Gemeente Bergen op Zoom - Verordening precariobelasting Bergen op Zoom 2015
 
 
De raad van de gemeente Bergen op Zoom;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 18 november 2014, nr. RVB14-0097;
gelet op artikel 228, van de Gemeentewet,
BESLUIT:
vast te stellen de:
VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN PRECARIOBELASTING
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
  • a.
    dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;
  • b.
    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;
  • c.
    maand: een tijdvak dat aanvangt op een datum van een kalendermaand en eindigt op de dag voorafgaande aan diezelfde datum van de daarop volgende kalendermaand;
  • d.
    jaar: een kalenderjaar;
  • e.
    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.
Artikel 2 Belastbaar feit
  • 1.
    Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
  • 2.
    Onder de in het eerste lid bedoelde voorwerpen worden in het kader van deze verordening uitsluitend verstaan terrassen, zoals bedoeld in hoofdstuk 1 van de Tarieventabel.
Artikel 3 Belastingplicht
  • 1.
    De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.
  • 2.
    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.
Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief
De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.
Artikel 5 Berekening van de precariobelasting
  • 1.
    Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.
  • 2.
    Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.
  • 3.
    De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.
  • 4.
    Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbare feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.
  • 5.
    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.
  • 6.
    In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:
    a. indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;
    b. indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.
  • 7.
    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.
Artikel 6 Belastingtijdvak
  • 1.
    In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.
  • 2.
    In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de aaneengesloten periode gedurende welke het belastbare feit zich voordoet of heeft voorgedaan.
Artikel 7 Wijze van heffing
  • 1.
    De precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.
  • 2.
    Indien van gemeentewege voor een tijdvak van ten hoogste één jaar vergunning wordt verleend voor een belastbaar feit als bedoeld in artikel 1, wordt de belasting in afwijking van het eerste lid geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsduur
  • 1.
    In de gevallen bedoeld in artikel 6, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
  • 2.
    In de gevallen bedoeld in artikel 6, tweede lid, is de precariobelasting verschuldigd bij het einde van het belastingtijdvak.
  • 3.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
  • 4.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00.
  • 5.
    Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven. Voor toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde belastingen en/of heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.
Artikel 9 Betalingstermijn
  • 1.
    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990:
    a. Moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnbedragen, waarbij de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en de tweede termijn twee maanden na de eerste vervaldatum;
    b. Moet de precariobelasting worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 8, tweede lid:
    - mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;
    - schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending ervan, binnen 14 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.
  • 2.
    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.
Artikel 10 Kwijtschelding
Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 11 Nadere regels
  • 1.
    Ter zake van de heffing en invordering van precariobelasting voor een belastbaar feit waarvoor van gemeentewege voor een tijdvak van ten hoogste één jaar vergunning is verleend, kan het college van burgemeester en wethouders nadere regels geven.
  • 2.
    In alle andere gevallen kan het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking West-Brabant nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de precariobelasting.
Artikel 12 Inwerkingtreding
  • 1.
    De ‘Verordening precariobelasting 2014’, vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2013, nr. RVB13-0105, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
  • 2.
    De verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
  • 3.
    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
Artikel 13 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening precariobelasting Bergen op Zoom 2015’.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 17 december 2014
De griffier, De voorzitter,
C.J.M. Terstappen
TARIEVENTABEL PRECARIOBELASTING 201 5
(Behoort bij Verordening precariobelasting Bergen op Zoom 2015’)
 
Hoofdstuk 1
Terrassen
 
 
 
 
 
 
1.1
1.1.1
Het incidentele gebruik of genot van voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond als terras voor een café, restaurant, lunchroom of een dergelijke lokaliteit, per m²:
Gelegen langs de gevel van horecaondernemingen op de Grote Markt en het Beursplein
•per jaar
•per maand
€ €
48,58
12,39
1.1.2
Overige terrassen op de Grote Markt en het Beursplein:
•per jaar
•per maand
44,63
11,13
1.1.3
Overige terrassen binnen de centrumring van de historische stad gelegen:
 
 
 
•per jaar
•per maand
37,87
9,46
1.1.4
Terrassen aan de centrumring van de gemeente en daarbuiten gelegen
 
 
 
•per jaar
•per maand
31,00
7,81
Behoort bij raadsbesluit van 17 december 2014
De griffier, De voorzitter,
Naar boven