AKC Arbeidsdeskundig Centrum
Amvb Algemene maatregel van Bestuur
Nuo Niet uitkeringsontvangers
SCP Sociaal Cultureel Planbureau
VNG Vereniging Nederlands Gemeenten
Wet Wajong Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten
Wml Wettelijk minimumloon
Wsw Wet sociale werkvoorziening
ZBO Zelfstandig bestuursorgaan
Vanaf 1 januari 2015 treedt de Participatiewet in werking. Deze wet voegt de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en een deel van de Wet Werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) samen, onder verantwoordelijkheid van de gemeente.
Het belangrijkste doel van de invoering van de Participatiewet is om alle mensen, óók mensen met een arbeidsbeperking, als volwaardige burgers mee te laten doen in de samenleving. Om dit te realiseren krijgen gemeenten de beschikking over een aantal nieuwe instrumenten. Eén van deze instrumenten is loonkostensubsidie voor arbeidsgehandicapten. Het gaat hier – in tegenstelling tot de loonkostensubsidie die onder de Wwb kan worden ingezet – niet om een tijdelijke, maar een structurele loonkostensubsidie.
Werkgevers hebben verder in het sociaal akkoord afgesproken dat ze extra banen gaan creëren voor mensen met een arbeidsbeperking. Het gaat uiteindelijk om 100.000 extra banen (oplopend tot 2026) in de marktsector. De overheid zorgt tot 2024 nog eens voor 25.000 extra banen. Deze banenafspraak staat los van de 30.000 beschutte werkplaatsen die in de komende jaren worden gecreëerd en los van de arbeidsplaatsen waarop nu al Wajongers werken.
De structurele loonkostensubsidie en de baanafspraken moeten ervoor zorgen dat gemeenten mensen met een arbeidsbeperking kunnen plaatsen op de reguliere arbeidsmarkt. Gemeenten werken hierbij op regionaal niveau samen met UWV, werkgevers- en werknemers organisaties. Hiervoor worden in de 35 arbeidsmarktregio’s Werkbedrijven gevormd. De voorwaarden die gesteld worden aan de Werkbedrijven worden nog geconcretiseerd middels een Algemene maatregel van Bestuur (Amvb), die in oktober bekend zal worden gemaakt.
In hoofdstuk 2 wordt een toelichting gegeven op de bedoeling van de wetgever van het Werkbedrijf, de rol en de faciliteiten die door het werkbedrijf georganiseerd zou moeten worden. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het onderwerp loonkostensubsidie en wordt een concreet beleidsvoorstel gedaan. Hoofdstuk 4 bevat nadere informatie over de baanafspraken en een voorstel voor een plan van aanpak. Ook voor de baanafspraken geldt dat deze nog geconcretiseerd worden middels een Amvb. Deze wordt pas in november 2014 openbaar.
In het Sociaal Akkoord is afgesproken, dat sociale partners en gemeenten in elke arbeidsmarktregio een ‘Werkbedrijf’ oprichten. Dit betekent dat er landelijk 35 Werkbedrijven komen. Om dit in goede banen te leiden is landelijk een Werkkamer opgericht. In de Werkkamer zitten afgevaardigden van Vereniging Nederlands Gemeenten (VNG) en de Stichting van de Arbeid.
In de brief van de staatssecretaris wordt het volgende geschreven over de werkbedrijven:
Het sociaal akkoord versterkt de al ingeslagen richting om de dienstverlening aan werkgevers en werkzoekenden vorm
te geven in 35 arbeidsmarktregio’s en het maakt deze richting een stap concreter. Gemeenten en sociale partners
zorgen ervoor dat er 35 Werkbedrijven komen. Deze Werkbedrijven zijn de schakel tussen de werkgever en de mensen
met een arbeidsbeperking die aan de slag worden geholpen. Hiermee worden de kansen op succesvolle plaatsing
vergroot. Gemeenten hebben de lead en werken samen met UWV en sociale partners. Gemeenten en sociale partners
werken het Werkbedrijf samen uit in de onlangs opgerichte Werkkamer.
Voor de uitwerking van het Werkbedrijf overleggen de sociale partners met gemeenten in de Werkkamer. Doel daarbij is te komen tot een praktische en werkbare invulling van de Werkbedrijven die gemeenten en bedrijven helpt en onnodige bureaucratie voorkomt. De uitwerking is erop gericht om tot de gewenste eenduidige regionale aanpak voor bedrijven en mensen met een arbeidsbeperking te komen (dienstverlening aan werkgevers, eenduidigheid over de methodiek om de loonwaarde te bepalen en regionaal afgestemde arrangementen voor persoonlijke begeleiding, zoals bijvoorbeeld jobcoaching). Daarbij kan worden aangesloten op al bestaande regionale verbanden.
