Wegsleepverordening gemeente Hilversum 2014
 
RAADSBESLUIT
 
De raad van de gemeente Hilversum,
 
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 september 2014;
 
BESLUIT:
 
Wegsleepverordening gemeente Hilversum 2014
 
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
 
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. RVV 1990:
het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
b. wet:
de Wegenverkeerswet 1994;
c. besluit:
het Besluit wegslepen van voertuigen;
d. voertuig:
wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, onder al RVV 1990;
e. motorrijtuig:
wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder c van de wet;
f. het college:
het college van burgemeester en wethouders.
g.  wegen: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1 eerste lid onder b van de wet.
 
 
Artikel 2 Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd,overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten.
Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c van de wet worden alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente aangewezen voor zover ze behoren tot een van de in artikel 2 van het besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.
 
 
Artikel 3 Eigenaar ter plaatse
 
Indien de verwijdering van een voertuig in voorbereiding c.q. in uitvoering is, behoeft een verzoek tot beëindiging van de verwijdering (door de eigenaar of anderszins rechthebbende) slechts te worden gehonoreerd, indien de voor- of achterwielen van het te verwijderen voertuig nog niet in verticale zin zijn verplaatst.
 
 
Artikel 4 Plaats bewaring voertuigen en openingstijden
  • 1.
    Als plaats van bewaring van voertuigen wordt aangewezen het terrein van de firma Collewijn Berging B.V. aan de Koningin Wilhelminaweg 447 te Groenekan. Indien voertuigen niet binnen 3 dagen worden opgehaald, worden deze overgebracht naar de hoofdvestiging: Proostwetering 81 te Utrecht.
 
  • 1.
    De openingstijden van de in het eerste lid bedoelde bewaarplaatsen worden nader door het college vastgesteld.
Artikel 5 Kosten overbrengen en bewaren voertuigen
 
  • 1.
    De voorrijkosten indien er geen versleping plaatsvindt bedragen voor voertuigen tot en met 3500 kg:
    • 1.
      tussen 08:00 uur en 17:00 uur: € 125,00
    • 2.
      tussen 17:00 uur en 08:00 uur en op zaterdag/zondag/feestdagen: € 135,00
 
2. De voorrijkosten indien er geen versleping plaatsvindt, bedragen voor voertuigen vanaf 3500 kg: bedragen:
a. tussen 08:00 uur en 17:00 uur: € 350,-.
b. tussen 17:00 uur en 08:00 uur en op zaterdag/zondag/feestdagen: €390,-
 
3. De kosten van het overbrengen (inclusief de voorrijkosten) van een voertuig tot en met 3500 kg naar de bewaarplaats van de firma Collewijn Berging B.V. aan de Koningin Wilhelminaweg 447 te Groenekan bedragen:
a.  tussen 08:00 uur en 17:00 uur: € 140,00.
b. tussen 17:00 uur en 08:00 uur en op zaterdag/zondag/feestdagen:€ 160,00.
 
4. De kosten van het overbrengen (inclusief de voorrijkosten) van een voertuig vanaf 3500 kg naar de bewaarplaats van de firma Collewijn Berging B.V. aan de Koningin Wilhelminaweg 447 te Groenekan bedragen:
a. tussen 08.00 uur en 17.00 uur: € 160,- per uur.
b. tussen 17.00 en 08:00 uur en op zaterdag/zondag/feestdagen: € 180,- per uur.
 
5. De kosten van het bewaren van een voertuig bedragen (inclusief de eerste 24 uur):
€ 15,00 per etmaal of een gedeelte daarvan en een eenmalig bedrag van € 45,- voor de afgifte van het voertuig. Een etmaal begint op het moment van in bewaring nemen van een voertuig en eindigt 24 uur later.
 
6. Indirecte kosten gemeente:
Een eenmalig bedrag aan indirecte kosten van de gemeente à € 15,-.
 
7. In geval van verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging van een voertuig ingevolge artikel 5:30 van de Algemene wet bestuursrecht, worden de kosten die in verband hiermee worden gemaakt, inclusief de kosten van taxatie, in rekening gebracht.
 
