Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting
De raad van de gemeente Roosendaal;
 
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 oktober 2014;
 
gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;
 
BESLUIT
 
vast te stellen de:
 
VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN PRECARIOBELASTING
 
Artikel 1 Begripsomschrijving
Deze verordening verstaat onder:
  • a.
    dag: een etmaal;
  • b.
    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;
  • c.
    maand: een tijdvak dat aanvangt op een datum van een kalendermaand en eindigt op de dag voorafgaande aan diezelfde datum van de daaropvolgende kalendermaand;
  • d.
    kwartaal: een kalenderkwartaal;
  • e.
    jaar: een kalenderjaar;
  • f.
    seizoen: het tijdvak van 1 april tot 1 oktober;
  • g.
    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.
Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Artikel 3 Belastingplicht
  • 1.
    De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.
  • 2.
    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.
Artikel 4 Vrijstellingen
De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van: 
  • a.
    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;
  • b.
    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;
  • c.
    voorwerpen of werken welke noodzakelijk voor de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak door of vanwege het rijk, de provincie, de gemeente of een waterschap zijn aangebracht of geplaatst;
  • d.
    wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond, A.N.W.B of van andere overeenkomstige instellingen dan wel die van gemeentewege zijn geplaatst of aangebracht;
  • e.
    door of vanwege de TNT Post B.V., KPN Telecom en daarmee vergelijkbare post- en telefoonbedrijven aangebrachte brievenbussen, postzegelautomaten, telefooncellen, telefoonkabels en niet tot reclame dienende aanwijzingen voor het publiek;
  • f.
    aan particulieren in eigendom toebehorende buitenbrievenbussen;
  • g.
    voorwerpen gebruikt voor activiteiten met een politiek, godsdienstig, geestelijk, wereldbeschouwelijk, sociaal, weldadig doel dan wel, voor zover geen sprake is van een directe of indirecte commerciële (neven)activiteit, voor activiteiten met een sportief, cultureel, recreatief of mediadoel;
  • h.
    voorwerpen op de openbare weg bij kleinschalige niet-commerciële wijk- of buurtactiviteiten;
  • i.
    voorzieningen aangebracht ten behoeve van mindervaliden, tot het toegankelijk maken van een eigendom;
  • j.
    zonneschermen, markiezen of luifels zonder reclame of handelsnaam;
  • k.
    buizen in de grond tot lozing van fecaliën, van huishoud- of van hemelwater;
  • l.
    voorwerpen ter zake waarvan een reclamebelasting als bedoeld in artikel 277 van de Gemeentewet wordt geheven;
  • m.
    het uitsluitend tijdens de door het college van burgemeester en wethouders als zodanig aangewezen evenementen in een door het college aangewezen deel van de gemeente innemen van voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond met tot reclame dienende voorwerpen, verkoopstands, kramen, luifels, afdaken, schuttingen, als terras en dergelijke;
  • n.
    uitsluitend op de viering van het carnaval betrekking hebbende voorwerpen boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond tijdens het tijdvak van vijf weken, onmiddellijk voorafgaande aan Aswoensdag;
  • o.
    voor het hebben van voorwerpen of werken aangebracht bij gelegenheid van de viering van erkende nationale feestdagen;
  • p.
    voorwerpen, welke ingevolge een wettelijk voorschrift moeten worden gedoogd.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.
Artikel 6 Berekening van de precariobelasting
  • 1.
    Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.
  • 2.
    Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen tenzij anders is bepaald.
  • 3.
    De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.
  • 4.
    Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare eredienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.
  • 5.
    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.
  • 6.
    In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:
    • a.
      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;
    • b.
      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.
  • 7.
    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak
Artikel 7 Belastingtijdvak
  • 1.
    In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderoverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.
  • 2.
    In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.
Artikel 8 Wijze van heffing
  • 1.
    De precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.
  • 2.
    Indien van gemeentewege voor een tijdvak van ten hoogste één jaar vergunning wordt verleend voor een belastbaar feit als bedoeld in artikel 2, wordt de belasting in afwijking van het eerste lid geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
  • 1.
    In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
  • 2.
    In de gevallen bedoeld in artikel 7, tweede lid, is de precariobelasting verschuldigd bij het einde van het belastingtijdvak.
  • 3.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
  • 4.
    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,00.
  • 5.
    Belastingbedragen van minder dan € 10,00 worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen aangemerkt als één belastingaanslag.
Artikel 10 Termijnen van betaling
  • 1.
    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnbedragen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden na de eerste vervaldatum.
  • 2.
    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de precariobelasting worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 8, tweede lid:
    • a.
      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;
    • b.
      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending ervan, binnen één maand na de dagtekening van de kennisgeving.
Artikel 11 Kwijtschelding
Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend
Artikel 12 Nadere regels door het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking West-Brabant
Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking West-Brabant kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.
Artikel 13 Overgangsrecht en inwerkingtreding
  • 1.
    De ‘Verordening precariobelasting Roosendaal 2014’, vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande, dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
  • 2.
    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
  • 3.
    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
Artikel 14 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening precariobelasting Roosendaal 2015’.
 
