Verordening tot 1e wijziging van de Verordening verrekeningbestuurlijke boete bij recidive Capelle aan den IJssel 2013 en de Afstemmingsverordening Ioaw enIoaz Capelle aan den IJssel 2011
 
 
De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel d, van de Participatiewet, artikel 35, eerste lid, onderdeel b
en d van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze
werknemers en artikel 35, eerste lid, onderdeel b en d van de Wet inkomensvoorziening oudere en
gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
overwegende, dat de inwerkingtreding van de Participatiewet en de intrekking van de Wet werk en
bijstand per 1 januari 2015 het noodzakelijk maken om de verordeningen die hun grondslag vinden in
de Participatiewet aan te passen en voorts dat het gewenst wordt geacht het gemeentelijk beleid als
vastgelegd in de Afstemmingsverordening op grond van de Participatiewet, zoveel mogelijk over te
nemen in de Afstemmingsverordening Ioaw en Ioaz;
b e s l u i t :
vast te stellen de Verordening tot 1e wijziging van de Verordening verrekening bestuurlijke
boete bij recidive Capelle aan den IJssel 2013 en de Afstemmingsverordening IOAW en IOAZCapelle aan den IJssel 2011
Artikel 1 - Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Capelle aan den IJssel 2013
De Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Capelle aan den IJssel 2013
wordt als volgt gewijzigd:
A.
Artikel 1, onderdeel g, komt te luiden:
g.wet: Participatiewet.
Artikel 2 - Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ Capelle aan den IJssel 2011
De Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ Capelle aan den IJssel 2011 wordt als volgt gewijzigd:
A.
  • 1.
    Artikel 3, eerste lid, onderdeel a, komt als volgt te luiden:
    • a.
      aan de beëindiging van zijn dienstbetrekking een dringende reden ten grondslag ligt in de zin
van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de belanghebbende ter zake een
verwijt kan worden gemaakt;
  • 2.
    Artikel 6, tweede lid, onderdeel c en derde lid komen te vervallen;
  • 3.
    Artikel 6, tweede lid, onderdeel d wordt vernummerd naar artikel 6, tweede lid, onderdeel c;
  • 4.
    Aan artikel 6, tweede lid, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
    • d.
      belanghebbende aangeeft hiervan geen gebruik te willen maken.
B.
1.Artikel 10 komt als volgt te luiden:
Artikel 10 Indeling in categorieën
Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van artikel 37 van de
wetten, anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel a en c van de
wetten, en artikel 38 van de wetten niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden
in de volgende categorieën:
  • 1.
    Eerste categorie:
    • a.
      het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie.
  • 2.
    Tweede categorie:
    • a.
      het niet voldoen aan de verplichting om zich – op advies van een arts – te onderwerpen
aan een noodzakelijke behandeling van medische aard;
b.het niet dan wel onvoldoende nakomen van de verplichting(en) zoals opgenomen in een
zorgtraject;
c.het niet dan wel onvoldoende naar vermogen verrichten van opgedragen onbeloonde
maatschappelijke nuttige werkzaamheden;
  • d.
    de verlaging zoals genoemd in artikel 38, twaalfde lid, van de wetten.
    • 3.
      Derde categorie:
  • a.
    het niet of onvoldoende gebruik maken van door het college aangeboden voorzieningen,
waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, en mee te
werken aan onderzoeken naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;
  • b.
    gedragingen die de arbeidsinschakeling belemmeren.
    • 2.
      Artikel 11 komt als volgt te luiden:
Artikel 11 Hoogte en duur van de verlaging
  • 1.
    De verlaging bedraagt bij gedragingen als bedoeld in artikel 10:
    • a.
      25 procent van de grondslag gedurende één maand bij een gedraging van de eerste
categorie;
b.50 procent van de grondslag gedurende één maand bij gedragingen van de tweede
categorie;
c.honderd procent van de uitkering gedurende één maand bij gedragingen uit de derde
categorie.
2.De duur van de verlaging als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, indien de
belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit waarbij de
verlaging is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging uit dezelfde
categorie als genoemd in artikel 10. Met een besluit waarmee een verlaging is opgelegd
wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen,
bedoeld in artikel 7, derde lid.
3.Indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit
waarbij toepassing is gegeven aan het tweede lid, wederom schuldig maakt aan een
verwijtbare gedraging uit dezelfde categorie als genoemd in artikel 10, wordt een sanctie
opgelegd waarbij de hoogte en duur nader wordt bepaald met in achtneming van artikel 2,
tweede lid, en artikel 8, vierde lid.
C.
Artikel 12 komt als volgt te luiden:
Artikel 12 Tijdelijke weigering van de uitkering
1.Het college weigert de uitkering voor de duur van één maand met 100 procent van de
grondslag, indien:
a.belanghebbende niet naar vermogen tracht algemeen geaccepteerde arbeid te
verkrijgen;
b.belanghebbende zijn dienstbetrekking of onderneming niet (geheel of gedeeltelijk)
heeft behouden en dit belanghebbende te verwijten is;
  • c.
    belanghebbende nalaat algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden.
