Gemeenschappelijke Regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2014
 
 
De gemeenteraden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Bernisse, Brielle, Capelle aan den IJssel, Delft, Den Haag, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Leidschendam-Voorburg, Maassluis, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Ridderkerk, Rotterdam, Rijswijk, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen, Wassenaar, Westland, Westvoorne en Zoetermeer;
Overwegende dat:
  • -
    Hun gemeenten zich in de afgelopen decennia steeds meer tot één samenhangende regio hebben ontwikkeld en dat de intensieve (verkeers-) bewegingen van bewoners en bedrijven (‘daily urban system’) getuigen van die dagelijkse realiteit;
  • -
    deze onderlinge verbondenheid in de toekomst, mede gelet op mondiale ontwikkelingen waarbij Metropoolregio’s in toenemende mate bepalend zullen zijn, zal toenemen;
  • -
    voor het welzijn en de welvaart van de bewoners in die Metropoolregio een slagvaardige en efficiënte samenwerking op bovenlokaal niveau wenselijk is;
  • -
    een versterking van het samenhangende verkeer- en vervoersnetwerk in de regio bijdraagt aan een verdere benutting van het economische potentieel van de regio en aan een aantrekkelijk woon- en werkklimaat voor bewoners en bedrijven;
  • -
    een efficiënte en pragmatische van onderop gevoede en democratisch gelegitimeerde samenwerking tussen hun gemeenten, maar ook tussen de gemeenten en andere partijen in en om de Metropoolregio, een noodzaak is om op duurzame wijze mee te doen in de Europese en wereldwijde competitie om bewoners, talenten en (internationale) bedrijven;
  • -
    de Wet gemeenschappelijke regelingen de ruimte biedt deze samenwerking op een lichte doch effectieve wijze invulling te geven;
  • -
    het samenwerkingsverband daarbij ook de bestaande expertise binnen onze gemeenten zal kunnen benutten;
  • -
    het opzetten van het samenwerkingsverband in de Metropoolregio ook nieuwe mogelijkheden biedt om op vernieuwende wijze invulling te geven aan democratische legitimiteit, betrokkenheid van maatschappelijke organisaties en bewoners en daarbij sprake is en blijft van verlengd lokaal bestuur.
Gelet op:
Hoofdstuk I van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
de Gemeentewet, met inachtneming van artikel 136 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
de Algemene wet bestuursrecht, en
de Wet afschaffing plusregio’s
Besluiten:
Ieder voor zover het hun eigen bevoegdheden betreft, de volgende gemeenschappelijke regeling te treffen:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1:1 Begripsbepalingen
  • 1.
    In deze regeling wordt verstaan onder:
    • a.
      adviescommissie: een commissie als bedoeld in artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
    • b.
      Besluit Vervoersregio: de algemene maatregel van bestuur die op grond van artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000, zoals dit artikel gewijzigd is bij de Wet afschaffing plusregio’s, genomen wordt;
    • c.
      bestuurscommissie: een commissie als bedoeld in artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
    • d.
      colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten;
    • e.
      gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland;
    • f.
      gemeenten: de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Bernisse, Brielle, Capelle aan den IJssel, Delft, Den Haag, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Leidschendam-Voorburg, Maassluis, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Ridderkerk, Rotterdam, Rijswijk, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen, Wassenaar, Westland, Westvoorne en Zoetermeer;
    • g.
      Metropoolregio: het openbaar lichaam, bedoeld in artikel 1:2, eerste lid;
    • h.
      minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
    • i.
      portefeuillehouder verkeer en vervoer: het lid van het college van burgemeester en wethouders dat krachtens artikel 168 Gemeentewet door het betreffende college belast is met de taken op het gebied van verkeer en vervoer.
    • j.
      regeling: de Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2014;
    • k.
      vertegenwoordigend orgaan: de gemeenteraden van de gemeenten;
    • l.
      Vervoersautoriteit: de in artikel 2:7, derde lid, bedoelde bestuurscommissie;
    • m.
