Gemeente Dalfsen - Verordening tegenprestatie Participatiewet 2015
De raad van de gemeente Dalfsen
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 september nummer 240
gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Participatiewet
besluit:
vast te stellen de Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Dalfsen 2015
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begrippen
Hoofdstuk 2. Beleid
Artikel 2. Verslag over beleid
Hoofdstuk 3. De tegenprestatie naar vermogen
Artikel 3. Inhoud van de tegenprestatie
Artikel 4. Het opdragen van een tegenprestatie
Artikel 5. Duur en omvang van de tegenprestatie
Artikel 6. Wie komt niet voor tegenprestatie in aanmerking
Artikel 7. Geen werkzaamheden voorhanden
Hoofdstuk 4. Slotbepalingen
Artikel 8. Inwerkingtreding
Artikel 9. Citeertitel
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begrippen
In deze verordening wordt verstaan onder:
  • Grote afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs niet mogelijk binnen één jaar;
  • korte afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs mogelijk binnen één jaar;
  • mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.
Hoofdstuk 2. Beleid
Artikel 2. Verslag over beleid
  • 1.
    Het college zendt eens per 2 jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid van het beleid.
  • 2.
    Het verslag, zoals bedoeld in het eerste lid, bevat het oordeel van de participatieraad.
Hoofdstuk 3. De tegenprestatie naar vermogen
Artikel 3. Inhoud van een tegenprestatie
Het college kan onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, die additioneel van aard zijn, inzetten als tegenprestatie voor zover die werkzaamheden:
  • a.
    Naar zijn aard niet zijn gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt.
  • b.
    Niet zijn bedoeld als re-integratieinstrument.
  • c.
    Worden verricht naast reguliere arbeid in de organisatie waarin ze worden verricht, en
  • d.
    Niet leiden tot verdringing.
Artikel 4. Het opdragen van een tegenprestatie
  • 1.
    Het college kan een belanghebbende een tegenprestatie opdragen.
  • 2.
    Bij het opdragen van een tegenprestatie houdt het college rekening met de volgende factoren:
    • a.
      De tegenprestatie moet naar vermogen kunnen worden verricht.
    • b.
      Een korte afstand tot de arbeidsmarkt eist gegronde reden voor een tegenprestatie.
    • c.
      De individuele omstandigheden moeten in aanmerking worden genomen.
    • d.
      De persoonlijke wensen en kwaliteiten van een belanghebbende moeten in overweging worden genomen.
    • e.
      Met lopende maatschappelijke activiteiten of vrijwilligerswerk kan rekening worden gehouden.
Artikel 5. Duur en omvang van een tegenprestatie
  • 1.
    De tegenprestatie wordt opgedragen voor de maximale duur van 12 maanden.
  • 2.
    De tegenprestatie wordt opgedragen voor maximaal 16 uren per week of 208 uren per kwartaal.
  • 3.
    De tegenprestatie kan na oplegging van de maximale duur uit lid 1 binnen een periode van zes maanden niet weer worden opgedragen.
Artikel 6. Wie komt niet voor tegenprestatie in aanmerking
Het college draagt geen tegenprestatie op indien een belanghebbende mantelzorg of vrijwilligerswerk verricht voor zover het verrichten van mantelzorg of vrijwilligerswerk naar het oordeel van het college redelijkerwijs noodzakelijk of wenselijke is en elke tegenprestatie belemmert.
Artikel 7. Geen werkzaamheden voorhanden
  • 1.
    Het college draagt geen tegenprestatie op indien geen werkzaamheden voorhanden zijn die kunnen worden ingezet als tegenprestatie.
  • 2.
    Indien het college geen tegenprestatie opdraagt omdat geen werkzaamheden voorhanden zijn, beoordeelt het college binnen 12 maanden of op dat moment wel werkzaamheden voorhanden zijn die kunnen worden ingezet als tegenprestatie.
Hoofdstuk 4. Slotbepalingen
Artikel 8. Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.
Artikel 9. Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tegenprestatie Participatiewet Dalfsen (1-1-2015).
 
Aldus besloten door de raad van de gemeente Dalfsen in zijn (openbare) vergadering van 20 oktober 2014.