 
Artikel 6 Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat
 
Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 130, vierde lid, 164, zevende lid en 174, eerste lid van de wet, zijn artikel 1, 4 en 5 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.
 
 
Artikel 7 Inwerkingtreding
 
  • 1.
    De “Wegsleepverordening Gemeente Hilversum 2008”, vastgesteld bij raadsbesluit van 4 juni 2008, wordt ingetrokken op de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
  • 2.
    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking.
 
 
Artikel 8 Citeerartikel
 
Deze verordening wordt aangehaald als: Wegsleepverordening Gemeente Hilversum 2014.  
 
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van 5 november 2014
de griffier, de voorzitter,
 
 
 
 
A.E.M. Randsdorp, a.i. P.I. Broertjes
 
Toelichting wegsleepverordening gemeente Hilversum 2014
 
Toelichting algemeen
 
Op 1 januari 2002 zijn de Wet van 21 februari 1997, houdende de wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994), ook wel de wijziging van de wegsleepregeling genoemd, en het bijbehorende Besluit wegslepen van voertuigen in werking (hierna: Besluit), in werking getreden.
 
Het wegslepen van een voertuig moet worden gezien als een bijzondere vorm van bestuursdwang. In de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zijn in de afdeling 5.3 algemene regels gesteld voor de toepassing van bestuursdwang. Deze regels zijn voor een groot deel ook van toepassing op het wegslepen van voertuigen. In de WVW 1994 wordt een aantal bepalingen uit de Awb niet van toepassing verklaard. Tegen besluiten tot het wegslepen van voertuigen staat op grond van de Awb bezwaar en vervolgens beroep open.
 
Voor 1 januari 2002 bepaalde de WVW 1994 dat de op de weg staande voertuigen alleen mochten worden weggesleept in het belang van de veiligheid op de weg, de vrijheid van het verkeer of het vrijhouden van invalidenparkeerplaatsen. Op grond van de herziene regeling in de WVW 1994 en het daarop gebaseerde Besluit wegslepen van voertuigen is het laatstgenoemde criterium uitgebreid. Er zijn immers meer locaties denkbaar waar fout parkeren als hinderlijk wordt ervaren zonder dat de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer direct in het geding is. Direct optreden tegen dergelijk fout geparkeerde voertuigen kan in bepaalde gevallen wenselijk zijn. Hierbij kan worden gedacht aan het onbevoegd parkeren op laad- en loshavens, taxistandplaatsen, marktterreinen, voetgangersgebieden en dergelijke. Deze wegen en weggedeelten dienen nader te worden aangewezen in een gemeentelijke verordening.
 
De huidige basis voor de wegsleepregeling is neergelegd in de artikelen 170 tot en met 174 WWV 1994. Artikel 170, eerste lid van de WVW 1994 bepaalt dat de bevoegdheid tot het overbrengen en in bewaring stellen van een voertuig valt onder de bevoegdheid van burgemeester en wethouders tot toepassing van bestuursdwang als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet. Hiertoe mag worden overgegaan indien met het voertuig een bij of krachtens de WVW 1994 vastgesteld voorschrift wordt overtreden en bovendien verwijdering van het voertuig noodzakelijk is in verband met
  • 1.
    het belang van de veiligheid op de weg, of
  • 2.
    het belang van de vrijheid van het verkeer, of
  • 3.
    het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen.
 
Een voertuig kan niet zonder meer worden weggesleept wanneer aan een van de genoemde criteria wordt voldaan. Degene die met de uitvoering van de wegsleepregeling is belast, dient per geval na te gaan of in dat specifieke geval het wegslepen van het desbetreffende voertuig absoluut noodzakelijk is. Het wegslepen van een voertuig dat om 4.00 uur ’s nachts in strijd met een van de genoemde criteria is geparkeerd, zal doorgaans als niet of minder urgent moeten worden beschouwd. In zo’n geval kan het opmaken van een proces-verbaal door een opsporingsambtenaar doorgaans volstaan.
 