      Wet afschaffing plusregio’s: het wetsvoorstel tot afschaffing van de plusregio’s (Kamerstukken II 2012/13, 33 659, nr. 2), en
    • n.
      Zienswijzenprocedure: de procedure, bedoeld in artikel 2:1, derde lid, van de regeling.
  • 2.
    Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komt in die artikelen, onverminderd het bepaalde in artikel 136 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, in de plaats van de gemeente, de Metropoolregio en in plaats van de hieronder genoemde bestuursorganen de daarachter genoemde bestuursorganen:
    • a.
      de gemeenteraad: het algemeen bestuur;
    • b.
      het college van burgemeester en wethouders: het dagelijks bestuur;
    • c.
      de burgemeester: de voorzitter.
Artikel 1:2 Metropoolregio
  • 1.
    Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, genaamd Metropoolregio Rotterdam Den Haag.
  • 2.
    De Metropoolregio is gevestigd te Rotterdam.
  • 3.
    Het gebied van de Metropoolregio omvat het grondgebied van de gemeenten.
Hoofdstuk 2 De positie van de raden, alsmede de inrichting en samenstelling van het Metropoolbestuur
Artikel 2:1 Besluitvorming in de gemeenteraden
  • 1.
    Voor het bestuur in de Metropoolregio Rotterdam Den Haag is het uitgangspunt dat besluitvorming als verlengd lokaal bestuur op transparante wijze democratisch gelegitimeerd plaatsvindt.
  • 2.
    De vertegenwoordigende organen geven bij belangrijke besluiten steeds vooraf hun zienswijzen op de wijze omschreven in het derde lid. Tot deze besluiten worden in ieder geval gerekend:
    • a.
      de strategische agenda, bedoeld in artikel 3:2, eerste lid;
    • b.
      het werkplan, bedoeld in artikel 3:2, derde lid;
    • c.
      het overdragen van bevoegdheden door het algemeen bestuur aan het dagelijks bestuur, bedoeld in artikel 3:3, derde lid;
    • d.
      de strategische bereikbaarheidsagenda;
    • e.
      het regionaal verkeer- en vervoersplan, ingevolge de Planwet verkeer en vervoer;
    • f.
      het programma van eisen voor de verlening van een vervoersconcessie;
    • g.
      de uitgangspunten voor de dienstregeling voor het openbaar vervoer;
    • h.
      het treffen, wijzigen of opheffen van een gemeenschappelijke regeling, alsmede het toetreden tot of uittreden uit een gemeenschappelijke regeling;
    • i.
      het oprichten van of deelnemen in een vereniging, coöperatie, onderlinge waarborgmaatschappij, naamloze of besloten vennootschap, stichting, vennootschap onder firma of maatschap;
    • j.
      het vaststellen en wijzigen van de begroting, overeenkomstig het bepaalde in artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
    • k.
      het liquidatieplan bij uittreding en opheffing, en
    • l.
      het besluit bedoeld in artikel 2:8, tweede en derde lid.
  • 3.
    Om de vertegenwoordigende organen in staat te stellen tijdig hun zienswijzen over belangrijke besluiten te geven worden de concepten daarvan aangeboden tenminste acht weken voordat over deze besluiten in het algemeen bestuur wordt beraadslaagd of besloten. De vertegenwoordigende organen kunnen bij het dagelijks bestuur hun gevoelens en bezwaren omtrent het voorstel indienen. Het dagelijks bestuur zendt de zienswijzen aan het algemeen bestuur, waarbij het dagelijks bestuur een advies omtrent de zienswijzen kan toevoegen.
  • 4.
    Het algemeen bestuur beslist niet dan nadat de vertegenwoordigende organen tenminste acht weken de tijd hebben gehad te reageren op het voorgelegde besluit.
  • 5.
    Het algemeen bestuur kan bepalen dat naast de in deze regeling genoemde besluiten ook andere besluiten worden onderworpen aan de zienswijzenprocedure.
  • 6.
    Op besluiten waarop de zienswijzenprocedure van toepassing is, is artikel 2:3, tweede lid, niet van toepassing.
