Vaststelling gewijzigde Algemene Plaatselijke Verordening Boxtel 2012
Burgemeester en wethouders van Boxtel maken bekend dat de gemeenteraad in de openbare vergadering van 24 juni 2014 de Algemene plaatselijke verordening Boxtel 2012 (APV 2012) gewijzigd heeft vastgesteld.
Inwerkingtredfing
Dit besluit treedt in werking acht dagen na publicatie.
Inzage
Met ingang van vrijdag 19 september 2014 ligt het besluit gedurende vier weken ter inzage in de leeskamer van het gemeentehuis, ingang Markt. Het gemeentehuis is op werkdagen geopend van 8.30 uur tot 12.30 uur en ook op woensdag en donderdag van 17.00 tot 19.30 uur. Op donderdag 25 september is het gemeentehuis na 12.30 uur gesloten.
Inhoud
Algemene plaatselijke verordening
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Hoofdstuk 2 Openbare orde
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien
van de gemeente
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Trefwoordenregister
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
Artikel 1.2 Beslistermijn
Artikel 1.3 Te late indiening aanvraag
Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
Artikel 1.7 Termijnen
Artikel 1.8 Weigeringsgronden
Artikel 1.9 Lex Silencio Positivo
Artikel 1.10 Lex Silencio Positivo – niet van toepassing
Hoofdstuk 2 Openbare orde
Afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg
Paragraaf 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1.1.1 Samenscholing en ongeregeldheden
Artikel 2.1.1.2 Gebiedsontzeggingen
Paragraaf 2 Betogingen
Artikel 2.1.2.1 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Artikel 2.1.2.2 Afwijking termijn
Paragraaf 3 Verspreiden van gedrukte stukken
Artikel 2.1.3.1 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
Paragraaf 4 Vertoningen e.d. op de weg
Artikel 2.1.4.1 Straatartiest
Paragraaf 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2.1.5.1 Het plaatsen van voorwerpen of op of aan de weg in strijd met de publieke functie
Artikel 2.1.5.2 Maken en veranderen van een uitweg
Artikel 2.1.5.3 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Paragraaf 6 Veiligheid van de weg
Artikel 2.1.6.1 Uitzichtbelemmerende beplanting of voorwerp
Artikel 2.1.6.2 Openen straatkolken e.d.
Artikel 2.1.6.3 Rookverbod in bossen en natuurgebieden
Artikel 2.1.6.4 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Artikel 2.1.6.5 Verplichtingen plantgerechtigden
Afdeling 2 Toezicht op evenementen
Artikel 2.2.1 Begripsomschrijving
Artikel 2.2.2 Evenement
Artikel 2.2.3 Vergunningsvrije evenementen
Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen
Paragraaf 1 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen
Artikel 2.3.1.2 Exploitatie horecabedrijf
Artikel 2.3.1.3 Sluitingstijden
Artikel 2.3.1.4 Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting
Artikel 2.3.1.5 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Artikel 2.3.1.6 Toegang ambtenaren belast met toezicht
Artikel 2.3.1.7 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Paragraaf 2 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2.3.2.1 Begripsomschrijvingen
Artikel 2.3.2.2 Kennisgeving exploitatie
Artikel 2.3.2.3 Nachtregister
Artikel 2.3.2.4 Verschaffing gegevens nachtregister
Paragraaf 3 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2.3.3.1 Speelgelegenheden
Artikel 2.3.3.2 Speelautomaten
Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.4.1 Overlast
Artikel 2.4.2 Betreden gesloten woning of lokaal
Artikel 2.4.3 Plakken en kladden
Artikel 2.4.4 Vervoer plakgereedschap e.d.
Artikel 2.4.5 Vervoer inbrekerswerktuigen
Artikel 2.4.6 Hinderlijk gedrag op of aan de weg
Artikel 2.4.7 Hinderlijk drankgebruik
Artikel 2.4.8 Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen
Artikel 2.4.9 Gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Artikel 2.4.10 Overlast fietsen, bromfietsen e.d.
Artikel 2.4.11 Bespieden van personen
Artikel 2.4.12 Loslopende honden, verboden plaatsen, identificatie
Artikel 2.4.13 Verontreiniging door honden
Artikel 2.4.14 Gevaarlijke honden
Artikel 2.4.15 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Artikel 2.4.16 Loslopend vee en pluimvee
Artikel 2.4.17 Bijen
Artikel 2.4.18 Vernietiging van rupsen en –nesten
Artikel 2.4.19 Messen, katapulten e.d.
Afdeling 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2.5.1 Begripsomschrijvingen
Artikel 2.5.2 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
Artikel 2.5.3 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
Artikel 2.5.4 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Artikel 2.5.5 Handel in horecabedrijven
Afdeling 6 Vuurwerk
Artikel 2.6.1 Begripsomschrijving
Artikel 2.6.2 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Artikel 2.6.3 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
Artikel 2.6.4 Het schieten van carbid
Artikel 2.6.5 Ter beschikking stellen van carbid
Afdeling 7 Drugsoverlast
Artikel 2.7.1 Drugshandel op straat
Afdeling 8 Bestuurlijke ophouding
Artikel 2.8.1 Bestuurlijke ophouding
Afdeling 9 Veiligheidsrisicogebieden
Artikel 2.9.1 Veiligheidsrisicogebieden
Artikel 2.9.2 Cameratoezicht op openbare plaatsen
Afdeling 10 Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- & horecawet
Artikel 2.10 Begripsbepaling voor Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- & horecawet
Artikel 2.10.1 Schenktijden paracommerciële rechtspersonen
Artikel 2.10.1b Schenktijden horecabedrijven bij sportaccommodaties en sociaal-culturele centra
Artikel 2.10.2 Bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen en nadere regels
Artikel 3.1.1 Begripsomschrijvingen
Artikel 3.1.2 Bevoegd bestuursorgaan
Artikel 3.1.3 Nadere regels
Paragraaf 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels e.d.
Artikel 3.2.1 Seksinrichtingen
Artikel 3.2.2 Gedragseisen exploitant en beheerder
Artikel 3.2.3 Sluitingstijden
Artikel 3.2.4 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Artikel 3.2.5 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
Artikel 3.2.6 Straat- en raamprostitutie
Artikel 3.2.7 Sekswinkels
Artikel 3.2.8 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen,
afbeeldingen e.d.
Paragraaf 3 Beslistermijn en weigeringsgronden
Artikel 3.3.1 Beslistermijn
Artikel 3.3.2 Weigeringsgronden
Paragraaf 4 Beëindiging exploitatie, wijziging beheer
Artikel 3.4.1 Beëindiging exploitatie
Artikel 3.4.2 Wijziging beheer
H oofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk
aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluid- en lichthinder
Artikel 4.1.1 Begripsomschrijvingen
Artikel 4.1.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
Artikel 4.1.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Artikel 4.1.4 Verboden incidentele festiviteiten
Artikel 4.1.5 Overige geluid- of lichthinder
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4.2.1 Straatvegen
Artikel 4.2.2 Natuurlijke behoefte doen
Artikel 4.2.3 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.3.1 Begripsomschrijvingen
Artikel 4.3.2 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Artikel 4.3.3 Aanvraag vergunning
Artikel 4.3.4 Weigeringsgronden
Artikel 4.3.5 Openbaarmaking
Artikel 4.3.6 Intrekken vergunning
Artikel 4.3.7 Bijzondere vergunningsvoorschriften
Artikel 4.3.8 Herplant-/instandhoudingsplicht
Artikel 4.3.9 Afstand van de erfgrenslijn
Artikel 4.3.10 Bestrijding iepziekte
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering
Artikel 4.4 1 Handelsreclame
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4.5.1 Begripsomschrijving
Artikel 4.5.2 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Artikel 4.5.3 Aanwijzing kampeerplaatsen
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Afdeling 1 Parkeerexcessen
Artikel 5.1.1 Begripsomschrijvingen
Artikel 5.1.2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Artikel 5.1.3 Te koop aanbieden van voertuigen
Artikel 5.1.4 Defecte voertuigen
Artikel 5.1.5 Voertuigwrakken
Artikel 5.1.6 Caravans e.d.
Artikel 5.1.7 Parkeren van reclamevoertuigen
Artikel 5.1.8 Grote en uitzichtbelemmerende voertuigen
Artikel 5.1.9 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen
Artikel 5.1.10 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
Afdeling 2 Collecteren, verkoop van goederen aan huis, standplaatsen en snuffelmarkten
Artikel 5.2.1 Inzameling van geld of goed
Artikel 5.2.2 Verkoop van goederen aan huis
Artikel 5.2.3 Ventverbod
Artikel 5.2.4 Vrijheid van meningsuiting
Artikel 5.2.5 Standplaatsen
Artikel 5.2.6 Snuffelmarkten e.d.
Afdeling 3 Openbaar water
Artikel 5.3.1 Gebruik van openbaar water
Artikel 5.3.2 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Artikel 5.3.3 Aanwijzingen ligplaats
Artikel 5.3.4 Verbod innemen ligplaats
Artikel 5.3.5 Beschadigen van waterstaatswerken en oevers
Artikel 5.3.6 Reddingsmiddelen
Artikel 5.3.7 Veiligheid op het water
Afdeling 4 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5.4.1 Crossterreinen
Artikel 5.4.2 Beperking verkeer in natuurgebieden
Afdeling 5 Verbod vuur te stoken
Artikel 5.5.1 Verbod vuur te stoken
Afdeling 6 Verstrooiing van as
Artikel 5.6.1 Begripsomschrijving
Artikel 5.6.2 Plaatsen waar incidentele asverstrooiing verboden is
Artikel 5.6.3 Hinder of overlast voor derden
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6.1 Strafbepaling
Artikel 6.2 Toezichthouders
Artikel 6.3 Binnentreden woningen
Artikel 6.4 Inwerkingtreding
Artikel 6.5 Overgangsbepaling
Artikel 6.6 Citeertitel
Algemene plaatselijke verordening Boxtel 2012
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
  • A.
    Weg:
    • 1.
      De weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b. van de Wegenverkeerswet 1994 alsmede de daaraan liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
    • 2.
      De – al dan niet met enige beperking – voor het publiek toegankelijke pleinen en open plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen, ijsvlakten en aanlegplaatsen voor vaartuigen;
    • 3.
      De voor het publiek toegankelijke stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen, welke uitsluitend tot voor bewoning in gebruik zijnde ruimte toegang geven en niet afsluitbaar zijn;
    • 4.
      Andere voor het publiek toegankelijke, al dan niet afsluitbare stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen; de afsluitbare alleen gedurende de tijd dat zij niet door of vanwege degene die daartoe naar burgerlijk recht bevoegd is, zijn afgesloten.
  • B.
    Openbaar water:
Alle wateren die – al dan niet met enige beperking – voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn.
C.Bebouwde kom:
Het gebied waarvan de grenzen door de raad zijn vastgesteld op basis van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994.
D.Rechthebbende:
Een ieder die over enige zaak enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.
E.Voertuigen:
Alle rij- en voertuigen, met uitzondering van:
  • a.
    treinen en trams;
  • b.
    kruiwagens, kinderwagens en dergelijk kleine voertuigen.
  • F.
    Vaartuigen:
Alle vaartuigen, daaronder mede verstaan drijvende werktuigen, alsmede woonschepen, glijboten en ponten.
G.Woonschepen:
Schepen uitsluitend of hoofdzakelijk als woning gebezigd of tot woning bestemd.
H.Bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van
bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
I. Gebouw:
Elk bouwwerk dat een voor personen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
J.Handelsreclame:
Iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen.
K.Bevoegd gezag:
Bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 1.2 Beslistermijn
  • 1.
    Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen twaalf weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.
  • 2.
    Het bevoegde bestuursorgaan kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.
  • 3.
    Het bepaalde in het eerste en het tweede lid geldt niet voor de beslissing op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 3.3.1.
  • 4.
    In afwijking van het eerste en tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 4.3.2.
Artikel 1.3 Te late indiening aanvraag
  • 1.
    Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken voor het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bevoegde bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.
  • 2.
    Voor bepaalde door het bevoegde bestuursorgaan aan te wijzen vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.
Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen
  • 1.
    Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
  • 2.
    Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
  • 1.
    Indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;
  • 2.
    Indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
  • 3.
    Indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
  • 4.
    Indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;
  • 5.
    Indien de houder of zijn rechtsverkrijgende dit verzoekt.
Artikel 1.7 Termijnen
Een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
Artikel 1.8 Weigeringsgronden
De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:
  • a.
    de openbare orde;
  • a.
    de openbare veiligheid;
  • b.
    de volksgezondheid;
  • c.
    de bescherming van het milieu.
Artikel 1.9 Lex Silencio Positivo
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing voor de volgende artikelen in deze verordening:
Artikel 2.1.4.1. Ontheffing van het verbod optreden als straatartiest
Artikel 5.2.6. Vergunning organisatie snuffelmarkt.
Artikel 1.10 Lex Silencio Positivo – niet van toepassing
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening:
Artikel 2.2.2. Vergunning evenementen
Artikel 2.3.1.2. Exploitatievergunning horeca
Artikel 2.3.3.1. Exploitatievergunning speelgelegenheden
Artikel 3.2.1. Vergunning seksinrichting.
HOOFDSTUK 2 OPENBARE ORDE
Afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg
Paragraaf 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1.1.1 Samenscholing en ongeregeldheden
  • 1.
    Het is verboden op de weg deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden.
  • 2.
    Een ieder die op de weg aanwezig is bij enige gebeurtenis waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
  • 3.
