Beleidsregels individuele gehandicaptenparkeerplaats Capelle aan den IJssel 2014

Het c ollege van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel

Gelet op het bepaalde in:

  • -artikelen 12 en 21 t/m 29 Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en de Wegenverkeerswet 1994;

  • -bijlage 1 (E6) Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1990;

  • -artikelen 2, 15 en 18, lid 1 sub d Wegenverkeerswet 1994;

  • -artikel 1:3 lid 4, titel 4.1 en 4.3 Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t :

de “Beleidsregels individuele gehandicaptenparkeerplaats Capelle aan den IJssel 2014” vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • 1. aanvraag : de aanvraag voor het aanwijzen van een individuele gehandicaptenparkeerplaats;

  • 2. aanvrager : de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de aanvraag indient;

  • 3. Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • 4. BABW: Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;

  • 5. be stuurderskaart : gehandicaptenparkeerkaart voor een persoon die zich pleegt te vervoeren met een door hemzelf bestuurd motorvoertuig;

  • 6. college: het college van burgemeester en wethouders;

  • 7. CROW: Stichting Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond, Wateren Wegenbouw en de Verkeerstechniek;

  • 8. Europese gehandicaptenparkeerkaart (GPK): parkeerkaart voor personen die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij – met gebruikelijke loophulpmiddelen – in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan één stuk te voet te overbruggen;

  • 9. hoofdverblijf : woonadres in de zin van artikel 1 Wet basisregistratie personen

  • 10. individuele gehandicaptenparkeerplaats: parkeerplaats voorzien van het verkeersbord E6,

zoals bedoeld in bijlage 1 van het RVV 1990 en een onderbord met vermelding van een kentekennummer, voor één motorvoertuig van een persoon die in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart;

  • 1. kenteken : kenteken als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder g van de Wegenverkeerswet 1994;

  • 2. motorvoertuigen : alle gemotoriseerde voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder z van het RVV 1990;

  • 3. parkeren : het laten stilstaan, als bedoeld in artikel 1, onder a van het RVV 1990;

  • 4. passagierskaart : gehandicaptenparkeerkaart voor een persoon die voor verplaatsingen buitenshuis is aangewezen op vervoer door een ander;

  • 5. rechthebbende: de natuurlijke persoon of rechtspersoon waaraan een individuele gehandicaptenparkeerplaats is toegewezen;

  • 6. RVV 1990: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • 7. wegbeheerder : het beheer van de weg is in handen van het college van burgemeester en wethouders.

  • 8. wegen : alle wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b van de Wegenverkeerswet 1994.

Hoofdstuk 2
Aanvraagprocedure

Artikel 2

De aanvraag om een individuele gehandicaptenparkeerplaats dient door middel van het daarvoor bestemde aanvraagformulier te worden ingediend bij het college.

De aanvraag dient vergezeld te gaan van een kopie van de gehandicaptenparkeerkaart, een kopie van het kentekenbewijs deel 1B, een kopie van het legitimatiebewijs en indien het gaat om een plaats voor een bestuurder een kopie van het geldige rijbewijs.

Artikel 3

Indien het aanvraagformulier niet compleet of correct is ingevuld, dan wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de aanvraag binnen een termijn van twee weken aan te vullen of te verbeteren.

Voldoet de aanvrager niet aan het bepaalde in het vorige lid, dan wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Hoofdstuk 3
Beslistermijn en beoordelingscriteria

Artikel 4

Binnen acht weken na ontvangst van het aanvraagformulier besluit het college, met inachtneming van artikelen 4:5 en 4:15 van de Awb, op de aanvraag en stelt het de aanvrager van het besluit in kennis.

Indien het besluit niet binnen de in het vorige lid vermelde termijn kan worden genomen, deelt het college dit aan de aanvrager mede en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen het besluit wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 5

De individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt verleend aan bestuurders indien:

  • aa.de aanvrager beschikt over een geldige gehandicaptenparkeerkaart, zijnde een bestuurderskaart en;

  • ab.voor de aanvrager geen mogelijkheid bestaat om zelf in een eigen parkeerplaats te voorzien op eigen terrein (garage, oprit, en andere) en;

  • ac.er een mogelijkheid aanwezig is om binnen een loopafstand van maximaal 100 meter vanaf de hoofdingang van de woning / het appartementencomplex / het flatgebouw van de aanvrager een individuele gehandicaptenparkeerplaats, conform de geldende richtlijnen van het CROW en met inachtneming van de landelijke normen, te realiseren en;