Artikel 2:2 Informatie- en verantwoordingsplicht aan gemeenteraden
  • 1.
    Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter geven aan de vertegenwoordigende organen alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het betreffende bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.
  • 2.
    Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter verstrekken aan de vertegenwoordigende organen alle inlichtingen die door een of meer leden van die organen worden verlangd.
  • 3.
    Het reglement van orde voor het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in de vorige leden bepaalde.
  • 4.
    Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op een bestuurscommissie.
Artikel 2:3 Algemeen bestuur
  • 1.
    Het algemeen bestuur bestaat uit 28 leden. De vertegenwoordigende organen wijzen ieder één lid van het algemeen bestuur aan. De gemeenteraden van Den Haag en Rotterdam wijzen voorts hun burgemeester en hun portefeuillehouder verkeer en vervoer aan als lid van het algemeen bestuur.
  • 2.
    Het dagelijks bestuur zendt de voorstellen waarover in de vergadering van het algemeen bestuur zal worden beraadslaagd en besloten tenminste acht weken voor vaststelling aan het algemeen bestuur, behoudens in spoedeisende gevallen.
  • 3.
    Het algemeen bestuur beslist bij volstrekte meerderheid van stemmen, met dien verstande dat:
    • a.
      de door de gemeenteraad van Rotterdam aangewezen leden van het algemeen bestuur ieder vijftien stemmen kunnen uitbrengen;
    • b.
      de door de gemeenteraad van Den Haag aangewezen leden van het algemeen bestuur ieder dertien stemmen kunnen uitbrengen;
    • c.
      de door de gemeenteraden van Delft, Westland en Zoetermeer aangewezen leden van het algemeen bestuur ieder negen stemmen kunnen uitbrengen;
    • d.
      de door de gemeenteraden van Capelle aan den IJssel, Leidschendam-Voorburg, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen aangewezen leden van het algemeen bestuur ieder zeven stemmen kunnen uitbrengen;
    • e.
      de door de gemeenteraden van Barendrecht, Hellevoetsluis, Lansingerland, Pijnacker-Nootdorp, Ridderkerk, Rijswijk aangewezen leden van het algemeen bestuur ieder vijf stemmen kunnen uitbrengen;
    • f.
      de door de gemeenteraden van Albrandswaard, Krimpen aan den IJssel, Maassluis en Wassenaar aangewezen leden van het algemeen bestuur ieder vier stemmen kunnen uitbrengen;
    • g.
      de door de gemeenteraden van Bernisse, Brielle, Midden-Delfland, Westvoorne leden van het algemeen bestuur ieder twee stemmen kunnen uitbrengen.
  • 4.
    De vertegenwoordigende organen kunnen voor ieder lid van het algemeen bestuur een plaatsvervangend lid aanwijzen.
  • 5.
    De leden van het algemeen bestuur leggen aan het vertegenwoordigend orgaan dat hen heeft aangewezen verantwoording af over het door hen in het algemeen bestuur gevoerde bestuur. Zij geven het vertegenwoordigend orgaan daartoe alle inlichtingen die een of meerdere leden van dit orgaan verlangen of die het vertegenwoordigend orgaan voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft. Het betreffende vertegenwoordigend orgaan bepaalt op welke wijze verantwoording wordt afgelegd. Indien het betreffende vertegenwoordigend orgaan het vertrouwen in het eigen lid van het algemeen bestuur verliest, kan dit lid ontslagen worden.
  • 6.
    Het algemeen bestuur kan op verzoek van gedeputeerde staten een lid van gedeputeerde staten aanwijzen dat toegang heeft tot de vergadering van het algemeen bestuur en dat kan deelnemen aan de beraadslaging.
Artikel 2:4 Initiatief, amendement en motie
  • 1.
    Ieder lid van het algemeen bestuur heeft het recht voorstellen te doen aan het algemeen bestuur.
  • 2.
    Ieder lid van het algemeen bestuur heeft het recht amendementen voor te stellen op voorstellen die aanhangig zijn bij het algemeen bestuur.