    Het is verboden zonder ontheffing van de burgemeester zich te begeven of te bevinden op terreinen, wegen of weggedeelten wanneer deze door of vanwege het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van wanordelijkheden zijn afgezet.
  • 4.
    Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
Artikel 2.1.1. 2 Gebiedsontzeggingen
  • 1.
    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of zedelijkheid, aan degene die een strafbaar feit pleegt, een verbod opleggen om zich gedurende 24 uur te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen waar, of in de nabijheid waarvan, het feit is gepleegd.
  • 2.
    De burgemeester kan, met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen, aan degene aan wie eerder een verbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd en ten aanzien van wie wordt geconstateerd, dat hij opnieuw een strafbaar feit pleegt, een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van ten hoogste vier weken te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen waar, of in de nabijheid waarvan, het feit is gepleegd.
  • 3.
    Een verbod als genoemd in het tweede lid kan slechts worden opgelegd indien het strafbare feit wordt geconstateerd binnen zes maanden na het opleggen van een eerder verbod op grond van het eerste of tweede lid.
  • 4.
    De burgemeester beperkt de in het eerste of tweede lid genoemde verboden indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is, of in verband met de in het eerste lid genoemde belangen verantwoord.
  • 5.
    Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester opgelegd verbod.
Paragraaf 2 Betogingen
Artikel 2.1.2.1 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
  • 1.
    Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, moet daarvan voor de openbare aankondiging ervan en ten minste 48 uur voordat deze gehouden zal worden, schriftelijk kennis geven aan de burgemeester.
  • 2.
    Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving door terugrekening valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt dit tijdstip geacht te vallen op 12.00 uur op de voorgelegen dag, die geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
  • 3.
    De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de termijn van 48 uur verkorten en een mondelinge kennisgeving ontvankelijk verklaren.
  • 4.
    Onder openbare plaats wordt verstaan een plaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, juncto tweede lid, van de Wet openbare manifestaties, te weten een plaats die krachtens bestemming of vast gebruik openstaat voor het publiek, met uitzondering van een gebouw of besloten plaats als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Grondwet.
  • 5.
    Bij de kennisgeving dient opgave te worden gedaan van:
    • a.
      naam en adres van degene die de betoging houdt/organiseert;
    • b.
      het doel van de betoging;
    • c.
      de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;
    • d.
      de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;
    • e.
      voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling en de verwachtte opkomst;
    • f.
      maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
Artikel 2.1.2.2 Afwijking termijn
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in artikel 2.1.2.1, eerste lid, genoemde termijn van 48 uur verkorten en een mondelinge kennisgeving ontvankelijk verklaren.
Paragraaf 3 Verspreiden van gedrukte stukken
Artikel 2.1.3.1 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
  • 1.
    Het is verboden zonder ontheffing van het college gedrukte of geschreven stukken of afbeeldingen onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden, aan te bevelen of bekend te maken op of aan door het college aangewezen wegen of gedeelten daarvan.
  • 2.
    Het college kan de werking van het in het eerste lid gestelde verbod beperken tot in de openbare kennisgeving aan te duiden dagen en uren.
  • 3.
    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van de in het eerste lid bedoelde gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen.
Paragraaf 4 Vertoningen e.d. op de weg
Artikel 2.1.4.1 Straatartiest
  • 1.
    Het is verboden zonder ontheffing van de burgemeester ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op of aan door de burgemeester aangewezen wegen of gedeelten daarvan.
  • 2.
    De burgemeester kan de werking van het in het eerste lid gestelde verbod beperken tot in de openbare kennisgeving aan te duiden dagen en uren.
Paragraaf 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2.1.5.1 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publie ke functie
  • 1.
    Het is verboden de weg of weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als:
  • a.
    het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
  • b.
    het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand.
  • 1.
    Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van uitstallingen.
  • 2.
    Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
  • 3.
    Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
  • 4.
    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor:
    • a.
      Evenementen als bedoeld in artikel 2.2.2;
    • b.
      Standplaatsen als bedoeld in artikel 5.2.5;
    • c.
      Straatartiesten als bedoeld in artikel 2.1.4.1.
  • 5.
    Het verbod in het eerste lid van dit artikel geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet, of het Provinciaal wegenreglement.
Artikel 2.1.5.2 Maken en veranderen van een uitweg
  • 1.
    Het is verboden zonder voorafgaande melding aan het college een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.
  • 2.
    Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet daaronder verstaan.
  • 3.
    Bij de melding wordt een situatieschets van de gewenste uitweg en een foto van de bestaande situatie overgelegd.
  • 4.
    Het college laat binnen vier weken na ontvangst van de melding weten of het college aan de gewenste uitweg voorschriften stelt of dat de gewenste uitweg in het geheel niet kan worden gerealiseerd.
  • 5.
    Het college stelt voorschriften aan de gewenste uitweg indien door het realiseren ervan:
    • a.
      gevaar of hinder ontstaat of dreigt te ontstaan voor het wegverkeer ter plaatse;
    • b.
      het gebruik van een bestaande openbare parkeerplaats onmogelijk wordt gemaakt of dreigt te worden gemaakt;
    • c.
      de groenvoorziening in de gemeente wordt geschaad of dreigt te worden geschaad.
  • 6.
    Het college weigert de aanleg van de uitweg als de gewenste situaties voor het verkeer, het gebruik of de kwaliteit van de openbare ruimte zoals bedoeld onder lid 5 onvoldoende door voorschriften zijn te waarborgen.
  • 7.
    Het college stelt de indiener van de melding binnen zes weken na ontvangst van de melding op de hoogte van de voorschriften als bedoeld in het vierde lid of weigering van de aanleg als bedoeld in het zesde lid.
  • 8.
    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of het Provinciaal wegenreglement.
Artikel 2.1.5. 3 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
  • 1.
    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
  • 2.
    De vergunning wordt verleend:
  • a.
    als de omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;
  • b.
    door het college in overige gevallen.
  • 1.
    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor overheden bij het uitvoeren van hun publieke taak.
  • 2.
    Het verbod in het eerste lid geldt voorts niet voor in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Provinciaal wegenreglement, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Paragraaf 6 Veiligheid van de weg
Artikel 2.1.6.1 Uitzichtbelemmerende beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2.1.6.2 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting, die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2.1.6.3 Rookverbod in bossen en natuurgebieden
  • 1.
    Het is verboden te roken in bossen, op heide- of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van dertig meter daarvan gedurende de door het college aangewezen periode.
  • 2.
    Het is verboden in bossen, op heide- of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van honderd meter daarvan, voor zover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.
  • 3.
    Het in het eerste en in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor zover het bepaalde in artikel 429, aanhef en onder 3e, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
  • 4.
    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende, als tuin ingerichte, erven.
Artikel 2.1.6.4 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
  • 1.
    De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
  • 2.
    Het college maakt tevoren aan de rechthebbende als bedoeld in het eerste lid, hun besluit bekend over te gaan tot het doen aanbrengen of wijzigen van een voorwerp, bord of voorziening als bedoeld in het eerste lid.
  • 3.
    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet of de Belemmeringenwet Privaatrecht van toepassing is.
Artikel 2.1.6.5 Verplichtingen plantgerechtigden
  • 1.
    Hij die een recht van beplanting op een weg heeft is verplicht:
  • a.
    van zijn voornemen tot het planten, vellen of rooien van beplanting op de weg ten minste dertig dagen van tevoren schriftelijk kennis te geven aan het college;
  • b.
    zich bij dat planten, vellen of rooien te gedragen overeenkomstig de voorschriften, die hem door het college gegeven zijn in het belang van de veiligheid van het wegverkeer;
  • c.
    gevolg te geven aan de schriftelijke lastgeving van het college binnen de bij die last te bepalen termijn de bomen, struiken, takken of wortels, die voor het gebruik van de weg gevaarlijk zijn, te verwijderen;
  • d.
    bomen of struiken die dood, omgewaaid of afgebroken zijn, onverwijld te verwijderen.
  • 2.
    Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor gevallen waarin het Provinciaal Wegenreglement Noord-Brabant van toepassing is.
Afdeling 2 Toezicht op evenementen
Artikel 2.2.1 Begripsomschrijving
  • 1.
    In deze afdeling wordt onder evenement verstaan: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
    • a.
      bioscoopvoorstellingen;
    • b.
      markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5.2.6 van deze verordening;
    • c.
      kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
    • d.
      het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
    • e.
      betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
    • f.
      activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.4.1 en 2.3.3.1 van deze verordening.
  • 2.
    Onder evenement wordt mede verstaan:
  • a.
    een herdenkingsplechtigheid;
  • b.
    een braderie;
  • c.
    een al dan niet besloten feest of al dan niet besloten wedstrijd op of aan de weg;
  • d.
    een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2.1.2.1.
Artikel 2.2.2 Evenement
  • 1.
    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
  • 2.
    De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:
    • a.
      de openbare orde;
    • a.
      het voorkomen of beperken van overlast;
    • b.
      de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen;
    • c.
      de zedelijkheid of gezondheid.
  • 3.
    Het verbod van het eerste lid geldt niet voor de in het tweede lid, onder c, van artikel 2.2.1 voorziene gevallen, voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto artikel 148 Wegenverkeerswet 1994.
  • 4.
    Indien een vergunning wordt verleend, heeft de houder van de evenementenvergunning voor de activiteiten die op grond van deze of enige andere gemeentelijke verordening vergunningsplichtig zijn of waarvoor een ontheffing of vrijstelling nodig is, geen vergunning, ontheffing of vrijstelling nodig voor de activiteiten die in de vergunning zijn vermeld en die plaatsvinden in of op de evenementenlocatie zoals aangegeven in de vergunning.
Artikel 2.2.3 Vergunningsvrije evenementen
    • 1.Voor de volgende evenementen is geen vergunning vereist:
    • a.
      kleinschalige evenementen waaronder wordt verstaan op en/of aan de openbare weg gehouden voor een beperkt publiek bedoelde evenementen, zoals buurtbarbeques, buurtfeesten, straatspeeldagen en andere kleinschalige (straat)feesten;
    • b.
      eendaagse evenementen mits het bezoekersaantal niet meer bedraagt dan 100 personen, gehouden wordt tussen 9.00 en 22.00 uur en het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan van een doorgaande weg;
    • c.
      beurzen, tentoonstellingen, markten en/of sportwedstrijden gehouden in gebouwen;
    • d.
      een optocht.
      • 1.
        De evenementen genoemd in lid 1 dienen tenminste drie weken voor het tijdstip waarop het evenement plaatsvindt schriftelijk bij de burgemeester te worden gemeld. De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het tweede lid bedoelde termijn verkorten en/of een mondelinge melding ontvankelijk verklaren.
      • 2.
        Bij de melding dient opgave te worden gedaan van:
    • a.
      de naam en adres van degene/organisatie die het evenement organiseert;
    • b.
      het doel van het evenement;
    • c.
      de datum waarop het evenement wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en beëindiging;
    • d.
      de plaats c.q. de route waar het evenement wordt gehouden;
    • e.
      de maatregelen die de organisator zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen;
    • f.
      de overige gegevens die van belang kunnen zijn voor een concrete beoordeling van de melding;
    • a.
      de activiteiten die zullen plaatsvinden;
    • b.
      maatregelen die degene/organisatie die het evenement organiseert, zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
  • 1.
    Voor activiteiten die op de melding zijn vermeld en waarvoor op grond van deze of enige andere gemeentelijke verordening, vergunningsplichtig zijn of waarvoor een ontheffing of vrijstelling nodig is, heeft de degene/organisatie die het evenement organiseert geen vergunning, ontheffing of vrijstelling nodig mits die activiteiten plaatsvinden in of op de evenementenlocatie zoals aangegeven in de melding en niet door de burgemeester zijn verboden .
  • 2.
    De burgemeester kan het evenement verbieden in het belang van:
  • a.
    de openbare orde;
  • b.
    het voorkomen of beperken van overlast;
  • c.
    de verkeersveiligheid en/of veiligheid van personen en/of goederen;
  • d.
    de zedelijkheid en/of gezondheid.
  • 1.
    De burgemeester is bevoegd in verband met de belangen genoemd in lid 5 nadere voorschriften te stellen.
  • 2.
    Het is verboden het evenement te laten plaatsvinden, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen indien:
  • a.
    de melding daarvan niet overeenkomstig het bepaalde in lid 2 van dit artikel is gedaan;
  • b.
    gehandeld wordt in afwijking van de gegevens die bij de melding zijn verstrekt;
  • c.
    gehandeld wordt is strijd met de nadere voorschriften zoals bedoeld in lid 6;
  • d.
    de burgemeester het evenement op grond van lid 5 heeft verboden.
Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen
Paragraaf 1 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen
1.Onder horecabedrijf wordt in deze paragraaf verstaan:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis.
  • 1.
    Onder gemeenschapshuis en sportkantine wordt verstaan hetgeen wat de Drank & Horecawet in deze onder dergelijke paracommerciële rechtsperso(o)n(en) verstaat.
  • 2.
    Onder horecabedrijf als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en de andere aanhorigheden.
  • 3.
    Een terras in de zin van deze paragraaf is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid en/of verstrekt.
  • 4.
    Onder houder wordt in deze paragraaf verstaan: degene die een horecabedrijf exploiteert op grond van het bepaalde in artikel 2.3.1.2.
  • 5.
    In deze paragraaf wordt onder bezoekers niet verstaan:
  • a.
    de gezinsleden van de houder, alsmede diens elders wonende bloed- en aanverwanten, in de rechte lijn onbeperkt, in de zijlijn tot en met de derde graad;
  • b.
    de personen die voorkomen in het register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht;
  • c.
    de personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
Artikel 2.3.1.2 Exploitatie horecabedrijf
  • 1.
    Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
  • 2.
    De burgemeester weigert de vergunning als bedoeld in het eerste lid, indien de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
  • 3.
    De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf.
  • 4.
    Geen vergunning is vereist voor een horecabedrijf dat zich bevindt in:
    • a.
      een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van het horecabedrijf een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;
    • b.
      een zorginstelling;
    • c.
      een museum; of
    • d.
      een bedrijfskantine of -restaurant.
  • 5.
    Bij de toepassing van de in lid 3 genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf.
  • 6.
    In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1.5.1 beslist de burgemeester in geval van een vergunningaanvraag die ook betrekking heeft op een of meer bij het horecabedrijf behorende terrassen voor zover deze zich op de weg bevinden, tevens over de ingebruikneming van die weg ten behoeve van het terras.
  • 7.
    Onverminderd het gestelde in het derde en vijfde lid kan de burgemeester de in het zesde lid bedoelde ingebruikneming van de weg ten behoeve van een of meer bij een horecabedrijf behorende terrassen weigeren:
    • a.
      indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;
    • b.
      indien dat gebruik een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.
  • 8.
    Het bepaalde in het zesde en zevende lid geldt niet voor zover de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement Noord-Brabant van toepassing is.
  • 9.
    De burgemeester weigert de vergunning als bedoeld in het eerste lid, indien de houder geen verklaring omtrent gedrag overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven.
Artikel 2.3.1.3 Sluitingstijden
  • 1.
    Het is de houder van een horecabedrijf verboden dit voor bezoekers geopend te hebben of daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven op alle dagen van de week tussen 02.00 uur en 06.00 uur, uitgezonderd 1 januari.
  • 2.
    Een gemeenschapshuis dient op alle dagen van de week uiterlijk om 01.00 uur gesloten te zijn.
  • 3.
    Een sportkantine dient op alle dagen van de week uiterlijk om 00.00 uur gesloten te zijn.
  • 4.
    Een horecabedrijf in of bij een sportaccommodatie dient op alle dagen van de week, gezien de ondergeschikte functie, om 00.00 uur gesloten te zijn.
  • 5.
    Een horecabedrijf in of bij een sociaal-cultureel centrum dient op alle dagen van de week, gezien de ondergeschikte functie, om 01.00 uur gesloten te zijn.
  • 6.
    De burgemeester kan, eventueel onder het stellen van nadere regels, straten, gebieden of horecabedrijven aanwijzen waar of waarvoor het verbod van lid 1 niet geldt voor de nacht van vrijdag op zaterdag en van zaterdag op zondag voor de tijd tussen 02.00 uur en 03.00 uur.
  • 7.
    De burgemeester kan door middel van een vergunningsvoorschrift andere sluitingstijden vaststellen voor een afzonderlijk horecabedrijf of een daartoe behorend terras.
  • 8.
    De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd.
  • 9.
    Het gestelde in lid 1 tot en met 3 geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.
Artikel 2.3.1.4 Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting
  • 1.
    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor één of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2.3.1.3 geldende sluitingsuren vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
  • 2.
    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover artikel 13b Opiumwet van toepassing is.
Artikel 2.3.1.5 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
  • 1.
    Het is bezoekers van een horecabedrijf verboden gedurende de tijd dat dit bedrijf krachtens artikel 2.3.1.3 of ingevolge een op grond van artikel 2.3.1.4 genomen besluit gesloten dient te zijn, zich daarin of aldaar te bevinden.
  • 2.
    Het is verboden in een horecabedrijf:
  • a.
    orde te verstoren;
  • b.
    zich te bevinden na sluitingstijd of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens het eerste lid;
  • c.
    op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van zitplaatsen die aanwezig zijn op het terras.
Artikel 2.3.1.6 Toegang ambtenaren belast met toezicht
De houder van een horecabedrijf is verplicht ervoor te zorgen, dat ambtenaren van de politie, dan wel andere door het college of de burgemeester aangewezen personen die belast zijn met het toezicht op naleving van het bepaalde of krachtens deze verordening, vanaf de weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot zijn bedrijf:
  • a.
    gedurende de tijd dat het bedrijf voor bezoekers geopend is; dan wel
  • a.
    gedurende de tijd dat een bedrijf gesloten dient te zijn en indien die ambtenaren van politie, dan wel andere door het college of de burgemeester aangewezen personen, die belast zijn met het toezicht op naleving van het bepaalde of krachtens deze verordening, hun vermoeden uiten dat daarin of aldaar bezoekers aanwezig zijn.
Artikel 2.3.1.7 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een horecabedrijf als bedoeld in artikel 2.3.1.1 geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt niet de burgemeester maar het college op als bevoegd bestuursorgaan ten behoeve van de artikelen 2.3.1.2 tot en met 2.3.1.4.
Paragraaf 2 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2.3.2.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
  • 1.
    inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nacht verblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft;
  • 1.
    houder: degene die een inrichting exploiteert, dan wel daarin de feitelijke leiding heeft.
Artikel 2.3.2.2 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2.3.2.3 Nachtregister
De houder van een inrichting of een voor hem handelend persoon is verplicht een register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht bij te houden, dat is ingericht volgens het door de burgemeester vastgestelde model.
Artikel 2.3.2.4 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt dan wel de kampeerder is verplicht onverwijld aan de houder van die inrichting volledig en naar waarheid zijn of haar naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst, alsmede de dag van vertrek te verstrekken.
Paragraaf 3 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2.3.3.1 Speelgelegenheden
  • 1.
    Deze paragraaf verstaat onder speelgelegenheid: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren. Onder speelgelegenheid wordt niet verstaan een speelautomatenhal als bedoeld in artikel 30c, eerste lid., onder b, van de Wet op de Kansspelen.
  • 2.
    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
  • a.
    speelgelegenheden waarvoor de Minister van Justitie of de Kamer van Koophandel bevoegd is vergunning te verlenen;
  • b.
    speelgelegenheden waarvoor de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
  • 3.
    De burgemeester weigert de vergunning:
  • a.
    indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid;
  • b.
    indien de exploitatie van een speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
Artikel 2.3.3.2 S peelautomaten
Begripsomschrijvingen
  • 1.In dit artikel wordt verstaan onder:
  • a.
    Wet: de Wet op de kansspelen;
  • b.
    speelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder a van de Wet;
  • c.
    kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c van de Wet;
  • d.
    hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d van de Wet;
  • e.
    laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e van de Wet.
  • 2.
    Opstelplaatsenbeleid:
  • a.
    in hoogdrempelige inrichtingen zijn twee speelautomaten toegestaan, waarvan maximaal twee kansspelautomaten;
b in laagdrempelige inrichtingen zijn twee speelautomaten toegestaan, met dien verstande dat kansspelautomaten in het geheel niet zijn toegestaan.
Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.4.1 Overlast
Het is een ieder verboden zich zodanig te gedragen dat een ander onaanvaardbare overlast wordt bezorgd.
Artikel 2.4.2 Betreden gesloten woning of lokaal
  • 1.
    Het is verboden zonder ontheffing van de burgemeester een krachtens artikel 174a Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
  • 2.
    Het is verboden een krachtens artikel 13b Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.
  • 3.
    Het in het eerste lid en tweede lid bedoelde verbod geldt niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende redenen noodzakelijk is.
Artikel 2.4.3. Plakken en kladden
      • 1.
        Het is verboden de weg of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf de weg zichtbaar is, te bekrassen of te bekladden of te doen bekrassen of bekladden.
      • 1.
        Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op de weg of op dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf de weg zichtbaar is:
    • a.
      een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding, aan te plakken of te doen plakken of op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
    • a.
      met kalk, krijt, teer of een kleur- of verfstof enige afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
  • 3.
    Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing, indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.
  • 4.
    Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.
  • 1.
    Het is verboden de in het vierde lid bedoelde aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.
  • 2.
    Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, welke geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen.
  • 3.
    De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op dienst eerste vordering terstond ter inzage af te geven.
Artikel 2.4.4 Vervoer plakgereedschap e.d.
  • 1.
    Het is verboden tussen 22.00 uur en 06.00 uur op de weg of openbaar water te vervoeren of bij zich te hebben enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur- of verfstof of verfgereedschap.
  • 2.
    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing, indien de in dat lid bedoelde materialen of gereedschappen niet zijn gebezigd of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2.4.3.
Artikel 2.4.5 Vervoer inbrekerswerktuigen
  • 1.
    Het is verboden op de weg te vervoeren of bij zich te hebben lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat er toe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
  • 2.
    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien de in dat lid bedoelde gereedschappen, voorwerpen of middelen niet bestemd of gebruikt zijn voor de in dat lid bedoelde handelingen.
Artikel 2.4.6 Hinderlijk gedrag op of aan de weg
  • 1.
    Het is verboden:
    • a.
      op of aan de weg te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hek, omheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;
    • b.
      zich op of aan de weg zodanig op te houden dat aan weggebruikers of aan bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder wordt veroorzaakt.
  • 2.
    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover artikel 424, 426 bis, 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 van toepassing is.
  • 3.
    Een ieder die door gedrag of handeling zich gedraagt of handelt in strijd met het bepaalde in het voorgaande lid is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Artikel 2.4.7 Hinderlijk drankgebruik
  • 1.
    Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
  • 2.
    Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:
  • a.
    een terras dat behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 2.3.1.1, eerste lid;
  • b.
    de plaats, niet zijnde een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank- en Horecawet.
Artikel 2.4.8 Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen
  • 1.
    Het is verboden tegen de wil van de bewoner, eigenaar of de gebruiker van een gebouw zich te bevinden op een stoep of vensterbank of te leunen tegen een deur of raam dan wel op andere, voor de bewoner of gebruiker storende wijze gebruik te maken van een gebouw of een gedeelte daarvan.
  • 2.
    Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen die voor publiek toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van een zodanig gebouw.
  • 3.
    Een ieder die door gedrag of handeling zich gedraagt of handelt in strijd met het bepaalde in het voorgaande lid is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Artikel 2.4.9 Gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
  • 1.
    Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
  • 2.
    Een ieder die door gedrag of handeling zich gedraagt of handelt in strijd met het bepaalde in het voorgaande lid is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Artikel 2.4.10 Overlast fietsen, bromfietsen e.d.
  • 1.
    Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets of een soortgelijk voertuig te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek, indien:
    • a.
      dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of die portiek;
    • b.
      daardoor die ingang versperd wordt.
  • 2.
    Het is verboden een fiets, een bromfiets of soortgelijk voertuig op zodanige wijze op een voetpad of trottoir te plaatsen of te laten staan dat de doorgang daardoor wordt belemmerd of overlast ontstaat.
  • 3.
    Het is verboden op de door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
  • 4.
    Het is verboden fietsen of bromfietsen die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en in een verwaarloosde toestand verkeren, achter te laten of te laten staan in de voor stalling van fietsen of bromfietsen bestemde ruimten of op de daarvoor bestemde plaatsen.
  • 5.
    Het is verboden op de door het college of op de door de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt welke publiek trekt.
Artikel 2.4.11 Bespieden van personen
  • 1.
    Het is verboden zich in de nabijheid van een persoon dan wel van een gebouw of woonwagen op te houden met de kennelijke bedoeling deze persoon dan wel een zich in dit gebouw of deze woonwagen bevindende persoon, te bespieden.
  • 2.
    Het is verboden door middel van een verrekijker of enig ander optisch instrument een zich in een gebouw of woonwagen bevindende persoon te bespieden.
Artikel 2.4.12 Loslopende honden, verboden plaatsen, identificatie
  • 1.
    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
    • a.
      binnen de bebouwde kom op de weg zonder dat die hond aangelijnd is;
    • b.
      op een voor het publiek toegankelijk en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;
    • c.
      op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.
  • 2.
    Het college kan wegen of terreinen aanwijzen waarvoor de in het eerste lid gestelde verboden niet of niet geheel gelden.
  • 3.
    De verboden genoemd in het eerste lid onder a en b gelden niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat geleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is of indien een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.
Artikel 2.4.13 Verontreiniging door honden
  • 1.
    De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet binnen de bebouwde kom:
    • a.
      op of aan de weg;
    • b.
      op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide.
  • 2.
    De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid, sub a gestelde gebod wordt opgeheven, indien de eigenaar of houder van de hond er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.
  • 3.
    Het college kan wegen aanwijzen, waar het verbod onder lid 1, sub a niet geldt.
  • 4.
    Degene, die zich met een hond op of aan de weg bevindt, is verplicht een doeltreffend hulpmiddel bij zich te hebben, dat geschikt is voor het verwijderen van hondenpoep.
  • 5.
    Het college kan kunnen eisen stellen waaraan het in het vierde lid bedoelde hulpmiddel minimaal moet voldoen om doeltreffend te zijn.
Artikel 2.4.14 Gevaarlijke honden
  • 1.
    Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op of aan de weg of op het terrein van een ander:
    • a.
      anders dan kort aangelijnd, nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat zij die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en zij een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt;
    • b.
      anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf, nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt, dat zij die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en zij een aanlijn- en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.
  • 2.
    In afwijking van artikel 2.4.12, eerste lid onder c, geldt voor het bepaalde in het eerste lid bovendien dat de hond moet zijn voorzien van een optisch leesbaar, niet verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of in de buikwand, dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.
  • 3.
    In het eerste lid wordt verstaan onder:
    • c.
      muilkorf: een muilkorf als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Reling agressieve dieren;
    • d.
      kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 meter.
Artikel 2.4.15 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
  • 1.