  • ad.uit onderzoek, inclusief vervoersbehoefteanalyse, blijkt dat er geen andere mogelijkheid is om het motorvoertuig en/of de woning te bereiken dan een parkeerplaats binnen een straal van maximaal 100 meter vanaf de hoofdingang van de woning / het appartementencomplex / het flatgebouw en;

  • ae.de aanwijzing van de individuele gehandicaptenparkeerplaats ter plekke niet leidt tot een onveilige verkeerssituatie of een belemmering van de doorstroming van het overige wegverkeer en;

  • af.de parkeerdruk in de omgeving van de aan te wijzen parkeerplaats, gemeten op drie tijdstippen, op drie verschillende dagen, waarbij de drukte gemiddeld 80% of meer bedraagt, zodanig is dat het aanwijzen van een parkeerplaats als noodzakelijk moet worden beoordeeld. Het gebied waarbinnen de tellingen ten behoeve van de parkeerdruk plaatsvinden, beslaat de maximaal af te leggen loopafstand tot maximaal 100 meter, zoals vastgesteld door de gemeente, gemeten vanaf de hoofdingang van de woning / het appartementencomplex / het flatgebouw van de aanvrager.

De individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt verleend aan passagiers indien:

  • bg.de aanvrager beschikt over een geldige gehandicaptenparkeerkaart, zijnde een passagierskaart en;

  • bh.is voldaan het gestelde in artikel 5, lid 1 sub b tot en met f, en;

  • bi.het niet mogelijk is dat de bestuurder van het motorvoertuig, met inachtneming van de algemene verkeersregels, in de directe omgeving van de woning van de aanvrager stopt om deze te ondersteunen bij het in- en uitstappen en zo nodig te begeleiden naar zijn/haar woning, en;

  • bj.de betreffende passagier niet een korte tijd (waarin de bestuurder het motorvoertuig parkeert) alleen kan worden gelaten, rekening houdend met een eventueel aanwezige rolstoel en/of loophulpmiddel.

Het motorvoertuig waarvoor een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt aangevraagd dient eigendom te zijn van aanvrager of van een huisgenoot welke op hetzelfde woonadres van aanvrager zijn hoofdverblijf heeft.

Het college kan van het bepaalde in de leden lid 1, 2 en 3 afwijken indien zij van oordeel is dat dit wegens bijzondere omstandigheden noodzakelijk is.

Hoofdstuk 4
Aanleg en aanwijzing van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen

Artikel 6

De aanleg van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen geschiedt conform de landelijk geldende richtlijnen van het CROW.

Een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt aangelegd binnen een loopafstand van maximaal 100 meter vanaf de hoofdingang van de woning / het appartementencomplex / het flatgebouw van de aanvrager, tenzij dit technisch niet mogelijk is.

De aanleg van een individuele gehandicaptenparkeerplaats geschiedt nadat het besluit tot toewijzing van een individuele gehandicaptenparkeerplaats onherroepelijk is.

Indien het aanleggen van een individuele gehandicaptenparkeerplaats niet binnen de in het vorige lid van dit artikel vermelde termijn kan worden gerealiseerd, deelt het college dit aan de aanvrager mee en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de aanleg wel gerealiseerd kan worden.

Hoofdstuk 5
Verwijdering, opzegging en wijziging van de individuele

g ehandicaptenparkeerplaats

Artikel 7

De individuele gehandicaptenparkeerplaats blijft te allen tijde in eigendom van de wegbeheerder.

Het college kan individuele gehandicaptenparkeerplaatsen verwijderen wanneer blijkt dat de aanwijzing heeft plaatsgevonden op grond van onjuiste gegevens. De daarbij te maken kosten zijn voor rekening van de aanvrager.

Artikel 8

Het is verboden de individuele gehandicaptenparkeerplaats te verhuren, te verkopen of zonder toestemming van het college te verwijderen of te verplaatsen.

Artikel 9

Als het kenteken van het motorvoertuig van aanvrager aan wie een individuele gehandicaptenparkeerplaats is toegewezen verandert, dan wordt op zijn of haar verzoek zo spoedig als mogelijk een ander onderbord geplaatst. De kosten voor de aanschaf van een nieuw onderbord kunnen voor rekening van de aanvrager komen. Wijziging van het kenteken dient zo spoedig mogelijk aan de gemeente te worden doorgegeven.