  • 3.
    Een lid dat het woord in een vergadering van het algemeen bestuur voert kan daarbij moties over het in behandeling zijnde onderwerp of enig ander onderwerp indienen.
  • 4.
    Het reglement van orde van het algemeen bestuur bepaalt op welke wijze voorstellen als bedoeld in dit artikel kunnen worden gedaan.
Artikel 2:5 Voorzitter en plaatsvervangend voorzitter
  • 1.
    Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden de voorzitter aan voor een periode van twee jaar, met dien verstande dat de burgemeester van Den Haag of de burgemeester van Rotterdam als voorzitter wordt aangewezen.
  • 2.
    De voorzitter is niet direct herbenoembaar.
  • 3.
    De in het eerste lid genoemde burgemeester die niet als voorzitter is aangewezen, is de plaatsvervangend voorzitter van de Metropoolregio en vervangt de voorzitter bij diens verhindering of ontstentenis.
  • 4.
    De voorzitter is aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd over het door hem gevoerde bestuur. Hij geeft het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.
Artikel 2:6 Dagelijks bestuur
  • 1.
    Het dagelijks bestuur bestaat uit vijf door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen leden die ieder één stem hebben, waarbij:
    • a.
      de burgemeesters van Den Haag en Rotterdam worden aangewezen als voorzitter en vice-voorzitter;
    • b.
      de overige leden worden benoemd uit de leden bedoeld in artikel 2:3, derde lid, onder c tot en met g.
  • 2.
    De leden bedoeld in het eerste lid onder b worden aangewezen voor een periode van twee jaar.
  • 3.
    In aanvulling op het eerste lid kan het algemeen bestuur op verzoek van gedeputeerde staten besluiten een additioneel lid in het dagelijks bestuur aan te wijzen uit gedeputeerde staten. Dit lid van het dagelijks bestuur heeft toegang tot de vergadering van het algemeen bestuur en kan aan de beraadslaging deelnemen. Indien toepassing is gegeven aan dit lid, is artikel 2:3, zesde lid, niet van toepassing.
Artikel 2:7 Bestuurscommissies
  • 1.
    Het algemeen bestuur kan bij verordening bestuurscommissies instellen waaraan bevoegdheden van het algemeen bestuur onderscheidenlijk het dagelijks bestuur worden overgedragen.
  • 2.
    Het algemeen bestuur regelt de afstemming tussen de verschillende bestuurscommissies, voor zover er meer dan een bestuurscommissie wordt ingesteld.
  • 3.
    Het algemeen bestuur stelt in elk geval een bestuurscommissie Vervoersautoriteit Metropoolregio Rotterdam Den Haag in, welke bestaat uit de portefeuillehouders verkeer en vervoer van de gemeenten. Het algemeen bestuur kan op verzoek van gedeputeerde staten besluiten tevens de portefeuillehouder verkeer en vervoer uit gedeputeerde staten aan te wijzen als lid van de Vervoersautoriteit.
  • 4.
    De portefeuillehouder verkeer en vervoer van de gemeente Den Haag of de gemeente Rotterdam wordt als voorzitter van de Vervoersautoriteit aangewezen. De voorzitter van de Vervoersautoriteit is niet direct herbenoembaar.
  • 5.
    De in het vierde lid genoemde portefeuillehouder die niet als voorzitter van de Vervoersautoriteit is aangewezen, is de plaatsvervangend voorzitter van de Vervoersautoriteit en vervangt de voorzitter van de Vervoersautoriteit bij diens verhindering of ontstentenis.
Artikel 2:8 Adviescommissies
  • 1.
    Het algemeen bestuur kan bij verordening vaste adviescommissies aan het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of de voorzitter instellen. Het algemeen bestuur regelt bij de instelling de verhouding tot de overige ingestelde adviescommissies en bestuurscommissies.
  • 2.