    Het college is bevoegd buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer gedeelten van de gemeente of bepaalde plaatsen aan te wijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:
    • a.
      aanwezig te hebben; dan wel
    • a.
      aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door hen ter voorkoming of opheffing van overlast of van schade aan de openbare gezondheid gestelde regels; dan wel
    • b.
      aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven of mede is aangegeven.
  • 2.
    Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats een daarbij aangeduid dier of daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door het college is aangegeven.
  • 3.
    Het college kan de rechthebbende op een onroerend goed, gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen gedeelte van de gemeente, ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.
Artikel 2.4.16 Loslopend vee en pluimvee
De rechthebbende op vee of pluimvee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee of pluimvee die weg niet kan bereiken.
Artikel 2.4.17 Bijen
  • 1.
    Het is verboden bijen te houden:
    • a.
      binnen een afstand van 30 meter van woningen of andere gebouwen waar overdag mensen verblijven;
    • a.
      binnen een afstand van 30 meter van de weg.
  • 2.
    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet indien op een afstand van ten hoogste zes meter vanaf de korven of kasten een afscheiding is aangebracht van twee meter hoogte of zoveel hoger als noodzakelijk is om het laag uit- en invliegen van de bijen te voorkomen.
  • 3.
    Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod geldt niet voor zover de bijenhouder rechthebbende is op de woningen of gebouwen als bedoeld in dat lid.
  • 4.
    Het in het eerste lid, aanhef en onder b, gestelde verbod geldt niet voor zover het Provinciaal wegenreglement Noord-Brabant van toepassing is.
  • 5.
    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.
Artikel 2.4.18 Vernietiging van rupsen en -nesten
  • 1.
    Het college kan, hetzij bij openbare kennisgeving ten aanzien van het gehele gebied van de gemeente of van bepaalde delen daarvan, hetzij bij persoonlijke kennisgeving aan de rechthebbende van een of meer bepaalde percelen mededelen, dat zij het noodzakelijk acht dat aldaar in bomen of ander houtgewas voorkomende rupsen en rupsennesten verwijderd en vernietigd worden voor een bij die kennisgeving bepaalde datum.
  • 2.
    De rechthebbende op percelen binnen het bij die openbare kennisgeving aangewezen gebied of van de in de persoonlijke kennisgeving aangeduide percelen is verplicht vóór de door het college bepaalde datum te zorgen, dat de in bomen of ander houtgewas op zijn perceel voorkomende rupsen en rupsennesten verwijderd en vernietigd zijn.
Artikel 2.4.19 Messen, katapulten e.d.
  • 1.
    Het is verboden op of aan de weg voorwerpen bij zich te hebben dan wel te verkopen of te koop aan te bieden die het college in het belang van de openbare orde of veiligheid heeft aangewezen.
  • 1.
    Het in het vorige lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet wapens en munitie van toepassing is.
Afdeling 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2.5.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
  • a.
    handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de Algemene Maatregel van Bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;
  • b.
    verkoopregister: het aantekening houden van het verkopen of op andere wijze overdragen van alle gebruikte en ongeregelde goederen door de handelaar.
Artikel 2.5.2 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
  • 1.
    De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin vermeldt hij onverwijld:
  • a.
    het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
  • b.
    de datum van verkoop of overdracht van het goed;
  • c.
    een omschrijving van het goed, daaronder begrepen – voor zover dat mogelijk is – soort, merk en nummer van het goed;
  • d.
    de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed;
  • e.
    de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
  • 2.
    De burgemeester is bevoegd vrijstelling te verlenen van deze verplichtingen.
Artikel 2.5.3 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
  • a.
    wanneer hij overeenkomstig het bepaalde in artikel 437 ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis stelt dat hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt, daarbij tevens schriftelijk opgave te doen van zijn woonadres en van het volledig adres van elke lokaliteit door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik genomen;
  • b.
    de onder a. bedoelde functionaris onder aanbieding van zijn register(s) onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen, schriftelijk in kennis te stellen van een verandering van zijn woonadres, zomede van het adres of de adressen van een bij hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik zijnde lokaliteit;
  • c.
    aan de hoofdingang van de lokaliteit waar de onderneming is gevestigd een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar voorkomen;
  • d.
    indien hij in de gelegenheid is enig goed te verkrijgen waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat het van misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan, hiervan onverwijld kennis te geven aan de onder a. bedoelde functionaris;
  • e.
    zijn administratie op eerste aanvraag ter inzage te geven aan de burgemeester of een daartoe door de burgemeester aangewezen ambtenaar;
  • f.
    wanneer hij heeft opgehouden van het opkopen een beroep of gewoonte te maken, onderscheidenlijk het beroep van handelaar niet langer uitoefent, de onder a. bedoelde functionaris hiervan onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen.
Artikel 2.5.4 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
Artikel 2.5.5 Handel in horecabedrijven
  • 1.
    Het is de houder van een horecabedrijf verboden toe te laten dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
  • 2.
    In dit artikel wordt verstaan onder:
  • a.
    horecabedrijf: het horecabedrijf als bedoeld in artikel 2.3.1.1, eerste en tweede lid;
  • b.
    houder: de houder als bedoeld in artikel 2.3.1.1, vierde lid.
Afdeling 6 Vuurwerk
Artikel 2.6.1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk:
Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2.6.2 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
  • 1.
    Het is verboden zonder vergunning van het college waar het bedrijf is of zal worden gevestigd in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden.
  • 2.
    Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd in het belang van de openbare orde en in het belang van het voorkomen of beperken van overlast en wordt geweigerd indien de aanvraag betrekking heeft op de aflevering van vuurwerk rond de jaarwisseling en voor die periode reeds 7 vergunningen verleend zijn.
Artikel 2.6.3 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
  • 1.
    Het is verboden consumentenvuurwerk te bezigen op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.
  • 2.
    Het is verboden consumentenvuurwerk op of aan de weg of op een voor publiek toegankelijke plaats te bezigen indien zulks gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.
  • 3.
    De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voor zover artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
  • 4.
    Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
Artikel 2.6.4 Het schieten van carbid
  • 1.
    Het is verboden acetyleengas afkomstig van reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen op explosieve wijze te verbranden zodanig dat gevaar, schade of hinder voor de omgeving kan worden veroorzaakt.
  • 2.
    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet Milieubeheer, Wet wapens en munitie, Wet milieugevaarlijke stoffen, Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van Strafrecht van toepassing zijn.
Artikel 2.6.5 Ter beschikking stellen van carbid
  • 1.
    Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf carbid ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.
  • 2.
    Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd in het belang van de openbare orde en in het belang van het voorkomen of beperken van overlast.
  • 3.
    Het in het eerste lid bepaalde geldt ook voor het particulier ter beschikking stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college.
  • 4.
    Het bepaalde in het eerste en derde lid geldt niet voor zover de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van Strafrecht van toepassing zijn.
Afdeling 7 Drugsoverlast
Artikel 2.7.1 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 8 Bestuurlijke ophouding
Artikel 2.8.1 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2.1.1.1, 2.1.5.1, 2.1.6.2, 2.4.6, 2.4.7, 2.4.8, 2.4.9, 2.6.3 en/of 5.5.1 van deze verordening groepsgewijs niet naleven.
Afdeling 9 Veiligheidsrisicogebieden
Artikel 2.9.1 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2 9.2 Cameratoezicht op openbare plaatsen
  • 1.
    De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats, als bedoeld in artikel 1 van de Wet Openbare Manifestaties.
  • 2.
    De burgemeester heeft de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid, eveneens ten aanzien van de navolgende voor eenieder toegankelijke plaatsen: parkeergarages en parkeerterreinen in de openlucht
Afdeling 10 Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- & horecawet
Artikel 2.10 Begripsbepaling voor Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank & Horecawet
In deze afdeling wordt verstaan onder:
alcoholhoudende drank, horecabedrijf, horecalokaliteit, inrichting, paracommerciële rechtsper-
so(o)n(en), sterke drank, slijtersbedrijf en zwak-alcoholhoudende drank, dat wat daaronder wordt
verstaan in de Drank- en Horecawet.
Artikel 2.10.1 Schenktijden paracommerciële rechtspersonen
  • 1.
    Paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sportieve aard verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank op maandag tot en met zondag vanaf 12.00 uur tot 00.00 uur, of indien er sprake is van een ontheffing zoals bedoeld in artikel 2.3.1.3 lid 8 van deze verordening, tot aan de sluitingstijd zoals bepaald in de ontheffing.
  • 2.
    Paracommerciële rechtspersonen die zich richten op sociaal-culturele, recreatieve, educatieve of levensbeschouwelijke / godsdienstige activiteiten schenken uitsluitend alcoholhoudende drank op maandag tot en met zondag vanaf 12.00 uur tot 01.00 uur, of indien er sprake is van een ontheffing zoals bedoeld in artikel 2.3.1.3 lid 8 van deze verordening, tot aan de sluitingstijd zoals bepaald in de onthefing.
Artikel 2.10.1b Schenktijden horecabedrijven bij sportaccommodaties en sociaal-culturele centra
  • 1.
    Inrichtingen waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, niet zijnde een paracommerciële inrichting, welke deel uitmaakt van een gebouw, dat uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij één of meer sportorganisaties of –instellingen, verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank op maandag tot en met zondag vanaf 12.00 uur tot 00.00 uur, of indien er sprake is van een ontheffing zoals bedoeld in artikel 2.3.1.3 lid 8 van deze verordening, tot aan de sluitingstijd zoals bepaald in de ontheffing.
  • 2.
    Inrichtingen waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, niet zijnde een paracommerciële inrichting, welke deel uitmaakt van een gebouw, dat uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij één of instellingen die zich richten op sociaal-culturele, recreatieve, educatieve of levensbeschouwelijke / godsdienstige activiteiten, verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank op maandag tot en met zondag vanaf 12.00 uur tot 01.00 uur, of indien er sprake is van een ontheffing zoals bedoeld in artikel 2.3.1.3 lid 8 van deze verordening, tot aan de sluitingstijd zoals bepaald in de ontheffing.
Artikel 2.10.2 Bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen
Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn wanneer dit leidt tot oneerlijke mededinging. Voor vrijwilligers kan maximaal vijf keer per jaar een feest worden georganiseerd, ongeacht of het 1, meerdere, dan wel alle vrijwilligers betreft, het feest moet wel in relatie staan met de werkzaamheden van de vrijwilliger(s) in de paracommerciële instelling en mag geen bijeenkomst van persoonlijke aard betreffen.
HOOFDSTUK 3 SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.
Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen en nadere regels
Artikel 3.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
  • a.
    prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
  • b.
    prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
  • c.
    seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden, met uitzondering van raamprostitutie. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
  • d.
    escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
  • e.
    sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;
  • f.
    raamprostitutiebedrijf: een inrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen;
  • g.
    exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert of exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;
  • h.
    beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent in een seksinrichting of escortbedrijf;
  • i.
    bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:
  • 1.
    de exploitant;
  • 2.
    de beheerder;
  • 3.
    de prostituee;
  • 4.
    het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;
  • 5.
    toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2 van deze verordening;
  • 6.
    andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
Artikel 3.1.2 Bevoegd bestuursorgaan
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college van burgemeester en wethouders of, voorzover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.
Artikel 3.1.3 Nadere regels
Met het oog op de in artikel 3.3.2 genoemde belangen, kan het college over de uitoefening van de bevoegdheden in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.
Paragraaf 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels e.d.
Artikel 3.2.1 Seksinrichtingen
  • 1.
    Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.
  • 2.
    In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:
    • a.
      de persoonsgegevens van de exploitant;
    • b.
      de persoonsgegevens van de beheerder;
    • c.
      de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf;
    • d.
      het aantal werkzame prostituees;
    • e.
      plaatselijke en kadastrale ligging van de seksinrichting door middel van een situatietekening met een schaal van tenminste 1:1000;
    • f.
      de plattegrond van de seksinrichting door middel van een tekening met een schaal van tenminste 1:100;
    • g.
      bewijs van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel; en
    • h.
      bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimte bestemd voor de seksinrichting.
  • 3.
    Indien de aanvraag handelt om een exploitatievergunning voor een escortbedrijf, kan volstaan worden met het overleggen van de gegevens zoals vermeldt onder lid 2 sub a, b en c.
Artikel 3.2.2 Gedragseisen exploitant en beheerder
  • 1.
    De exploitant en de beheerder;
  • a.
    staan niet onder curatele en zijn niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;
  • b.
    zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en
  • c.
    hebben de leeftijd van éénentwintig jaar bereikt.
  • 2.
    Naast de gestelde eisen in het eerste lid zijn de exploitant en de beheerder niet:
  • a.
    met toepassing van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;
  • b.
    binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door een rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
  • c.
    binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 Euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
  • -
    bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
  • -
    de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 273a,250a, 252, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
  • -
    de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
  • -
    de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;
  • -
    de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;
  • -
    de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.
  • 3.
    Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijkgesteld:
  • a.
    vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;
  • b.
    een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.
  • 4.
    De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:
  • a.
    bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;
  • b.
    bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van intrekking van deze vergunning.
  • 5.
    De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor tenminste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3.2.3 Sluitingstijden
  • 1.
    Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben en daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven op alle dagen van de week tussen 02.00 uur en 06.00 uur.
  • 2.
    Het bevoegd orgaan kan door middel van een voorschrift als bedoeld in artikel 1.4 van deze verordening, voor een afzonderlijke seksinrichting andere sluitingstijden vaststellen.
  • 3.
    Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die seksinrichting krachtens het eerste lid of tweede lid, dan wel krachtens artikel 3.2.4, eerste lid, gesloten dient te zijn.
  • 4.