Verhouding Wet-Mulder en bestuursdwang
Wanneer een voertuig fout geparkeerd staat en wegsleepwaardig is, zijn er in principe twee naast elkaar bestaande manieren om hiertegen op te treden. Allereerst door politie en justitie op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet-Mulder) via het opmaken van een proces-verbaal. Daarnaast door het uitvoeren van bestuursdwang (lees: het laten wegslepen en bewaren van dat voertuig) middels een besluit van het college van burgemeester en wethouders.
In de oude wegsleepregeling bestond er een onlosmakelijk verband tussen beide vormen van optreden. Voordat tot het wegslepen van een voertuig kon worden overgegaan, moest altijd eerst een proces-verbaal op grond van de Wet-Mulder worden opgemaakt. Indien het desbetreffende proces-verbaal werd geseponeerd of wanneer vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging door de rechter volgde, dienden ook de kosten van het wegslepen en bewaren van het voertuig te worden terugbetaald.
In de huidige wegsleepregeling wordt deze koppeling losgelaten. Het opmaken van een proces-verbaal op grond van de Wet-Mulder, voordat tot het wegslepen van een voertuig kan worden overgegaan, is niet meer vereist, maar kan nog steeds wel samengaan. Opgemerkt wordt dat het wel noodzakelijk is om de geconstateerde parkeerovertreding zo goed mogelijk vast te leggen wanneer alleen gebruik wordt gemaakt van de bestuursdwangbevoegdheid. Voor eventuele latere bezwaar- en beroepsprocedures op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verstandig de geconstateerde parkeerovertreding zo goed mogelijk vast te leggen in een schriftelijk document en eventueel vergezeld te laten gaan van een foto die de feitelijke situatie weergeeft. Een eventueel sepot, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging door justitie, respectievelijk de rechter naar aanleiding van een proces-verbaal is niet zonder meer een reden om ook de kosten van de bestuursdwang terug te betalen. Het college van burgemeester en wethouders maakt in een eventuele bezwaarprocedure een zelfstandige afweging.
 
Verordening
In artikel 170 e.v. WVW 1994 is het kader aangegeven waarbinnen het college van burgemeester en wethouders gebruik kan maken van zijn bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen. Hoewel de bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen in de wet is neergelegd, kan het college pas goed van deze bevoegdheid gebruik maken wanneer de gemeenteraad in een verordening nadere regels heeft gesteld over de toepassing van deze bevoegdheid, zoals in artikel 173, tweede lid van de wet wordt voorgeschreven. In deze verordening dienen in elk geval regels te worden gesteld over:
 
  • 1.
    de aanwijzing van de plaats(en) waar de weggesleepte voertuigen worden bewaard;
  • 2.
    de berekening van de kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van het wegslepen en bewaren van voertuigen:
  • 3.
    de eventuele aanwijzing van wegen en weggedeelten waar op grond van artikel 170, eerste lid, onder c WVW 1994 voertuigen mogen worden weggesleept.
 
Wegsleepwaardige overtredingen
Om houvast te bieden bij de toepassing van de wegsleepverordening is in de bijlage bij deze toelichting aangegeven in welke concrete gevallen er sprake kan zijn van een wegsleepwaardige overtreding van de wegenverkeerswetgeving.
 
Tot slot wijzen wij nog op het bepaalde in artikel 170, zesde lid WVW 1994. Hierin wordt bepaald dat een voertuig niet kan worden weggesleept indien de rechthebbende het voertuig verwijdert voordat met de overbrenging wordt begonnen. In de wet wordt niet expliciet aangegeven wanneer met de overbrenging wordt begonnen. In de dagelijkse praktijk wordt ervan uitgegaan dat pas met de overbrenging wordt begonnen wanneer het voertuig zich in de takels van het wegsleepvoertuig bevindt. Indien de rechthebbende zich eerder bij zijn voertuig meldt, mag het voertuig niet meer worden weggesleept. Wel zal de rechthebbende alle aan de voorbereiding van de overbrenging verbonden kosten dienen te vergoeden, waarbij met name kan worden gedacht aan de voorrijkosten van het sleepvoertuig en administratieve kosten.
 
 
Artikelsgewijze toelichting
 
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
 
In deze bepaling is een aantal begrippen omschreven dat diverse malen in deze verordening terugkomt. De omschrijving van deze begrippen spreekt voor zich. Veelal wordt verwezen naar definities uit bestaande wetgeving.
 