    Het algemeen bestuur stelt in elk geval een adviescommissie in die adviseert omtrent de aangelegenheden van de Vervoersautoriteit. Deze adviescommissie doet een afschrift van al zijn adviezen toekomen aan de Vervoersautoriteit. De leden van deze adviescommissie worden door en uit de vertegenwoordigende organen aangewezen en voor zover een lid van gedeputeerde staten zitting heeft in de Vervoersautoriteit door en uit provinciale staten van Zuid-Holland.
  • 3.
    Het algemeen bestuur stelt in elk geval een adviescommissie in die adviseert omtrent het economisch vestigingsklimaat. De leden van deze adviescommissie worden door en uit de vertegenwoordigende organen aangewezen en voor zover een lid van gedeputeerde staten zitting heeft in het dagelijks bestuur door en uit provinciale staten van Zuid-Holland.
Hoofdstuk 3 Belang, taken en bevoegdheden
Artikel 3:1 Belangen en taken
  • 1.
    De Metropoolregio heeft tot taak, met inachtneming van hetgeen bij wet en in deze regeling is bepaald, het bevorderen van de samenwerking tussen de gemeenten met het oog op een voorspoedige ontwikkeling in het gebied en het beheer van de aan de regio toevertrouwde voorzieningen. Zij houdt zich daartoe bezig met:
    • a.
      het, voor zover daar in het navolgende niet van wordt afgeweken, met inachtneming van de autonomie van de gemeenten vaststellen van de doelstellingen op het gebied van verkeer en vervoer en de verbetering van het economische vestigingsklimaat. Het zorg dragen voor het realiseren van de doelstellingen en het voorbereiden en ontwikkelen van een gezamenlijk regionaal beleid op deze terreinen, en
    • b.
      het uitvoeren van de, met betrekking tot de met het in a genoemde beleid gemoeide belangen en onderwerpen, rechtstreeks bij of krachtens wetgeving of bij of krachtens deze regeling aan de metropoolregio opgedragen taken en bevoegdheden,
    • c.
      de bij wet of algemene maatregel van bestuur aan de Metropoolregio opgedragen taken en bevoegdheden.
  • 2.
    De in het vorige lid onder a genoemde gebieden ‘verkeer en vervoer’ en ‘het economisch vestigingsklimaat’ kunnen niet worden aangevuld met andere beleidsterreinen dan na toepassing van artikel 6:3.
Artikel 3:2 Strategische agenda
  • 1.
    Het algemeen bestuur stelt in het eerste jaar van iedere bestuursperiode van de gemeenteraden een Strategische Agenda vast. Deze agenda omvat in ieder geval strategieën om de doelstellingen als bedoeld in artikel 3:1 te verwezenlijken.
  • 2.
    Het algemeen bestuur stelt jaarlijks voor het komende kalenderjaar een werkplan vast op basis van de Strategische Agenda.
Artikel 3:3 Bevoegdheidsverdeling
  • 1.
    Aan het algemeen bestuur komen alle bevoegdheden toe, voor zover deze niet bij of krachtens de wet of bij of krachtens deze regeling aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn toegekend.
  • 2.
    Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het voeren van het dagelijks bestuur, tenzij bij of krachtens de wet anders bepaald.
  • 3.
    Het algemeen bestuur stelt de bevoegdheid van het dagelijks bestuur vast tot het procederen in kort geding, het voegen in strafzaken, het spoedheidshalve instellen van bezwaar en beroep, het instellen van incidenteel beroep daaronder begrepen, het verzoeken van een voorlopige voorziening en het verrichten van (rechts-)handelingen ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit, en kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden van het algemeen bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. Artikel 156 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
  • 4.
    De voorzitter vertegenwoordigt de Metropoolregio in en buiten rechte.
Artikel 3:4 Bevoegdheden Verkeer en Vervoer
  • 1.
    Het dagelijks bestuur voert de in het Besluit Vervoersregio genoemde bevoegdheden uit voor het bij dat besluit bepaalde territoir.
  • 2.
    Aan het algemeen bestuur is overgedragen de bevoegdheid een subsidieverordening op te stellen in het kader van verkeer en vervoer.
