Artikel 1. Begripsbepalingen
Het verzoek van een cliënt om in aanmerking te komen voor één of meerdere voorzieningen op grond van de Jeugdwet, de Participatiewet, de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en de Wet maatschappelijke ondersteuning (hierna Wmo 2015).
In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden regels gesteld omtrent de aanvraag. In de Awb is de aanvraag: “
een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.” De aanvraag kan om een geheel nieuwe beschikking gaan, maar ook bijvoorbeeld het verzoek tot het wijzigen van een reeds bestaande beschikking betreffen.De Verordening sociaal domein gemeente Blaricum 2015 wijkt hier niet vanaf. Op grond van artikel 41 van de Awb moet een aanvraag schriftelijk worden ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen. Dit tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. De Participatiewet en de Wmo 2015 stellen specifieke eisen aan de aanvraag. Zo moet een aanvraag op grond van de Participatiewet, enkele uitzonderingen daargelaten, worden ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, waarna het college de aanvraag verder behandelt. Het UWV neemt hierbij enkel de aanvraag in ontvangst. De bevoegdheid om de aanvraag te onderzoeken en daar een besluit over te nemen ligt bij het college. Om, ongeacht waar de melding of aanvraag in het sociaal domein gedaan wordt, een uniforme aanpak te borgen, maakt het college afspraken met het UWV over een uitvoering conform hetgeen in de Verordening sociaal domein bepaald is.
Ook in het kader van de Jeugdwet geldt dat niet alle aanvragen worden ingediend bij het college. De huisarts, medisch specialist en jeugdarts hebben op grond van de Jeugdwet een directe verwijzingsmogelijkheid. Met een dergelijke verwijzing kan de jeugdige rechtstreeks terecht bij de jeugdhulpaanbieder (bijvoorbeeld de jeugdpsychiater, de gezinswerker of orthopedagoog). De jeugdhulpaanbieder beoordeelt vervolgens welke jeugdhulp nodig is. De jeugdhulpaanbieder bepaalt in overleg met de jeugdige of ouder de concrete inhoud, vorm, omvang en duur van de benodigde jeugdhulp.
Bij een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts, zijn onderdelen van de Verordening sociaal domein niet van toepassing. Het college zet zich echter wel in om, ook wanneer het de bevoegdheden van de huisarts, medisch specialist en jeugdarts betreft, tot afspraken te komen over een aanpak conform hetgeen in de Verordening sociaal domein vastgelegd is.
Op grond van de Wmo 2015 (artikel 2.3.2, zesde lid) kan een aanvraag niet worden gedaan dan nadat er (naar aanleiding van de melding) onderzoek is verricht. Dit geldt niet wanneer het onderzoek niet is uitgevoerd binnen de termijn van zes weken en indien er sprake is van uitzonderingssituaties/spoedgevallen.
Tegen een besluit op een aanvraag staat bezwaar en beroep open.
Het begrip ‘cliënt’ kan ruimer zijn dan enkel degene die om hulp of toekenning van een voorziening vraagt. Zo kan op grond van de Jeugdwet een jeugdige of zijn ouder(s) of pleegouder(s) of iemand anders die een jeugdige opvoedt, als cliënt worden aangemerkt.
Voor de toekenning van schuldhulpverlening wordt met ‘cliënt’ diegene bedoeld die zich tot het college wendt met een hulpvraag of een aanvraag in het kader van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. In de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening wordt de cliënt ‘verzoeker’ genoemd.
De Wmo 2015 en de Participatiewet bevatten een uitgebreide omschrijving van de personen die uit hoofde van deze wetten onder de verantwoordelijkheid van het college vallen. Deze personen worden in de Verordening sociaal domein geduid met het begrip ‘cliënt’. Bij de Participatiewet gaat het om:
- 1.
personen die (algemene en bijzondere) bijstand ontvangen;
- 2.
personen die recht hebben op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling.
Bij de definiëring van de term cliënt, gaat de Wmo 2015 uit van personen die een melding doen of namens wie een melding wordt gedaan en personen die gebruik maken van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget is verstrekt.
Cliëntondersteuning houdt in: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen. Het college moet ervoor zorg dragen dat cliëntondersteuning beschikbaar is en dat bij de cliëntondersteuning het belang van cliënt uitgangspunt is.
4
. College: Deze bepaling spreekt voor zich.
De melding is een verzoek van een cliënt of diens vertegenwoordiger om hulp of toekenning van een voorziening in het kader van de Wmo 2015, de Jeugdwet, de Participatiewet, de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening De melding kan niet altijd worden gezien als een aanvraag voor een voorziening. De melding kan resulteren in de aanvraag van een voorziening.
De melding is in principe vormvrij en kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch worden gedaan. In artikel 2.15 van de Awb is bepaald dat een aanvraag elektronisch (onder meer per e-mail) kan worden gedaan, indien het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg geopend is. Met uitzondering van de melding op grond van de Participatiewet, kan de melding ‘door of namens de cliënt’ worden gedaan. Dit kan ruim worden opgevat. Naast de cliënt kan bijvoorbeeld diens mantelzorger, partner, familielid of andere betrokkene de melding doen.
Meldingen worden formeel bij het college gedaan, met uitzondering van die op grond van de Participatiewet. Het in ontvangstnemen van deze melding gebeurt in beginsel door het UWV.
De Participatiewet omschrijft de melding als het moment waarop cliënt zich bij het UWV heeft gemeld en zijn naam, adres en woonplaats aldaar zijn geregistreerd.
