Gemeente Stadskanaal: Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal 2015
Burgemeester en wethouders van de gemeente Stadskanaal
gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal 2015;
b e s l u i t :
vast te stellen de navolgende "Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal 2015".
HOOFDSTUK 1 Begripsomschrijvingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
  • 1.
    autoaanpassing: aanbrengen van extra faciliteiten ten opzichte van de referentieauto;
  • 2.
    Besluit maatschappelijke ondersteuning: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;
  • 3.
    eigen aandeel: het ten eigen laste van de gerechtigde blijvende deel van de kosten van een voorziening waarvoor een financiële tegemoetkoming is verleend;
  • 4.
    eigen bijdrage: het bedrag dat een gerechtigde op een individuele voorziening moet betalen;
  • 5.
    financiële tegemoetkoming: een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat;
  • 6.
    kale huur: de bruto huurprijs minus servicekosten en kosten nutsvoorzieningen;
  • 7.
    mandataris: degene aan wie een mandaat is verleend;
  • 8.
    Ondersteuning Zelfredzaamheid (OZ): ondersteuning bij de regie op zelfredzaamheid en/of de participatie in de leefsituatie;
  • 9.
    Persoonsgebonden Budget (PGB): een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken resultaat, als alternatief voor een voorziening in natura;
  • 10.
    PGB-OZ: een geldbedrag waarmee een aanvrager ondersteuning bij de regie op zelfredzaamheid en/of de participatie in de leefsituatie kan inkopen waarbij niet aan alle door de gemeente gestelde kwaliteitseisen behoeft te worden voldaan;
  • 11.
    PGB-OZ plus: een geldbedrag waarmee een aanvrager ondersteuning bij de regie op zelfredzaamheid en/of de participatie in de leefsituatie kan inkopen waarbij wordt voldaan aan de door de gemeente gestelde kwaliteitseisen;
  • 12.
    woningaanpassing: ingreep van bouwkundige of woontechnische aard.
HOOFDSTUK 2 Bijzondere regels over het PGB
Artikel 2 Regels rond de verstrekking
  • 1.
    Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een PGB vindt plaats op verzoek van de aanvrager of diens wettelijke vertegenwoordiger.
  • 2.
    Verstrekking als PGB vindt niet plaats indien het vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een PGB.
  • 3.
    Aanvragers kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder of voorziening duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod.
  • 4.
    Vertegenwoordigers, tussenpersonen en belangenbehartigers worden niet uit het PGB betaald.
  • 5.
    Voor algemene voorzieningen wordt geen PGB verstrekt.
  • 6.
    Er wordt geen bedrag aan de aanvrager uitgekeerd, waaruit de budgethouder zelf betalingen kan doen; er wordt hem een bedrag ter besteding beschikbaar gesteld. Namens het college worden door de Sociale Verzekeringsbank betalingen verricht.
Artikel 3 Verstrekkingen in natura
  • 1.
    Kortdurende ondersteuning bij de regie op zelfredzaamheid en/of de participatie in de leefsituatie wordt uitsluitend verstrekt in natura.
  • 2.
    Woonvoorzieningen die uitsluitend in natura worden verstrekt, zijn:
      • a.
        kleine woonvoorzieningen vanaf € 500,00 tot en met € 1.000,00;
      • b.
        (mobiele) tilliften;
      • c.
        stoelliften;
      • d.
        trapliften.
  • 3.
    De collectieve vraagafhankelijke vervoersvoorziening wordt uitsluitend verstrekt in natura.
Artikel 4 Hoogte PGB
  • 1.
    Het tarief voor een PGB:
      • a.
        is gebaseerd op een opgesteld plan over hoe de budgethouder het PGB gaat besteden;
      • b.
        is toereikend om effectieve en kwalitatief goede ondersteuning in te kopen;
      • c.
        bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening zoals kan worden ingekocht in de markt;
      • d.
        waarmee iemand uit het sociale netwerk wordt bekostigd is een vast bedrag per uur of dagdeel of dag.