Ad d. Voertuig
Het begrip ‘voertuig’, zoals in artikel 1, onder al RVV 1990 is omschreven, is ruim. Hieronder vallen niet alleen motorvoertuigen, maar ook fietsen en bromfietsen, invalidenvoertuigen, trams en wagens. Al deze voertuigen vallen derhalve onder de werking van deze wegsleepverordening.
Ook in de APV is een bepaling opgenomen over de verwijdering van fietsen en bromfietsen van de openbare weg (zie artikel 5.1.11). Deze bepaling is aanvullend op wat de wegenverkeerswetgeving beoogt te regelen. In artikel 5.1.11 van de APV spelen namelijk andere belangen een rol, zoals de openbare orde en veiligheid, het uiterlijk aanzien en de openbare gezondheid.
 
Ad e. Motorrijtuig
Het begrip ‘motorrijtuig’ is apart omschreven omdat artikel 5 van de wegsleepverordening alleen betrekking heeft op dit soort voertuigen.
 
Artikel 2 Aanwijzing van wegen en weggedeelten
 
De bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen is in de wet zelf geregeld. Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer hoeven geen wegen en weggedeelten te worden aangewezen. Van deze bevoegdheid kan op alle wegen en weggedeelten binnen Hilversum gebruik worden gemaakt.
 
Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten kunnen op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 173, tweede lid, aanhef en onder c WVW 1994 bij gemeentelijke verordening wegen en weggedeelten worden aangewezen. In artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen is nader aangegeven om welke soorten van wegen en weggedeelten het kan gaan, zoals onder andere gehandicaptenparkeerplaatsen, taxistandplaatsen, laad- en loshavens, parkeerplaatsen voor vergunninghouders, voetgangersgebieden en dergelijke.
Het is aan de gemeenteraad om in deze wegsleepverordening de wegen en weggedeelten aan te wijzen waar het college van burgemeester en wethouders van deze bevoegdheid gebruik kan maken. In deze wegsleepverordening is gekozen voor de ruimste variant: alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente zijn aangewezen.
Kortom, een voertuig kan in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten slechts worden weggesleept wanneer deze wegen en weggedeelten en behoren tot de soorten van wegen en weggedeelten, zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen, en zijn aangewezen in de wegsleepverordening.
 
Voor de volledigheid wordt nog eens opgemerkt dat een parkeerovertreding, zoals in deze bepaling bedoeld, op zich niet zonder meer voldoende is om over te gaan tot het wegslepen en in bewaring stellen van een voertuig. Per geval zal tevens moeten worden beoordeeld of de specifieke parkeerovertreding het wegslepen en in bewaring stellen van het desbetreffende voertuig ook rechtvaardigt. Indien bijvoorbeeld een voertuig midden in de nacht op een laad- en loshaven wordt geparkeerd terwijl alle winkels en bedrijven dicht zijn, zal het normaal gesproken niet weggesleept mogen worden. Het voertuig zal doorgaans pas mogen worden weggesleept wanneer de winkels en bedrijven weer opengaan of enige tijd daarvoor.
 
Artikel 3 Eigenaar ter plaatse
 
Dit artikel heeft met name betrekking op het bepaalde in artikel 170, zesde lid WVW 1994. Hierin wordt bepaald dat een voertuig niet kan worden weggesleept indien de rechthebbende het voertuig verwijdert voordat met de overbrenging wordt begonnen. In de wet wordt niet expliciet aangegeven wanneer met de overbrenging wordt begonnen. In de dagelijkse praktijk wordt ervan uitgegaan dat pas met de overbrenging wordt begonnen wanneer het voertuig zich in de takels van het wegsleepvoertuig bevindt. Indien de rechthebbende zich eerder bij zijn voertuig meldt, mag het voertuig niet meer worden weggesleept. Op basis van de WVW is het mogelijk om de rechthebbende alle aan de voorbereiding van de overbrenging verbonden kosten in rekening te brengen, waarbij met name kan worden gedacht aan de voorrijkosten van het sleepvoertuig en de administratieve kosten.
 
