NADERE REGELS BEHORENDE BIJ DE VERORDENING JEUGDHULP GEMEENTE BLARICUM 2015
 
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Blaricum,
Overwegende dat het wenselijk is nadere regels vast te stellen ten aanzien van de uitvoering van de
Jeugdwet,
Gelet op artikel 156 Gemeentewet en de artikelen 2, 4 en 6 van de Verordening jeugdhulp gemeente Blaricum 2015;
Besluit vast te stellen de volgende nadere regels met betrekking tot de verordening Jeugdhulp gemeente Blaricum 2015:
 
Hoofdstuk1: Algemeen
Artikel 1. Definities
Alle begrippen die in deze nadere regels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, Verordening Jeugdhulp 2015, de Verordening sociaal domein 2015 en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Sociale netwerk: Tot het sociale netwerk worden personen gerekend uit de huiselijke kring en andere personen met wie iemand een sociale relatie onderhoudt, zoals familieleden die niet in hetzelfde huis wonen, buren, vrienden, kennissen.
Gebruikelijke zorg: De normale, dagelijkse zorg die ouders geacht worden aan hun kinderen te bieden.
Hoofdstuk 2: Voorzieningen
Artikel 2. Vormen van jeugdhulp
  • 1.
    Het te bereiken resultaat is leidend voor de inzet van voorzieningen.
  • 2.
    De beschikbare voorzieningen bestaan in principe uit voorzieningen die geboden worden door partijen die door de gemeente gecontracteerd zijn.
  • 3.
    Wanneer mogelijk, wordt ingezet op overige, vrij toegankelijke voorzieningen, bestaande uit
    • -
      informatie en advies over opvoeden/opgroeien
    • -
      welzijnsactiviteiten
    • -
      kindertelefoon
    • -
      jeugdgezondheidszorg
  • 4.
    Het college kan een individuele voorziening toekennen indien cliënt niet of niet volledig in staat is tot zelfredzaamheid en/of participatie door gebruik te maken van:
    • -
      a. eigen kracht en/of;
    • -
      b. gebruikelijke hulp en/of;
    • -
      c. mantelzorg en/of;
    • -
      d. hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk en/of vrijwilligerszorg;
    • -
      e. andere voorzieningen en/of;
    • -
      f. overige voorzieningen.
Het gaat om voorzieningen die na doorverwijzing toegankelijk zijn, bestaande uit:
  • -
    ambulante hulpverlening
  • -
    dagbehandeling
  • -
    pleegzorg
  • -
    residentiële zorg
  • -
    crisishulp
    • 6.
      Het college kent eveneens een individuele voorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid van de verordening Jeugdhulp is afgegeven.
    • 7.
      De vormen van jeugdhulp, inclusief de partijen waarmee contracts- of subsidierelaties zijn aangegaan voor het bieden van overige en individuele voorzieningen, worden genoemd in de bijlage bij deze nadere regels en (nader uitgewerkt) op de website van de regio Gooi en Vechtstreek/Jeugd.
    • 8.
      Indien meerdere voorzieningen als passend aan te merken zijn, kent het college de goedkoopste
voorziening toe.
9.Wanneer het college na het onderzoek geen individuele voorziening toekent, legt het college dit vast in een beschikking wanneer cliënt daarom verzoekt.
Hoofdstuk 3: Persoonsgebonden budget (PGB)
Artikel 3. PGB
  • 1.
    Onder de voorwaarden genoemd in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet kan een persoonsgebonden budget worden toegekend.
  • 2.
    Er wordt geen PGB toegekend wanneer niet aan de voorwaarden zoals genoemd in de Jeugdwet wordt voldaan of in het geval dat:
    • -
      er sprake is van zwaardere ondersteuningsvormen, zoals maatschappelijke opvang, beschermd wonen, (dag)behandeling en ambulante specialistische jeugdhulp die zich niet verhouden tot een PGB;
    • -
      het een minderjarige betreft die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering heeft gekregen of een jeugdige die is opgenomen in een gesloten accommodatie;
    • -
      er sprake is van crisishulp/ crisisopvang/ spoedeisende zorg;
    • -
      er sprake is van pleegzorg;
    • -
      er sprake is van zwaarwegende bezwaren van overwegende aard.