Artikel 3:5 Faciliterendeen dienstverlenende taken
  • 1.
    De Metropoolregio faciliteert op verzoek van ten minste twee deelnemers een platform voor coördinatie en afstemming tussen deelnemende gemeenten, voor zover de gespreksonderwerpen van dit platform een directe relatie hebben met de strategische agenda als bedoeld in artikel 3:2.
  • 2.
    De Metropoolregio is bevoegd tot het verrichten van diensten ten behoeve van een of meer andere rechtspersonen ingesteld krachtens publiekrecht dan de gemeenten, indien deze daarom verzoeken en het algemeen bestuur dat verzoek inwilligt.
  • 3.
    De Metropoolregio is bevoegd tot het verrichten van diensten ten behoeve van een instelling of orgaan waarin zij namens de gemeenten zitting heeft, indien de desbetreffende instelling hierom verzoekt.
  • 4.
    Een besluit tot facilitering of dienstverlening wordt genomen door het algemeen bestuur en vermeldt de wijze van kostenverrekening en overige voorwaarden waaronder tot de gevraagde facilitering of dienstverlening wordt overgegaan.
Artikel 3:6 Treffen gemeenschappelijke regeling
  • 1.
    Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter kunnen, ieder voor zover zij voor de Metropoolregio bevoegd zijn, een gemeenschappelijke regeling treffen als bedoeld in artikel 93 onderscheidenlijk artikel 96 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
  • 2.
    Indien het dagelijks bestuur of de voorzitter een gemeenschappelijke regeling treft, behoeft zij toestemming van het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur kan de toestemming slechts onthouden wegens strijd met het recht of strijd met het algemeen belang.
  • 3.
    In dit artikel wordt onder het treffen van een gemeenschappelijke regeling tevens verstaan het toetreden tot, uittreden uit of wijzigen van een gemeenschappelijke regeling.
Artikel 3:7 Overige bevoegdheden
  • 1.
    De Metropoolregio komen alle bevoegdheden toe die het openbaar lichaam van rechtswege bezit om als rechtspersoon aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen.
  • 2.
    Voor alle van de in artikel 3:1 genoemde belangen, taken en bevoegdheden is de Metropoolregio bevoegd tot:
    • a.
      het reageren op rijks- en provinciale nota’s en plannen die voor het territoir van belang zijn;
    • b.
      het vertegenwoordigen van de Metropoolregio in overlegsituaties, en
    • c.
      het organiseren van overleg en het uitbrengen van advies.
Hoofdstuk 4 Financiën
Artikel 4:1 Begroting
  • 1.
    Het algemeen bestuur stelt jaarlijks voorafgaande aan het jaar waarvoor deze gelden de begroting en investeringsplannen vast. De artikelen 189 tot en met 195 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing voor zover daarvan niet bij de Wet gemeenschappelijke regelingen is afgeweken.
  • 2.
    De zienswijzenprocedure is van overeenkomstige toepassing op wijzigingen van de begroting, tenzij de bijdragen van de gemeenten niet veranderen en er niet wordt geschoven tussen begrotingsposten.
Artikel 4:2 Administratie
  • 1.
    Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. De verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. Artikel 212, tweede lid, van de Gemeentewet is van toepassing.
  • 2.
    Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst. Artikel 213, tweede tot en met negende lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
  • 3.
    Het dagelijks bestuur zendt de verordeningen bedoeld in dit artikel binnen twee weken na vaststelling door het algemeen bestuur aan gedeputeerde staten.
Hoofdstuk 5 De secretaris-directeur, overige ondersteuning, archief, ombudsman
Artikel 5:1 Secretaris-directeur
  • 1.
    Het algemeen bestuur beslist op voordracht van het dagelijks bestuur omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris-directeur van de Metropoolregio.
  • 2.
    De secretaris-directeur van de Metropoolregio geeft leiding aan de ondersteuning van het bestuur van de Metropoolregio.
  • 3.
    Het algemeen bestuur regelt de vervanging van de secretaris-directeur bij diens verhindering of ontstentenis.
