Verordening BI-zone Centrum Goirle 2015 + tarieventabel 2015
 
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
  • a.
    BI-zone: het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven. Het aangewezen gebied is vermeld op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart;
  • b.
    De wet: de Experimentenwet BI-zones;
  • c.
    Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente;
  • d.
    Uitvoeringsovereenkomst: de tussen de gemeente Goirle en stichting BIZ Centrum Goirle gesloten Uitvoeringsovereenkomst van 30-09-2014.
 
Artikel 2 Aanwijzing stichting
De stichting BIZ Centrum Goirle (hierna: de stichting) wordt aangewezen als stichting als bedoeld in artikel 7 van de wet.
 
Hoofdstuk II Belastingbepalingen
Artikel 3 Aard van de belasting
Onder de naam "BIZ-bijdrage" wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone.
 
Artikel 4 Belastbaar feit en belastingplicht
  • 1.
    De BIZ-bijdrage wordt gedurende een periode van 3 jaren jaarlijks geheven ter zake van binnen de BI-zone gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen.
  • 2.
    De BIZ-bijdrage wordt geheven van degenen die bij het begin van het kalenderjaar in de BI-zone gelegen onroerende zaken al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken.
  • 3.
    Voor de toepassing van het tweede lid wordt:
    • a.
      Gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
    • b.
      Het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik wordt aangemerkt als gebruik door degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
 
Artikel 5 Belastingobject
  • 1.
    Als een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dient en die niet is genoemd in artikel 220d , eerste lid, van de Gemeentewet.
  • 2.
    Een onroerende zaak dient niet in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak niet in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
 
Artikel 6 Maatstaf van heffing
  • 1.
    De BIZ-bijdrage wordt geheven naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor het belastingobject vastgestelde waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 4, tweede lid, van deze verordening.
  • 2.
    Bij de bepaling van de heffingsmaatstaf wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
  • 3.
    Indien met betrekking tot het belastingobject geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van dat belastingobject bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.
 
Artikel 7 Vrijstellingen
In afwijking in zoverre van artikel 6 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:
 
  • a.
    voor de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;
  • b.
    glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;
  • c.
    onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard;
  • d.
    één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;
  • e.
    natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;
  • f.
    openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;
  • g.
    waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen;
  • h.
    werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen;
  • i.
    werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;
  • j.
    straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;
  • k.
    plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht;
  • l.
    begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria;
  • m.
    De objecten die vermeld staan in de bijlage "vrijgestelde objecten voor BIZ-bijdrage" (bijlage 1). In bijlage 1 staan vermeld de vrijgestelde objecten omschreven zoals ze zijn opgenomen in de woz - administratie (objectcode en objectomschrijving).
 
Artikel 8 Belastingtarief
  • 1.
    Het tarief van de BIZ-bijdrage bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. De percentages zijn opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
  • 2.
    Indien de heffingsmaatstaf beneden de € 12.000,00 blijft, wordt geen BIZ-bijdrage geheven.
  • 3.
    Voor belastingbedragen tot € 10,00 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen aangemerkt als één belastingbedrag.
  • 4.
    De in lid 1 genoemde tarieven worden jaarlijks geïndexeerd met 2% (inflatiecorrectie). Daarnaast worden de tarieven jaarlijks gecorrigeerd met een percentage gelijk aan de gemiddelde waardeontwikkeling van de woz-waarde.
 
Artikel 9 Wijze van heffing
De BIZ-bijdrage wordt bij wege van aanslag geheven.
 
Artikel 10 Termijnen van betaling
  • 1.
    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 worden de aanslagen betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
  • 2.
    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslag moeten worden betaald in 12 gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt tussen de 24e en het einde van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens ene maand later (eveneens tussen de 24e en het einde van de maand).
  • 3.
    Indien de verschuldigde bedragen als genoemd in het tweede lid tweemaal achtereen niet kunnen worden geïncasseerd, vervalt voor het betreffende aanslagbiljet de mogelijkheid tot automatische betalingsincasso en gelden de betaaltermijnen zoals genoemd in het eerste lid.
  • 4.
    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.
 
Artikel 11 Nadere regels door het college
Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de BIZ-bijdrage.
 
Hoofdstuk III
Artikel 12 Algemeen
Op subsidies als bedoeld in artikel 13 is de Algemene Subsidieverordening Goirle niet van toepassing.
 
Artikel 13 Subsidievaststelling
  • 1.
    De subsidie wordt verstrekt aan de stichting voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst;
  • 2.
    De subsidie bedraagt maximaal het bedrag van de jaarlijks te ontvangen BIZ-bijdragen, verminderd met de daarmee samenhangende perceptiekosten.
  • 3.
    In de Uitvoeringsovereenkomst worden nadere regels gesteld over de wijze van bevoorschotting en de verrekening van meer- en minderopbrengsten van de ontvangen BIZ-bijdragen.
 
Artikel 14 Melding van relevante wijzigingen
  • 1.
    De stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van meer dan ondergeschikte veranderingen in haar financiële situatie.
  • 2.
    De stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van een wijziging van de statuten, dan wel van verandering of beëindiging van de activiteiten.
 
Hoofdstuk IV Slotbepalingen
Artikel 15 Overgangsrecht
De "verordening BI-zone centrum Goirle 2012" van 18 oktober 2011, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2015, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
 
Artikel 16 Inwerkingtreding
  • 1.
    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag nadat het college heeft bekendgemaakt dat van voldoende steun als bedoeld in artikel 4 van de wet is gebleken.
  • 2.
    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
 
Artikel 17 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: verordening BI-zone Centrum Goirle 2015.
 
Aldus besloten door de raad van de gemeente Goirle in zijn vergadering van 04-11-2014
 
 
Tarieventabel 2015
 
Behorende bij de "verordening BI-zone Centrum Goirle 2015".
 
Algemeen
De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.
 
Hoofdstuk 1 Tarieven BI-zone
1.De BIZ-bijdrage voor een object met een woz-waarde van € 500.000,00 of minder: 0,3045%
2.De BIZ-bijdrage voor een object met een woz-waarde van meer dan € 500.000,00: 0,3360%
 
Deze tabel behoort bij het besluit van 04-11-2014 van de raad van de gemeente Goirle.
 
De griffier van Goirle,
 
 
 

, de voorzitter

, de griffier

Naar boven