Artikel 4. Hoogte PGB
  • 1.
    Wanneer cliënt ondersteund wordt via een PGB, geldt dat het PGB uitsluitend wordt gebruikt voor het betrekken van ondersteuning ten behoeve van het in de beschikking vastgelegd resultaat.
  • 2.
    De hoogte van het PGB wordt op maat vastgesteld. Het tarief voor een PGB
    • a.
      is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe zij het PGB gaan besteden;
    • b.
      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en
    • c.
      wordt bepaald aan de hand van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura (maximum) en het minimum loon (minimum).
  • 3.
    Wanneer met het PGB door de cliënt zorg wordt ingekocht bij een professional, geldt dat het budget maximaal 90 % van de hoogte van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura bedraagt.
  • 4.
    Wanneer cliënt niet-professionele ondersteuning verwerft, wordt de hoogte van het PGB bepaald aan de hand van het geldend minimum uurloon voor werknemers.
  • 5.
    Indien het tarief van de door de cliënt gewenste aanbieder hoger is dan de kostprijs van de individuele voorziening in natura, dan blijft de hoogte van het PGB gelijk aan het tarief dat is bepaald op basis van de hierboven genoemde punten.
  • 6.
    Het PGB is niet bedoeld voor begeleiding- of administratiekosten in verband met het persoonsgebonden budget. Ook tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het PGB mogen worden betaald.
  • 7.
    Voor het verkrijgen van een PGB kan het vergaren van één of meerdere offertes door de jeugdige of zijn ouders verplicht worden gesteld.
Artikel 5. Inzet PGB binnen het sociale netwerk
  • 1.
    Degene aan wie een PGB wordt verstrekt, kan de individuele voorziening uitsluitend betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk indien is gebleken dat de ondersteuning van het sociale netwerk buiten datgene valt van wat redelijkerwijs van dit netwerk verwacht mag worden.
  • 2.
    Voor wat onder gebruikelijke zorg wordt verstaan, wordt aangesloten bij de Beleidsregels gebruikelijke zorg AWBZ 2014 en jurisprudentie.
  • 3.
    Het PGB voor niet-professionele zorgverleners dient beperkt te blijven tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en doelmatiger is dan de inzet van een zorgvoorziening in natura of een voorziening middels PGB door een professional.
  • 4.
    De inzet van niet-professionele zorg is toegestaan voor de zorgcategorie persoonlijke verzorging, kortdurend verblijf en begeleiding.
Artikel 6. Kwaliteitseisen PGB
  • 1.
    Voor de zorg die ingekocht wordt met het PGB bij een PGB-zorgaanbieder, gelden dezelfde kwaliteitseisen als voor voorzieningen in natura.
  • 2.
    Voor de inzet van mensen uit het sociale netwerk voor ondersteuning zijn de volgende kwaliteitseisen van toepassing:
    • a.
      de persoon verleent verantwoorde hulp, waaronder wordt verstaan hulp van goed niveau, die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend en die is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige of ouder.
    • b.
      de kwaliteit van de voorziening moet voldoende zijn om de gestelde doelen in het gezinsplan te kunnen realiseren. De geleverde voorziening wordt afgestemd op de persoonlijke situatie van de aanvrager en eventuele andere vormen van hulp en/of zorg in het gezin.
    • c.
      de persoon doet melding van iedere calamiteit of geweld die bij de verlening van jeugdhulp of bij de uitvoering ervan plaatsvindt.
    • d.
      de persoon stelt een vertrouwenspersoon in de gelegenheid zijn taak uit te voeren.
Hoofdstuk 4:Slotbepalingen
Artikel 7.Inwerkingtreding
Deze nadere regels treden op 1 januari 2015 in werking.
Artikel 8.Citeertitel
Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als: “Nadere regels behorende bij de Verordening Jeugdhulp gemeente Blaricum 2015”.
Naar boven