Artikel 5:2 Ambtelijke ondersteuning
  • 1.
    Het algemeen bestuur stelt een verordening vast met betrekking tot de ambtelijke organisatie.
  • 2.
    Het algemeen bestuur regelt de bezoldiging en de rechtspositie van de ambtenaren van de Metropoolregio. Artikel 4 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5:3 Archief
  • 1.
    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen bij deze regeling ingesteld, overeenkomstig een door het algemeen bestuur met inachtneming van de Archiefwet 1995 vast te stellen regeling, die aan gedeputeerde staten wordt meegedeeld.
  • 2.
    Gedeputeerde staten oefenen toezicht uit op de krachtens het eerste lid aan het dagelijks bestuur opgedragen zorg voor de archiefbescheiden overeenkomstig het Archiefbesluit, voor zover deze van toepassing is op de organen van gemeenten.
  • 3.
    De secretaris-directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente waar de Metropoolregio is gevestigd.
  • 4.
    De archivaris van de gemeente waar de Metropoolregio is gevestigd oefent toezicht uit op het in het derde lid genoemde beheer.
  • 5.
    Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid en artikel 13, eerste lid van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde organen is aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente waar de Metropoolregio is gevestigd.
  • 6.
    De in het vijfde lid bedoelde archiefbescheiden worden beheerd door de archivaris van de gemeente waar de Metropoolregio is gevestigd.
Artikel 5:4 Ombudsfunctie
De ombudsman van de gemeente Rotterdam is bevoegd tot behandeling van verzoekschriften als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Hoofdstuk 6 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Artikel 6:1 Toetreding
  • 1.
    Toetreding van gemeentebesturen kan plaatsvinden bij daartoe strekkende gelijkluidende besluiten van de gemeenteraad, het college en de burgemeester van de betreffende gemeente en de instemming van alle bestuursorganen die aan deze regeling deelnemen.
  • 2.
    Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding en kan aan de toetreding gevolgen verbinden.
  • 3.
    De toetreding gaat in op een door het algemeen bestuur in het toetredingsbesluit genoemde datum.
Artikel 6:2 Uittreding
  • 1.
    De gemeenteraad, het college en de burgemeester van een van de gemeenten kunnen uittreden.
  • 2.
    Het algemeen bestuur kan algemene regels stellen omtrent de procedure van uittreding.
  • 3.
    Het algemeen bestuur doet aan de bestuursorganen van de gemeenten een voorstel voor regeling van de gevolgen van de uittreding in een ontwerp-uittredingsplan waarbij de belangen van de gemeenten waarvan de bestuursorganen uittreden en van de achterblijvende gemeenten op evenwichtige wijze worden afgewogen.
  • 4.
    De bestuursorganen die aan deze regeling deelnemen stellen met ten minste twee derde meerderheid het uittredingsplan vast.
  • 5.
    De uittreding vindt slechts plaats op 1 januari na de datum, waarop opname in het register als bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen heeft plaatsgevonden, tenzij door het algemeen bestuur een later tijdstip is bepaald.
Artikel 6:3 Wijziging
  • 1.
    De regeling kan worden gewijzigd bij gelijkluidende besluiten van alle bestuursorganen die aan deze regeling deelnemen.
  • 2.
    De wijzigingsregeling bepaalt wanneer deze in werking treedt.
Artikel 6:4 Opheffing
  • 1.
    De regeling kan worden opgeheven bij daartoe strekkende gelijkluidende besluiten van alle bestuursorganen die aan deze regeling deelnemen.
  • 2.
    De opheffing wordt van kracht op 1 januari, volgend op de datum waarop het laatste bestuursorgaan dat aan deze regeling deelneemt de in het eerste lid bedoelde besluiten heeft genomen, tenzij het algemeen bestuur een later tijdstip heeft bepaald.
  • 3.
    In geval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt hij daarvoor de nodige regels. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.
  • 4.
    Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, na raadpleging van de vertegenwoordigende organen, vastgesteld.
  • 5.
    Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de beëindiging van de regeling.