  • 2.
    De kostprijs van een voorziening en PGB wordt bepaald:
      • a.
        door een aanbesteding;
      • b.
        na een consultatie in de markt, of
      • c.
        in overleg met de aanbieder.
  • 3.
    Als de verstrekking in natura een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd.
  • 4.
    Het tarief voor een PGB is een percentage van de kostprijs van de voorziening en kan zijn opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten.
Artikel 5 PGB en het sociaal netwerk
Het verstrekken van een PGB voor de inzet van een persoon uit het sociale netwerk is alleen mogelijk als:
  • a.
    de aanvrager motiveert welk gedeelte van de informele hulp zou moeten worden uitbetaald en waarom;
  • b.
    er geen adequate zorg in natura voor deze hulp beschikbaar is;
  • c.
    de persoon die de hulp verricht, ten minste 18 jaar oud is;
  • d.
    de persoon die de hulp verricht, heeft aangegeven dat de zorg aan de belanghebbende voor hem niet tot overbelasting leidt.
Artikel 6 Verantwoording budgethouder
De budgethouder van een PGB overlegt in ieder geval:
  • a.
    de zorg- of arbeidsovereenkomst met de zorgverlener, en/of
  • b.
    desgevraagd alle documenten die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van een verantwoordingsonderzoek.
HOOFDSTUK 3 Eigen bijdrage en eigen aandeel, meerkosten en financiële vergoeding
Artikel 7 Eigen bijdrage en eigen aandeel
  • 1.
    Er wordt, tenzij anders is aangegeven, een eigen bijdrage of eigen aandeel gevraagd bij de verstrekking van een individuele voorziening.
  • 2.
    De in een kalenderjaar verschuldigde eigen bijdrage en eigen aandeel in de kosten van maatschappelijke ondersteuning is overeenkomstig het bepaalde in het Besluit maatschappelijke ondersteuning.
  • 3.
    Het Centraal Administratie Kantoor bepaalt de hoogte van de eigen bijdrage en regelt de inning ervan.
Artikel 8 Meerkosten en financiële tegemoetkoming
  • 1.
    Op aanvraag kan een financiële tegemoetkoming voor aannemelijke meerkosten worden verstrekt.
  • 2.
    De tegemoetkoming hoeft niet kostendekkend te zijn.
  • 3.
    De tegemoetkoming wordt rechtstreeks aan de aanvrager betaald, en hiervan wordt geen eigen aandeel afgetrokken.
HOOFDSTUK 4 Woonvoorzieningen
Artikel 9 Vaststelling PGB/financiële tegemoetkoming woonvoorzieningen
  • 1.
    De te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit een PGB of financiële tegemoetkoming.
  • 2.
    Indien de woonvoorziening wordt verstrekt, als woningaanpassing, kan hieronder mede worden verstaan de uitvoeringskosten voor het treffen van voorzieningen van niet-woontechnische aard voor onderhoud, keuring en reparatie, tijdelijke huisvesting en huurderving.
  • 3.
    Als een woonvoorziening wordt verstrekt, is altijd een gereedmelding noodzakelijk. De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling.
Artikel 10 Financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten
Het forfaitair bedrag voor verhuis- en inrichtingskosten bedraagt:
  • a.
    € 1.891,00 wanneer het een belanghebbende betreft die op advies van het college naar een geschikte woning verhuist;
  • b.
    € 4.307,00 wanneer het een persoon betreft die op verzoek van de gemeente ten behoeve van een belanghebbende met beperkingen, zijn woonruimte, bestemd voor permanente bewoning, heeft vrijgemaakt.
Hiervan wordt geen eigen aandeel afgetrokken.
Artikel 11 Bedrag PGB/financiële tegemoetkoming voor woonvoorziening
  • 1.
    Het PGB of financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening is gelijk aan het bedrag van de door het college geaccepteerde offerte, en overstijgt de werkelijk gemaakte kosten niet.