Artikel 10
Heronderzoek

Het college is bevoegd degene aan wie een individuele gehandicaptenparkeerplaats is toegekend, aan een heronderzoek te onderwerpen, teneinde vast te stellen of de omstandigheden die hebben geleid tot de verlening van de voorziening gewijzigd zijn en rechthebbende op geldende regelgeving nog recht heeft op de voorziening, dan wel vast te stellen of zij op basis van deze Beleidsregels, zoals deze luidt op de dag van het heronderzoek, tot een ander besluit zou zijn gekomen.

Artikel 11

De individuele gehandicaptenparkeerplaats vervalt bij:

  • aa.verhuizing van de rechthebbende;

  • ab.overlijden van de rechthebbende;

  • ac.het vervallen van de gehandicaptenparkeerkaart (zijnde een bestuurderskaart en/of een passagierskaart) van de rechthebbende;

  • ad.het niet meer in bezit zijn van een motorvoertuig (ingeval rechthebbende een bestuurder is);

  • ae.het niet meer in bezit zijn van een geldig rijbewijs (ingeval rechthebbende een bestuurder is).

De rechthebbende is verplicht de gemeente in kennis te stellen indien één van de gevallen van het bepaalde in lid 1 zich voordoet.

Hoofdstuk 6
Slotbepalingen

Artikel 12

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels individuele gehandicaptenparkeerplaatsen 2014.

Artikel 13

  • 1.Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na de datum van hun bekendmaking.

  • 2.Op de dag van inwerkingtreding van deze Beleidsregels worden de “Beleidsregels inzake toewijzing individuele gehandicaptenparkeerplaats Capelle aan den IJssel 2008” ingetrokken.

  • 3.Indien een aanvraag vóór de datum van inwerkingtreding van deze Beleidsregels is ingediend wordt deze aan de hand van het op dat moment geldende wettelijk kader beoordeeld, tenzij de bepalingen van deze Beleidsregels gunstiger zijn voor de aanvrager. In dat geval worden de bepalingen van deze Beleidsregels toegepast.

Capelle aan den IJssel, 11 maart 2014.

Het college van burgemeester en wethouders voornoemd,

de secretaris,                    de burgemeester,

G.Kruijt.                                 J.F. Koen.

TOELICHTING

1.1 ALGEMEEN

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel ontvangt regelmatig aanvragen voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel ontvangt regelmatig aanvragen voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats.

Gehandicaptenparkeerplaatsen

Artikel 18, lid 1 onder d van de Wegenverkeerswet 1994 geeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid tot het nemen van een verkeersbesluit voor zover het verkeer op wegen betreft die onder zijn beheer staat. Voor het plaatsen van het verkeersbord voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats is op grond van artikel 12 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BabW) een verkeersbesluit noodzakelijk. In 2008 heeft het college vanwege het ontbreken van een wettelijk toetsingskader beleidsregels inzake de toewijzing van een individuele gehandicaptenparkeerplaats vastgesteld. Deze Beleidsregels behoeven vanwege de opgedane praktijk aanpassing en aanscherping.

Het beleid van het college van burgemeester en wethouders met betrekking tot gehandicapten-parkeerplaatsen is erop gericht het recht op een individuele gehandicaptenparkeerplaats helder vast te leggen en parkeervoorzieningen te treffen voor inwoners van de gemeente Capelle aan den IJssel, die om strikt medische en individueel te beoordelen redenen problemen ondervinden in het gemotoriseerd bereiken van de eigen woning.

Artikel 18, lid 1 onder d van de Wegenverkeerswet 1994 geeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid tot het nemen van een verkeersbesluit voor zover het verkeer op wegen betreft die onder zijn beheer staat. Voor het plaatsen van het verkeersbord voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats is op grond van artikel 12 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BabW) een verkeersbesluit noodzakelijk. In 2008 heeft het college vanwege het ontbreken van een wettelijk toetsingskader beleidsregels inzake de toewijzing van een individuele gehandicaptenparkeerplaats vastgesteld. Deze Beleidsregels behoeven vanwege de opgedane praktijk aanpassing en aanscherping.