De afspraak over de Werkbedrijven wordt wettelijk verankerd en uitgewerkt in een Algemene Maatregel van Bestuur (Amvb). De AMvB is nog niet vastgesteld. Deze wordt naar verwachting in november 2014 openbaar gemaakt. Doel is dat de Werkbedrijven in 2015 operationeel zijn.
2.2 Rol van het Werkbedrijf
Er is sprake van een Werkbedrijf als er een marktbewerkingsplan inclusief samenwerkingsafspraken en afspraken over de wijze waarop de hieronder genoemde taken van het Werkbedrijf worden belegd, tot stand is gekomen. In het plan worden kansen en mogelijkheden beschreven voor het plaatsen van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, in het bijzonder mensen met een arbeidsbeperking. De regionale uitvoering gebeurt onder regie van het Werkbedrijf door gemeenten, UWV, SW-bedrijven en/of private partijen (gelijk speelveld). De taak van het Werkbedrijf is om aan de hand van het regionale marktbewerkingsplan ervoor zorg te dragen dat de afspraken worden opgepakt en uitgevoerd.
Partijen in De Werkkamer vinden dat onder regie van het Werkbedrijf op regionaal niveau een basispakket aan functionaliteiten moet worden georganiseerd. De gereedschapskist voor werkgevers bevat ten minste de volgende faciliteiten:
- •
- •
Vast contactpersoon voor werkgevers
- •
Een loonwaardesystematiek binnen landelijk vastgestelde kaders
- •
- •
- •
Begeleiding naar en tijdens werk
- •
- •
- •
Expertise en dienstverlening rondom jobcreatie en jobcarving
- •
Kosten werkplekaanpassingen
- •
Continuering faciliteiten bij verhuizing
Bovenstaande voorzieningen sluiten andere faciliteiten die goed werken niet uit, maar moeten als een basisvoorziening ten minste aanwezig zijn. Op regionaal niveau moet een eenduidige en uniforme procedure voor aanvraag en afhandeling ontstaan.
- 2.
3 Model van het werkbedrijf
- 2.
4 Werkbedrijf Rotterdam-Rijnmond
In het eerste kwartaal 2014 hebben de portefeuillehouders SZW van de gemeenten in de arbeidsmarktregio Rotterdam-Rijnmond, besloten de samenwerking binnen de arbeidsmarktregio te beperken tot een aantal onderwerpen rondom de Participatiewet. Het volgende wordt gerealiseerd voor 1-1-2015:
- 1.
Er wordt een marktbewerkingsplan opgesteld, waarbij:
- a.
Op sector – en bedrijfsniveau is benoemd waar kansen liggen voor plaatsingen voor de doelgroep baanafspraken in 2014;
- b.
Voor elk van de betrokken partijen is gedefinieerd wat hun rol en toegevoegde waarde is om te komen tot meer succesvolle plaatsingen.
- 2.
Voor werkgevers komt er binnen de arbeidsmarktregio één herkenbare ‘ingang’. Hiertoe zullen alle werkgeversservicepunten binnen de arbeidsmarktregio vanaf 1 januari 2015 verdergaan onder het paraplumerk Werkgeversservicepunt Rijnmond. Hieraan wordt de vestigingsnaam of –stad toegevoegd. Werkgevers kunnen in principe bij elk werkgeversservicepunt terecht binnen de arbeidsmarktregio en kunnen daar een beroep doen op dezelfde instrumenten;
- 3.
Er wordt een bestuur gevormd. Er wordt hierbij zoveel mogelijk aangesloten bij bestaande overlegstructuren. Ook wordt gestreefd naar het formeren van een klein slagvaardig bestuur en een gelijk aantal vertegenwoordigers per sector (overheid, ondernemers, onderwijs);
- 4.
Het Werkbedrijf speelt een belangrijke rol bij het plaatsen van mensen op de extra banen uit de banenafspraak die de sociale partners met het kabinet hebben gemaakt. Er worden dan ook samenwerkingsafspraken gemaakt rond de uitvoering van de Baanafspraken. Het gaat hier in elk geval om afspraken op bestuurlijk niveau met het UWV, dat als taak heeft de invulling van de baanafspraken te registreren. Verder betreft het regionale afstemming van de aanvullende voorzieningen die aan werkgevers kunnen worden geboden;
- 5.
De werkwijze voor de loonwaardemeting ten behoeve van het verstrekken van een loonkostensubsidie aan uitkeringsgerechtigden met een arbeidsbeperking, wordt regionaal geüniformeerd. Er wordt gestreefd naar het werken met dezelfde loonwaardesystematiek.