  • 2.
    De financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een woonruimte, bedraagt maximaal € 2.000,00. Hiervan wordt geen eigen aandeel afgetrokken.
  • 3.
    Het bedrag voor onderhoud, keuring en reparatie van een woonvoorziening wordt bepaald door de werkelijk gemaakte kosten. Een keuring wordt volgens de minst vereiste periodiciteit voor de betreffende voorziening uitgevoerd.
  • 4.
    Het bedrag voor tijdelijke huisvesting in geval van dubbele woonlasten wordt bepaald door de werkelijk gemaakte kosten per maand met een maximum van € 500,00 per maand voor het betrekken van zelfstandige en € 300,00 per maand voor het betrekken van niet-zelfstandige woonruimte gedurende een periode van maximaal zes maanden. Hiervan wordt geen eigen bijdrage of eigen aandeel afgetrokken.
  • 5.
    Het bedrag voor derving van huurinkomsten bij huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte is gebaseerd op de kale huur van de woonruimte over een periode van maximaal zes maanden.
  • 6.
    Bij verkoop van de woning waarin een voorziening is aangebracht binnen een periode van tien jaar hieraan voorafgaand, dient de kostprijs minus de eigen bijdrage te worden terugbetaald volgens het afschrijvingsschema:
    • a.
      eerste en tweede jaar : 100% van het bedrag;
    • b.
      derde en vierde jaar : 80% van het bedrag;
    • c.
      vijfde en zesde jaar : 60% van het bedrag;
    • d.
      zevende en achtste jaar : 40% van het bedrag;
    • e.
      negende en tiende jaar : 20% van het bedrag.
  • 7.
    Indien een voorziening het noodzakelijk maakt dat extra grond moet worden verworven, kan een bijdrage worden verleend op basis van een maximaal aantal vierkante meters volgens het volgende schema:
    • a.
      Per vertrek in een zelfstandige woning:
      Soort vertrek
      Aantal vierkante meters waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek
      Aantal vierkantie meters waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek
      Zit-/ slaapkamer
      18
      8
      Woonkamer
      30
      6
      Keuken
      10
      4
      Eenpersoonsslaapkamer
      10
      4
      Tweepersoonsslaapkamer
      18
      4
      Toiletruimte
      2
      1
      Badkamer:
       
       
      - wastafelruimte
      2
      1
      - doucheruimte
      3
      2
      Entree/gang/hal (eigenopgang)
      5
      2
      Berging
      6
      4
    • b.
      Per verhard pad tussen ingang woonruimte en openbare weg en/of berging/tuinpoort: 20.
HOOFDSTUK 5 Vervoersvoorzieningen
Artikel 12 Vaststelling PGB vervoersvoorzieningen
  • 1.
    Het PGB voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld op basis van de (tegen)waarde van de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief onderhoud, reparatie en verplichte verzekeringen.
  • 2.
    Het PGB voor een vervoersvoorziening kan worden verstrekt in de vorm van aankoop of huur.
  • 3.
    Het PGB voor een vervoersvoorziening die door de budgethouder wordt aangeschaft, wordt vastgesteld op basis van de waarde van de geldende prijsafspraak met de door de gemeente gecontracteerde leverancier.
  • 4.
    Het PGB voor een vervoersvoorziening in huur wordt vastgesteld op basis van de waarde van de huurprijs, zoals die door het college aan de door de gemeente gecontracteerde leverancier zou worden betaald.
Artikel 13 Financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen
Het forfaitair bedrag dat per jaar wordt verstrekt voor de kosten van het gebruik van een vervoersvoorziening, bedraagt:
  • a.
    voor gebruik van een (eigen) auto: € 399,00, dit is het geïndexeerde bedrag, gebaseerd op het tarief van 2012, zijnde 2.000 km à € 0,19;
  • b.
    voor gebruik van een (rolstoel)taxi: € 399,00, dit is het geïndexeerde bedrag, gebaseerd op het tarief van 2012, zijnde 2.000 km à € 0,19.
