Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
aanvraag: verzoek om het bekostigen van een voorziening of om het bekostigen van een voorbereidingskrediet;
aanvrager: het bevoegd gezag dat een aanvraag indient;
advies Onderwijsraad: advies van de Onderwijsraad als bedoeld in artikel 95, negende lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 93, negende lid, van de Wet op de expertisecentra of artikel 76f, negende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;
bevoegd gezag: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra of de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde openbare of bijzondere school die geheel of gedeeltelijk gehuisvest is in een gebouw dat zich bevindt op het grondgebied van de gemeente;
lokaal bewegingsonderwijs: ruimte die geschikt is voor het bewegingsonderwijs;
minister: minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
nevenvestiging: deel van een school dat door de minister op grond van artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 76a of 76b van de Wet op de expertisecentra of artikel 16, tweede en derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;
overzicht: overzicht als bedoeld in artikel 96 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 94 van de Wet op de expertisecentra of artikel 76g van de Wet op het voortgezet onderwijs;
permanent gebouw: ruimte die door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen ten minste zestig jaar als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;
programma: programma als bedoeld in artikel 95 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 93 van de Wet op de expertisecentra en artikel 76f van de Wet op het voortgezet onderwijs;
- 1°.
school voor basisonderwijs: basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;
- 2°.
school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs: school voor speciaal onderwijs, school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, of school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra en een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;
- 3°.
school voor voortgezet onderwijs: school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs als bedoeld in de artikelen 1, 2 en 5 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
tijdelijk gebouw: al dan niet verplaatsbare ruimte die door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen minstens vijftien jaar als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;
tijdelijke nevenvestiging: een tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel 16, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;
verhuur: gebruik van een onderwijsgebouw door derden, niet zijnde onderwijsgebruik of gebruik voor culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden;
voor blijvend gebruik bestemde voorziening: voorziening die volgens de uitkomst van de prognose als bedoeld in bijlage II minimaal vijftien jaar noodzakelijk is;
voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening: voorziening die volgens de uitkomst van de prognose als bedoeld in bijlage II maximaal vijftien jaar noodzakelijk is;
voorziening: voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 2.
Artikel 2. Omschrijving voorzieningen in de huisvesting
Bij het toepassen van deze verordening worden de volgende voorzieningen onderscheiden:
a. voor blijvend of voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen, bestaande uit:
- 1°.
nieuwbouw voor een school die voor het eerst door het rijk voor bekostiging in aanmerking is gebracht, of nieuwbouw om een gebouw waarin een school is gehuisvest geheel of gedeeltelijk te vervangen, al dan niet op dezelfde locatie;
- 2°.
uitbreiding van een gebouw waarin een school is gehuisvest;
- 3°.
het geheel of gedeeltelijk in gebruik nemen van een bestaand gebouw voor het huisvesten van een school;
- 4°.
verplaatsing van een of meer bestaande tijdelijke gebouwen voor het huisvesten van een school;
- 5°.
terrein voor zover nodig voor het realiseren van een voorziening als bedoeld in 1° tot en met 4°;
- 6°.
inrichting met onderwijsleerpakket voor zover deze nog niet eerder door het rijk of de gemeente is bekostigd;
- 7°.
inrichting met meubilair voor zover dit nog niet eerder door het rijk of de gemeente is bekostigd;
- 8°.
medegebruik van een ruimte voor het onderwijs in een gebouw dat al bij een andere school in gebruik is of van een lokaal bewegingsonderwijs en een bad voor watergewenning of bewegingstherapie;
b. herstel van constructiefouten bestaande uit schade aan een gebouw veroorzaakt door eigen gebrek of eigen bederf, evenals uit kosten gemoeid met het voorkomen van nog niet zichtbare materiële schade onmiddellijk voortvloeiend uit ontwerpfouten, uitvoeringsfouten of wanprestatie;
c. herstel en vervanging in verband met schade aan gebouw, onderwijsleerpakket, of meubilair ingeval van bijzondere omstandigheden;
d. huur van een sportterrein, dat niet in eigendom is van een bevoegd gezag, voor een school voor voortgezet onderwijs voor het onderwijs in lichamelijke oefening.