Sittard-Geleen, financiële verordening gemeente Sittard-Geleen
De Raad van de gemeente Sittard-Geleen,
Gezien het voorstel van het college van 4 november 2014, gemeenteblad 2014, nummer 109,
besluit:
Vast te stellen de
De geactualiseerd financiële verordening ex artikel 212 Gemeentewet, gemeente Sittard-Geleen
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepaling
In deze verordening wordt verstaan onder:
  • cluster: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;
  • inkomsten: totaal van de baten voor onttrekking reserves;
  • netto schuld: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;
  • overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;
  • programmalijn: onderdeel van een programma bestaande uit een samenstel van een aantal samenhangende producten of een enkel product van de productenraming en productenrealisatie. Onder de begrippen “programma” en “programmalijn” worden ook begrepen de aanduidingen “thema” respectievelijk “subthema” in de programmabegroting.
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 2. Programma-indeling
  • 1.
    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode met het vaststellen van de begroting een programma-indeling voor die raadsperiode vast.
  • 2.
    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op basis van de door het college aan de programma’s toegewezen producten met het vaststellen van de begroting de onderverdeling van de programma’s in programmalijnen vast.
  • 3.
    De raad stelt op voorstel van het college met het vaststellen van de begroting per programma relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de doelen en resultaten van het gemeentelijke beleid.
  • 4.
    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode met het vaststellen van de begroting vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.
Artikel 3. Planning- en controlcyclus
  • 1.
    De planning- en controlcyclus bestaat uit een jaarlijkse en een vierjaarlijkse cyclus.
  • 2.
    Voor aanvang van een begrotingsjaar stelt de raad, op voorstel van het college, een overzicht vast m.b.t. de jaarlijkse P&C-cyclus (spoorboekje). Hierin zijn in elk geval opgenomen de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de raad van de jaarstukken, de voorjaarsnota, de tussentijdse rapportages en de begroting met de meerjarenraming.
  • 3.
    In de P&C-cyclus worden de wettelijke termijnen en de gewenste voorbereidingstijd van vijf weken voor de raad in acht genomen.
  • 4.
    Uitgangspunten zijn een gelijktijdige behandeling van de voorjaarsnota, de jaarrekening en de eerste programmarapportage en verder een gelijktijdige behandeling van de begroting, de tweede programmarapportage en de belastingvoorstellen. In onvoorziene omstandigheden kan van deze uitgangspunten worden afgeweken.
  • 5.
    De vierjaarlijkse cyclus volgt de zittingsperiodes van de raad. Hierin komen aan de orde: coalitieprogramma, tussentijdse evaluatie van coalitieprogramma en verantwoording van coalitieprogramma.
Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken
  • 1.
    Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per programmalijn weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per programmalijn weergegeven.
  • 2.
    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.
  • 3.
    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.
  • 4.
    In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.
  • 5.
    De begroting en de jaarstukken bevatten een paragraaf subsidies met daarin een overzicht van de verstrekte subsidies aan instellingen en ondernemingen.
  • 6.
    De jaarstukken bevatten een paragraaf begrotingsrechtmatigheid waarin per programmalijn inzicht wordt gegeven in de verschillen tussen de raming na wijziging en de realisatie.
Artikel 5. Kaders begroting
  • 1.
    Het college biedt de raad een voorjaarsnota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze voorjaarsnota vast.
  • 2.
    In de ontwerpbegroting wordt in het onderdeel Algemene dekkingsmiddelen een post Onvoorzien opgenomen voor de begroting als geheel.
  • 3.
    De ramingen van onderhoudsbudgetten in de ontwerpbegroting worden gebaseerd op de meerjarige onderhoudsplannen.
Artikel 6. Autorisatie begroting en investeringskredieten
  • 1.
    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programmalijn.
  • 2.
    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.
  • 3.
