Verordening op de heffing en de invordering van Hondenbelasting 2015
 
RAADSBESLUIT
De raad van de gemeente Hilversum;
 
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d 23 september 2014;
 
gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;
 
BESLUIT:
vast te stellen de:
 
Verordening op de heffing en de invordering van Hondenbelasting 2015
 
Artikel 1
 
Belastbaar feit
 
Onder de naam "hondenbelasting" wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van een hond binnen de gemeente.
 
Artikel 2
 
Belastingplicht
 
1. Belastingplichtig is de houder van een hond.
2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.
3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.
 
Artikel 3
 
Vrijstellingen
 
1. In dit artikel wordt verstaan onder hondenasiel: de aan één lokatie gebonden ruimte(s) bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden die zwervend zijn aangetroffen, dan wel waar-van door de eigenaar permanent afstand is gedaan, welke lokatie als inrichting is aangemeld over-eenkomstig artikel 3.7, lid 1, van het Besluit houders van dieren.
2. De belasting wordt niet geheven ter zake van honden:
a. die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden;
b. die verblijven in een hondenasiel als bedoeld in het eerste lid;
c. die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een bedrijfsin-richting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van het Honden- en kattenbesluit 1999, wel-
ke inrichting is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;
d. die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden;
e. waarvan de houder een voor zijn hond geldend diploma, afgegeven door de Koninklijke Nederlandse Politiehondenvereniging, kan tonen;
f. die door de "Stichting sociale honden, voor gehandicapten Nederland" als gehandicapten-hond aan een gehandicapte ter beschikking zijn gesteld.
3. De vrijstelling bedoelt onder e van het tweede lid, is alleen van toepassing, indien de houder
zich heeft verbonden de desbetreffende hond met een geleider, aan wiens bevelen de hond gehoorzaamt, op aanvraag aan de politie ter beschikking te stellen.
 
 
Artikel 4
 
Maatstaf van heffing
 
De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.
 
Artikel 5
 
Belastingtarief
 
1.
De belasting bedraagt per belastingjaar:
 
 
a. voor een eerste hond
€  97,80
 
b. voor een tweede hond
€ 163,92
 
c. voor iedere hond boven het aantal van twee
€ 224,88
 
In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels, die zijn geregistreerd bij de Raad van Beheer op kynologisch gebied in Nederland, per kennel.
€ 250,32
2.
Aanslagen van € 10,- of minder worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin, wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één aanslag.
 
 
Artikel 6
 
Belastingjaar
 
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
 
Artikel 7
 
Wijze van heffing
 
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
 
Artikel 8
 
Aangifte
 
1. Indien in de loop van het belastingjaar de belastingplicht ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige bin-nen veertien dagen na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de in art. 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeen-tewet bedoelde gemeenteambtenaar verzoeken om te worden uitgenodigd tot het doen van aan-gifte.
2. De belastingplichtige die niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen veertien dagen na afloop van die zes maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een ver-zoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Artikel 9
 
Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang.
 
1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang
van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan wel het aantal honden in
de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter za- ke van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectie- velijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in
de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de be-lastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.
 
Artikel 10
 
Termijn van betaling
 
  • 1.
    De aanslagen die worden opgelegd in het belastingjaar waarop zij betrekking hebben, moe- ten worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.
  • 2.
    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aan-slagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,-, doch minder is dan € 5.000,-, en zolang de verschuldigde be-dragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belas-tingplichtige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslag-biljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
  • 3.
    Verzoeken om machtigingen voor een automatische incasso moeten uiterlijk drie weken na dagtekening van de aanslag door de gemeente ontvangen zijn. Verzoeken na die datum zul- len het jaar erop na akkoord bevinding in werking treden.
  • 4.
    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande gestelde termijnen.
 
Artikel 11
 
Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
 
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing
en de invordering van de hondenbelasting.
 
Artikel 12
 
Kwijtschelding
 
Bij de invordering van deze belasting wordt géén kwijtschelding verleend, met uitzondering van de houder van de eerste hond die voldoet aan de kwijtscheldingsvereisten van de Leidraad invordering Gemeentelijke belastingen.
 
 
 
 
 
 
 
 
Artikel 13
 
Inwerkingtreding en citeertitel
 
1. De "Verordening Hondenbelasting 2014”, vastgesteld bij raadsbesluit van 13 november 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
4. Deze verordening wordt aangehaald als de "Verordening Hondenbelasting 2015".
 
 
 
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van 12 november 2014,
 
De griffier, De voorzitter,
 
 
 
 
A.E.M. Randsdorp, a.i. P.I. Broertjes
 
Naar boven