    • 2.
      De duur van de weigering als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, indien de
belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij de
uitkering op grond van dit artikel geweigerd is, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare
gedraging als bedoeld in dit artikel.
3.Indien de belanghebbende, op wie het tweede lid van toepassing is, zich binnen twaalf
maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een uitkering op grond van dit artikel
geweigerd is, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging als bedoeld in dit
artikel, wordt de omvang van de weigering individueel bepaald, rekening houdend met alle
van belang zijnde omstandigheden.
4.Voor het toepassen van dit artikel is de bepaling in artikel 2, tweede lid, van overeenkomstige
toepassing.
D.
  • 1.
    Artikel 13 komt te vervallen;
  • 2.
    Artikel 14 komt te vervallen;
  • 3.
    Artikel 15 komt te vervallen;
E.
1.Het opschrift van hoofdstuk 5 komt te luiden:
Hoofdstuk 4 Overige gedragingen die leiden tot een verlaging
2.Artikel 16 wordt vernummerd naar artikel 13 en komt als volgt te luiden:
Artikel 13 Zeer ernstige misdragingen
Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover de met de uitvoering van deze
wetten belaste personen en instanties tijdens het verrichten van hun werkzaamheden, wordt een
verlaging opgelegd van 100 procent van de uitkering gedurende één maand.
F.
1.Het opschrift van hoofdstuk 6 komt te luiden:
Hoofdstuk 5 Slot- en overgangsbepalingen
  • 2.
    Artikel 17 tot en met 19 worden vernummerd naar respectievelijk artikel 14 tot en met 16.
  • 3.
    Aan artikel 14 wordt een lid toegevoegd, luidende:
  • 4.
    Gedragingen die plaatsvinden vanaf 1 januari 2015 worden uitsluitend met inachtneming van
deze verordening beoordeeld. Gedragingen die plaatsvonden vóór 1 januari 2015 worden
uitsluitend met inachtneming van deze verordening opgelegd als deze verordening gunstiger
is.
Artikel 3 - Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 15 december 2014,
de griffier, de voorzitter,
TOELICHTING VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE VERORDENING VERREKENING
BESTUURLIJKE BOETE BIJ RECIDIVE CAPELLE AAN DEN IJSSEL 2013 EN DE
AFSTEMMINGSVERORDENING IOAW en IOAZ CAPELLE AAN DEN IJSSEL 2011
ALGEMEEN
Inleiding
Per 1 januari 2015 vervangt de Participatiewet de Wet werk en bijstand (WWB). Dit leidt ertoe dat de
thans geldende verordeningen onder de WWB komen te vervallen dan wel moeten worden aangepast
aan de wetgeving van de Participatiewet.
Bij de verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Capelle aan den IJssel 2013 gaat het
slechts om één technische aanpassing, namelijk een verwijzing naar de juiste wet. De verordening is
in 2013 vastgesteld en kan ongewijzigd voortgezet worden.
Voor de Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ Capelle aan den IJssel 2011 is, waar de wet dit
toeliet, een nauwe aansluiting gezocht bij de Afstemmingsverordening WWB 2009. Nu deze laatste
verordening is komen te vervallen en is vervangen door de Afstemmingsverordening Participatiewet
Capelle aan den IJssel 2015, is hierbij opnieuw aansluiting gerealiseerd. Aangezien verlagingen
onder de Participatiewet wettelijk anders zijn geregeld dan onder de WWB, zijn deze aanpassingen
doorgevoerd in de Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ.
Het vorenstaande wordt in deze wijzigingsverordening geregeld.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 1
Onderdeel A
Op 10 juni 2013 heeft de gemeenteraad de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive
Capelle aan den IJssel 2013 vastgesteld.
Op 1 januari 2013 is de "Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving"
(Fraudewet) in werking getreden. Voor de WWB introduceerde deze wet de bestuurlijke boete bij een
schending van de inlichtingenplicht. Het college is verplicht de bestuurlijke boete met de lopende
uitkering te verrekenen.
Bij deze verrekening moet de bescherming van de beslagvrije voet in acht genomen worden. Is echter
sprake van een bestuurlijke boete wegens recidive, dan kan het college besluiten de boete gedurende
maximaal drie maanden zonder bescherming van de beslagvrije voet met de bijstandsuitkering te
verrekenen.
De wet verplicht de gemeenteraad om in een verordening nadere regels te stellen over de
bevoegdheid om de beslagvrije voet tijdelijk buiten werking te stellen bij verrekening van de
recidiveboete. Gemeenten hebben hiermee de ruimte een afweging te maken van situaties of
omstandigheden waarin het buiten werking stellen van de beslagvrije voet niet proportioneel wordt
geacht.
Hieraan heeft de gemeenteraad invulling gegeven door middel van het vaststellen van de verordening
verrekening bestuurlijke boete bij recidive Capelle aan den IJssel 2013. Er is geen aanleiding deze
verordening inhoudelijk te wijzigen.
