Verordening precariobelasting 2015
Nummer: 9f
De raad van de gemeente GEERTRUIDENBERG;
Mede gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 november 2014;
gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;
 
BESLUIT
 
vast te stellen de:
Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2015
 
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
  • a.
    jaar: een kalenderjaar;
  • b.
    maand: het tijdvak dat loopt van ne dag in een kalendermaand tot en met de (n-1)e dag in de volgende kalendermaand;
  • c.
    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;
  • d.
    dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur;
  • e.
    uur: een periode van 60 achtereenvolgende minuten;
  • f.
    bedrijfspompen: de pompen, die met uitsluiting van verstrekking of verkoop aan derden, slechts worden gebruikt ter verstrekking van motorbrandstoffen voor interne bedrijfsdoeleinden;
  • g.
    openbare activiteiten: een voor iedereen toegankelijk gebeuren, georganiseerd zonder winstoogmerk;
  • h.
    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.
Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam “precariobelasting” wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
 
Artikel 3 Belastingplicht
  • 1.
    De precariobelasting wordt geheven van degene die één of meer in de tarieventabel opgenomen voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond worden aangetroffen.
  • 2.
    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.
Artikel 4 Vrijstellingen
  • 1.
    De precariobelasting wordt niet geheven:
  • 1.
    ter zake van het hebben van:
    • a.
      voorwerpen ten behoeve van percelen, waarvan de gemeente krachtens eigendom, bezit of beperkt recht de genothebbende is, met uitzondering van die percelen, waarin de gemeentebedrijven worden uitgeoefend en van die, welke aan derden zijn verhuurd;
    • b.
      voorwerpen welke ingevolge een wettelijk voorschrift moeten worden gedoogd;
    • c.
      buizen in de grond tot lozing van fecaliën, van huishoud- of van hemelwater;
    • d.
      voorwerpen, gebruikt voor activiteiten met een politiek, godsdienstig, geestelijk, wereldbeschouwelijk, sociaal, medisch, weldadig doel dan wel, voor zover geen sprake is van een directe of indirecte commerciële (neven)activiteit, voor activiteiten met een sportief, cultureel, recreatief of mediadoel;
    • e.
      voorwerpen op de openbare weg bij kleinschalige niet-commerciële buurtactiviteiten;
    • f.
      voorzieningen, aangebracht ten behoeve van mindervaliden, tot het toegankelijk maken van een eigendom;
  • 2.
    voor het hebben op voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond van wegwijzers of soortgelijke voorwerpen van de Algemene Nederlandse Wielrijders Bond en van daarmede op één lijn te stellen lichamen; van brievenbussen, postzegelautomaten, telefooncellen, kabelverdeelkasten en transformatorhuisjes en halteaanduidingen van openbare middelen van vervoer;
  • 3.
    voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, danwel het hebben van voorwerpen op, boven of onder die grond, waarvoor uit andere hoofde betaling aan de gemeente moet geschieden;
  • 4.
    voor het hebben van over de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond opendraaiende voorwerpen, welke krachtens wettelijk voorschrift naar buiten openslaand moeten worden gemaakt;
  • 5.
    voor het hebben van rails op of in de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond ten behoeve van openbare middelen van vervoer;
  • 6.
    voor het hebben van, plat tegen de gevel der percelen aangebrachte voorwerpen voor reclame doeleinden, uitsluitend vermelden de naam en het beroep of bedrijf van de bewoner of gebruiker van het pand waaraan de voorwerpen zijn bevestigd, een en ander voor zover bedoelde voorwerpen niet groter zijn dan 0,3 m2;
  • 7.
    voor het hebben van stoepen en trappen voor bouwwerken, wanneer deze noodzakelijk zijn geworden door vanwege de gemeente aangebrachte rekonstruktie van de hoogteligging van voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond;
  • 8.
    voor het in gebruik nemen van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond voor het organiseren van volksfeesten, optochten en dergelijk door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurde manifestaties.
  • 2.
    De in onderdeel 11 van de tarieventabel opgenomen belasting wordt niet geheven:
    • a.
      indien de betreffende grond, hoewel de kosten daarvan in de koopsom van het aangrenzende bouwperceel zijn begrepen, eigendom van de gemeente blijft ten einde daarop van gemeentewege volgens het geldende bestemmingsplan, een grasperk, plantsoen of plein aan te leggen en te onderhouden;
    • b.
      ten behoeve van de bouw en renovatie van woningen door toegelaten instellingen, als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.
 
Artikel 6 Berekening van de precariobelasting
  • 1.
    Onverminderd het bepaalde in artikel 9 wordt voor de berekening van de precariobelasting een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.
  • 2.
    Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.
  • 3.
    De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.
  • 4.
    Indien in de tarieventabel voor het hebben van voorwerpen zowel een jaar-, maand-, week- als dagtarief is opgenomen, is voor de berekening van de precariobelasting het tarief van toepassing dat het meest aansluit bij een ter zake door de gemeente verleende vergunning. In de gevallen waarin geen vergunning is verleend, geldt het tarief voor de kleinste eenheid.
Artikel 7 Belastingtijdvak
  • 1.
    Indien de precariobelasting naar jaartarieven wordt geheven is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.
  • 2.
    In andere dan in het eerste lid bedoelde gevallen is het belastingtijdvak de maand, de week of de dag, met dien verstande dat ook heffing voor elk belastbaar feit afzonderlijk kan plaatsvinden.
Artikel 8 Wijze van heffing
  • 1.
    De precariobelasting wordt geheven bij wege van aanslag.
  • 2.
    Voor de vaste standplaatsen wordt de belasting geheven bij wege van nota.
  • 3.
    In afwijking van het eerste en tweede lid wordt, indien de heffing voor elk belastbaar feit afzonderlijk plaatsvindt, de precariobelasting geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de
naar jaartarieven geheven precariobelasting
  • 1.
    De naar jaartarieven geheven precariobelasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
  • 2.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar de jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
  • 3.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
  • 4.
    Belastingbedragen van minder dan € 2,27 worden niet geheven.
Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld voor de niet in artikel 9 genoemde
gevallen.
Andere precariobelasting dan die bedoeld in artikel 9 is verschuldigd bij de aanvang van het belastbaar feit, tenzij deze over een belastingtijdvak wordt geheven. Artikel 9, vierde lid is van overeenkomstige toepassing.
 
Artikel 11 Termijnen van betaling
  • 1.
    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen/gevorderde bedragen worden betaald in één termijn, welke vervalt op de laatste dag van de maand, volgende op die, waarin het aanslagbiljet of de nota is gedagtekend.
  • 2.
    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.
Artikel 12 Kwijtschelding
Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.
 
Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.
 
Artikel 14 Overgangsrecht
De “Verordening precariobelasting 2014” van 19 december 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 15, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
 
Artikel 15 Inwerkingtreding
  • 1.
    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
  • 2.
    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
Artikel 16 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening precariobelasting 2015".
 
Geertruidenberg, 18 december 2014
de raad voornoemd,
de griffier,
de voorzitter,
drs. K.M.C. Millenaar-Rammelaere
drs. W. van Hees
 
 
Naar boven