Gemeente Stadskanaal: Wijzigingsbesluit Besluit sociale zekerheidswetten Stadskanaal 2013 en Beleidsregels waarschuwing of matiging boete socialezekerheidswetten Stadskanaal 2013

Burgemeester en wethouders van de gemeente Stadskanaal;

overwegende dat het wenselijk is op grond van jurisprudentie, bestendige uitvoeringspraktijk en harmonisatie;

b e s l u i t e n :

• A. het Besluit socialezekerheidswetten Stadskanaal 2013 te wijzigen door:

  • 1. in artikel 10 een nieuw vijfde lid in te voegen, onder gelijktijdige vernummering van de huidige leden 5 tot en met 10 naar 6 tot en met 11, met de navolgende tekst:

    “Van het vermogen vervat in een auto (of motor) wordt € 4.500,00 vrij te laten. Voor zover de waarde van de auto(’s) uitstijgt boven de vermelde grenswaarde wordt het meerdere als vermogen in aanmerking genomen. Als er een schuld is die aantoonbaar aan het bezit van de auto is gekoppeld kan deze schuld ook tot € 4.500,00 buiten beschouwing blijven. Als de schuld de waarde van auto overtreft kan het meerdere als schuld in mindering worden gebracht op de waarde van de bezittingen.”;

  • 2. in artikel 20 een nieuw vijfde lid toe te voegen, met de volgende tekst: “In afwijking van het derde lid, onderdeel b, kan in geval van zeer dringende redenen in het individuele geval bijzondere bijstand “om niet” worden verstrekt.”;

  • 3. in artikel 21, vierde lid de nieuwe onderdelen “c” en “d” toe te voegen, onder vervanging van de punt door een punt komma in onderdeel “b”, met de volgende tekst:

    • c. voor een echtpaar, één of beiden 18, 19 of 20 jaar: aanvulling tot de toepasselijke bijstandsnorm zoals die geldt voor een echtpaar van 21 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd;

    • d. voor een alleenstaande van 18, 19 of 20 jaar opgenomen in een inrichting: aanvulling tot de norm zoals die geldt voor een persoon van 21 jaar die verblijft in een inrichting.

  • 4. in artikel 28, tweede lid de woorden “verhoogt” en “verlaagt” te vervangen door de woorden “verhoogd” en “verlaagd”; het lid komt dan als volgt te luiden:

    “De in dit hoofdstuk genoemde bedragen worden jaarlijks per 1 januari verhoogd of verlaagd aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie.”;

  • 5. in hoofdstuk 6, na artikel 28, een nieuw artikel 28a in te voegen, met de navolgende tekst: “Artikel 28a Overbruggingsuitkering bij aanvang van de uitkering (platzak situatie)

    • 1. Aan de belanghebbende kan, bij aanvang van de uitkering, in het geval in het geheel geen middelen bezit om de eerste maand na aanvraag van de uitkering in de eigen levensonderhoud te voorzien een overbruggingsuitkering worden verstrekt.

    • 2. Bij de beoordeling of een belanghebbende in aanmerking kan komen voor een overbruggingsuitkering wordt rekening gehouden met alle financiële middelen waarover een belanghebbende beschikt, dan wel later alsnog kan beschikken, daarbij geldt in ieder geval:

      • a. geen vrijlating van het vermogen;

      • b. het positieve saldi op bankrekeningen van alle inwonende gezinsleden.

    • 3. De overbruggingsuitkering wordt om niet verstrekt.

    • 4. In afwijking van het derde lid wordt bij een scheiding de overbruggingsbijstand verstrekt als leenbijstand zolang de boedel nog niet is verdeeld. Indien na verdeling blijkt dat er sprake is van vermogen wordt de overbruggingsbijstand op grond van artikel 36 van dit besluit teruggevorderd.

    • 5. De hoogte van de bijzondere bijstand zoals bedoeld in dit artikel bedraagt:

      • a. € 40,00 per week / € 175,00 per maand voor de alleenstaande;

      • b. € 70,00 per week / € 305,00 per maand voor een echtpaar of alleenstaande ouder als leefgeld;

      • c. indien noodzakelijk, de voor de belanghebbende geldende maandhuur, onder aftrek van de huurtoeslag.”;

  • 6. in hoofdstuk 6, na artikel 28a, een nieuw artikel 28b in te voegen, met de navolgende tekst:

    “Artikel 28b Gewenningsuitkering voormalige alleenstaande ouder

    • 1. Aan de alleenstaande ouder wordt bijzondere bijstand verleend als het laatste inwonende kind de leeftijd van 18 jaren bereikt en dit kind een WWB-uitkering heeft. De hoogte is het verschil van de norm alleenstaande ouder met maximale toeslag en kinderbijslag, minus de norm voor een alleenstaande met maximale toeslag en de  jongerennorm van het inwonende ten laste komend kind.