Artikel 4 Plaats bewaring voertuigen en openingstijden
 
Er is hier gekozen voor het bergingsbedrijf Collewijn in Groenekan. De inhoud van de bepaling spreekt voor zich. Vanwege de redactie van artikel 173, tweede lid WVW 1994 moeten de plaatsen van bewaring van voertuigen door de gemeenteraad worden aangewezen. Delegatie aan het college van burgemeester en wethouders is niet mogelijk. In onvoorziene omstandigheden is het denkbaar dat de burgemeester op grond van zijn bijzondere bevoegdheden ter handhaving van de openbare orde tijdelijk ook andere terreinen aanwijst als plaats van bewaring van voertuigen.
De openingstijden kunnen wel nader door het college van burgemeester en wethouders worden vastgesteld omdat ze niet expliciet genoemd zijn in artikel 173 WVW 1994. Eventueel kunnen ze ook in de verordening zelf worden opgenomen, maar dan zullen ze doorgaans minder flexibel zijn.
 
Artikel 5 Kosten overbrengen en bewaren voertuigen
 
In artikel 12 tot en met 14 van het Besluit wegslepen van voertuigen is geregeld welke soorten van kosten die verbonden zijn aan het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, in rekening kunnen worden gebracht. Het gaat hierbij niet alleen om personele en materiële kosten die direct verband houden met het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, maar ook om kosten die verbonden zijn aan bekendmaking van beschikkingen, verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging van voertuigen, inclusief de taxatie van deze voertuigen, renteverlies, WA-verzekering en dergelijke.
 
Dit worden allemaal directe kosten genoemd (artikel 12 van het Besluit wegslepen van voertuigen). Ook kunnen indirecte kosten tot ten hoogste 15% van de directe kosten in aanmerking worden genomen (artikel 13 van het Besluit wegslepen van voertuigen).
 
In de wegsleepverordening hoeven deze kostencomponenten niet allemaal inzichtelijk te worden gemaakt. Volstaan kan worden met een uitsplitsing van de kosten die verbonden zijn aan het wegslepen van voertuigen enerzijds en de bewaring van deze voertuigen anderzijds. Uiteraard dienen de opgenomen kosten wel in overeenstemming te zijn met de genoemde kostencomponenten. De gemeente dient uiteraard wel voor zichzelf en eventueel derden inzicht te hebben in de wijze waarop de genoemde kosten zijn berekend. Deze berekening zal ook in eventuele bezwaar- en beroepsprocedures de gerechtelijke toets moeten kunnen doorstaan.
 
In het vijfde lid van dit artikel, waarin de kosten van bewaring van voertuigen worden geregeld, wordt het begrip ‘etmaal’ gebruikt. Het etmaal, zoals hier bedoeld, begint op het moment van in bewaring nemen van een voertuig en eindigt 24 uur later.
 
Artikel 6 Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat
Naast de in artikel 170, eerste lid WVW 1994 bedoelde gevallen zijn in deze wet nog twee gevallen genoemd, waarin het noodzakelijk kan zijn om een voertuig te laten wegslepen en in bewaring te laten stellen. Achtereenvolgens wordt hier gedoeld op:
- het niet afgeven van zijn rijbewijs, wanneer dit is ingevorderd, omdat iemand zijn motorrijtuig heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van drogerende stoffen of alcohol en dergelijke (zie artikel 130 en 164 WVW 1994);
- de situatie dat een motorrijtuig niet beschikt over een behoorlijk zichtbare kentekenplaat terwijl de eigenaar of houder van dat motorrijtuig niet direct te achterhalen is. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan voertuigwrakken die geen kenteken meer hebben of aan situaties dat er sprake kan zijn van het ‘knoeien’ met kentekens in geval van autodiefstal.
 
Wanneer in dit soort gevallen een voertuig moet worden weggesleept en in bewaring genomen, is er geen sprake van uitoefening van bestuursdwang. Artikel 170, eerste lid WVW 1994, waarin de bestuursdwangbevoegdheid is geregeld, is dan ook niet van toepassing verklaard in de genoemde gevallen. In feite gaat het om een vorm van inbeslagname van goederen die ook in het strafrecht voorkomt.
 