Het beleid van het college van burgemeester en wethouders met betrekking tot gehandicapten-parkeerplaatsen is erop gericht het recht op een individuele gehandicaptenparkeerplaats helder vast te leggen en parkeervoorzieningen te treffen voor inwoners van de gemeente Capelle aan den IJssel, die om strikt medische en individueel te beoordelen redenen problemen ondervinden in het gemotoriseerd bereiken van de eigen woning.

1.2 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2, lid 1

In artikel 4:1 van de Awb is bepaald dat een aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk wordt ingediend, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Dat betekent dat er altijd een eerste handeling van de kant van de aanvrager noodzakelijk is: er moet eerst een aanvraag worden ingediend.

In artikel 4:1 van de Awb is bepaald dat een aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk wordt ingediend, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Dat betekent dat er altijd een eerste handeling van de kant van de aanvrager noodzakelijk is: er moet eerst een aanvraag worden ingediend.

Artikel 5, lid 1 sub b

Afhankelijk van de aard van de beperking wordt bekeken of de desbetreffende eigen parkeergelegenheid toereikend is. Wanneer dit het geval is, dient de aanvrager zelf de ter beschikking staande parkeergelegenheid aan te passen.

Afhankelijk van de aard van de beperking wordt bekeken of de desbetreffende eigen parkeergelegenheid toereikend is. Wanneer dit het geval is, dient de aanvrager zelf de ter beschikking staande parkeergelegenheid aan te passen.

Artikel 5, lid 1 sub c

De vormgeving van de individuele gehandicaptenparkeerplaats zal zoveel mogelijk conform de landelijk gangbare richtlijnen van het CROW. De precieze vormgeving en dimensionering zijn echter ook afhankelijk van de situatie ter plaatse van de individuele gehandicaptenparkeerplaats, zoals bijvoorbeeld de breedte van het trottoir en het type parkeren (langs, haaks of schuin parkeren).

De individuele gehandicaptenparkeerplaats zal worden aangelegd binnen een redelijke afstand vanaf de hoofdingang van de woning / het appartementencomplex / het flatgebouw van de aanvrager met een maximum van 100 meter, daarbij rekening houdend met het in het indicatieadvies van de GPK, of uit onderzoek (vervoersbehoefteanalyse, zie artikel 5, lid 1 sub d) opgenomen maximum aantal meters dat aanvrager met de gebruikelijke hulpmiddelen kan afleggen.

De vormgeving van de individuele gehandicaptenparkeerplaats zal zoveel mogelijk conform de landelijk gangbare richtlijnen van het CROW. De precieze vormgeving en dimensionering zijn echter ook afhankelijk van de situatie ter plaatse van de individuele gehandicaptenparkeerplaats, zoals bijvoorbeeld de breedte van het trottoir en het type parkeren (langs, haaks of schuin parkeren).

De individuele gehandicaptenparkeerplaats zal worden aangelegd binnen een redelijke afstand vanaf de hoofdingang van de woning / het appartementencomplex / het flatgebouw van de aanvrager met een maximum van 100 meter, daarbij rekening houdend met het in het indicatieadvies van de GPK, of uit onderzoek (vervoersbehoefteanalyse, zie artikel 5, lid 1 sub d) opgenomen maximum aantal meters dat aanvrager met de gebruikelijke hulpmiddelen kan afleggen.

Artikel 5, lid 1 sub d

Bij elke aanvraag voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt een onderzoek met een vervoersbehoefteanalyse uitgevoerd. Dit onderzoek bestaat ten minste uit het inzichtelijk krijgen van het vervoerspatroon inclusief frequentie en tijdstippen (vervoersbehoefteanalyse). Tevens wordt de medische situatie en relevante beperkingen in kaart gebracht.

Ook wordt meegenomen of iemand bijvoorbeeld rolstoelafhankelijk is en voor alle verplaatsingen van en naar het motorvoertuig gebruik maakt van een rolstoel of bijvoorbeeld scootmobiel. Het kan namelijk zijn dat er mogelijk een parkeerdruk is in de directe nabijheid van de woning, maar dat de bestuurder het voertuig te allen tijde met een rolstoel of scootmobiel moet bereiken, waarbij het middel ook meegaat in het motorvoertuig.

In deze situaties is het niet altijd nodig een individuele parkeerplaats aan te leggen binnen een straal van maximaal 100 meter vanaf de hoofdingang van de woning / het appartementencomplex / het flatgebouw. Wel dient hierbij rekening te worden gehouden met noodzakelijk ruimte nodig voor transfers en in- en uitrijruimte.