    Het college informeert de raad vooraf als ze verwacht dat de lasten de geautoriseerde lasten of de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden of de baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft vervolgens aan of hij hiervoor een voorstel wil voor wijziging van het budget of een voorstel voor bijstelling van het beleid. Overschrijdingen tot € 50.000 op programmalijnniveau meldt het college in de eerstvolgende programmarapportage. Overschrijdingen boven de € 50.000 zijn niet toegestaan zonder een door de raad vastgestelde begrotingswijziging.
  • 4.
    Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.
  • 5.
    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 10 mln. informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.
Artikel 7. Tussentijdse programmarapportage
  • 1.
    Het college informeert de raad door middel van tussentijdse programmarapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste 4 maanden en de eerste 8 maanden van het lopende boekjaar.
  • 2.
    De programmarapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:
    • a.
      de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar programmalijnen;
    • b.
      het totale saldo van de baten en de lasten volgend uit onderdeel a;
    • c.
      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma; en
    • d.
      het resultaat, volgend uit de onderdelen b en c;
  • 3.
    alsmede de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.
  • 4.
    In de programmarapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten van programmalijnen en investeringskredieten in de begroting groter dan 1% toegelicht (met een minimum bedrag van € 50.000,--).
Artikel 8. Informatieplicht
Het college besluit niet over:
  • a.
    de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 5 mln.;
  • b.
    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 0,5 mln.; en
  • c.
    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,
dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen. Bij het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties kleiner dan € 0,5 mln. wordt volstaan met het raadplegen van de commissie EMSV.
Artikel 9. EMU-saldo
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 10. Waardering en afschrijving vaste activa
  • 1.
    Het college biedt de raad minstens eenmaal per 4 jaar een nota waardering en afschrijving vaste activa aan. De raad stelt deze nota vast.
  • 2.
    De nota bevat een onderverdeling in:
    • a.
      categorieën;
    • b.
      afschrijvingstermijnen en afschrijvingssystematiek per categorie;
    • c.
      waarderingsgrondslagen en activeringsgrondslagen.
Tevens wordt aangegeven op welke wijze de financiële gevolgen van activeringen worden toegerekend aan kostendragers.
Artikel 11. Voorziening voor oninbare vorderingen
  • 1.
    Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.
  • 2.
    Voor openstaande vorderingen betreffende:
    • a.
      onroerende zaakbelasting eigenaren;
    • b.
      precariobelasting;
    • c.
      hondenbelasting;
    • d.
      parkeerbelasting;
    • e.
      rioolheffing;
    • f.
      afvalstoffenheffing; en
    • g.
      bijstandsvertrekking,
wordt, met uitzondering van individuele vorderingen groter dan € 50.000, een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het gemiddeld oninbaarheidspercentage van de afgelopen drie jaren.
Artikel 12. Reserves en voorzieningen
  • 1.
    Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:
    • a.
      de vorming en besteding van reserves;
    • b.
      de vorming en besteding van voorzieningen; en
    • c.
      de rentetoerekening aan reserves en voorzieningen.
  • 2.
    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:
    • d.
      het specifieke doel van de reserve;
    • e.
      de voeding van de reserve;
    • f.
      de maximale hoogte van de reserve; en
    • g.
      de maximale looptijd.
  • 3.
    Indien een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.
Artikel 13. Kostprijsberekening
  • 1.
    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.
  • 2.
    Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.
  • 3.
    Voor de inzet van materiële activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen. De rentepercentages voor deze vergoeding worden bij de behandeling van de begroting vastgesteld.
Artikel 14. Prijzen economische activiteiten
  • 1.
    Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.
  • 2.
    Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.
  • 3.
    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
  • 4.
    Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:
    • a.
      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;
    • b.
      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;
    • c.
      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;
    • d.
      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;
    • e.
      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;
    • f.
      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en
    • g.
      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.
Artikel 15. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
  • 1.
    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rechten, heffingen en leges.
  • 2.
    Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten. De raad stelt deze nota vast.
  • 3.
    De besluiten van het college voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van prijzen worden ter kennisneming aan de raad aangeboden.
Artikel 16. Financieringsfunctie
  • 1.
    Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:
    • a.
      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden vier prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;
    • b.
      het uitzetten van overtollige middelen buiten de schatkist gebeurt uitsluitend bij financiële instellingen die minimaal voldoen aan de voorwaarden die zijn benoemd in de ministeriële Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo);
    • c.
      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden;
    • d.
      de financieringsfunctie heeft bij de gemeente als primair doel het financiële risicobeheer.
  • 2.
    Het college informeert de raad vooraf als de wettelijke kasgeldlimiet, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet financiering decentrale overheden, of de wettelijke renterisiconorm, bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet financiering decentrale overheden, dreigt te worden overschreden.
  • 3.
    Het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal wordt uitsluitend gedaan uit hoofde van de publieke taak.
  • 4.
    Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke verstrekkingen van leningen, verstrekkingen van garanties en verstrekking van risicodragend kapitaal.
  • 5.
    Bij het verstrekken van een garantie wordt een voorziening ten laste van de begroting gevormd ter grote van het risico dat de gemeente met de garantie loopt. Als in de begroting niet is voorzien in budget voor deze voorziening dan doet het college vooraf aan de garantieverlening een voorstel aan de raad voor een begrotingswijziging.
  • 6.
    Het college mag achtervangovereenkomsten aangaan met het Waarborgfonds Sociale Woningbouw voor leningen opgenomen door in de gemeente werkzame woningcorporaties.
Hoofdstuk 4. Paragrafen
Artikel 17. Lokale heffingen
  • 1.
    Bij de begroting neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
    • a.
      de kostendekkendheid van de heffingen;
    • b.
      het volume en bedrag aan kwijtscheldingen;
    • c.
      de (ontwikkeling van de) lastendruk voor woningen en niet woningen.
  • 2.
    Bij de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
    • d.
      het volume en bedrag aan kwijtscheldingen.
Artikel 18. Financiering
In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
  • a.
    de kasgeldlimiet;
  • b.
    de renterisiconorm;
  • c.
    de schulden met een looptijd korter dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;
  • d.
    de schulden met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage (in een aparte bijlage);
  • e.
    de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar;
  • f.
    de rentevisie;
  • g.
    de limieten voor het aantrekken van korte en lange financieringsmiddelen.
Artikel 19. Weerstandsvermogen & risicobeheersing
  • 1.
    In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
    • a.
      de solvabiliteitsratio;
    • b.
      de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;
    • c.
      de ontwikkeling van de netto schuld als percentage van de gemeentelijke inkomsten;
    • d.
      de ontwikkeling van de som van de voorraden bouwgrond, de voorraden onderhanden werk en overige voorraden als percentage van de gemeentelijke inkomsten;
    • e.
      de ontwikkeling van de som van de leningen aan derden en de leningen aan verbonden partijen als percentage van de gemeentelijke inkomsten.
  • 2.
    Voor het in beeld brengen van de weerstandscapaciteit van de gemeente wordt beoordeeld of de gemeente bij een risicoscenario de schuldverplichtingen in de toekomst kan blijven nakomen zonder dat de uitgaven aan en de investeringen in noodzakelijke publieke voorzieningen in de knel komen.
Artikel 20. Onderhoud kapitaalgoederen
  • 1.
    Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
    • a.
      de voortgang van het geplande onderhoud;
    • b.
      de omvang van het achterstallig onderhoud.
  • 2.
    Het college biedt de raad tenminste eens in de 4 jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.
  • 3.
    Het college biedt de raad tenminste eens in 4 jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.
  • 4.
    Het college biedt de raad tenminste eens in de 4 jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.
Artikel 21. Bedrijfsvoering
In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
  • a.
    de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand, het ziekteverzuim en de loonkosten;
  • b.
    de inzet van externe adviseurs, ingehuurde capaciteit van derden, huisvesting en informatie- en communicatietechniek;
  • c.
    de onderzoeken naar doelmatigheid en doeltreffendheid bedoeld in artikel 213a Gemeentewet.