    Het in het eerste, tweede en derde lid bepaalde geldt niet voorzover de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften van toepassing zijn.
Artikel 3.2.4 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
  • 1.
    Met het oog op de in artikel 3.3.2, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:
  • a.
    tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3.2.3, eerste of tweede lid, geldende sluitingstijden vaststellen;
  • b.
    van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.
  • 2.
    Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het
bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit openbaar bekend overeenkomstig artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 3.2.5 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
  • 1.
    Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de ingevolge artikel 3.2.1 op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de seksinrichting aanwezig is.
  • 2.
    De exploitant en beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
  • a.
    geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden),XIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
  • b.
    geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
Artikel 3.2.6 Straat - en raamprostitutie
  • 1.
    Het is verboden op of aan de weg, door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.
  • 1.
    Het is verboden een raamprostitutiebedrijf te exploiteren.
  • 1.
    Met het oog op de naleving van het in het eerste lid gestelde verbod, kan door politieambtenaren het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.
Artikel 3.2.7 Sekswinkels
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college van burgemeester en wethouders in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3.2.8 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische
goederen, afbeeldingen e.d.
  • 1.
    Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:
  • a.
    indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;
  • b.
    anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.
  • 2.
    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet.
Paragraaf 3 Beslistermijn en weigeringsgronden
Artikel 3.3.1 Beslistermijn
  • 1.
    Het bevoegd bestuursorgaan neemt het besluit op de aanvraag om vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid binnen zestien weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.
  • 1.
    Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste zestien weken verdagen.
Artikel 3.3.2 Weigeringsgronden
  • 1.
    De vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, wordt geweigerd indien:
  • a.
    de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3.2.2 gestelde eisen;
  • b.
    de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening;
  • c.
    er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 250a van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde;
  • d.
    door inwilliging van de aanvraag het aantal verleende vergunningen ex artikel 3.2.1, eerste lid, meer zal bedragen dan twee.
  • 2.
    De vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid kan worden geweigerd:
  • a.
    in het belang van de openbare orde;
  • b.
    in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
  • c.
    in het belang van het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;
  • d.
    in het belang van de veiligheid van personen of goederen;
  • e.
    in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid;
  • f.
    in het belang van de gezondheid of zedelijkheid;
  • g.
    in het belang van de arbeidsomstandigheden van de prostituee.
Paragraaf 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3.4.1 Beëindiging exploitatie
  • 1.
    De vergunning vervalt zodra de ingevolge artikel 3.2.1 op de vergunning vermelde exploitant, de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd.
  • 2.
    Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.
Artikel 3.4.2 Wijziging beheer
  • 1.
    Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3.2.1, tweede lid, onder b, het beheer in de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.
  • 2.
    Het beheer kan slechts worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien de exploitant het bestuursorgaan hiervan vooraf in kennis heeft gesteld onder vermelding van de persoonsgegevens als bedoeld in artikel 3.2.1, tweede lid, onder b, en het bevoegde bestuursorgaan na toetsing van de melding aan het gestelde in artikel 3.3.2, eerste lid, aanhef en onder a de melding heeft aanvaard, dan wel na de melding 12 weken zijn verstreken.
HOOFDSTUK 4 BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
Afdeling 1 Geluid- en lichthinder
Artikel 4.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
  • a.
    besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
  • b.
    inrichting: een inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit;
  • c.
    houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;
  • d.
    collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden, zoals Koninginnedag, carnaval, kermis, etc.;
  • e.
    incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen.
Artikel 4.1.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
  • 1.
    De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit gelden niet voor door de burgemeester per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
  • 2.
    De beperking met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening op sportterreinen als bedoeld in artikel 4.113 van het Besluit, geldt niet voor door de burgemeester per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
  • 3.
    In een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid en tweede lid, kan de burgemeester bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in één of meer delen van de gemeente.
  • 4.
    De burgemeester maakt de aanwijzing tenminste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.
  • 5.
    De burgemeester kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.
Artikel 4.1.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
  • 1.
    Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting tenminste twee weken voor de aanvang van de festiviteit de burgemeester daarvan in kennis heeft gesteld.
  • 2.
    De beperking met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening op sportterreinen als bedoeld in artikel 4.113 van het Besluit, geldt niet voor de in het eerste lid bedoelde incidentele festiviteit.
  • 3.
    Incidentele festiviteiten zijn alleen mogelijk op vrijdag en zaterdag en daarnaast op zondag tot uiterlijk 23.00 uur.
  • 4.
    De burgemeester wijst een festiviteit niet aan als incidentele festiviteit indien aan de inrichting ten tijde van de kennisgeving een last onder dwangsom dan wel last onder bestuursdwang is opgelegd met betrekking tot overtreding van geluidsvoorschriften.
  • 5.
    De burgemeester stelt een formulier vast voor het doen van de kennisgeving als bedoeld in het eerste lid.
  • 6.
    De kennisgeving wordt geacht eerst dan te zijn gedaan wanneer het in het vijfde lid bedoelde formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.
  • 7.
    De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer de burgemeester op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.
Artikel 4.1.4 Verboden incidentele festiviteiten
Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen indien de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.
Artikel 4.1.5 Overige geluid- of lichthinder
  • 1.
    Het is verboden zonder ontheffing van het college buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanig wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluid- of lichthinder wordt veroorzaakt.
  • 2.
    Diegene die buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer de zorg heeft voor een dier, moet voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving (geluid)hinder veroorzaakt.
  • 3.
    Het verbod geldt niet voor zover de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet 1994, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht, de Luchtvaartwet, het reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 of het Vuurwerkbesluit van toepassing is.
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4.2.1 Straatvegen
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4.2.2 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.
Artikel 4.2.3 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten
gebouwen
Sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.3.1 Begripsomschrijvingen
  • 1.
    In deze afdeling wordt verstaan onder:
  • a.
    houtopstand: hakhout, een houtwal of één of meer bomen, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen;
  • b.
    hakhout: één of meer bomen of boomvormers die na te zijn geveld opnieuw op de stronk uitlopen;
  • c.
    dunning: velling ter bevordering van het voortbestaan van de houtopstand;
  • d.
    boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een dwars doorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In het kader van een herplant of instandhoudingsplicht kunnen voorschriften gesteld worden voor plant materiaal kleiner dan 10 centimeter dwars doorsnede op 1,30 meter boven maaiveld;
  • e.
    knotten/kandelaberen: het tot de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takken bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek onderhoud;
  • f.
    bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet;
  • g.
    boomwaarde: het bedrag dat gevonden wordt door het product van de volgende factoren:
  • -
    de oppervlakte in cm² van de dwarsdoorsnede op 1,30 meter boven het maaiveld;
  • -
    de geïndexeerde eenheidsprijs per cm²;
  • -
    de standplaatswaarde;
  • -
    de conditiewaarde;
  • -
    de waarde van de plantwijze;
  • h.
    iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (synCerato cystisulmi (Buism.) C. Moreau);
  • i.
    iepenspintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytuscolytus (F.) en Scolytus multistriatus (Marsh) en Scolytus pygmaeus.
  • 2.
    In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.
Artikel 4.3.2 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
  • 1.
    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstand te vellen of te doen vellen.
  • 2.
    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:
  • a.
    wegbeplantingen en éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit niet-geknotte populieren of wilgen;
  • b.
    fruitbomen, tenzij als hoogstamboomgaarden van meer dan 4 exemplaren en windschermen om boomgaarden;
  • c.
    fijnsparren, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor bestemde terreinen;
  • d.
    kweekgoed;
  • e.
    houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld;
  • f.
    houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:
  • -
    ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are;
  • -
    ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal
rijen;
  • g.
    houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of op last van het college dan wel het bevoegd gezag;
  • h.
    het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;
  • i.
    het periodiek knotten en kandelaberen als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte bomen en boomsoorten;
  • j.
    het vellen van houtopstanden in achtertuinen waarvan de oppervlakte niet groter is dan 60 m² en/of de diepte niet groter is dan 10 meter;
  • k.
    het vellen van de soorten berk, acacia, populier en wilg in voor- of zijtuinen die, gemeten vanaf de gevel, niet dieper zijn dan 4 meter;
  • l.
    hagen in en om tuinen;
  • m.
    alle schubconiferen;
  • n.
    houtopstanden voor het vellen waarvan uit andere hoofde een vergunning is vereist;
  • o.
    houtopstanden waarvan het bevoegd gezag in het kader van voorzieningen van openbaar nut, waaronder wegen en reconstructies van wegen begrepen, hebben aangegeven dat deze voor de uitvoering daarvan kunnen worden geveld.
  • p.
    houtopstanden die in het kader van het Groenconvenant zijn aangelegd, mits een voorgenomen kap tenminste twee weken van tevoren schriftelijk is gemeld aan het bevoegd gezag en tevens is aangeduid dat de houtopstanden op grond van dit convenant zijn aangelegd.
Artikel 4.3.3 Aanvraag vergunning
  • 1.
    De vergunning moet worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.
  • 2.
    Wanneer de team-manager van de Landelijke Service bij Regelingen (LASER) aan het bevoegd gezag een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwt het bevoegd gezag dit afschrift mede als een vergunningaanvraag.
Artikel 4.3.4 Weigeringsgronden
  • 1.
    Het bevoegd gezag kan de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van onder meer:
  • a.
    de natuurwaarde van de houtopstand;
  • b.
    de landschappelijke waarde van de houtopstand;
  • c.
    de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
  • d.
    de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
  • e.
    de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
  • f.
    de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
  • 2.
    Het bevoegd gezag kan bij het weigeren of onder voorschriften verlenen van een vergunning tevens de boomwaarde als motivering hanteren. De motivering verwijst zoveel mogelijk naar gemeentelijke bestemmings-, groen-, bomen- of landschapsplannen.
Artikel 4.3.5 Openbaarmaking
(vervallen)
Artikel 4.3.6 Intrekken vergunning
Het bevoegd gezag kan de vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken indien daarvan niet binnen maximaal één jaar na afgifte volledig gebruik is gemaakt.
Artikel 4.3.7 Bijzondere vergunningsvoorschriften
  • 1.
    Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen, moet worden herplant, alsmede financiële voorwaarden zoals jaarlijks vastgelegd in de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Bomentaxateurs.
  • 2.
    Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herplanting en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.
  • 3.
    Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen behoren aanwijzingen ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.
Artikel 4.3.8 Herplant-/instandhoudingsplicht
  • 1.
    Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn.
  • 2.
    Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.
  • 3.
    Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, ernstig in het voortbestaan wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor deze bedreiging wordt weggenomen.
  • 4.
    Degene aan wie een verplichting als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid is opgelegd alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.
Artikel 4.3. 9 Afstand van de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 2 meter voor bomen en nihil voor hagen en heesters.
Artikel 4.3.1 0 Bestrijding iepziekte
  • 1.
    Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
  • a.
    indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;
  • b.
    de iepen te ontschorsen en de schors te vernietigen;
  • c.
    of de niet ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.
  • d.
    voor zover de Natuurbeschermingswet van toepassing is.
  • 2.
    Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren.
  • 3.
    Het verbod is niet van toepassing op geheel ontschorst iepenhout en op iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter.
  • 4.
    Het college kan ontheffing verlenen van het onder lid 1a gestelde verbod.
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering
.
Artikel 4.4. 1 Handelsreclame
Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving.
Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4.5.1 Begripsomschrijving
In deze afdeling worden onder kampeermiddel verstaan:
Een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning in de zin van artikel 2.1 eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 4.5.2 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
  • 1.
    Het is verboden zonder ontheffing van het college ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan is bestemd of mede bestemd.
  • 2.
    Het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van:
    • a.
      de bescherming van natuur en landschap;
    • b.
      de bescherming van een stadsgezicht.
Artikel 4.5.3 Aanwijzing kampeerplaatsen
  • 1.
    Het college kan plaatsen aanwijzen waarop het verbod van artikel 4.5.2 eerste lid, niet geldt.
  • 2.
    Het college kan daarbij nadere regels stellen in het belang van de gronden, genoemd in artikel 4.5.2 derde lid.
HOOFDSTUK 5 ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE
Afdeling 1 Parkeerexcessen
Artikel 5.1.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
  • a.
    weg: de weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;
  • b.
    voertuigen: alle voertuigen met uitzondering van:
  • 1.
    treinen en trams;
  • 2.
    tweewielige fietsen en tweewielige bromfietsen;
  • 3.
    invalidenvoertuigen in de zin van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
  • 4.
    kruiwagens, kinderwagens en dergelijke kleine voertuigen, rolstoelen.
  • c.
    parkeren: het laten stilstaan van voertuigen anders dan gedurende de tijd dit nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen.
Artikel 5.1.2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
  • 1.
    Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden zonder ontheffing van het college:
  • a.
    drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 25 meter met als middelpunt een dezer voertuigen; dan wel
  • b.
    de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.
  • 2.
    Onder verhuren als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan:
  • a.
    het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen;
  • b.
    het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling.
  • 3.
    Tot de voertuigen bedoeld in het eerste lid worden niet gerekend:
  • a.
    voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, zulks gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden;
  • b.
    voertuigen gebezigd voor persoonlijk gebruik van de in het eerste lid genoemde persoon.
Artikel 5.1.3 Te koop aanbieden van voertuigen
Het is verboden zonder ontheffing van het college op door het college aangewezen wegen of weggedeelten een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.
Artikel 5.1.4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmede als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereen volgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5.1.5 Voertuigwrakken
  • 1.
    Het is verboden een voertuigwrak op de weg te plaatsen of te hebben.
  • 2.