Hiervan wordt geen eigen aandeel afgetrokken.
Artikel 14 Collectief vervoer
  • 1.
    Voor het recht op het gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer (RegioTaxiPlus) wordt de pashouder een jaarlijkse bijdrage van € 0,00 in rekening gebracht.
  • 2.
    Bij gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer (RegioTaxiPlus) voor pashouders kan per rit maximaal 22 kilometer of naar een specifieke puntbestemming worden gereisd tegen het RegioTaxiPlus pashouderstarief. Per kalenderjaar kan maximaal 2.000 kilometer worden gereisd tegen het gereduceerd tarief.
  • 3.
    Het eigen aandeel bij gebruik van de vraagafhankelijke collectieve vervoersvoorziening (RegioTaxiPlus) bedraagt:
      • a.
        een opstaptarief van € 2,21 per rit;
      • b.
        bij vervoer tot en met 22 kilometer of naar een specifieke puntbestemming € 0,33 per kilometer;
      • c.
        bij vervoer boven 22 kilometer het door vervoerder in rekening gebrachte kilometertarief voor de pashouder, en eventuele meereizende gezamenlijk.
  • 4.
    Wanneer de pashouder is aangewezen op noodzakelijke begeleiding tijdens de reis, dan mag de begeleider gratis meereizen. (Klein)kinderen tot twaalf jaar van de pashouder mogen gratis meereizen, en huisgenotenpashouders kunnen meereizen tegen hetzelfde tarief als de pashouder. Meereizenden moeten op dezelfde plaats in- en uitstappen als de pashouder.
Artikel 15 Individueel vervoer
  • 1.
    De gemeente hanteert voor een individuele vervoersvoorziening een gebruiksduur van zeven jaar.
  • 2.
    De financiële tegemoetkoming voor aanschaf, onderhoud, reparatie en verzekering van een sportrolstoel bedraagt € 2.627,00. Dit bedrag is forfaitair en wordt eenmaal per drie jaar verstrekt. Hiervan wordt geen eigen aandeel afgetrokken.
  • 3.
    De financiële tegemoetkoming voor aanpassing van de eigen auto, die niet ouder is dan drie jaar, bedraagt maximaal € 2.000,00. Het bedrag wordt maximaal eens per vijf jaar verstrekt en hiervan wordt geen eigen aandeel afgetrokken.
Artikel 16 Beëindigen van niet-gebruik
  • 1.
    Een individuele vervoersvoorziening dient binnen de vastgestelde periode van gebruiksduur aan de gemeente te worden overgedragen dan wel de restwaarde ervan vergoed, zodra:
      • a.
        vaststaat dat de aanvrager de voorziening niet meer gebruikt;
      • b.
        de aanvrager is overleden, de verplichting rust dan op de erfgenamen;
      • c.
        de aanvrager is verhuisd, tenzij de nieuwe woongemeente de verstrekking overneemt.
  • 2.
    Indien vanwege medische redenen binnen de vastgestelde periode van gebruiksduur opnieuw eenzelfde soort vervoersvoorziening wordt aangevraagd in de vorm van een PGB, dan vindt eventuele verstrekking plaats onder inhouding van het bedrag van de restwaarde van de eerder verstrekte voorziening.
  • 3.
    De restwaarde van de individuele vervoersvoorziening wordt als volgt bepaald:
      • a.
        in het eerste jaar 85% van het bedrag PGB;
      • b.
        in het tweede jaar 70% van het bedrag PGB;
      • c.
        in het derde jaar 55% van het bedrag PGB;
      • d.
        in het vierde jaar 40% van het bedrag PGB;
      • e.
        in het vijfde jaar 25% van het bedrag PGB;
      • f.
        in het zesde jaar 10% van het bedrag PGB.
  • 4.