In deze uitvoeringsnota zijn de onderwerpen loonkostensubsidie en loonwaardemeting en baanafspraken nader uitgewerkt. Voor advisering over de andere punten wordt de publicatie van de Amvb Werkbedrijf afgewacht. Dit wordt in oktober verwacht. De Amvb zou een nadere concretisering moeten bevatten van het Werkbedrijf.
In de 35 regionale Werkbedrijven moeten gemeenten, sociale partners en het UWV een keuze maken voor de methodiek waarmee de loonwaarde op de werkplek kan worden vastgesteld. Door deze keuze vast te leggen in de gemeentelijke verordening is de gemeente transparant naar haar burgers en werkgevers over de manier waarop de loonwaarde op de werkplek in de praktijk vastgesteld wordt. In dit hoofdstuk wordt dit nader uitgewerkt.
Een deel van de doelgroep Participatiewet is niet in staat 100% van het wettelijk minimumloon (wml) te verdienen. Dit kan worden veroorzaakt doordat iemand fysieke, verstandelijke en/of psychische beperkingen heeft. Om de kansen op de arbeidsmarkt voor deze personen te vergroten en het voor werkgevers aantrekkelijk te maken iemand met een arbeidsbeperking in dienst te nemen, introduceert de Participatiewet de mogelijkheid, specifiek voor deze groep, een structurele loonkostensubsidie te verstrekken.
Door het verstrekken van loonkostensubsidie, wordt de werkgever gecompenseerd voor de verminderde verdiencapaciteit. Op dit moment wordt loonkostensubsidie al ingezet als re-integratieinstrument. Het gaat hier om een tijdelijke loonkostensubsidie en/of scholingsbudget, die wordt ingezet voor de Wwb-doelgroep en gefinancierd wordt uit het Participatiebudget.
Per 2015 zijn er twee vormen van loonkostensubsidie:
- a.
(Structurele) loonkostensubsidie voor werkzoekenden met een arbeidsbeperking, gebaseerd op een loonwaardemeting en gefinancierd uit het Inkomensdeel;
- b.
Tijdelijke loonkostensubsidie die aan werkgevers kan worden meegegeven, voor werkzoekenden met een loonwaarde ter hoogte van 100% wml en gefinancierd uit het Participatiebudget. De huidige Re-integratieverordening biedt ruimte om in deze situatie loonkostensubsidie en/of scholingsbudget te verstrekken.
In deze uitvoeringsnota gaat het om de eerste vorm van loonkostensubsidie, bedoeld voor de doelgroep met een arbeidshandicap.
Een werkgever kan voor een werknemer met een arbeidsbeperking die hij in dienst neemt een loonkostensubsidie ontvangen voor het verschil tussen de loonwaarde van de werknemer en het wettelijk minimumloon. De loonwaarde moet op de werkplek gemeten worden. De meting vindt plaats op het moment dat de werkzoekende een relatie heeft (of aangaat) met een werkgever.
De loonwaarde is het percentage van het geldende loon voor de verrichte arbeid in een functie door een persoon die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, vergeleken met de arbeidsprestatie van een werknemer in dezelfde functie die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Wanneer iemand bijvoorbeeld 40% loonwaarde heeft, is hij in staat om 40% van het voor hem geldende loon te verdienen, afgezet tegen dat van iemand die zonder beperking diezelfde functie verricht: de norm functie.
3.3 Methodiek voor loonwaardemeting
Om een zorgvuldige en objectieve vaststelling van de loonwaarde te borgen, dringt het Rijk erop aan dat gemeenten binnen de arbeidsmarktregio’s afspraken maken over de minimumeisen van de loonwaardemeting en hierbij zoveel mogelijk dezelfde methodiek hanteren.
Er zijn drie methodieken gevalideerd door het AKC; Dariuz (wordt o.a. in Rotterdam gebruikt), Pantar (wordt o.a. in Amsterdam gebruikt) en UWV. Een valide methode houdt in dat deze gemiddeld juiste uitkomsten geeft. De uitkomsten van verschillende, maar gevalideerde, methodieken zullen minimaal afwijken.
Door de gemeenten in de regio Rijnmond zijn verschillende opties onderzocht, zoals het zelf ontwikkelen van een betrouwbaar loonwaardemeetinstrument en het (regionaal) aanbesteden. Uit dit onderzoek blijkt de methodieken van UWV en van Dariuz de beste opties voor de arbeidsmarktregio Rijnmond. Deze methodieken zijn nader met elkaar vergeleken.