Gemeente Hardinxveld-Giessendam - Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2015
 
De raad van de gemeente Hardinxveld-Giessendam;
 
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders nr. GemHG/INTERN/16884;
 
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
 
b e s l u i t
 
vast te stellen de volgende
 
Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2015
 
Artikel 1 Begripsomschrijving
Deze verordening verstaat onder:
  • a.
    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;
  • b.
    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
  • c.
    onder voorziening of combinatie van voorzieningen wordt mede verstaan een open water;
  • d.
    onder gemeentelijke riolering wordt mede de in het kader van het Gemeentelijk Rioleringsplan door of vanwege de gemeente geplaatste individuele afvalwaterbehandeling (IBA) begrepen;
  • e.
    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
  • a.
    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en
  • b.
    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
  • 1.
    De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.
  • 2.
    Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:
    • a.
      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebuikt;
    • b.
      ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 –voor gebruik is afgestaan, degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
  • 1.
    Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.
  • 2.
    Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
  • 3.
    De bepaling van de hoeveelheid toegevoerd water geschiedt aan de hand van een opgave van drinkwaterbedrijf Oasen.
  • 4.
    Indien het perceel niet is voorzien van een watermeter wordt de hoeveelheid afgenomen water vastgesteld op 500 m3.
  • 5.
    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:
    • a.
      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of
    • b.
      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.
      De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid op gepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.
  • 6.
    De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of gepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.
Artikel 6 Belastingtarieven
Het gebruikersdeel bedraagt per jaar:
  • a.
    € 240,- bij 0 tot en met 500 m3 afvalwater;
  • b.
    € 480,- bij 501 tot en met 1000 m3 afvalwater;
  • c.
    € 960,- bij 1001 tot en met 2000 m3 afvalwater;
  • d.
    € 1.440,- bij 2001 tot en met 3000 m3 afvalwater;
  • e.
    indien meer dan 3000 m3 afvalwater wordt afgevoerd, wordt het onder d. vermelde bedrag verhoogd met € 480,- voor elke hoeveelheid van 1000 m3 afvalwater of een gedeelte daarvan.
Artikel 7 Vrijstellingen
De belasting wordt niet geheven van onroerende zaken waarvoor met betrekking tot het kalenderjaar bedoeld in artikel 8 een WOZ-waarde is vastgesteld lager den € 25.000,-.
Artikel 8 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 9 Wijze van heffing
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
  • 1.
    Het gebruikersdeel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
  • 2.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, wordt de belasting geheven met ingang van de maand waarin de belastingplicht is ontstaan wanneer de belastingplicht ontstond voor de zestiende van de maand en met ingang van de daaropvolgende maand wanneer de belastingplicht is ontstaan na de vijftiende van de maand.
  • 3.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt de belasting niet geheven over de maand waarin de belastingplicht eindigde wanneer de belastingplicht eindigde voor de zestiende van de maand en wel geheven over de maand waarin de belastingplicht eindigde wanneer de belastingplicht eindigde na de vijftiende van de maand.
  • 4.
    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.
  • 5.
    Belastingbedragen van minder dan € 9,-- worden niet geheven.
  • 6.
    Voor de toepassing van de bepalingen in het derde en vijfde lid, wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen aangemerkt als één belastingbedrag.
Artikel 11 Termijnen van betaling
  • 1.
    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.
  • 2.
    In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan minder is dan € 2.500,--, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
Artikel 13 Inwerkingtreding en citeerartikel
  • 1.
    De ‘Verordening rioolheffing 2014’ van 19 december 2013 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2015, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
  • 2.
    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
  • 3.
    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
  • 4.
    Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening rioolheffing 2015'.
 
 
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hardinxveld-Giessendam van 18 december 2014.
De voorzitter,
drs. R.H. Augusteijn
De griffier,
A. van Vliet-van der Ploeg
Naar boven