De vervoersbehoefteanalyse wordt uitgevoerd voordat de parkeerdruk wordt gemeten.

Bij elke aanvraag voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt een onderzoek met een vervoersbehoefteanalyse uitgevoerd. Dit onderzoek bestaat ten minste uit het inzichtelijk krijgen van het vervoerspatroon inclusief frequentie en tijdstippen (vervoersbehoefteanalyse). Tevens wordt de medische situatie en relevante beperkingen in kaart gebracht.

Ook wordt meegenomen of iemand bijvoorbeeld rolstoelafhankelijk is en voor alle verplaatsingen van en naar het motorvoertuig gebruik maakt van een rolstoel of bijvoorbeeld scootmobiel. Het kan namelijk zijn dat er mogelijk een parkeerdruk is in de directe nabijheid van de woning, maar dat de bestuurder het voertuig te allen tijde met een rolstoel of scootmobiel moet bereiken, waarbij het middel ook meegaat in het motorvoertuig.

In deze situaties is het niet altijd nodig een individuele parkeerplaats aan te leggen binnen een straal van maximaal 100 meter vanaf de hoofdingang van de woning / het appartementencomplex / het flatgebouw. Wel dient hierbij rekening te worden gehouden met noodzakelijk ruimte nodig voor transfers en in- en uitrijruimte.

De vervoersbehoefteanalyse wordt uitgevoerd voordat de parkeerdruk wordt gemeten.

Artikel 5, lid 1 sub e

De aard dan wel het karakter van de omgeving waar de parkeergelegenheid wordt ingericht, speelt mee bij de aanleg van een individuele gehandicaptenparkeerplaats. Door de aanleg van een dergelijke parkeerplaats kunnen ter plekke onveilige verkeerssituaties voor de andere weggebruikers ontstaan. Hierbij kan gedacht worden aan schoolgaande jeugd, fietsers en openbaar vervoer. Ook kan de doorstroming drastisch worden belemmerd, met name ingeval van calamiteiten. Tevens speelt de verkeersfunctie van de weg bij de beoordeling een belangrijke rol.

De aard dan wel het karakter van de omgeving waar de parkeergelegenheid wordt ingericht, speelt mee bij de aanleg van een individuele gehandicaptenparkeerplaats. Door de aanleg van een dergelijke parkeerplaats kunnen ter plekke onveilige verkeerssituaties voor de andere weggebruikers ontstaan. Hierbij kan gedacht worden aan schoolgaande jeugd, fietsers en openbaar vervoer. Ook kan de doorstroming drastisch worden belemmerd, met name ingeval van calamiteiten. Tevens speelt de verkeersfunctie van de weg bij de beoordeling een belangrijke rol.

Artikel 5, lid 1 sub f

De beoordeling van de parkeerdruk rond de woning van de aanvrager wordt op de volgende wijze uitgevoerd.

Er wordt geteld op drie verschillende doordeweekse dagen: één keer aan het begin van de middag (rond 12.30 uur), één keer later op de middag (rond 16.00 uur) en één keer op een avond na

18.00 uur.

Bij een parkeerdruk van gemiddeld minder dan 80% is redelijkerwijs te verwachten dat er in de directe omgeving parkeerplaatsen vrij zijn en er dus geen sprake is van parkeerdruk. Mocht na de tellingen op de doordeweekse dagen nog twijfel bestaan, dan worden op zaterdag nog extra tellingen verricht.

Bij de tellingen wordt rekening gehouden met omgevingsfactoren zoals de aanwezigheid van winkels of andere publiekstrekkende voorzieningen.

Ook wordt rekening gehouden met veranderingen in de parkeerdruk door bijvoorbeeld evenementen of tijdelijke bouwwerkzaamheden. Deze tijdelijke momenten worden niet meegenomen bij het bepalen van de parkeerdruk.

In de schoolvakanties wordt niet geteld. Het gebied waarbinnen de tellingen plaatsvinden beslaat de maximaal af te leggen loopafstand, gemeten vanaf de hoofdingang van de woning / het appartementencomplex / het flatgebouw van de aanvrager.

Indien een parkeerdrukmeting wordt uitgevoerd en de beslissingstermijn hierdoor in het geding komt,

zal het bestuursorgaan dit aan de aanvrager op grond van artikel 6 meedelen.

