nieuwe zorgaanbieders kunnen in de loop van 2015 instromen.
Landelijke aanbieders Zintuiglijke beperkingen (ZG)
Aanbieders ZG
Bartimeus
De Noorderbrug
Koninklijke Visio
Kalorama
De Gelderhorst
Robert Coppes
GGMD
Kentalis
 
Bijlage 3 Tarieven aanbieders
 
Algemeen 
  • 14 partijen zijn conform artikel 20.2 van de Deelovereenkomst met betrekking tot financiering in de periode van 1 januari 2015 tot 1 juli 2015 de volgende tarieven in bijgaande tabellen overeengekomen. Per 1 juli 2015 geschiedt de financiering met inachtneming van artikel 20.4 van de Deelovereenkomst. – obv arrangementen en geldende beschikkingen.
  • Voor de overige 30 aanbieders gelden de tarieven zoals opgenomen in de bijlage.
  • Lumpsumbedrag is inclusief vervoer. Vervoer is gebaseerd op het gebruik 2014 en tarieven 2014. De tariefskorting van 17% is niet van toepassing op de vervoerstarieven.
  • •.
    Vanaf 1 januari 2015 zijn gemeenten in het kader van de Wmo 2015 ook verantwoordelijk voor de ondersteuning van cliënten met een zintuiglijke beperking. Van de totale groep cliënten met een zintuiglijke beperking heeft een gering aantal cliënten behoefte heeft aan specialistische ondersteuning. Deze behoefte is er omdat deze mensen vaak, naast de zintuiglijke beperking, te maken hebben met andere (vaak verstandelijke en/of psychiatrische) beperkingen. Deze combinatie van beperkingen maakt het complex. Reguliere begeleiding volstaat bij deze cliënten niet, waardoor het vaak noodzakelijk is om specialistische begeleiding in te zetten door een zorgaanbieder gespecialiseerd in het werken voor en met mensen met een zintuiglijke handicap (ZG). Het aanbod van specialistische ondersteuning voor deze doelgroep wordt voor het grootste gedeelte door een beperkt aantal landelijke ZG-aanbieders in Nederland geleverd.
  •  
     
  • .
    Om de continuïteit van ondersteuning te kunnen waarborgen is in 2012 het besluit genomen door het ministerie van VWS en de VNG om voor deze specifieke groep, de mensen met een zintuiglijke beperking die deze specialistische vorm van ondersteuning nodig hebben, landelijke inkoopafspraken te maken. De Algemene Ledenvergadering van de VNG heeft op de ALV van 19 juni 2014 ingestemd met de mandatering aan de VNG van het sluiten van raamcontracten en het maken van afspraken met specialistische aanbieders.
  • .
    De belangrijkste redenen voor de landelijk inkoop zijn:
    • ».
      Er zijn maar weinig of helemaal geen cliënten per gemeente. Daardoor is het moeilijk voor een individuele gemeente om op dit terrein inkoop deskundigheid op te bouwen. Dat kan beter centraal opgebouwd worden.
    • ».
      Aanbieders van deze ondersteuning zijn niet in staat om afspraken te maken met individuele gemeenten (uitval van aanbod).
    • ».
      De doelgroep is dusdanig kwetsbaar en de begeleiding zo specialistisch dat gemeenten weinig mogelijkheden hebben om voor de doelgroep een ander gekanteld aanbod te organiseren.
Deze landelijke afspraken hebben alleen betrekking op de functies/producten waarover afspraken zijn gemaakt met de 8 landelijke aanbieders.
 
Naar boven