De raad voornoemd,
de voorzitter, de griffier,
drs. H.C.P. Noten J. Leegwater Msc
Algemene toelichting Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Dalfsen
Het college is bevoegd een belanghebbende te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten, ook als die tegenprestatie niet direct samenhangt met arbeidsinschakeling. Een belanghebbende van achttien jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is vanaf de dag van melding gehouden naar vermogen een tegenprestatie te verrichten. Dit is vastgelegd in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet. De tegenprestatie bestaat uit de plicht om naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten, naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.
Individuele omstandigheden
Het college bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden zijnde onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, de aard, de duur en de omvang van de aan een persoon op te leggen tegenprestatie. Hierbij moet het college de in deze verordening neergelegde criteria in acht nemen. Als het college een tegenprestatie vraagt van belanghebbende, moet het een duidelijke omschrijving geven van de te verrichten werkzaamheden. Het moet voor een belanghebbende immers duidelijk zijn welke tegenprestatie van hem verwacht wordt (zie Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25-02-2013, nr. 12/3649, ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5171).
Geen tegenprestatie
Indien daarvoor dringende redenen - zoals zorgtaken - aanwezig zijn, kan het college in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van de plicht tot het verrichten van een tegenprestatie (artikel 9, tweede lid, van de Participatiewet). De plicht tot tegenprestatie is niet van toepassing op een belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (artikel 9, vijfde lid, van de Participatiewet). De plicht tot tegenprestatie is voorts niet van toepassing op een alleenstaande ouder die in het bezit is van een ontheffing als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Participatiewet (artikel 9, zevende lid, van de Participatiewet).
Afstemmen
Net als bij het niet nakomen van de arbeids- en re-integratieverplichting geldt voor het niet nakomen van de tegenprestatie dat de bijstand kan worden afgestemd overeenkomstig de gemeentelijke afstemmingsverordening.
Bevoegdheid opdragen tegenprestatie
De bevoegdheid van het college om een belanghebbende te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten geldt al sinds 1 januari 2012. De regering meent dat de tegenprestatie voor uitkeringsgerechtigden een gelegenheid is om te blijven participeren in de samenleving en om een sociaal netwerk, arbeidsritme en regelmaat te behouden. Dit zijn volgens de regering ook noodzakelijke voorwaarden om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten (TK 2013-2014, 33 801, nr. 3, p. 29).
Tegenprestatie is geen re-integratieinstrument
De plicht tot tegenprestatie heeft tot doel om maatschappelijk nuttige werkzaamheden te doen in de samenleving als tegenprestatie voor het ontvangen van een uitkering. Het opdragen van een tegenprestatie heeft niet primair tot doel de re-integratie van een belanghebbende te bevorderen, maar moet worden gezien als een nuttige bijdrage aan de samenleving (TK 2013-2014, 33 801, nr. 7, p. 49-50). De tegenprestatie is daarom naar zijn aard niet gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt en is niet bedoeld als re-integratieinstrument. Voorts mag een tegenprestatie het accepteren van passende arbeid of van re-integratieinspanningen niet belemmeren. Immers, als uitgangspunt geldt werk boven uitkering.
Verordeningsplicht
De Wet maatregelen WWB legt de gemeenteraad de verplichting op om bij verordening regels vast te stellen over het opdragen van een tegenprestatie aan mensen met een bijstandsuitkering in de leeftijd van 18 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd. Deze verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8a, eerste lid, onderdeel b Participatiewet. Het is aan de gemeente om de duur, omvang en inhoud van de tegenprestatie te regelen (zie TK 2013-2014, 33 801, nr. 24, p. 6).
Ontwikkelen beleid door college
Het college heeft de opdracht beleid te ontwikkelen ten behoeve van het verrichten van een tegenprestatie en het uitvoeren ervan overeenkomstig de verordening tegenprestatie. Dit volgt uit artikel 7, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet.
Artikelsgewijze toelichting Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Dalfsen
Artikel 1. Begrippen
Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.
Korte afstand tot de arbeidsmarkt
In artikel 1 van deze verordening is een definitie opgenomen van het begrip 'korte afstand tot de arbeidsmarkt'. Onder een korte afstand tot de arbeidsmarkt wordt verstaan dat een persoon redelijkerwijs binnen één jaar geschikt is voor deelname aan de arbeidsmarkt. Dit begrip is van belang in verband met de mogelijkheid tot het opdragen van een tegenprestatie. Zie hierover artikel 4 van deze verordening.