    • 2. Aan de alleenstaande ouder wordt bijzondere bijstand verleend als het laatste inwonend kind de leeftijd van 18 jaren bereikt en dit kind studiefinanciering heeft.

      De hoogte is het verschil van de norm alleenstaande ouder met maximale toeslag en kinderbijslag, minus de norm voor een alleenstaande met maximale toeslag en de hoogte van het in aanmerking te nemen inkomen voor levensonderhoud voor een thuiswonende studerende uit de Wet Studiefinanciering 2000.

    • 3. De duur van de gewenningsuitkering bedraagt zes maanden, met dien verstande dat in de eerste drie maanden het gehele verschil wordt uitgekeerd en de volgende drie maanden de helft van het verschil.

    • 4. Bij de bepaling van de hoogte van de gewenningsuitkering wordt de kinderbijslag, door de ouder ontvangen, voor het restant van het kwartaal waarin het kind 18 jaar wordt, op een eventueel aan dat kind toegekende bijstandsuitkering in mindering worden gebracht.”;

  • 7. het bedrag genoemd in artikel 30, tweede lid onderdeel b te verlagen naar € 75,00; het tweede lid van artikel 30 komt dan als volgt te luiden:

    “De ondersteuning als bedoeld in het eerste lid bedraagt per kalenderjaar maximaal:

    • a. een basistegemoetkoming € 108,00 per huishouden;

    • b. een bedrag van € 75,00 per persoon per huishouding;

    • c. een bedrag van € 108,00 per kind jonger dan 18 jaar dat voortgezet onderwijs of een beroepsopleiding volgt.”;

  • 8. uit artikel 32, tweede lid de onderdelen “c” (diepvrieskist of –kast) en “d” (afzuigkap) te verwijderen onder gelijktijdige vernummering van onderdeel “e” naar “c” en onderdeel “f” naar “d”; het lid komt dan als volgt te luiden:

    “Onder witgoed zoals bedoeld in het eerste lid wordt verstaan een:

    • a. fornuis of kookplaat;

    • b. koelkast;

    • c. wasmachine;

    • d. stofzuiger.";

  • 9. achter de tekst van artikel 32, vijfde lid nu luidende: “De aanvraag kan in elk kalenderjaar worden ingediend.” onder vervanging van de punt door een punt komma de zinsnede “de aanvraag ingediend op uiterlijk 31 december van het lopende jaar, wordt toegerekend aan dat kalenderjaar. “. Het lid komt dan als volgt te luiden:

    “De aanvraag kan elk kalenderjaar worden ingediend; de aanvraag ingediend op uiterlijk 31 december van het lopende jaar, wordt toegerekend aan dat kalenderjaar.”;

  • 10. artikel 36 uit te breiden, onder vernummering van de huidige tekst naar lid 1, met een tweede lid; het nieuwe tweede lid komt als volgt te luiden:

    “ O nverminderd hetgeen is gesteld in het eerste lid van dit artikel wordt een verstrekking aan een belanghebbende ingetrokken en teruggevorderd op grond van dit besluit indien deze aan belanghebbende, niet behorende tot de doelgroep zoals bedoeld in artikel 35, derde lid van de WWB, een verstrekking heeft verkregen in het kader van artikel 30 en/of artikel 32 van dit besluit en deze:

    • a. tot een te hoog bedrag is verleend of

    • b. ten onrechte is verleend of

    • c. anderszins onverschuldigd is betaald en de belanghebbende en deze dit redelijkerwijs had kunnen weten . ” ;

• B. de Beleidsregels waarschuwing of matiging boete socialezekerheidswetten Stadskanaal 2013 te wijzigen door na artikel 5 een nieuw artikel 6 met als titel “Afronding” in te voegen, onder gelijktijdige vernummering van de huidige artikelen 6 en 7 in 7 en 8, met de navolgende tekst:

  “Artikel 6 Afronding bestuurlijke boete

  Het college geeft geen uitvoering aan artikel 2, tweede lid van het Boetebesluit socialezekerheidswetten.”;

• C. de wijzigingen genoemd onder A en B treden één dag na bekendmaking in werking.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 7 januari 2014,

Burgemeester en wethouders

de heer G.J. van der Zanden mevrouw B.A.H. Galama

secretaris burgemeester