Wel heeft de wetgever voor deze gevallen diverse bepalingen uit hoofdstuk X. Bestuursdwang van de WVW 1994 (artikel 170 e.v.) van overeenkomstige toepassing verklaard.
 
Artikel 7 Inwerkingtreding
 
Deze bepaling spreekt voor zich
Bijlage toelichting van de Wegsleepverordening gemeente Hilversum Wegsleepwaardige situaties
 
A. Veiligheid op de weg en vrijheid van het verkeer 
Als gevallen waarin verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg en de vrijheid van het verkeer (zie artikel 170, eerste lid, aanhef en onder a en b WVW 1994) noodzakelijk kunnen zijn, worden genoemd:
 
Plaats op de weg
1. een voertuig is tot stilstand gebracht op een trottoir, voetpad of fietspad, tenzij het een fiets, bromfiets of invalidenvoertuig betreft (zie artikel 10 en artikel 5 tot en met 7 RVV 1990).
 
Laten stilstaan
2. een voertuig is tot stilstand gebracht:
a. op een kruispunt, rotonde of een overweg;
b. op een fietsstrook of de rijbaan langs een fietsstrook;
  • 1.
    op een oversteekplaats of binnen een afstand van 5 meter daarvan;
  • 2.
    in een tunnel;
  • 3.
    bij een bord bushalte ter hoogte van de geblokte markering of indien die markering niet is aangebracht, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord, tenzij het stilstaan dient voor het onmiddellijk laten in- en uitstappen van passagiers;
  • 4.
    op de rijbaan langs een busstrook;
  • 5.
    op een busbaan of een busstrook met uitzondering van een lijnbus;
  • 6.
    langs een gele doorgetrokken streep of in strijd met bord E2 van bijlage 1 RVV 1990;
  • 7.
    op de rijbaan, inclusief de invoeg- en uitrijstrook, van een autosnelweg of autoweg, of - behoudens in noodgevallen - op de vluchtstrook, de vluchthaven of de berm van zo’n weg. (Zie artikel 23, 43, tweede lid, en 81 RVV 1990 en bord E2 van bijlage 1 bij het RVV 1990.)
 
Parkeren
3. een voertuig is geparkeerd:
  • 1.
    bij een kruispunt op een afstand van minder dan 5 meter daarvan;
  • 2.
    voor een inrit of een uitrit;
  • 3.
    buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg;
  • 4.
    langs een gele onderbroken streep of in strijd met bord E1 van bijlage 1 RVV 1990;
  • 5.
    op een wijze waardoor er sprake is van dubbel parkeren;
  • 6.
    binnen een erf, waarbij – voorzover het een motorvoertuig betreft – geen gebruik is gemaakt van de parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangewezen;
  • 7.
    op een weg waarvoor een geslotenverklaring geldt;
  • 8.
    zonder dat de voorgeschreven voertuigverlichting in werking is gesteld;
(Zie artikel 24, 25, 38 e.v. en 46 RVV 1990 en bord E1 van bijlage 1 bij het RVV 1990.)
 
Bevel of aanwijzing 
4. een voertuig is tot stilstand gebracht in strijd met een bevel of een aanwijzing, gegeven door een daartoe bevoegd en als zodanig kenbare ambtenaar of ander persoon; (Zie artikel 82 RVV 1990.)
 
Gevaarlijk of hinderlijk gedrag
5. een voertuig is overigens zodanig tot stilstand gebracht of geparkeerd dat gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden gehinderd. (Zie artikel 5 WVW 1994, het zogenaamde kapstokartikel.)
 
Toelichting
Hiervoor zijn diverse wegsleepwaardige overtredingen van de wegenverkeerswetgeving opgenomen, waarbij het motief ligt bij de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer. Zoals reeds in de algemene toelichting is aangegeven, zal van geval tot geval beoordeeld moeten worden of de geconstateerde parkeerovertreding ook daadwerkelijk wegsleepwaardig is.
 
In onderdeel 1 gaat het om overtreding van artikel 10 RVV 1990. Bestuurders van voertuigen, met uitzondering van fietsen, bromfietsen en invalidenvoertuigen (zie artikel 5 tot en met 7 RVV 1990), gebruiken de rijbaan. Zij mogen hun voertuig niet parkeren op een trottoir, voetpad of fietspad.
 