Artikel 2
Onderdeel A
In artikel 1 vindt een aanvulling plaats, waarmee een juiste verwijzing naar de wettekst plaatsvindt.
In artikelen 2 en 3 hebben de aanpassingen betrekking op de verlagingen bij schending van de
inlichtingenplicht. Aangezien bij een schending van de inlichtingenplicht sinds 2013 een boete
opgelegd moet worden en niet langer een verlaging, kunnen deze onderdelen vervallen.
In artikel 4 vindt een gelijktrekking plaats met de Afstemmingsverordening Participatiewet.
Onderdeel B
Artikel 1 en 2
Zoals in de algemene toelichting is beschreven wordt aansluiting gezocht bij de
Afstemmingsverordening Participatiewet.
Net als onder de Participatiewet is het centrale uitgangpunt van de Ioaw en Ioaz dat de periode van
uitkeringsafhankelijkheid zo kort mogelijk is en dat de klant alle mogelijke moeite doet om zo spoedig
mogelijk uit te stromen naar werk.
In de Participatiewet zijn geüniformeerde arbeidsverplichtingen ingevoerd met een verlaging van
100 procent. Dit is niet het geval in de Ioaw en Ioaz. Deze zwaardere verlaging heeft aanleiding
gegeven om de verlagingen bij de niet geüniformeerde arbeidsverplichtingen in de
Afstemmingsverordening Participatiewet ook te verhogen.
Dit heeft ertoe geleid dat in de Afstemmingsverordening Participatiewet – voor wat betreft het niet
nakomen van de arbeidsverplichtingen - drie in plaats van vier categorieën verwijtbare gedragingen
zijn opgenomen met een standaard verlaging van respectievelijk 25 procent, 50 procent en
100 procent gedurende één maand.
Naar analogie van deze keuze in de Afstemmingsverordening Participatiewet is de indeling van de
betreffende categorieën en de daaraan verbonden zwaarte van de verlagingen, overgenomen in de
Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ.
Onderdeel C
De Ioaw en Ioaz bieden de mogelijkheid om de uitkering blijvend of tijdelijk te weigeren als de
belanghebbende onder meer verwijtbaar werkloos raakt. Als de gemeente van deze bevoegdheid
gebruik wil maken dan moet dat in de verordening geregeld worden. In de bestaande verordening is
geregeld dat de uitkering alleen tijdelijk wordt geweigerd. Dit ter voorkoming van vergaande nadelige
gevolgen voor de belanghebbende bij blijvende weigering van de uitkering.
Ook in dit artikel is voor wat betreft de soort gedraging alsmede de hoogte en de duur van de
verlaging aansluiting gerealiseerd op de Participatiewet en de Afstemmingsverordening
Participatiewet.
Onderdeel D
Deze artikelen hebben betrekking op de schending van de inlichtingenplicht. Met de komst van de
Fraudewet in 2013 dient bij een schending van de inlichtingenplicht niet langer een verlaging op de
uitkering te worden toegepast, maar een boete te worden opgelegd. Deze artikelen zijn derhalve niet
meer van toepassing.
Onderdeel E
Artikel 2
Met ingang van 1 januari 2015 is de verplichting om zich te onthouden van zeer ernstige misdragingen
een zelfstandige verplichting die is opgenomen in de wetten. Deze verplichting staat dus op zichzelf.
Vóór 1 januari 2015 was dit een onzelfstandige verplichting. Om een belanghebbende te sanctioneren
wegens zeer ernstige misdragingen, moest sprake zijn van een samenhang tussen de zeer ernstige
misdragingen met het niet nakomen van één of meer verplichtingen die voortvloeiden uit de wetten.
Ook nieuw per 1 januari 2015 is dat niet langer wordt gesproken over ‘het zich jegens het college zeer
ernstig misdragen’, maar ‘jegens de met de uitvoering van deze wet belaste personen en instanties’.
Dit betekent dat niet langer alleen zeer agressief gedrag tegenover leden van het college en hun
ambtenaren aanleiding is voor het toepassen van een verlaging. Er kan nu dus ook een verlaging
worden toegepast, als een klant zich agressief heeft gedragen tegenover een medewerker van een
andere organisatie die belast is met de uitvoering van de wetten (bijvoorbeeld een medewerker van
een re-integratiebedrijf).
Naar analogie van deze keuze in de Afstemmingsverordening Participatiewet is de zwaarte van deze
verlaging overgenomen in de Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ.
Onderdeel F
Het rechtszekerheidsbeginsel brengt met zich mee dat bij een wijziging van het sanctieregime de voor
de belanghebbende meest gunstige regeling dient te worden toegepast. Daarom is in de verordening
in een overgangsbepaling opgenomen. Deze houdt in dat op gedragingen die vóór 1 januari 2015
hebben plaatsgevonden, het toen geldende sanctieregime van toepassing is, voor zover dit zou leiden
tot een minder zware verlaging.
Artikel 3
De inwerkingtreding valt samen met de inwerkingtreding van de Participatiewet per 1 januari 2015.
Naar boven