  • 6.
    De organen van de Metropoolregio blijven, zo nodig, na het tijdstip van de beëindiging in functie totdat de liquidatie is voltooid.
Hoofdstuk 7 Geschillen
Artikel 7:1 Voorprocedure
  • 1.
    Onverminderd het bepaalde in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen worden geschillen over de toepassing van de regeling, in de ruimste zin van het woord, onderworpen aan een niet-bindend deskundigenadvies.
  • 2.
    Voordat wordt overgegaan tot het vragen van het in het eerste lid bedoelde deskundigenadvies, wordt het geschil besproken tussen een afvaardiging van het dagelijks bestuur en een afvaardiging van het gemeentebestuur waarmee het geschil bestaat.
  • 3.
    Indien het in het tweede lid bedoelde overleg niet tot een oplossing leidt, benoemen het dagelijks bestuur en het gemeentebestuur waarmee het geschil bestaat elk een onafhankelijke deskundige. Beide deskundigen benoemen een derde deskundige, die tevens als voorzitter van de adviescommissie optreedt. Het dagelijks bestuur treedt mede namens het betreffende gemeentebestuur op als opdrachtgever van de commissie. In de opdracht wordt tenminste het probleem geschetst, worden de te beantwoorden vragen geformuleerd en wordt de termijn genoemd waarbinnen de commissie haar advies dient uit te brengen.
  • 4.
    De in het derde lid bedoelde commissie regelt zelf de wijze waarop zij haar advies tot stand brengt. Het advies wordt tegelijkertijd toegezonden aan het dagelijks bestuur en aan het betreffende gemeentebestuur.
  • 5.
    Op basis van het advies treden de in het tweede lid bedoelde personen nogmaals in overleg om te trachten tot een oplossing van het geschil te komen. Indien het overleg niet tot een oplossing leidt, is elk der partijen vrij om het geschil overeenkomstig het gestelde in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen voor te leggen aan gedeputeerde staten.
  • 6.
    De kosten van de adviescommissie worden door het dagelijks bestuur en het betreffende gemeentebestuur ieder voor de helft gedragen.
Hoofdstuk 8 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 8:1 Periodieke evaluatie
Het algemeen bestuur draagt zorg voor een vijfjaarlijkse evaluatie van de regeling. Bij deze evaluatie worden de deelnemende bestuursorganen betrokken. De evaluatie wordt aan de vertegenwoordigende organen voorgelegd. De eerste evaluatie vindt plaats twee jaar na inwerkingtreding van deze regeling.
Artikel 8:2 Toezending ex artikel 26 van de wet
Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam draagt zorg voor de toezending aan gedeputeerde staten en de minister van de besluiten tot toetreding tot, uittreding uit, wijziging of opheffing van de regeling. Deze besluiten worden ook voor kennisgeving gezonden aan de Minister van Infrastructuur en Milieu.
Artikel 8:3 Onbepaalde tijd
  • 1.
    De regeling wordt getroffen voor onbepaalde tijd.
  • 2.
    In 2024 evalueert het algemeen bestuur de regeling, waarbij in elk geval wordt onderzocht of:
    • a.
      de doelstellingen van de regeling, gelet op de overwegingen, zijn behaald, of
    • b.
      voldoende grond bestaat voor continuering van de regeling.
  • 3.
    Het algemeen bestuur doet, gehoord de Vervoersautoriteit, aan de bestuursorganen van de gemeenten op grond van de evaluatie, bedoeld in het tweede lid, een voorstel omtrent continuering van de regeling en de voorwaarden waaronder. De zienswijzenprocedure is van toepassing.
Artikel 8:4 Inwerkingtreding en citeerwijze
  • 1.
    De regeling treedt in werking op de dag nadat de Eerste Kamer van de Staten-Generaal het voorstel voor de Wet afschaffing plusregio’s heeft aangenomen.
  • 2.
    De regeling wordt aangehaald als "Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2014".
  • 3.
    Artikel 8:3, tweede en derde lid, vervalt per 1 januari 2026.
Naar boven