Grote afstand tot de arbeidsmarkt
In artikel 1 van deze verordening is een definitie opgenomen van het begrip 'grote afstand tot de arbeidsmarkt'. Onder een grote afstand tot de arbeidsmarkt wordt verstaan dat een persoon redelijkerwijs niet binnen één jaar geschikt is voor deelname aan de arbeidsmarkt. Dit begrip is van belang in verband met de mogelijkheid tot het opdragen van een tegenprestatie. Zie hierover artikel 4 van deze verordening.
Mantelzorg
In artikel 1 van deze verordening is de definitie opgenomen van mantelzorg. Deze begripsbepaling is gebaseerd op het begrip zoals dat wordt gehanteerd in de Wet maatschappelijke ondersteuning (zie artikel 1 WMO).
Uit kamerstukken met betrekking tot het begrip 'mantelzorg' zoals neergelegd in de Wet maatschappelijke ondersteuning volgt dat de vier belangrijkste kenmerken van mantelzorg zijn:
  • 1.
    Er is een bestaande sociale relatie tussen de zorgvrager en de zorgverlener.
  • 2.
    Mantelzorg wordt niet verricht in een georganiseerd verban.
  • 3.
    Het verrichten van mantelzorg is veelal geen bewuste keuze.
  • 4.
    Het verlenen van mantelzorg is nooit afdwingbaar.
Voor mantelzorg is vereist dat de verleende zorg de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning hanteert Dalfsen het protocol Gebruikelijke Zorg van het Centrum Indicatiestelling Zorg om vast te stellen of sprake is van gebruikelijke zorg. Voor de uitleg kan worden aangesloten bij de definitie van gebruikelijke zorg in het protocol Gebruikelijke Zorg: “de normale, dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.”
Deze kenmerken zijn ontleend aan diverse kamerstukken zoals TK 2004-2005, 30 169, nr. 1 (Notitie "De mantelzorger in beeld") en TK 2005-2006, 30 131, nr. C.
Artikel 2. Verslag over beleid
Het college zendt tweejaarlijks aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid van het beleid inzake het opdragen van een tegenprestatie.
Cliëntenraad betrekken bij beleid
Uit artikel 2, tweede lid, van deze verordening volgt nadrukkelijk dat de cliëntenraad moet worden betrokken bij de verantwoording over het beleid. Hier kan een relatie worden gelegd met de verordening cliëntenparticipatie, die de gemeenteraad moet vaststellen op grond van artikel 47 Participatiewet. Het verslag over het beleid inzake het opdragen van een tegenprestatie moet het oordeel van de cliëntenraad bevatten. Dalfsen heeft voor de 3 d een participatieraad ingesteld als cliëntenraad. Per december is een team actief.
Artikel 3. Inhoud van een tegenprestatie
Het college bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden zijnde onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, de aard, de duur en de omvang van de aan een persoon op te leggen werkzaamheden. Hierbij moet het college de in deze verordening neergelegde criteria in acht nemen.
Het college dient maatwerk toe te passen bij het opdragen van werkzaamheden. Rekening moet worden gehouden met de individuele omstandigheden van belanghebbende, waaronder leeftijd, opleiding, werkervaring en andere relevante persoonlijke omstandigheden. De werkzaamheden worden immers opgedragen ‘naar vermogen’. Het is dus van belang dat belanghebbende ook in staat is de werkzaamheden te verrichten.
Als het college onbeloonde werkzaamheden vraagt van belanghebbende, moet het een duidelijke omschrijving geven van de te verrichten werkzaamheden. Het moet voor een belanghebbende immers duidelijk zijn welke werkzaamheden van hem wordt verwacht (zie Rechtbank Zeeland-West-Brabant ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5171).
In dit artikel is bepaald dat het onbeloonde werk additioneel van aard is. De maatschappelijk nuttige werkzaamheden dienen zich te onderscheiden van werkzaamheden die door de reguliere arbeidsmarkt verricht worden. Het onderscheid tussen betaalde en onbetaalde werkzaamheden is afhankelijk van onder meer economische factoren en van keuzes die mede op basis daarvan door het bedrijfsleven en/of de overheid worden gemaakt. Het ontvangen van een onkostenvergoeding geldt daarbij ondanks de ontvangst als onbetaalde werkzaamheden. Denk bijvoorbeeld aan reiskosten voor vrijwilligerswerk.