    Een ondersteuningsbehoevende ontvangt na het spontaan en vrijwillig inleveren van een toegekende individuele vervoersvoorziening wegens sporadisch gebruik éénmalig een forfaitair bedrag inleverpremie van € 75,00. Aanspraak op de inleverpremie geldt bij een Wmo-indicatie met een geldigheid van ten minste zes maanden na de datum van inlevering en geldt niet bij beëindiging van het gebruik van de vervoersvoorziening op grond van lid 1 en lid 2 van dit artikel. Van de inleverpremie wordt geen eigen bijdrage of eigen aandeel afgetrokken.
HOOFDSTUK 6 Begeleiding en ondersteuning zelfredzaamheid en/of participatie
Artikel 17 Vaststelling PGB ondersteuning zelfredzaamheid en/of participatie in de leefsituatie
  • 1.
    Het bruto totaalbedrag PGB voor ondersteuning bij de regie op zelfredzaamheid en/of de participatie in de leefsituatie wordt bepaald op basis van geïndiceerde activiteiten.
  • 2.
    Het netto bedrag PGB is het bruto bedrag PGB, verminderd met de eigen bijdrage.
  • 3.
    Het bruto bedrag PGB voor ondersteuning bij de regie op zelfredzaamheid en/of de participatie in de leefsituatie bedraagt per uur:
     
    PGB
    Kwaliteit
    Hoogte PGB
    Bedrag
    a.
    PGB-OZ
    Opgeleid
    150% minimumloon inclusief vakantiegeld
    € 15,42
    b.
    PGB-OZ plus
    Opgeleid
    Werkzaam voor (thuiszorg)instelling
    Gelijk aan laagste tarief Zorg in natura
    € 23,80
    c.
    Het uurtarief voor hulp door een persoon uit het sociale netwerk bedraagt maximaal 125% van het wettelijk minimuloon, inclusief vakantiegeld.
    € 12,85
Artikel 18 Kortdurende ondersteuning zelfredzaamheid
Kortdurende ondersteuning bij de regie op zelfredzaamheid in de leefsituatie wordt voor maximaal vier weken verstrekt.
Er wordt geen drempelbedrag gehanteerd en er wordt geen eigen bijdrage gevraagd.
Artikel 19 Groepsbegeleiding
  • 1.
    Dagbesteding kan worden verstrekt als:
      • a.
        de aanvrager als gevolg van een beperking onvoldoende zelfredzaam is om een dagbesteding voor zichzelf of met behulp van zijn netwerk te organiseren;
      • b.
        er sprake is van een dermate complexe beperking, dat gedurende de dagbesteding directe nabijheid van gespecialiseerde zorg, ondersteuning en/of toezicht nodig is.
  • 2.
    De voorziening wordt vastgesteld in dagdelen. Een dagdeel staat gelijk aan maximaal vier aaneengesloten uren. Het maximum is negen dagdelen, dat gelijk is aan een gebruikelijke 36-urige werkweek.
Artikel 20 Individuele begeleiding
Gespecialiseerde individuele begeleiding kan worden verstrekt als:
  • a.
    er bij de aanvrager sprake is van een complexe ondersteuningsvraag, blijkend uit de noodzaak tot inzet van specialistische individuele begeleiding;
  • b.
    er bij het functioneren sprake is van risico voor hemzelf of diens omgeving;
  • c.
    toezicht nodig is.
Artikel 21 Kortdurend verblijf
Een aanvrager kan gedurende maximaal drie etmalen per week in aanmerking komen
voor kortdurend verblijf als deze:
  • a.
    is aangewezen op ondersteuning met permanent toezicht;
  • b.
    de mantelzorger door het overstijgen van het gebruikelijke, redelijkerwijs van hem te verwachten toezicht overbelast dreigt te worden.
Artikel 22 Opvang en beschermd wonen
  • 1.