Artikel 22. Verbonden partijen
  • 1.
    Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
    • a.
      bestaande en nieuwe verbonden partijen;
    • b.
      het beëindigen van bestaande verbonden partijen;
    • c.
      het wijzigen van bestaande verbonden partijen.
  • 2.
    Van elk van de verbonden partijen wordt minimaal weergegeven:
    • d.
      de naam en vestigingsplaats;
    • e.
      het openbaar belang dat wordt gediend;
    • f.
      mutaties in het belang van de gemeente;
    • g.
      het eigen- en vreemd vermogen;
    • h.
      het resultaat.
Artikel 23. Grondbeleid
  • 1.
    In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
    • a.
      het verloop van de grondvoorraad;
    • b.
      de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;
    • c.
      de belangrijkste financiële ontwikkelingen zoals verlies- / winstverwachtingen;
    • d.
      de relaties van het grondbeleid met de programma's.
  • 2.
    Het college biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:
    • e.
      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;
    • f.
      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;
    • g.
      het verloop van de grondvoorraad;
    • h.
      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden;
    • i.
      de uitgifte van gronden in erfpacht en de bijstelling van
    • j.
      erfpachtvergoedingen;
    • k.
      het financieel perspectief;
    • l.
      het risicoprofiel.
Artikel 24. Verstrekking subsidies
  • 1.
    Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een kadernota subsidiebeleid aan. De raad stelt deze nota vast.
  • 2.
    In de nota worden uitgangspunten geformuleerd voor:
    • a.
      het subsidiebeleid;
    • b.
      de juridische, financiële en procesmatige randvoorwaarden;
    • c.
      de feitelijke toepassing van subsidies, subsidievormen, subsidiegrondslagen, subsidievoorwaarden en het subsidieproces.
  • 3.
    In de paragraaf subsidies bij de begroting en de jaarstukken geeft het college een overzicht van de subsidies aan instellingen en ondernemingen.
Artikel 25. Begrotingsrechtmatigheid
  • 1.
    In de jaarstukken wordt in de paragraaf begrotingsrechtmatigheid per programmalijn inzicht gegeven in de verschillen tussen de raming na wijziging en de realisatie, e.e.a. voor zover de kostenoverschrijdingen op programmalijnniveau groter zijn dan 1 % van de begrote lasten en tenminste € 50.000 bedragen.
  • 2.
    Begrotingsoverschrijdingen worden als onrechtmatig gemarkeerd en worden nader gerubriceerd naar de overschrijdingscategorieën zoals die zijn opgenomen in het protocol voor de accountantscontrole.
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer
Artikel 26. Administratie
  • 1.
    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
    • a.
      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de clusters;
    • b.
      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, verplichtingen, schulden, contracten, enz.;
    • c.
      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;
    • d.
      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de doelen en resultaten van het gemeentelijke beleid;
    • e.
      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en
    • f.
      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.
  • 2.
    Onder administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.
Artikel 27. Financiële organisatie
Het college draagt zorgt voor:
  • 1.
    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de clusters;
  • 2.
    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;
  • 3.
    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;
  • 4.
    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;
  • 5.
    de te maken afspraken met de clusters over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;
  • 6.
    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productenraming en de productenrealisatie;
  • 7.
    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;
  • 8.
    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en
  • 9.
    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.
Artikel 28. Interne controle
  • 1.
    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
  • 2.
    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de voorraden, de waardepapieren, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.
Hoofdstuk 6. Slotbepalingen
Artikel 29. Intrekken oude verordening en overgangsrecht
De Financiële verordening gemeente Sittard-Geleen wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt (2014) en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt (2015).
Artikel 30. Inwerkingtreding en citeertitel
  • 1.
    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
  • 2.
    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Sittard-Geleen.
 

Aldus besloten door de raad der gemeente Sittard-Geleen in zijn vergadering van 18 november 2014.

De griffier, drs. J. Vis

De voorzitter, drs. G.J.M. Cox

Naar boven