In onderdeel 2 gaat het om overtreding van het bepaalde in artikel 23, 43, tweede lid, en 81 RVV 1990 en bord E2 van bijlage 1 bij het RVV 1990.
 
In onderdeel 3  is er sprake van overtreding van het bepaalde in artikel 24, 25, 38 e.v. en 46 RVV 1990 en bord E1 van bijlage 1 bij het RVV 1990.
 
In onderdeel 4 wordt gedoeld op overtreding van het bepaalde in artikel 82 RVV 1990.
 
In onderdeel 5 gaat het om overtreding van het bepaalde in artikel 5 WVW 1994, het kapstokartikel. Op grond van deze bepaling is het verboden zich zodanig te gedragen dat er gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden gehinderd. De inhoud van deze bepaling is zo ruim dat ongewenst gedrag op de weg, i.c. ongewenst parkeren, dat niet reeds in onderdeel a tot en met d is geregeld, doorgaans onder deze bepaling kan worden gebracht.
 
B. Vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen
Verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen (zie artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c WVW 1994 en artikel 2 Besluit wegslepen van voertuigen) kunnen noodzakelijk zijn in het geval dat een voertuig geparkeerd is:
a op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E1 van bijlage 1 van het RVV 1990 of door middel van een gele onderbroken streep als bedoeld in artikel 24, lid 1 onder e RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een parkeerverbod geldt;
b op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E2 van die bijlage of door middel van een gele doorgetrokken streep als bedoeld in artikel 23, lid 1 onder g RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een verbod stil te staan geldt;
c op een parkeerplaats nader aangeduid door bord E4 van die bijlage (al dan niet met onderbord) voor zover:
- het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;
- het voertuig op een andere dan de aangegeven wijze is geparkeerd;
- het voertuig op andere dagen of uren dan aangegeven is geparkeerd;
d op een taxistandplaats, nader aangeduid door bord E5 van die bijlage, tenzij het parkeren gebeurt met een taxi;
e op een gehandicaptenparkeerplaats, nader aangeduid met bord E6 van die bijlage:
- tenzij het parkeren gebeurt met een gehandicaptenvoertuig;
- tenzij gebruik wordt gemaakt van een geldige en duidelijk zichtbaar aangebrachte gehandicaptenparkeerkaart;
- die gereserveerd is voor een bepaald voertuig, tenzij het parkeren gebeurt met dat voertuig; 
f. op een laad- en losplaats, nader aangeduid door bord E7 van die bijlage (met uitzondering van de aangegeven dagen of uren), tenzij de bestuurder van het voertuig bezig is met het onmiddellijk laden en lossen van goederen;
g. op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E8 van die bijlage voorzover het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;
h. op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E9 van die bijlage en bestemd voor vergunninghouders, tenzij het parkeren gebeurt met het voertuig waarvoor een parkeervergunning is afgegeven;
i. in een voetgangersgebied, nader aangeduid door bord G7 of C van die bijlage met uitzondering van aangegeven dagen en uren.
 
Toelichting
Hiervoor zijn diverse wegsleepwaardige overtredingen van de wegenverkeerswetgeving opgenomen, waarbij het motief niet zozeer ligt bij de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer, maar wel bij het vrijhouden van wegen en weggedeelten. In de oude wettelijke regeling werd een specifiek voorbeeld van een locatie genoemd waar voertuigen mochten worden weggesleept wanneer hier door onbevoegden werd geparkeerd, namelijk de gehandicaptenparkeerplaats. In de praktijk bleken er aanzienlijk meer locaties denkbaar te zijn waar het wegslepen van voertuigen noodzakelijk werd geacht zonder dat er direct sprake was van verkeersonveiligheid of belemmering van de doorstroming van het verkeer. In artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen is concreet aangegeven op welke soorten wegen en weggedeelten voertuigen mogen worden weggesleept in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten. Deze soorten wegen en weggedeelten zijn eerder onder a tot en met i nader aangeduid.
 
 
Naar boven