Het college is niet beperkt in het aanwijzen van het soort werkzaamheden die als tegenprestatie kunnen worden ingezet. Hierdoor kan het college snel inspelen op nieuwe activiteiten die als werkzaamheden kunnen worden ingezet zonder dat wijziging van de verordening noodzakelijk is.
Omdat de werkzaamheden additioneel zijn en niet mogen leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt, kunnen veel werkzaamheden niet worden ingezet. Voor voorbeelden van werkzaamheden die kunnen worden ingezet verwijzen we naar het onderzoeksrapport van de Inspectie SZW "Voor wat hoort wat".
De tegenprestatie kan bijdragen aan de toeleiding naar de arbeidsmarkt maar is niet bedoeld als re-integratieinstrument. Het betreffen werkzaamheden die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid. De werkzaamheden mogen niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Reguliere werkzaamheden kunnen daarom niet als tegenprestatie worden ingezet. De onbeloonde werkzaamheden mag het accepteren van passende arbeid of van re-integratietrajecten niet belemmeren. Het uitgangspunt werk boven uitkering staat voorop.
Artikel 4. Het opdragen van een tegenprestatie
De gemeente kiest ervoor om de tegenprestatie in beginsel op te dragen aan een belanghebbende die een grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft. Mensen met een korte afstand kunnen zich in de eerste plaats richten op de arbeidsplicht en de re-integratieplicht, zoals het naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid verkrijgen.
Bij mensen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt mag worden verwacht dat hun inspanningen eerder zullen leiden tot uitstroom. Daarom wordt aan mensen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt minder aangedrongen op het verrichten van onbeloonde maatschappelijk activiteiten. De onbeloonde werkzaamheden mag immers het accepteren van passende arbeid of van re-integratieinspanningen niet belemmeren: werk gaat boven uitkering. Binnen deze groep kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de situatie waarin geen re-integratieactiviteiten worden verricht door belanghebbende. In dat geval bestaat er ruimte voor het opleggen van onbeloonde maatschappelijk nuttige activiteiten.
Factoren bij het opdragen onbeloonde werkzaamheden
De werkzaamheden die ingezet kunnen worden, moeten naar vermogen door iemand verricht kunnen worden. De term 'naar vermogen' heeft betrekking op de mogelijkheden waarover een belanghebbende beschikt om deze werkzaamheden te verrichten. Immers, niet alle onbeloonde maatschappelijk werkzaamheden kunnen worden opgedragen aan elke uitkeringsgerechtigde.
Mensen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt kunnen binnen een jaar weer geschikt zijn voor deelname aan de arbeidsmarkt. Het college zal aan mensen met een korte afstand alleen de tegenprestatie opdragen voor zover de omstandigheden dat rechtvaardigen. De tegenprestatie is vooral bedoeld voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.
Bij het opdragen van de onbeloonde werkzaamheden houdt het college rekening met de individuele omstandigheden van een belanghebbende, waaronder leeftijd, opleiding en werkervaring. Hierbij wordt rekening gehouden met het fysieke en psychische vermogen van een belanghebbende. Bij het opdragen van de activiteiten dient het college maatwerk te leveren. Voorts wordt rekening gehouden met praktische omstandigheden zoals reistijd en beschikbaarheid van kinderopvang.
De gemeente houdt rekening met de persoonlijke wensen en kwaliteiten van belanghebbende. Een belanghebbende heeft invloed op de keuze van de activiteiten en draagt zelf ideeën aan voor de te verrichten werkzaamheden. Draagt iemand geen ideeën aan, dan helpen we met de keuze voor nuttig werk wat voorhanden is.
Sommige uitkeringsgerechtigden zijn al maatschappelijk actief of hebben vrijwilligerswerk. De gemeente kan besluiten deze maatschappelijke activiteit aan te merken als tegenprestatie. Ook kan een al bestaande maatschappelijke activiteit of vrijwilligerswerk ertoe leiden dat met name de duur en de omvang van de tegenprestatie anders worden vastgesteld. Een voorbeeld van maatschappelijke activiteiten zijn: de zorg voor een ouder of een gehandicapt familielid.