Er kan afgeweken worden van bovenstaande richtlijn, indien uit de vervoersbehoefteanalyse is gebleken dat dit noodzakelijk is. Bijvoorbeeld als de vervoersbehoefte op specifieke tijden plaatsvindt, bij bijvoorbeeld ploegendiensten.

De beoordeling van de parkeerdruk rond de woning van de aanvrager wordt op de volgende wijze uitgevoerd.

Er wordt geteld op drie verschillende doordeweekse dagen: één keer aan het begin van de middag (rond 12.30 uur), één keer later op de middag (rond 16.00 uur) en één keer op een avond na

18.00 uur.

Bij een parkeerdruk van gemiddeld minder dan 80% is redelijkerwijs te verwachten dat er in de directe omgeving parkeerplaatsen vrij zijn en er dus geen sprake is van parkeerdruk. Mocht na de tellingen op de doordeweekse dagen nog twijfel bestaan, dan worden op zaterdag nog extra tellingen verricht.

Bij de tellingen wordt rekening gehouden met omgevingsfactoren zoals de aanwezigheid van winkels of andere publiekstrekkende voorzieningen.

Ook wordt rekening gehouden met veranderingen in de parkeerdruk door bijvoorbeeld evenementen of tijdelijke bouwwerkzaamheden. Deze tijdelijke momenten worden niet meegenomen bij het bepalen van de parkeerdruk.

In de schoolvakanties wordt niet geteld. Het gebied waarbinnen de tellingen plaatsvinden beslaat de maximaal af te leggen loopafstand, gemeten vanaf de hoofdingang van de woning / het appartementencomplex / het flatgebouw van de aanvrager.

Indien een parkeerdrukmeting wordt uitgevoerd en de beslissingstermijn hierdoor in het geding komt,

zal het bestuursorgaan dit aan de aanvrager op grond van artikel 6 meedelen.

Er kan afgeweken worden van bovenstaande richtlijn, indien uit de vervoersbehoefteanalyse is gebleken dat dit noodzakelijk is. Bijvoorbeeld als de vervoersbehoefte op specifieke tijden plaatsvindt, bij bijvoorbeeld ploegendiensten.

Artikel 5, lid 2 sub d

Indien een passagier afgezet kan worden bij de hoofdingang van de woning / het appartementencomplex / het flatgebouw en alleen kan zijn tot de bestuurder weer arriveert na de auto te hebben geparkeerd, is er geen noodzaak voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats.

Hierbij moet ook rekening worden gehouden dat bij aanwezigheid van een loophulpmiddel of rolstoel, de passagier hierop of in kan zitten tijdens het wachten.

Indien een passagier afgezet kan worden bij de hoofdingang van de woning / het appartementencomplex / het flatgebouw en alleen kan zijn tot de bestuurder weer arriveert na de auto te hebben geparkeerd, is er geen noodzaak voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats.

Hierbij moet ook rekening worden gehouden dat bij aanwezigheid van een loophulpmiddel of rolstoel, de passagier hierop of in kan zitten tijdens het wachten.

Artikel 6, lid 2

In die bijzondere omstandigheden dat het technisch niet mogelijk is om binnen de maximale loopafstand vanaf de hoofdingang van de woning / het appartementencomplex / het flatgebouw van de aanvrager de parkeerplaats aan te leggen, behoudt de gemeente zich het recht voor de individuele gehandicaptenparkeerplaats binnen een redelijke afstand vanaf de hoofdingang van de woning / het appartementencomplex / het flatgebouw van de aanvrager aan te leggen. Hierbij dient rekening te worden gehouden dat de afstand tot de individuele gehandicaptenparkeerplaats wel realistisch moet zijn. Indien deze dusdanig ver komt dat de belanghebbende deze niet meer kan bereiken, dient er zo nodig gezocht te worden naar een andere oplossing om in de vervoersbehoefte te voorzien.

In die bijzondere omstandigheden dat het technisch niet mogelijk is om binnen de maximale loopafstand vanaf de hoofdingang van de woning / het appartementencomplex / het flatgebouw van de aanvrager de parkeerplaats aan te leggen, behoudt de gemeente zich het recht voor de individuele gehandicaptenparkeerplaats binnen een redelijke afstand vanaf de hoofdingang van de woning / het appartementencomplex / het flatgebouw van de aanvrager aan te leggen. Hierbij dient rekening te worden gehouden dat de afstand tot de individuele gehandicaptenparkeerplaats wel realistisch moet zijn. Indien deze dusdanig ver komt dat de belanghebbende deze niet meer kan bereiken, dient er zo nodig gezocht te worden naar een andere oplossing om in de vervoersbehoefte te voorzien.

