Gemeente Stadskanaal: Verordening Jeugdhulp Stadskanaal 2015
De raad van de gemeente Stadskanaal;  
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 oktober 2014, nr. R 7047;
gelet op de artikelen 2.9, 2.12 en 8.1.1, vierde lid van de Jeugdwet;
gezien het advies van de Participatieraad van de gemeente Stadskanaal;
overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;
alsmede overwegende dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening, over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen, de wijze van afstemming met andere voorzieningen, de wijze waarop de hoogte van een Persoonsgebonden Budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een Persoonsgebonden Budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;
overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een Persoonsgebonden Budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;
b e s l u i t :
vast te stellen de "Verordening Jeugdhulp Stadskanaal 2015"
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
  • andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de wet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;
  • hulpvraag: behoefte van een jeugdige of een ouder aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid van de wet;
  • individuele voorziening: een op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid;
  • overige voorzieningen: overige voorzieningen als bedoeld in artikel 2, eerste lid;
  • PGB: Persoonsgebonden Budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;
  • wet: Jeugdwet.
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet.
Artikel 2 Vormen van jeugdhulp
1. De volgende overige voorzieningen zijn beschikbaar:
  • a.
    collectieve basisvoorzieningen, waaronder in ieder geval wordt verstaan:
  •  
    • 1°.
      gezinsondersteuning,
    • 2°.
      gezinscoaching en
    • 3°.
      ambulante opvoedhulp;
  • b.
    voorlichting, informatie en advies.
  • 2.
    De volgende overige voorzieningen zijn beschikbaar:De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:
  • a.
    intensieve (specialistische) ondersteuning, waaronder in ieder geval worden verstaan:
    • 1°.
      langdurige crisisopvang,
    • 2°.
      gesloten jeugdhulp en
    • 3°.
      pleegzorg;
  • b.
    flexibele (specialistische) ondersteuning.
  • 3.
    Het college stelt bij nadere regeling vast welke overige voorzieningen en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.
Artikel 3 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts
  • 1.
    Het college draagt zorg voor de inzet van (gecontracteerde) jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.
  • 2.
    Het college stelt bij beschikking vast welke individuele voorziening aan de jeugdige of zijn ouders wordt toegekend.
Artikel 4 Toegang jeugdhulp via de gemeente
Het college stelt bij nadere regeling regels met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening. Het college geeft daarbij aan op welke wijze hij jeugdigen en ouders informeert over de mogelijkheid en het belang om in bepaalde gevallen een beroep op jeugdhulp te doen.
Artikel 5 Inhoud beschikking
  • 1.
    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als PGB wordt verstrekt en wordt aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.
  • 2.
    Het college kan over de inhoud van de beschikking nadere regels stellen.
  • 3.
    Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage wordt dit opgenomen in de beschikking.
Artikel 6 Regels voor het PGB
  • 1.
    Het college verstrekt een PGB in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.
  • 2.
    De hoogte van een PGB wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.
  • 3.
    Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop de hoogte van een PGB wordt vastgesteld.
  • 4.
    Het college bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden de persoon aan wie een PGB wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.
  • 5.
    Dit artikel is tevens van toepassing op personen die voor de datum van inwerkingtreding van de verordening een PGB ontvangen en de leeftijd van 23 jaar nog niet hebben bereikt.
Artikel 7 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
  • 1.
    Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.
  • 2.
    Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening, genomen op grond van deze verordening herzien dan wel intrekken indien het college vaststelt dat:
    • a.
      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid;
    • b.
      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het PGB zijn aangewezen;
    • c.
      de individuele voorziening of het PGB niet meer toereikend is te achten;
    • d.
      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het PGB;
    • e.
      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.
  • 3.
    Indien het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a en e, heeft herzien dan wel ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten PGB.
  • 4.
    Een besluit tot verlening van een PGB kan worden ingetrokken indien blijkt dat het PGB binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
  • 5.
    Indien sprake is van een wachtlijst voor een voorziening, vangt de termijn, genoemd in het vierde lid, aan met ingang van de dag na die waarop de voorziening beschikbaar is.
  • 6.
    Het college kan, al dan niet steekproefsgewijs, onderzoek instellen naar de bestedingen van PGB's.
Artikel 8 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Het college houdt, in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:
  • a.
    de aard en omvang van de te verrichten taken;
  • b.
    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;
  • c.
    een redelijke toeslag voor overheadkosten;
  • d.
    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;
  • e.
    kosten voor bijscholing van het personeel.
Artikel 9 Nadere regels
Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze verordening, kan het college nadere regels stellen.
Artikel 10 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 11 Evaluatie
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt geëvalueerd. Het college zendt hiertoe twee jaar na de inwerkingtreding van de verordening, en vervolgens telkens na vier jaar, aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
  • 1.
    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
  • 2.
    Deze verordening wordt aangehaald als: "Verordening Jeugdhulp Stadskanaal 2015".
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 oktober 2014.
De raad
de heer K. Willems
mevrouw B.A.H. Galama
raadsgriffier
voorzitter
Naar boven