    Onder voertuigwrak wordt verstaan: een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert.
  • 3.
    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet milieubeheer van toepassing is.
Artikel 5.1.6 Caravans e.d.
  • 1.Het is verboden zonder ontheffing van het college een woonwagen, kampeerwagen, caravan, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd:
  • a.
    langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op een door het college aangewezen weg, waar dit naar hun oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;
  • b.
    op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar hun oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
  • 2.
    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover het Provinciaal wegenreglement Noord-Brabant of de Landschapsverordening Noord-Brabant van toepassing is.
Artikel 5.1.7 Parkeren van reclamevoertuigen
Het is verboden zonder ontheffing van het college een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.
Artikel 5.1.8 Grote en uitzichtbelemmerende voertuigen
  • 1.
    Het is verboden zonder ontheffing van het college een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, te parkeren:
    • a.
      op een door het college aangewezen weg, waar dit naar hun oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;
    • b.
      op een door het college aangewezen weg, waar dit parkeren naar hun oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte;
    • c.
      op de weg bij een voor bewoning of ander voor dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
  • 2.
    Het in het eerste lid verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.
  • 3.
    Het in het eerste lid onder b gestelde verbod geldt niet op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 uur tot 18.00 uur.
Artikel 5.1.9 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen
  • 1.
    Het is verboden een voertuig met stankverspreidende stoffen te parkeren daar, waar bewoners of gebruikers van nabijgelegen gebouwen of terreinen daarvan hinder of overlast kunnen ondervinden.
  • 1.
    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet milieubeheer van toepassing is.
Artikel 5.1.10 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
  • 1.
    Het is verboden zonder ontheffing van het college met een voertuig, fiets of bromfiets te rijden door dan wel deze te doen of te laten staan in een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.
  • 2.
    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing:
  • a.
    op wegen als bedoeld in artikel 5.1.1, onder a.;
  • b.
    op voertuigen die nodig zijn en gebruikt worden ter uitvoering van werkzaamheden door of vanwege de overheid;
  • c.
    op voertuigen, waarmede standplaats wordt of is ingenomen op terreinen welke mede of uitsluitend voor dit doel zijn bestemd.
Afdeling 2 Collecteren, verkoop van goederen aan huis, standplaatsen en snuffelmarkten
Artikel 5.2.1 Inzameling van geld of goed
  • 1.
    Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden.
  • 2.
    Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook geschreven of gedrukte stukken worden gerekend, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
  • 3.
    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor een inzameling die in besloten kring gehouden wordt.
  • 4.
    Het college kan onder door hen te stellen voorschriften vrijstelling verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod voor inzamelingen die gehouden worden door daarbij aangewezen instellingen.
Artikel 5.2.2 Verkoop van goederen aan huis
  • 1.
    Het is verboden zonder vergunning van het college in de uitoefening van handel aan huis goederen te koop aan te bieden, te verkopen of af te geven dan wel diensten aan te bieden.
  • 2.
    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet ten aan zien van het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet.
Artikel 5.2.3 Ventverbod
  • 1.
    Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid in gevaar komt.
  • 2.
    Het is verboden te venten op zondagen en op maandag t/m zaterdag tussen een uur na zonsondergang tot een uur voor zonsopgang.
  • 3.
    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
  • 4.
    De burgemeester kan voor de periode maart tot en met september aan een ijscoventer een ontheffing verlenen van het in lid 2 gestelde verbod. Hierop zijn van toepassing de in lid 2 genoemde tijden aangevuld met zondagen na 13.00 uur tot een uur voor zonsondergang.
Artikel 5.2.4 Vrijheid van meningsuiting
  • 1.
    Het verbod van artikel 5.2.3 geldt niet voor venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
  • 2.
    Het college kan de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in het eerste lid beperken door een verbod in te stellen:
    • a.
      op of aan door het college aangewezen wegen of gedeelten daarvan, en/of
    • b.
      voor bepaalde dagen en uren.
  • 3.
    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod van het tweede lid.
Artikel 5.2.5 Standplaatsen
  • 1.
    Het is verboden zonder vergunning van het college op of aan de weg of aan een openbaar water dan wel op een andere – al dan niet met enige beperking – voor publiek toegankelijke en in de open lucht gelegen plaats:
  • a.
    met een voertuig, een kraam, een tafel of enig ander middel een standplaats in te nemen of te hebben teneinde in de uitoefening van de handel goederen te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken, dan wel diensten aan te bieden;
  • b.
    anderszins goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken aan publiek;
  • c.
    tijdens de maandelijkse kleindierenmarkt goederen te koop te vragen, te kopen en te betrekken in de daarvoor door het college aan te wijzen wegen.
  • 2.
    Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan, dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen of goederen worden of zijn uitgestald als bedoeld in het eerste lid.
  • 3.
    Het in het eerste lid, onder b, gestelde verbod geldt niet ten aanzien van het uitgestald hebben van gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet. Alsdan geldt ook het in het tweede lid gestelde verbod niet.
  • 4.
    De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet op de plaats die is aangewezen voor het houden van een markt, zulks gedurende de tijden dat de markt gehouden wordt, voor een evenement als bedoeld in artikel 2.2.2, of voor het organiseren van een markt als bedoeld in artikel 5.2.6.
  • 5.
    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet milieubeheer, de Woningwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement Noord-Brabant van toepassing is.
  • 6.
    Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:
  • a.
    in het belang van de openbare orde;
  • b.
    in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
  • c.
    in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;
  • d.
    in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid;
  • e.
    wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel der gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt;
  • f.
    vanwege de strijd met een geldend bestemmingsplan.
  • 7.
    Het college houdt de beslissing op een aanvraag voor een standplaatsvergunning aan, indien de aanvraag tevens een Wet-milieubeheerplichtige activiteit betreft en indien geen toepassing kan worden gegeven aan het zesde lid, tot de dag waarop de beslissing over de Wet-milieubeheervergunningaanvraag is genomen.
Artikel 5.2.6 Snuffelmarkten e.d.
  • 1.
    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester:
    • a.
      in of op een – al dan niet met enige beperking – voor het publiek toegankelijk gebouw of plaats een markt te organiseren of toe te laten, waar ter plaatse aanwezige goederen worden verhandeld;
    • a.
      toe te laten, te bevorderen of er gelegenheid toe te geven, dat in of op een – al dan niet met enige beperking – voor publiek toegankelijk gebouw of plaats met een kraam, een tafel of enig ander dergelijk middel standplaats wordt of is ingenomen om goederen aan publiek aan te bieden, te verkopen of te verstrekken.
  • 2.
    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet:
  • a.
    voor door verenigingen, scholen, buurthuizen en dergelijke niet commerciële organisaties, georganiseerde rommelmarkten waarvan de opbrengst uit verkoop uitsluitend bestemd is voor het doel van de eigen organisatie;
  • b.
    voor ruimten die uitsluitend geheel en voortdurend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.
  • 3.
    Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:
    • a.
      in het belang van de openbare orde;
    • b.
      in het belang van een krachtens de Gemeentewet ingestelde markt.
Afdeling 3 Openbaar water
Artikel 5.3.1 Gebruik van openbaar water
  • 1.
    Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden zonder vergunning van het college een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in, of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben.
  • 2.
    Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard.
  • 3.
    Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
  • 4.
    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de verordening op de waterhuishouding Noord-Brabant 1997, het Reglement voor politie voor het Beatrix-kanaal of de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening van toepassing is.
Artikel 5.3.2 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
  • 1.
    Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door het college aangewezen gedeelten van openbaar water.
  • 2.
    Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water:
  • a.
    nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieu-hygiëne en het aanzien van de gemeente;
  • b.
    beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen.
  • 3.
    Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de verordening op de waterhuishouding Noord-Brabant 1997 of de Landschapsverordening Noord-Brabant van toepassing is.
Artikel 5.3.3 Aanwijzingen ligplaats
  • 1.
    Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5.3.2 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
  • 2.
    De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door of vanwege het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.
  • 3.
    Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de verordening op de waterhuishouding Noord-Brabant of de Landschapsverordening Noord-Brabant van toepassing is.
Artikel 5.3.4 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens de artikelen 5.3.2, tweede lid en 5.3.3 bepaalde.
Artikel 5.3.5 Beschadigen van waterstaatswerken en oevers
  • 1.
    Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbaar water, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
  • 2.
    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Binnenvaartpolitiereglement of de verordening op de waterhuishouding Noord-Brabant van toepassing is.
Artikel 5.3.6 Reddingsmiddelen
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 5.3.7 Veiligheid op het water
  • 1.
    Het is aan een ieder die zich als bader of zwemmer in het openbaar water ophoudt, verboden zich zodanig te gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden.
  • 2.
    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de verordening op de waterhuishouding Noord-Brabant van toepassing is.
Afdeling 4 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5.4.1 Crossterreinen
  • 1.
    Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
  • 2.
    Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing is. Zij kan daarbij regels stellen ten aanzien van het gebruik van deze terreinen:
  • a.
    in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
  • b.
    in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;
  • c.
    in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten en/of van het publiek.
  • 3.
    Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan hetgeen artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
  • 4.
    Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover de Wet milieubeheer of het Besluit geluidsproductie sportmotoren van toepassing is.
Artikel 5.4.2 Beperking verkeer in natuurgebieden
  • 1.
    Het college kan voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen aanwijzen ten aanzien waarvan zij verklaren, dat het rijden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, of met een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, of met een fiets of een paard, aldaar overlast kan veroorzaken of schade kan berokkenen aan milieuwaarden.
  • 2.
    Het is verboden zonder ontheffing van het college op krachtens het eerste lid aangewezen plaatsen:
  • a.
    zich met een motorvoertuig of een bromfiets als bedoeld in het vorige lid of met een fiets of een paard te bevinden; dan wel
  • b.
    zich met een motorvoertuig, met een bromfiets of met een fiets of een paard te bevinden op een in die aanwijzing aangeduid tijdstip.
  • 3.
    Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden:
  • a.
    ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van verkeer en waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten;
  • b.
    die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
  • c.
    die worden gebruikt in verband met werken welke krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;
  • d.
    van de zakelijke gerechtigden en huurders en pachters van percelen, die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
  • e.
    voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d. bedoelde personen.
  • 4.
    Het in het tweede lid gestelde verbod geldt voorts niet:
  • a.
    op wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;
  • b.
    binnen de bij of krachtens de provinciale milieuverordening aangewezen stiltegebieden, ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als "toestel".
Afdeling 5 Verbod vuur te stoken
Artikel 5.5.1 Verbod vuur te stoken
  • 1.
    Het is verboden zonder ontheffing van het college in de open lucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
  • 2.
    Het verbod geldt niet voor zover het betreft:
    • a.
      verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;
    • a.
      sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand;
    • b.
      vuur voor koken, bakken en braden, voor zover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert.
  • 3.
    De ontheffing bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:
  • a.
    in het belang van de openbare orde en veiligheid;
  • b.
    ter bescherming van de woon- en leefomgeving;
  • c.
    ter bescherming van de flora en de fauna.
  • 4.
    Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.
Afdeling 6 Verstrooiing van as
Artikel 5. 6 .1 Begripsomschrijving
In deze afdeling wordt verstaan onder:
  • a.
    incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de Lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
  • b.
    weg: weg in de zin van artikel 1.1 sub a, behoudens bossen en andere natuurterreinen.
Artikel 5. 6 .2 Plaatsen waar incidentele asverstrooiing verboden is
  • 1.
    Incidentele asverstrooiing is verboden op de weg.
  • 2.
    Het college kan een besluit nemen waarin voor een bepaalde termijn wordt verboden dat op andere plaatsen dan genoemd in het eerste lid asverstrooiing plaatsvindt.
  • 3.
    Het college kan op verzoek van de nabestaande die zorgdraagt voor de asbus op grond van bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het verbod uit het eerste lid.
  • 4.
    Het in deze afdeling bepaalde geldt niet voor zover de Beheers verordening gemeentelijke begraafplaatsen van toepassing is.
Artikel 5. 6 .3 Hinder of overlast voor derden
Incidentele asverstrooiing is verboden indien daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor derden.
HOOFDSTUK 6 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 6.1 Strafbepaling
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen en het niet opvolgen van een bevel gegeven op grond van één of meer van de artikelen 2.1 (samenscholing), 2.4.6 (hinderlijk gedrag op of aan de weg), 2.4.8 (hinderlijk gedrag bij of in gebouwen) en 2.4.9 (gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten) wordt, voor zover niet reeds bij of krachtens de wet strafbaar gesteld, gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 6.2 Toezichthouders
  • 1.
    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:
  • -
    de ambtenaren die krachtens de Wet milieubeheer belast zijn met het toezicht op de naleving van voorschriften gegeven krachtens artikel 10.10 van die wet;
  • -
    de ambtenaren die krachtens de Woningwet belast zijn met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens die wet gegeven voorschriften;
  • -
    de ambtenaren die krachtens de Wegenverkeerswet 1994 zijn aangewezen;
  • -
    de in artikel 141 en artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering genoemde ambtenaren specifiek voor toezicht in het kader van hoofdstuk 3 (seksinrichtingen);
  • 2.
    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door het college dan wel de burgemeester aangewezen personen.
Artikel 6.3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6.4 Inwerkingtreding
1.De gewijzigde Algemene plaatselijke verordening Boxtel 2012 treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij bekend is gemaakt.
Artikel 6.5 Overgangsbepaling
  • 1.
    Vergunningen en ontheffingen – hoe ook genaamd – verleend krachtens de verordening, voor de wijziging ervan, – indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken – van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
  • 2.
    Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de verordening, voor de wijziging ervan, blijven – indien en voor zover de bepalingen in gevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken – van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
  • 3.
    Vergunningen en ontheffingen bedoeld in het eerste lid en verplichtingen bedoeld in het tweede lid, worden geacht vergunningen, ontheffingen en verplichtingen in de zin van deze verordening te zijn.
  • 4.
    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing – hoe ook genaamd – op grond van de verordening, voor de wijziging ervan, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, is daarop het geldend recht ten tijde van de aanvraag van toepassing.
  • 5.
    Op een aanhangig beroep- of bezwaarschrift betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip van wijziging van verordening, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van het geldend recht ten tijde van de aanvraag.
  • 6.
    In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een vergunning of ontheffing – hoe ook genaamd – van kracht totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste, vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.
  • 7.
    Gebods- of verbodsbepalingen waarvoor een vergunning of ontheffing vereist is krachtens deze verordening en niet voorkomend in de verordening voor de wijziging ervan, tweede lid, zijn niet van toepassing:
  • a.
    gedurende 26 weken na het in werking treden van deze verordening;
  • b.
    ook na de onder a. bepaalde termijn, voor zover degene die de vergunning of ontheffing nodig heeft binnen deze termijn een aanvraag heeft ingediend, totdat onherroepelijk op deze aanvraag is beslist.
  • 8.
    De wijzigingsverklaring als bedoeld in artikel 6.4, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken;
  • 9.
    Ten aanzien van verloven voor het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholvrije drank voor gebruik ter plaatse, verleend op grond van de bij besluit van 24 september 1992 ingetrokken Drank- en Horecaverordening voor de gemeente Boxtel, is het bepaalde in de voorgaande leden van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6.6 Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel Algemene plaatselijke verordening Boxtel 2012.
Aldus vastgesteld in zijn openbare
vergadering van 24 juni 2014
DE RAAD VOORNOEMD,
de Griffier, de Voorzitter,
Trefwoordenregister (de cijfers verwijzen naar de artikelen)
A
Aanlegpalen, beschadiging van 5.3.5
Aanlegplaatsen vaartuigen 5.3.2
Aanlijnen honden 2.4.12, 2.4.14
Aanplakken 2.4.3
Asverstrooiing 5.6.1 t/m 5.6.3
Auto's:
-handelsopslag van 5.1.2
Autobedrijf 5.1.2
Autowrakken 5.1.5
B
Baden in openbaar vaarwater 5.3.7
Bakens 5.3.5
Baliekluivers 2.4.6
Bebouwde kom (begrip) 1.1
Begripsomschrijvingen:
  • -
    bebouwde kom 1.1
  • -
    beheerder 3.1.1, 4.1.1
  • -
    bevoegd bestuursorgaan 3.1.2
  • -
    bezoeker horecabedrijf 2.3.1.1
  • -
    bezoeker seksinrichting 3.1.1
  • -
    boom 4.3.1
  • -
    boomwaarde 4.3.1
  • -
    bouwwerk 1.1
  • -
    collectieve festiviteit 4.1.1
  • -
    dunning 4.3.1
  • -
    escortbedrijf 3.1.1
  • -
    evenement 2.2.1
  • -
    exploitant 3.1.1
  • -
    gebouw 1.1
  • -
    hakhout 4.3.1
  • -
    handelaar 2.5.1
  • -
    handelsreclame 1.1
  • -
    hoogdrempelige inrichting 2.3.3.2
  • -
    horecabedrijf 2.3.1.1
  • -
    houder horecabedrijf 2.3.1.1
  • -
    houder nachtverblijf 2.3.2.1
  • -
    houtopstand 4.3.1
  • -
    iepziekte 4.3.1
  • -
    iepenspintkever 4.3.1
  • -
    incidentele festiviteit 4.1.1
  • -
    inrichting (nachtverblijf) 2.3.2.1
  • -
    kansspelautomaat 2.3.3.2
  • -
    kleinschalig evenement 2.2.3
  • -
    knotten/kandelaberen 4.3.1
  • -
    laagdrempelige inrichting 2.3.3.2
  • -
    openbaar water 1.1
  • -
    parkeren 5.1.1
  • -
    prostitutie 3.1.1
  • -
    prostituee 3.1.1
  • -
    raamprostitutiebedrijf 3.1.1
  • -
    rechthebbende 1.1
  • -
    seksinrichting 3.1.1
  • -
    sekswinkel 3.1.1
  • -
    speelautomaat 2.3.3.2
  • -
    vaartuigen 1.1
  • -
    verkoopregister 2.5.1
  • -
    voertuigen 1.1, 5.1.1
  • -
    vuurwerk 2.6.1
  • -
    weg 1.1, 5.1.1
  • -
    woonschepen 1.1
Bekladden weg of onroerend goed 2.4.3
Belemmering scheepvaart 5.3.7
Belemmering uitzicht 2.1.6.1, 5.1.8
Beperking verkeer natuurgebieden:
  • -
    gemotoriseerd 5.4.2
  • -
    ruiterverkeer 5.4.2
Beplanting:
  • -
    aantasting door voertuigen 5.1.10
  • -
    uitzicht belemmerende 2.1.6.1
Bermen:
  • -
    beschadiging van 5.4.2
  • -
    rijden over 5.4.2
Beschoeiingen, beschadiging van 5.3.5
Beslistermijn 1.2
Bespieden personen 2.4.11
Bestuurlijke ophouding 2.8.1
Betogingen op openbare plaatsen 2.1.2.1, 2.1.2.2
Betreden gesloten woning 2.4.2
Betreden van plantsoenen 5.1.10, 5.4.2
Binnentreden woningen 6.3
Bioscoopvoorstellingen 2.2.1
Borden:
-aanbrengen verkeersborden e.d. 2.1.6.4
Bouwwerk (begrip) 1.1
Braderieën 2.2.1
Brandende voorwerpen, wegwerpen van 2.1.6.3
Brandkranen 2.1.6.2
Bromfietsen, overlast van:
-op trottoir/tegen straatmeubilair e.d. 2.4.10
Bruggen, beschadiging van 5.3.5
Bruikbaarheid van de weg 2.1.5.1, 2.1.5.2
Bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen 2.10.2
Bijen, houden van 2.4.17
C
Café, zie horecabedrijf
Cafetaria, zie horecabedrijf
Cameratoezicht 2.9.2
Caravans 5.1.6
Carbid 2.6.4
Citeertitel 6.6
Collecten 5.2.1
Collectieve festiviteiten 4.1.2
Consumentenvuurwerk: (begrip) 2.6.1
  • -
    ter beschikking stellen van 2.6.2
  • -
    bezigen van 2.6.3
Crossterreinen 5.4.1
Crosswedstrijden 5.4.1
Crossen 5.4.1
D
Defecte voertuigen 5.1.4
Demonstratieve optochten 2.1.2.1
Dieren:
  • -
    bijen, houden van 2.4.17
  • -
    hinderlijke 2.4.15
  • -
    honden, gevaarlijke 2.4.14
  • -
    honden, verontreiniging door 2.4.13
  • -
    honden, loslopende 2.4.12
  • -
    loslopende 2.4.16
  • -
    overlast door 2.4.15
  • -
    rupsen en rupsennesten, vernietiging van 2.4.18
  • -
    schadelijke 2.4.15
Dijken, beschadiging van 5.3.5
Drankgebruik, hinderlijk 2.4.7
Drugs, verbod verhandelen op de weg 2.7.1
Duikers, beschadiging van 5.3.5
E
Evenement: (begrip) 2.2.1
-vergunning 2.2.2, 1.10
Exploitatievergunning horecabedrijf 2.3.1.2. 1.10
F
Feest:
  • -
    evenement 2.2.1
  • -
    op of aan de weg 2.1.4.1
Fietsen, overlast van:
-op trottoir/tegen straatmeubilair e.d. 2.4.10
Filmoperateur op of aan de weg 2.1.4.1
Flatgebouw 2.4.8
Fotograaf op of aan de weg 2.1.4.1
G
Gebiedsontzeggingen 2.1.1.2
Gebouw: (begrip) 1.1
-hinderlijk gedrag bij of in 2.4.8, 2.4.9
Gedrukte stukken:
  • -
    verspreiden van 2.1.3.1, 5.2.2.
  • -
    huis-aan-huis verspreiden van 2.1.3.1
  • -
    openbare kennisgeving 2.1.3.1
  • -
    op of aan de weg 2.1.3.1
Gelegenheid geven (prostitutie) 3.1.1
Geluidhinder 4.1.5
Gemotoriseerd verkeer in natuurgebieden 5.4.2
Gevaarlijk voorwerp 2.1.6.1
Gevaarlijke dieren 2.4.15
Gevaarlijke honden 2.4.14
Gidsen op of aan de weg 2.1.4.1
Graffiti 2.4.3
Gordingen, beschadiging van 5.3.5
Groenvoorzieningen, aantasting van 5.1.10
Grote voertuigen, parkeren van 5.1.8
H
Handel in horecabedrijven 2.5.5
Handelsreclame (begrip) 1.1
Handelsreclame 4.4.1
Havens, beschadiging van 5.3.5
Heling van goederen, bestrijding van 2.5.1 t/m 2.5.5
Herdenkingsplechtigheid 2.2.1
Herplantplicht 4.3.8
Hinderlijk drankgebruik 2.4.7
Hinderlijk gedrag:
  • -
    bij of in gebouwen 2.4.8
  • -
    in voor publiek toegankelijke ruimten 2.4.9
  • -
    op of aan de weg 2.4.6
Hinderlijk voorwerp 2.1.6.1
Hinderlijke dieren, houden van 2.4.15
Honden:
  • -
    aanlijnen 2.4.12
  • -
    gevaarlijke 2.4.14
  • -
    loslopende 2.4.12
  • -
    muilkorf 2.4.14
  • -
    verboden voor 2.4.12
  • -
    verontreiniging door 2.4.13
Horecabedrijf : (begrip) 2.3.1.1
  • -
    aanwezigheid in gesloten horecabedrijf 2.3.1.5
  • -
    afwijking sluitingsuur 2.3.1.4
  • -
    exploitatievergunning 2.3.1.2
  • -
    handel in 2.5.5
  • -
    sluitingsuur 2.3.1.3
  • -
    terras 2.4.7
  • -
    tijdelijke sluiting 2.3.1.4
  • -
    toegang ambtenaren belast met toezicht 2.3.1.6
  • -
    woon- en leefklimaat in omgeving 2.3.1.2
Houtopstanden: (begrip) 4.3.1
  • -
    aanvraag vergunning 4.3.3
  • -
    bestrijding iepziekte 4.3.10
  • -
    bijzondere vergunningsvoorschriften 4.3.7
  • -
    herplant/instandhoudingsplicht 4.3.8
  • -
    kapverbod 4.3.2
  • -
    vervaltermijn vergunning 4.3.6
I
Inbrekerswerktuigen, vervoer van 2.4.5
Indiening aanvraag, te late 1.3
Incidentele festiviteiten:
  • -
    kennisgeving 4.1.3
  • -
    verbod 4.1.4
Inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
  • -
    begripsomschrijving 2.3.2.1
  • -
    kennisgeving exploitatie 2.3.2.2
Instandhoudingsplicht houtopstanden 4.3.8
Intrekken vergunning of ontheffing 1.6
Inwerkingtreding APV 6.4
Inzameling van geld of goed 5.2.1
  • -
    besloten kring 5.2.1
  • -
    ideëel doel 5.2.1
  • -
    intekenlijst 5.2.1
  • -
    liefdadig doel 5.2.1
K
Kaden, beschadiging van 5.3.5
Kampeerders 2.3.2.4
Kampeerplaatsen 4.5.3
Kampeerwagens 5.1.6
  • -
    ontsierende kampeerwagens 5.1.8
  • -
    parkeren op de weg 5.1.6
Kansspelen 2.2.1
Kapvergunning:
  • -
    kapverbod 4.3.2
  • -
    kapvergunning 4.3.2
  • -
    aanvraag kapvergunning 4.3.3
  • -
    bijzondere voorschriften 4.3.7
  • -
    herplant-/instandhoudingsplicht 4.3.8
  • -
    openbaarmaking 4.3.5
  • -
    schadevergoeding 4.3.9
  • -
    vervaltermijn 4.3.6
  • -
    weigeringsgronden 4.3.4
Kennisgeving betoging 2.1.2.1
Kladden op weg of onroerend goed 2.4.3
Kleine huisdierenmarkt 5.2.5, 5.2.6
Kleinschalig evenement 2.2.3
Klimmen op monument e.d. 2.4.6
Kom, zie: bebouwde kom (begrip)
L
Lex Silencio Positivo 1.9
Lex Silencio Positivo niet van toepassing 1.10
Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen 5.3.2 t/m 5.3.4
Loslopend vee en pluimvee 2.4.16
Loslopende honden 2.4.12
M
Markt, vlooien, zwarte, vrije of snuffel 5.2.6