Het UWV moet een bijstandsaanvraag aan de gemeente overdragen zodra de verstrekte gegevens en bewijsstukken naar haar oordeel juist, volledig en consistent zijn (artikel 30c lid 5 Wet SUWI). De aanvraag is ingediend wanneer het door cliënt ondertekend aanvraagformulier door het UWV in ontvangst is genomen. Het UWV is verplicht de overdracht (aan de gemeente) schriftelijk te melden aan cliënt (artikel 30c lid 5 Wet SUWI).Nadat de aanvraag is overgedragen naar het college, onderzoekt het college de aanvraag.
In sommige gevallen is op grond van de Participatiewet een melding bij het UWV niet voorgeschreven en kan cliënt zich direct tot het college wenden. Het gaat hier om:
- -
aanvragen bijzondere bijstand;
- -
aanvragen algemene bijstand voor personen die in een inrichting verblijven;
- -
aanvragen algemene bijstand voor personen die niet staan ingeschreven in de BRP (Zij moeten zich wenden tot het college van de centrumgemeente).
Aanvragen algemene bijstand voor personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt moeten worden ingediend bij de Sociale verzekeringsbank (SVB).
Het college moet overeenkomsten sluiten met het UWV over de overdracht van de aanvraag. In dat kader kunnen afspraken worden gemaakt over de taakverdeling en de termijn waarbinnen een aanvraag wordt overgedragen. Ook kan voor bepaalde categorieën van aanvragen een andere taakverdeling tussen het college en het UWV worden vastgesteld (artikel 30c lid 6 Wet SUWI).
Om in het sociaal domein een uniforme aanpak te borgen rondom de melding en de aanvraag, maakt het college hierover afspraken met het UWV. De afspraken gaan over een aanpak conform de uitgangspunten uit de Verordening sociaal domein. Deze afspraken kunnen bijvoorbeeld worden ingevuld door een constructie waarbij de consulent van de gemeente, onder verantwoordelijkheid van het UWV, de melding in ontvangst neemt.
In de Wmo 2015 (artikel 2.3.2, negende lid) is bepaald dat een aanvraag niet kan worden gedaan dan nadat er onderzoek is ingesteld naar de melding. Dit geldt niet wanneer het onderzoek niet is uitgevoerd binnen de termijn van zes weken en indien er sprake is van uitzonderingssituaties/spoedgevallen. Daar waar er sprake is van spoedeisendheid is het college verplicht om een passende en tijdelijke voorziening te verstrekken, in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek dat volgt na de melding.
In het kader van de Jeugdwet, en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening wordt anders dan in de Wmo 2015 en Participatiewet geen nadrukkelijk onderscheid gemaakt tussen de melding en de aanvraag. Voor deze wetten kan de melding voorafgaand aan de aanvraag plaatsvinden (het melden van een hulpvraag bij het college), maar ook de aanvraag van een voorziening zelf zijn.
Ongeacht het moment: Voor alle wetten binnen het toepassingsbereik van de Verordening sociaal domein geldt dat de melding aanleiding vormt voor het instellen van onderzoek.
Een onderzoek naar aanleiding van een melding in kader van de Jeugdwet, de Participatiewet, de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en de Wmo 2015.
De melding wordt in samenspraak met cliënt, eventueel diens mantelzorger en/of diens vertegenwoordiger onderzocht. Dit onderzoek vindt zorgvuldig plaats. Het onderzoek is afhankelijk van de melding/de hulpvraag van cliënt meer of minder uitgebreid. In de toelichting op artikel 5 van de Verordening sociaal domein wordt het onderzoek nader omschreven.
7. Sociaal domein
: Deze bepaling spreekt voor zich.
Personen of rechtspersonen die als vertegenwoordiger kunnen optreden zijn de curator, de mentor of de gevolmachtigde van de cliënt. Indien een dergelijke persoon of rechtspersoon ontbreekt: diens echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel van de cliënt. Indien deze persoon dat niet wenst of indien ook zodanige persoon ontbreekt: de ouder, het kind, de broer of zus van cliënt, tenzij deze persoon dat niet wenst.
Ondersteuning die wordt ingezet op grond de Jeugdwet, de Participatiewet, de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en de Wmo 2015. De voorziening wordt via een beschikking toegekend. Tegen een besluit, zoals geformuleerd in de beschikking, staat bezwaar en beroep open. Het besluit op de aanvraag van een voorziening is afgestemd op de domeinen jeugdhulp, onderwijs, zorg, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen en politie en justitie.
Een voorziening op grond van de Jeugdwet is een op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening, waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld:
- a.
gezond en veilig op te groeien;
- b.
te groeien naar zelfstandigheid, en
- c.
voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau
Een voorziening op grond van de Participatiewet kan bestaan uit ondersteuning in het kader van arbeidsinschakeling en het verlenen van (algemene en bijzondere) bijstand. Bij arbeidsinschakeling valt te denken aan re-integratietrajecten (ondersteuning bij het vinden van werk) en sociale activeringstrajecten (ondersteuning bij het aanbrengen van structuur in het leven van mensen).
In het kader van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening wordt onder een voorziening verstaan: ondersteuning bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden en de nazorg hierbij.
Een voorziening op grond van de Wmo 2015 is een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:
1) ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen;
2) ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen;
3) ten behoeve van beschermd wonen en opvang.