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 10 december 2014.

De griffier, De voorzitter,

Tarieventabel precariobelasting 2015
behorende bij de Verordening precariobelasting Roosendaal 2015
 
 
 
Hoofdstuk 1 Bouwwerken
 
Tarief
Terzake van de uitvoering van enig bouw of sloopwerk bedraagt de belasting:
 
 
a. voor het hebben van een schutting, of afrastering, per m² van de door deze schutting of afrastering van de openbare dienst onttrokken gemeentegrond, per week of korter
1,30
b. voor het hebben van steigers, containers, loodsen, keten of andere tijdelijke bouwobjecten, steen of andere materialen, hetzij opgeslagen op de openbare gemeentegrond of op daarop staande voertuigen, per m², per week
1,30
een en ander met dien verstande, dat de belasting, bedoeld onder a of b tenminste bedraagt.
10,00
 
 
 
 
 
 
Hoofdstuk 2 Rails
 
 
De belasting bedraagt voor het hebben van rails, met uitzondering van die voor openbare middelen van vervoer, per strekkende meter dubbelspoor:
 
 
a. per maand
1,55
• met een minimum van
10,95
• en een maximum van
165,00
b. per jaar
9,20
• met een minimum van
65,30
• en een maximum van
1.008,00
 
 
 
Hoofdstuk 3 Elektrische leidingen, kabels enz.
 
 
De belasting bedraagt voor het hebben van een particuliere elektrische of andere leiding, kabel of telefoondraad, per strekkende meter, per jaar;
1,55
• met een maximum voor het gehele object van
621,00
 
 
 
 
 
 
Hoofdstuk 4 Buizen en kokers
 
 
De belasting bedraagt voor het hebben van een buis of koker, met uitzondering van die, welke bestemd zijn voor de afvoer van huis- of hemelwater of fecaliën per strekkende meter, per jaar;
9,15
• met een minimum van
20,40
• en een maximum van
1.810,00
 
 
 
 
 
 
Hoofdstuk 5 Terras
 
 
Het gebruik of genot van voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond als terras voor een café, restaurant, lunchroom of een dergelijke lokaliteit, per m2:
 
 
1. Gelegen aan de Noordzijde Oude Markt:
a. Zomerterras, middendeel Oude Markt tussen 1 maart en 1 november;
26,25
b. Gevelterras tussen 1 maart en 1 november
52,60
c. Gevelterras gehele jaar
61.92
2. Gelegen aan de Zuidzijde Oude Markt:
a. Zomerterras, middendeel Oude Markt tussen 1 maart en 1 november;
26,25
b. Gevelterras tussen 1 maart en 1 november
31,30
c. Gevelterras gehele jaar
37,78
3. Gelegen aan de Nieuwe Markt, Dr. Brabersstraat, Raadhuisstraat, De Roselaer, Tongerloplein, Bloemenmarkt, Kade, Molenstraat (westzijde tot Burg. Prinsensingel) en Roselaarplein:
 
 
a. Gevelterras tussen 1 maart en 1 november
31,30
b. Gevelterras gehele jaar
37,78
4. Alle overige locaties, voor zover niet vallend onder 5.1, 5.2 en 5.3:
 
 
a. Gevelterras tussen 1 maart en 1 november
21,25
b. Gevelterras gehele jaar
28,33
 
 
 
 
 
 
Hoofdstuk 6 Standplaats verkoopinrichtingen
 
 
De belasting bedraagt voor het hebben van een vaste standplaats met een wagen of een kraam of een dergelijke inrichting voor de verkoop van patates-frites, oliebollen of andere eetwaren of voor de verkoop van dranken, behalve in de gevallen, waarin marktgeld verschuldigd is:
 
 
1. In Roosendaal:
 
 
a. voor een week
77,25
b. voor een maand
194,15
c. voor een jaar
1.159,80
2. In de dorpen Wouw, Heerle, Nispen, Wouwse Plantage en Moerstraten:
 
 
a. voor een week
38,60
b. voor een maand
97,10
c. voor een jaar
579,90
 
 
 
 
 
 
Hoofdstuk 7 Uitstalling goederen
 
 
De belasting bedraagt voor het uitstallen van goederen op voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, per m² ingenomen plaatsruimte, per jaar
77,25
 
 
 
 
 
 
Hoofdstuk 8 Overige gevallen
 
 
De belasting bedraagt, voor zover daaromtrent in voorgaande hoofdstukken of andere gemeentelijke verordeningen niet uitdrukkelijk tarieven zijn vastgesteld, voor het gebruik of genot van voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, per m2 ingenomen plaatsruimte:
 
 
a. voor een dag
2,50
b. voor een week
5,00
c. voor een maand
11,35
d. voor een jaar
69,40
een en ander met dien verstande, dat de belasting, bedoeld onder a, b of c, tenminste bedraagt:
10,00
 
Behoort bij besluit van de raad van de gemeente Roosendaal d.d. 10 december 2014.

De griffier, De voorzitter,

Naar boven