    Opvang en beschermd wonen kan worden verstrekt als:
      • a.
        aanvrager zich niet kan handhaven in de samenleving als gevolg van psychische of psychosociale problemen;
      • b.
        aanvrager de thuissituatie, al dan niet in verband met risico’s voor veiligheid, heeft verlaten;
      • c.
        aanvrager niet beschikt over alternatieven die de noodzaak voor opvang en beschermd wonen kunnen opheffen;
      • d.
        voor zover aanvrager deze problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met behulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen;
      • e.
        de voorziening een passende bijdrage levert in de behoefte aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin aanvrager in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
  • 2.
    In geval van mandatering wordt deze voorziening verstrekt overeenkomstig de Verordening maatschappelijke ondersteuning Stadskanaal 2015, het Besluit maatschappelijke ondersteuning 2015, de regels omtrent het PGB in relatie tot beschermd wonen, de regels voor bijdrage in de kosten van beschermd wonen en de beleidsregels van de mandataris.
HOOFDSTUK 7 Kwaliteit, advisering en verstrekking
Artikel 23 Waardering mantelzorgers
  • 1.
    De jaarlijkse blijk van waardering van mantelzorgers in de gemeente bestaat uit:
      • a.
        de viering van de dag van de mantelzorger;
      • b.
        een in overleg met de mantelzorgers en hun organisaties vorm te geven informatie- en ondersteuningsbijeenkomst.
  • 2.
    Mantelzorgers kunnen aangeven voor de jaarlijkse blijk van waardering in aanmerking te willen komen.
Artikel 24 Toezicht
De door het college aangewezen toezichthoudend ambtenaar betrekt bij de uitvoering van zijn taak in elk geval:
  • a.
    de geldende wet- en regelgeving;
  • b.
    de daarvan afgeleide veldnormen van de koepelorganisaties en beroepsverenigingen;
  • c.
    de binnen de sector gehanteerde richtlijnen en kwaliteitssystemen.
Artikel 25 Verplicht advies
Het bedrag waarboven in ieder geval advies van een daartoe aangewezen adviesinstantie moet worden gevraagd, bedraagt € 10.000,00.
Artikel 26 Drempelbedrag verstrekking
Een voorziening tot een bedrag van € 500,00 wordt niet verstrekt. 
Artikel 27 Second opinion
  • 1.
    Wanneer de belanghebbende het niet eens is met de door de gemeente aangewezen voorziening, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om een second opinion bij een niet bij de aanvraag betrokken deskundige aan te vragen, voordat er een definitief besluit wordt genomen. De second opinion zal worden opgevraagd bij een onafhankelijk indicatieorgaan dat niet eerder bij deze aanvraag betrokken is geweest.
  • 2.
    Voor de aanvraag van een second opinion wordt een bedrag van € 90,00 bij de belanghebbende in rekening gebracht. Wanneer de voorziening alsnog conform de vraag van de belanghebbende wordt toegekend, wordt dit bedrag terugbetaald.
  • 3.
    Wanneer de second opinion afwijkt van de eerder aangewezen voorziening, zal het tweede advies bindend zijn.
HOOFDSTUK 8Slotbepalingen
Artikel 28 Bedragen "Tarieven Wmo 2015"
De beslissingsbevoegdheid van deze Nadere regels is een taak van het college. Voor de ontbrekende van toepassing zijnde bedragen wordt verwezen naar de bijlage van dit besluit: "Tarieven Wmo 2015".
Artikel 29 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van dit besluit indien toepassing van dit besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 30 Inwerkingtreding
  • 1.
    Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.
  • 2.
    Met de inwerkingtreding wordt het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal 2012, vastgesteld op 1 mei 2012, ingetrokken.
    3. Met de inwerkingtreding worden de Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal 2012, vastgesteld op 1 mei 2012, ingetrokken.
Artikel 31 Citeertitel
Dit besluit kan worden aangehaald als "Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal 2015".
Aldus vastgesteld in de vergadering van 23 december 2014.
Burgemeester en wethouders
 
de heer L.J. Zwartsenburg
de heer R.P. Plieger
locosecretaris
locoburgemeester
Naar boven