Artikel 9

Wijziging van het kenteken dient aan de gemeente te worden doorgegeven door middel van het toezenden van een kopie van het deel 1B van het nieuwe kentekenbewijs.

Wijziging van het kenteken dient aan de gemeente te worden doorgegeven door middel van het toezenden van een kopie van het deel 1B van het nieuwe kentekenbewijs.

1.1 ALGEMEEN

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel ontvangt regelmatig aanvragen voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats.

Gehandicaptenparkeerplaatsen

Artikel 18, lid 1 onder d van de Wegenverkeerswet 1994 geeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid tot het nemen van een verkeersbesluit voor zover het verkeer op wegen betreft die onder zijn beheer staat. Voor het plaatsen van het verkeersbord voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats is op grond van artikel 12 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BabW) een verkeersbesluit noodzakelijk. In 2008 heeft het college vanwege het ontbreken van een wettelijk toetsingskader beleidsregels inzake de toewijzing van een individuele gehandicaptenparkeerplaats vastgesteld. Deze Beleidsregels behoeven vanwege de opgedane praktijk aanpassing en aanscherping.

Het beleid van het college van burgemeester en wethouders met betrekking tot gehandicapten-parkeerplaatsen is erop gericht het recht op een individuele gehandicaptenparkeerplaats helder vast te leggen en parkeervoorzieningen te treffen voor inwoners van de gemeente Capelle aan den IJssel, die om strikt medische en individueel te beoordelen redenen problemen ondervinden in het gemotoriseerd bereiken van de eigen woning.

1.2 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2, lid 1

In artikel 4:1 van de Awb is bepaald dat een aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk wordt ingediend, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Dat betekent dat er altijd een eerste handeling van de kant van de aanvrager noodzakelijk is: er moet eerst een aanvraag worden ingediend.

Artikel 5, lid 1 sub b

Afhankelijk van de aard van de beperking wordt bekeken of de desbetreffende eigen parkeergelegenheid toereikend is. Wanneer dit het geval is, dient de aanvrager zelf de ter beschikking staande parkeergelegenheid aan te passen.

Artikel 5, lid 1 sub c

De vormgeving van de individuele gehandicaptenparkeerplaats zal zoveel mogelijk conform de landelijk gangbare richtlijnen van het CROW. De precieze vormgeving en dimensionering zijn echter ook afhankelijk van de situatie ter plaatse van de individuele gehandicaptenparkeerplaats, zoals bijvoorbeeld de breedte van het trottoir en het type parkeren (langs, haaks of schuin parkeren).

De individuele gehandicaptenparkeerplaats zal worden aangelegd binnen een redelijke afstand vanaf de hoofdingang van de woning / het appartementencomplex / het flatgebouw van de aanvrager met een maximum van 100 meter, daarbij rekening houdend met het in het indicatieadvies van de GPK, of uit onderzoek (vervoersbehoefteanalyse, zie artikel 5, lid 1 sub d) opgenomen maximum aantal meters dat aanvrager met de gebruikelijke hulpmiddelen kan afleggen.

Artikel 5, lid 1 sub d

Bij elke aanvraag voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt een onderzoek met een vervoersbehoefteanalyse uitgevoerd. Dit onderzoek bestaat ten minste uit het inzichtelijk krijgen van het vervoerspatroon inclusief frequentie en tijdstippen (vervoersbehoefteanalyse). Tevens wordt de medische situatie en relevante beperkingen in kaart gebracht.

Ook wordt meegenomen of iemand bijvoorbeeld rolstoelafhankelijk is en voor alle verplaatsingen van en naar het motorvoertuig gebruik maakt van een rolstoel of bijvoorbeeld scootmobiel. Het kan namelijk zijn dat er mogelijk een parkeerdruk is in de directe nabijheid van de woning, maar dat de bestuurder het voertuig te allen tijde met een rolstoel of scootmobiel moet bereiken, waarbij het middel ook meegaat in het motorvoertuig.