Artikel 5. Duur en omvang van een tegenprestatie
De gemeente bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden zijnde onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, de aard, de duur en de omvang van de aan een persoon op te leggen tegenprestatie. Hierbij moet het college de in deze verordening neergelegde criteria in acht nemen. De omvang van de werkzaamheden en de duur in de tijd dienen vanwege het verbod op dwangarbeid en slavernij beperkt te zijn (art 4 EVRM).
De gemeente kiest in het eerste lid voor de duur van één jaar omdat veel organisaties werk maximaal een jaar vooruit plannen.
Lid 2
Binnen de genoemde termijn van een jaar is het mogelijk voor de gemeente om de onbeloonde werkzaamheden te wijzigen naar aard of omvang. De duur van de onbeloonde werkzaamheden mag wel kleiner zijn dan 16 uren p.wk. maar niet worden verlengd (zie lid 3). Voor de omvang is gekeken naar de maximale inzet van een vrijwilliger. Gemiddeld is dat voor een Nederlander 5 uur per week. Iemand zonder werk of re-integratieverplichtingen kan een grotere prestatie leveren als vrijwilliger. Uitgaande van een dagdeel per dag over maximaal 4 dagen is de maximale inzet 16 uur per week.
Lid 3
In het derde lid is geregeld dat de maatschappelijk nuttige activiteiten na verloop van de maximale termijn (1 jaar) gedurende een bepaalde termijn niet weer opnieuw zullen worden opgelegd.
Artikel 6. Wie komt niet voor tegenprestatie in aanmerking
Artikel 6 van de verordening bepaalt dat geen tegenprestatie wordt opgedragen indien een belanghebbende mantelzorg of vrijwilligerswerk verricht en het college het verrichten hiervan redelijkerwijze noodzakelijk vindt. De regering heeft deze mogelijkheid uitdrukkelijk benoemd in de nota van wijziging met betrekking tot de Wet maatregelen WWB (TK 2013-2014, 33 801, nr. 24, p. 6). Of sprake is van mantelzorg wordt getoetst aan de criteria van het begrip mantelzorg zoals neergelegd in artikel 1 van deze verordening. Verricht een belanghebbende mantelzorg in de zin van deze verordening en is het verrichten van mantelzorg volgens het college redelijkerwijs noodzakelijk, dan draagt het college een belanghebbende geen tegenprestatie op (artikel 6 van deze verordening).
Artikel 7. Geen werkzaamheden voorhanden
Artikel 7, eerste lid, van deze verordening bepaalt dat geen tegenprestatie wordt opgedragen indien geen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden voorhanden zijn.
Indien het college besluit geen tegenprestatie op te leggen omdat binnen de eigen gemeentegrenzen geen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden voorhanden zijn, wordt binnen 12 maanden een heronderzoek uitgevoerd om te beoordelen of op dat moment wel maatschappelijk nuttige werkzaamheden binnen de eigen gemeentegrenzen voorhanden zijn. Dit is geregeld in artikel 7, tweede lid, van deze verordening.
Artikel 8. Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.
Artikel 9.Citeertitel
De verordening wordt aangehaald als : Verordening tegenprestatie Participatiewet Dalfsen (1-1-2015)
Voorbeelden maatschappelijke nuttige werkzaamheden
Voor voorbeelden van maatschappelijke nuttige werkzaamheden verwijst de regering naar het onderzoeksrapport "Voor wat hoort wat" van de Inspectie SZW. Deze zijn hierna weergegeven. De auteurs van Grip op WWB van Kluwer Schulinck menen dat veel van de genoemde werkzaamheden leiden tot verdringing en daarom niet als tegenprestatie kunnen worden ingezet. Er moet dus altijd goed worden beoordeeld of geen sprake is van verdringing.