Messen, katapulten 2.4.19
Motorlawaai 5.4.1, 4.1.5
Motorvoertuigen: (begrip) 1.1
  • -
    opslag van 5.1.2
  • -
    wedstrijden met 5.4.1
Muilkorf 2.4.14
Muziek op of aan de weg 4.1.5
N
Nachtregister 2.3.2.3, 2.3.2.4
Nachtverblijf, inrichting tot verschaffen van 2.3.2.1, 2.3.2.2
Natuurgebieden:
  • -
    gemotoriseerd en ruiterverkeer in 5.4.2
  • -
    rookverbod in 2.1.6.3
  • -
    ruiterverkeer in 5.4.2
  • -
    wegwerpen brandende voorwerpen in 2.1.6.3
  • -
    wegwerpen smeulende voorwerpen in 2.1.6.3
Natuurlijke behoefte doen 4.2.2
O
Ongeregeldheden 2.1.1.1
Ontheffing:
  • -
    autobedrijf 5.1.2
  • -
    beperkingen aan 1.4
  • -
    beroep 6.5
  • -
    beslistermijn op aanvraag 1.2
  • -
    bezwaarschrift 6.5
  • -
    dieren 2.4.15
  • -
    intrekking 1.6
  • -
    parkeren voertuigen 5.1.2 t/m 5.1.10
  • -
    persoonlijk karakter 1.5
  • -
    te late indiening aanvraag 1.3
  • -
    voorschriften aan 1.4
  • -
    vuur in openlucht 5.5.1
  • -
    wijziging 1.6
Ontheffing sluitingsuur 2.3.1.4
Ontsierende:
  • -
    caravans 5.1.6
  • -
    kampeerwagens 5.1.6
  • -
    keetwagens 5.1.6
  • -
    magazijnwagens 5.1.6
  • -
    reclames 4.4.1
  • -
    voertuigen 5.1.5
  • -
    woonwagens 5.1.5
Openbaar water: (begrip) 1.1
  • -
    veiligheid op 5.3.7
  • -
    voorwerpen in, op, boven 5.3.1
Openbare verkopingen 2.5.5
Openbare verlichting 2.1.6.4
Opslag:
  • -
    caravans e.d. 5.1.6
  • -
    kampeerwagens 5.1.6
Opstelplaatsenbeleid 2.3.3.2
Optochten 2.1.2.1, 2.2.1, 2.2.3
Ordeverstoring:
  • -
    horecabedrijf 2.3.1.2
  • -
    samenscholing 2.1.1.1
Overgangsbepalingen 6.5
Overlast:
  • -
    aan vaartuigen 5.3.7
  • -
    bij of in gebouwen 2.4.8
  • -
    door dieren 2.4.15
  • -
    door fiets/bromfiets tegen straatmeubilair 2.4.10
  • -
    door vee en pluimvee 2.4.16
  • -
    in of voor publiek toegankelijke ruimten 2.4.9
  • -
    stank 5.1.9
P
Parkeren: (begrip) 5.1.1
  • -
    van caravans e.d. op de weg 5.1.6
  • -
    van defecte voertuigen op de weg 5.1.4
  • -
    van grote voertuigen op de weg of daarbuiten 5.1.8
  • -
    van reclamevoertuigen op de weg 5.1.7
  • -
    van uitzichtbelemmerende voertuigen 5.1.8
  • -
    van voertuigen van autobedrijf e.d. 5.1.2
  • -
    van voertuigen met stankverspreidende stoffen 5.1.9
  • -
    van te koop aangeboden voertuigen 5.1.3
  • -
    van voertuigwrakken 5.1.5
Personen, bespieden van 2.4.11
Plakgereedschap, vervoer van 2.4.4
Plakken op de weg e.d. 2.4.3
Plantgerechtigden, verplichtingen van 2.1.6.5
Plantsoenen, betreden van 5.1.10
Pluimvee, loslopend 2.4.16
Pompen, beschadiging van 5.3.5
Portaal, gedrag in 2.4.9
Portieken 2.4.10
Propaganda 2.1.3.1
Prostitutie 3.1.1
R
Rechthebbende (begrip) 1.1
Reclame (begrip) 1.1
  • -
    gevaarlijke 4.4.1
  • -
    handels- 4.4.1
  • -
    hinderlijke 4.4.1
  • -
    ontsierende 4.4.1
  • -
    overlast 4.4.1
  • -
    voertuigen 5.1.7
Reddingsmiddelen 5.3.6
Reinigingsdiensten, belemmering werkzaamheden 4.2.1
Rijwielstalling, gedrag in 2.4.10
Rioolputten, openen van 2.1.6.2
Rommelmarkten 5.2.6
Rookverbod in bossen en natuurgebieden 2.1.6.3
Ruiterverkeer in natuurgebieden, beperking van 5.4.2
Rupsen en rupsennesten 2.4.18
S
Samenscholingen 2.1.1.1
Schade aan de weg 2.1.5.1, 2.1.5.2, 2.3.1.2
Schadelijke dieren, houden van 2.4.15
Scheepvaart, hinder of gevaar voor 5.3.7
Schenktijden paracommerciële rechtspersonen 2.10.1
Schenktijden horecabedrijven bij sportaccommodaties en sociaal-culturele centra 2.10.1b
Seksinrichtingen 3.1.1, 1.10
Sluiting horecabedrijven, tijdelijke 2.3.1.4
Sluitingsuur horecabedrijven 2.3.1.3
Sluitingsuur horecabedrijven, tijdelijke afwijking 2.3.1.4
Snackbar, zie: horecabedrijf
Snuffelmarkten 5.2.6, 1.9
Speelautomaten 2.3.3.2
Speelgelegenheden 2.3.3.1, 1.10
Sportwedstrijden 2.2.1, 2.2.3
Standplaatsen 5.2.5
Stoffen op, aan of boven de weg 2.1.5.1
Stookverbod 5.5.1
Stootpalen, beschadiging van 5.3.5
Straatartiest 2.1.4.1, 1.9
Straatfotograaf 2.1.4.1
Straathandel 5.2.2, 5.2.3
Straatkolken, openen van 2.1.6.2
Straattekenaar 2.1.4.1
Straatvegen, verbod belemmering van 4.2.1
Strafbepaling 6.1
T
Te koop aanbieden voertuigen 5.1.3
Telefooncel, gedrag in 2.4.9
Termijnen 1.7
Terras 2.3.1.1, 2.3.1.2, 2.4.7
Terrasvergunning 2.3.1.2
Toezichthouders 6.2
Tijdelijke opschriften/aankondigingen 4.4.1
Trekpaden, beschadiging van 5.3.5
U
Uiterlijk aanzien 5.1.6, 5.1.8, 5.3.2
Uitstallingen op de weg 5.2.5
Uitweg, maken en veranderen van een 2.1.5.2
Uitwerpselen 2.4.13
Uitzicht belemmerende beplanting of voorwerp 2.1.6.1
Uitzicht belemmerende voertuigen 5.1.8
V
Vaarten, beschadiging van 5.3.5
Vaartuigen: (begrip) 1.1
  • -
    ligplaats 5.3.2
  • -
    verbod innemen ligplaats 5.3.4
  • -
    voorschriften ligplaats 5.3.3
Vee, loslopend 2.4.16
Veiligheid:
  • -
    niet-openbare riolen 4.2.3
  • -
    op het water 5.3.7
  • -
    putten 4.2.3
  • -
    sloten 4.2.3
  • -
    van de weg 2.1.5.1
Veiligheidsrisicogebieden 2.9.1
Vellen 2.1.6.5, 4.3.2
Venten 5.2.3
Verdovende middelen:
-te koop aanbieden aan de weg van 2.7.1
Vergunning:
  • -
    beperkingen 1.4
  • -
    beroep 6.5
  • -
    beslistermijn 1.2
  • -
    bezwaarschrift 6.5
  • -
    exploitatie 2.3.1.2
  • -
    intrekking 1.6
  • -
    kap 4.3.2, 4.3.3, 4.3.4
  • -
    persoonlijk karakter 1.5
  • -
    reclame 4.4.1
  • -
    terras 2.3.1.1, 2.3.1.2
  • -
    te late indiening aanvraag 1.3
  • -
    voorschriften aan 1.4
  • -
    wijziging 1.6
Verkeer:
  • -
    aanbrengen voorzieningen 2.1.6.4
  • -
    ontsierend, hinderlijk, gevaarlijk 4.4.1
  • -
    veiligheid en uitzicht belemmerend 2.1.6.1
  • -
    verwijderen voorzieningen 2.1.6.4
Verkoop van goederen aan huis 5.2.2
Verkoopregister, verplichtingen m.b.t. het 2.5.2
Verlichting:
  • -
    aanbrengen voorzieningen voor 2.1.6.4
  • -
    verwijderen voorzieningen voor 2.1.6.4
Vermakelijkheden 2.2.1
Verontreiniging door honden 2.4.13
Verspreiden van gedrukte stukken 2.1.3.1, 5.2.2
-huis-aan-huis verspreiden 2.1.3.1
Verstrekkingsmogelijkheden voor geringe eetwaren 5.2.5
Verstrooiing van as 5.7.1 t/m 5.7.3
Vertoningen op of aan de weg:
-straatartiest 2.1.4.1
Vervoer van:
  • -
    inbrekerswerktuigen 2.4.5
  • -
    plakgereedschap 2.4.4
Vervreemding van door opkoop verkregen goederen 2.5.4
Vlooienmarkten 5.2.6
Voertuigen: (begrip) 1.1
  • -
    aantasting groenvoorziening door 5.1.10
  • -
    parkeren defecte voertuigen 5.1.4
  • -
    parkeren van caravans e.d. 5.1.6
  • -
    parkeren van grote voertuigen 5.1.8
  • -
    parkeren van voertuigen met handelsreclame 5.1.7
  • -
    parkeren van voertuigen met stankverspreidende
stoffen 5.1.9
  • -
    parkeren van voertuigen autobedrijf 5.1.2
  • -
    parkeren van voertuigwrakken 5.1.5
  • -
    parkeren van uitzichtbelemmerende 5.1.8
Voertuigwrakken 5.1.5
Voorschriften en beperkingen 1.4
Voorwerpen:
  • -
    aan de weg (gevaarlijk of hinderlijk) 2.1.6.1
  • -
    op, aan of boven de weg 2.1.5.1
  • -
    op, in of boven openbaar water 5.3.1
Voorzieningen voor verkeer en verlichting:
  • -
    aanbrengen van 2.1.6.4
  • -
    verwijdering van 2.1.6.4
Vuur in de openlucht 5.5.1
Vuurwerk (begrip) 2.6.1
  • -
    ter beschikking stellen van 2.6.2
  • -
    bezigen van 2.6.3
W
Wachtlokaal, gedrag in 2.4.9
Wallen, beschadiging van 5.3.5
Water : (openbaar) 1.1
  • -
    veiligheid op het 5.3.7
  • -
    voorwerpen op, in of boven het 5.3.1
Waterleidingen, beschadiging van 5.3.5
Waterstaatswerken, beschadiging van 5.3.5
Wedstrijden:
  • -
    op crossterreinen 5.4.1
  • -
    op of aan de weg 2.2.1
Weg: (begrip) 1.1
  • -
    aanleggen van 2.1.5.3
  • -
    belemmerende beplanting of voorwerpen langs de 2.1.6.1
  • -
    beschadiging van een 2.1.5.1
  • -
    bezigen van consumentenvuurwerk op of aan de 2.6.3
  • -
    collecten op of aan de 5.2.1
  • -
    colportage met gedrukte stukken op of aan de 5.2.1
  • -
    feest op of aan de 2.2.1
  • -
    fietsen/bromfietsen e.d. op of aan de 2.4.10
  • -
    gebruik als werkplaats van de 5.1.2
  • -
    gevaarlijke of hinderlijke voorwerpen op, aan
of boven de 2.1.6.1
  • -
    handelsreclame, zichtbaar vanaf de 4.4.1, 5.1.7
  • -
    hinderlijk drankgebruik op de 2.4.7
  • -
    hinderlijk gedrag op of aan de 2.4.6
  • -
    hondenuitwerpselen op de 2.4.13
  • -
    loslopend vee en pluimvee op de 2.4.16
  • -
    maken van een uitweg naar de 2.1.5.2
  • -
    natuurlijke behoefte doen op of aan de 4.2.2
  • -
    optochten, betogingen op of aan de 2.1.2.1
  • -
    parkeren van caravans e.d. op de 5.1.6
  • -
    parkeren van grote voertuigen op de 5.1.8
  • -
    parkeren van reclamevoertuigen op de 5.1.7
  • -
    parkeren van stankverspreidende voertuigen
op of buiten de 5.1.9
-parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
op of buiten de 5.1.8
  • -
    plaatsen of hebben van voertuigwrakken op de 5.1.5
  • -
    plakken en kladden 2.4.3
  • -
    reclameborden aan, op of boven de 2.1.5.1
  • -
    reparatie of sloop geparkeerde voertuigen 5.1.2
  • -
    op of aan de 5.1.2
  • -
    samenscholing, ongeregeldheden op de 2.1.1.1
  • -
    standplaatsen op de 5.2.5
  • -
    straatartiest op of aan de 2.1.4.1
  • -
    straatfotograaf, gids e.d. op of aan de 2.1.4.1
  • -
    uitzicht belemmerend voorwerp of beplanting
langs de 2.1.6.1
  • -
    uitweg maken en veranderen naar de 2.1.5.2
  • -
    veranderen, maken van een 2.1.5.3
  • -
    vervoer plak, kladmiddelen over de 2.4.4
  • -
    voorwerpen op, aan, boven de 2.1.5.1
  • -
    wedstrijden op of aan de 2.2.1
Wegwerpverbod brandende voorwerpen 2.1.6.3
Weigeringsgronden kapvergunning 4.3.4
Werkplaats, gebruik weg als 5.1.2
Woningen, binnentreden in 6.3
Woonschepen: 1.1
  • -
    gebruik openbaar water 5.3.1
  • -
    ligplaats 5.3.2
  • -
    verbod innemen ligplaats 5.3.4, 5.3.2
  • -
    voorschriften ligplaats 5.3.3
Wrakken, voertuigen 5.1.5
Z
Zetten, beschadiging van 5.3.5
Zwemmen in openbaar water 5.3.7
Naar boven