In deze situaties is het niet altijd nodig een individuele parkeerplaats aan te leggen binnen een straal van maximaal 100 meter vanaf de hoofdingang van de woning / het appartementencomplex / het flatgebouw. Wel dient hierbij rekening te worden gehouden met noodzakelijk ruimte nodig voor transfers en in- en uitrijruimte.

De vervoersbehoefteanalyse wordt uitgevoerd voordat de parkeerdruk wordt gemeten.

Artikel 5, lid 1 sub e

De aard dan wel het karakter van de omgeving waar de parkeergelegenheid wordt ingericht, speelt mee bij de aanleg van een individuele gehandicaptenparkeerplaats. Door de aanleg van een dergelijke parkeerplaats kunnen ter plekke onveilige verkeerssituaties voor de andere weggebruikers ontstaan. Hierbij kan gedacht worden aan schoolgaande jeugd, fietsers en openbaar vervoer. Ook kan de doorstroming drastisch worden belemmerd, met name ingeval van calamiteiten. Tevens speelt de verkeersfunctie van de weg bij de beoordeling een belangrijke rol.

Artikel 5, lid 1 sub f

De beoordeling van de parkeerdruk rond de woning van de aanvrager wordt op de volgende wijze uitgevoerd.

Er wordt geteld op drie verschillende doordeweekse dagen: één keer aan het begin van de middag (rond 12.30 uur), één keer later op de middag (rond 16.00 uur) en één keer op een avond na

18.00 uur.

Bij een parkeerdruk van gemiddeld minder dan 80% is redelijkerwijs te verwachten dat er in de directe omgeving parkeerplaatsen vrij zijn en er dus geen sprake is van parkeerdruk. Mocht na de tellingen op de doordeweekse dagen nog twijfel bestaan, dan worden op zaterdag nog extra tellingen verricht.

Bij de tellingen wordt rekening gehouden met omgevingsfactoren zoals de aanwezigheid van winkels of andere publiekstrekkende voorzieningen.

Ook wordt rekening gehouden met veranderingen in de parkeerdruk door bijvoorbeeld evenementen of tijdelijke bouwwerkzaamheden. Deze tijdelijke momenten worden niet meegenomen bij het bepalen van de parkeerdruk.

In de schoolvakanties wordt niet geteld. Het gebied waarbinnen de tellingen plaatsvinden beslaat de maximaal af te leggen loopafstand, gemeten vanaf de hoofdingang van de woning / het appartementencomplex / het flatgebouw van de aanvrager.

Indien een parkeerdrukmeting wordt uitgevoerd en de beslissingstermijn hierdoor in het geding komt,

zal het bestuursorgaan dit aan de aanvrager op grond van artikel 6 meedelen.

Er kan afgeweken worden van bovenstaande richtlijn, indien uit de vervoersbehoefteanalyse is gebleken dat dit noodzakelijk is. Bijvoorbeeld als de vervoersbehoefte op specifieke tijden plaatsvindt, bij bijvoorbeeld ploegendiensten.

Artikel 5, lid 2 sub d

Indien een passagier afgezet kan worden bij de hoofdingang van de woning / het appartementencomplex / het flatgebouw en alleen kan zijn tot de bestuurder weer arriveert na de auto te hebben geparkeerd, is er geen noodzaak voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats.

Hierbij moet ook rekening worden gehouden dat bij aanwezigheid van een loophulpmiddel of rolstoel, de passagier hierop of in kan zitten tijdens het wachten.

Artikel 6, lid 2

In die bijzondere omstandigheden dat het technisch niet mogelijk is om binnen de maximale loopafstand vanaf de hoofdingang van de woning / het appartementencomplex / het flatgebouw van de aanvrager de parkeerplaats aan te leggen, behoudt de gemeente zich het recht voor de individuele gehandicaptenparkeerplaats binnen een redelijke afstand vanaf de hoofdingang van de woning / het appartementencomplex / het flatgebouw van de aanvrager aan te leggen. Hierbij dient rekening te worden gehouden dat de afstand tot de individuele gehandicaptenparkeerplaats wel realistisch moet zijn. Indien deze dusdanig ver komt dat de belanghebbende deze niet meer kan bereiken, dient er zo nodig gezocht te worden naar een andere oplossing om in de vervoersbehoefte te voorzien.

Artikel 9

Wijziging van het kenteken dient aan de gemeente te worden doorgegeven door middel van het toezenden van een kopie van het deel 1B van het nieuwe kentekenbewijs.

Naar boven