De regering geeft de volgende voorbeelden voor werkzaamheden die als tegenprestatie kunnen worden ingezet:
 werkzaamheden bij een openluchtmuseum;
 koffie/thee schenken in een verpleegtehuis, buurthuis of een bejaardentehuis;
 sneeuwschuiven (bijvoorbeeld bij een bejaardentehuis);
 meelopen met de dierenambulance;
 afval langs wegen en in wijken verwijderen;
 bospaden schoonhouden;
 verkeersborden reinigen/schoonmaken;
 opknappen, schoonmaken, onderhouden van speeltuinen of gemeentelijke terreinen;
 taalmaatje voor nieuwkomers;
 beheerder van een parkeerplaats of fietsenstalling (bijv. bij een station);
 vervoer via kerken of ouderenorganisaties;
 warme maaltijden bereiden en leveren;
 de was doen;
 strijken;
 tijdelijke werkzaamheden rond een wijkcentrum;
 helpen bij het oversteken van kinderen (scholen);
 werkzaamheden in theaters;
 praten met nabestaanden;
 inzet bij (sport)evenementen;
 daklozen die wekelijks mensen rond leiden door de stad;
 gehandicapten begeleiden bij het zwemmen;
 voorlezen op scholen;
 moestuin aanleggen met leerlingen uit groep 5 of 6 basisschool;
 additionele werkzaamheden bij het Leger of Leger des Heils;
 schoonhouden van parkeerplaatsen bij het ziekenhuis;
 boeken uitleen bij ziekenhuizen en verpleegtehuizen (met karretjes);
 maneges schoon en netjes houden;
 een functie vervullen in bijvoorbeeld een cliëntenraad;
 deelname aan een hulpverleningstraject bij persoonlijke of psychische problemen;
 werkzaamheden in bibliotheken;
 bezoek aan eenzame ouderen;
 werkzaamheden in bejaardentehuizen en buurthuizen;
 boodschappen halen voor Wmo-cliënten/hulpbehoevenden/ouderen;
 inzet in de groenvoorziening waar de gemeente de handen vanaf heeft getrokken;
 tuinonderhoud;
 openbare groenperken schoonhouden;
 administratie op orde brengen;
 conciërgeachtige werkzaamheden;
 mobiel beperkte inwoners helpen;
 klus- en verhuisteams oprichten;
 opzetten en geven cursussen;
 zorgtaken zoals huiskamerdiensten, activiteitenbegeleiding;
 helpen bij festivals;
 ondersteunend werkstages bij (maatschappelijke) organisaties: administratief, creatief, verzorging;
 ramen zetten;
 wandelen en koffiedrinken met groepen bewoners;
 lunch verzorgen op basisscholen;
 werkzaamheden in dierenasiel;
 receptionist of ontvangstdame/heer;
 beheer kantines sportverenigingen;
 wijkschouwen;
 zwemvierdaagse, wijkfeesten, buurt BBQ, straat opknappen, opzetten buitenspeeldag;
 spelletjesmiddagen, politiekcafé;
 buurtpreventie;
 buurtvaders;
 meldpunt voor veiligheid in de wijk (signalering);
 assistent beheerder buurthuizen;
 klussenteam in de wijk;
 ondersteunen bij wijkactiviteiten (halen/brengen);
 organiseren activiteiten voor kinderen (in de wijk of stad);
 simpele schoonmaakwerkzaamheden in de eigen wijk;
 theekringen;
 verkiezing organiseren (weerman/vrouw van de wijk);
 multicultureel sportevenement met gehandicapten;
 ontmoeting in de wijk met aandacht voor verschillende geloofsovertuigingen;
 sportclinics in de wijken opzetten;
 organiseren wandelingen/sportcursussen;
 hulp bij reizen met openbaar vervoer;
 bootonderhoud;
 computermaatje;
 energiecoaches;
 formulierenbrigade;
 medewerker in ruilwinkel, wereldwinkel;
 websitebeheerder;
 speelgoed schoonmaken en voorlezen bij kinderdagverblijf;
 tekenwerkzaamheden architect;
 werkzaamheden op zorgboerderij;
 werknemersvaardigheden opdoen in niet commercieel bedrijf;
 oppasdienst;
 huiswerkbegeleiding;
 mantelzorg/mantelzorgondersteuning;
 in de zorg helpen;
 helpen in de moskee;
 recyclingbedrijf;
 weidevogels tellen;
 suppoost avondvierdaagse;
 beweeg en dieetprogramma;
 mailings voor gemeente verzorgen, nieuwsbrieven rondbrengen;
 rolstoelbrigade;
 fietsles geven;
 klaar-overs;
 werkervaring op doen via club van 1000;
 helpen bij scouting;
 enquêteur minimabeleid;
 beheren fietsenstalling;
 hulp in heemkundetuin;
 bijspringen op schapenhouderij;
 helpen bij landelijke horeca keten;
 afvalkalenders inpakken voor gemeente;
 kledingreparatie;
 inpakwerk;
 helpen op metaalafdeling;
 hand- en spandiensten op school.
Naar boven