35 949 Wijziging van de Meststoffenwet in verband met het begrip melkvee en enkele andere wijzigingen betreffende het stelsel van fosfaatrechten

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 5 november 2021

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen afdoende zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

I.

ALGEMEEN

1

1.1

Aanleiding en doel

2

1.2

Definitie «melkvee»

3

 

1.2.1

Fosfaatrechtenstelsel

4

 

1.2.2

Stelsel van verantwoorde en grondgebonden groei

4

1.3

Jongvee voor de zoogkoeienhouderij

4

1.4

Afromingsvrije lease

5

 

1.4.1

100 kg lease

5

 

1.4.2

Renovatielease

7

2.

Europese aspecten

7

3.

Regeldruk

9

4.

Uitvoering en handhaving

9

5.

Consultatie

9

I. ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben met genoegen kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met het begrip melkvee en enkele andere wijzigingen betreffende het stelsel van fosfaatrechten.

De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de wijziging van de Meststoffenwet in verband met het begrip melkvee en enkele andere wijzigingen betreffende het stelsel van fosfaatrechten. Deze leden hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.

De leden van de PVV-fractie hebben de volgende vragen over de Wijziging van de Meststoffenwet in verband met het begrip melkvee en enkele andere wijzigingen betreffende het stelsel van fosfaatrechten.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van de wijziging van de Meststoffenwet in verband met het begrip melkvee en enkele andere wijzigingen betreffende het stelsel van fosfaatrechten en hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden hebben nog enkele vragen.

1.1 Aanleiding en doel

De leden van de VVD-fractie en de leden van de CDA-fractie hechten aan voortvarende behandeling van deze wijziging in beide Kamers, zodat boeren zo spoedig mogelijk gebruik kunnen maken van de mogelijkheid om fosfaatrechten afromingsvrij te kunnen leasen. Deze leden merken op dat het voorliggende wetsvoorstel in werking zal treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip en dat dit tijdstip voor de verschillende artikelen of onderdelen verschillend kan worden vastgesteld. Alvorens inhoudelijk in te gaan op het wetsvoorstel vragen zij wat nodig is om dit wetsvoorstel voor komend kalenderjaar van kracht te laten zijn, wat hierbij de kritische deadlines voor parlementaire behandeling zijn, en of er een mogelijkheid is – indien instemming niet tijdig plaatsvindt – het wetsvoorstel met terugwerkende kracht te laten gelden en behandelen. Op basis waarvan zal worden besloten of en welke onderdelen of artikelen op een ander tijdstip in werking zullen treden? Heeft de regering hierbij reeds een volgorde in gedachten? Zo ja, waar is deze volgorde op gebaseerd?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie stellen dat het anno 2021 overduidelijk is en niet meer te ontkennen valt dat de veehouderij – en zeker de rundveehouderij – diverse milieugrenzen (ver) overschrijdt, en dat er een brede roep uit de samenleving komt voor een transitie naar een duurzaam landbouwsysteem. Desalniettemin komt de regering met een wetswijziging die de reikwijdte en de afroming binnen het fosfaatrechtenstelsel beperkt. Deze leden vinden het werkelijk ongelooflijk dat de regering een dermate versnipperd beleid voert, dat het wél in het kader van de stikstofcrisis kijkt naar productiebeperkende maatregelen, maar niet het fosfaatrechtenstelsel inzet om datzelfde doel te bereiken.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie herinneren de regering eraan dat het fosfaatrechtenstelsel een mechanisme is waarmee de rundveehouderij gecontroleerd en beperkt kan worden. Gezien het feit dat de rundveehouderij een relatief grote veroorzaker is van broeikasgassen (methaan) en stikstof (ammoniak) en een relatief groot beslag legt op de ruimte in Nederland en elders (door het geïmporteerde sojavoer) stellen deze leden dat een beperking van deze sector hoogstnoodzakelijk is. Een koe is een koe en mest is mest – onafhankelijk of het uit de melkvee- of de vleesveesector komt – en daarom pleiten zij voor een uitbreiding van het fosfaatrechtenstelsel naar de vleesveehouderij, in plaats van een inperking door het begrip «melkvee» te vernauwen, zoals deze wetswijziging regelt. Zij ontvangen hierop graag een reactie van de regering.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de regering wat er gebeurt met de fosfaatrechten die momenteel in de markt zijn voor jongvee voor de vleesveehouderij en in de zoogkoeienhouderij. Worden deze rechten met deze wetswijziging ingenomen en doorgehaald?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zien het mogelijk maken van de afromingsvrije lease als een uiterst onverstandige maatregel, waarmee de regering vraagt om nieuwe problemen. Dit cadeautje dat de leden Geurts en Lodders middels een motie (Kamerstuk 33 037, nr. 317) aan veehouders wilden geven, zal als een boemerang op de sector terugkomen. Door niet bij alle transacties gebruik te maken van afroming, zal de hoeveelheid geproduceerde mest (fosfaat en stikstof) niet of nauwelijks afnemen. Als gevolg zullen grootschaligere uitkoopregelingen vanuit de overheid nodig zijn om de sector alsnog binnen de milieugrenzen te brengen.

De leden van de SGP-fractie horen graag wat de actuele stand van zaken is met betrekking tot het aantal fosfaatrechten voor respectievelijk de melkveehouderij en de vleesveehouderij in relatie tot het melkveefosfaatplafond. Deze leden vragen eveneens of de regering inzicht kan geven in de mate van afroming in de loop van het achterliggende jaar.

De leden van de SGP-fractie constateren dat het verhogen van het afromingspercentage van 10% naar 20% bedoeld was om het aantal fosfaatrechten in 2019 onder het plafond te krijgen, omdat dit zou moeten van de Europese Commissie in verband met de staatssteunregels. De Minister dreigde zelfs met een generieke korting als het niet zou lukken. Het aantal rechten is destijds niet onder het plafond gekomen. De Europese Commissie heeft evenwel geen stappen gezet of een boete opgelegd. De Minister heeft – overigens terecht – geen generieke korting opgelegd. Kan de regering aangeven waarop de dreigementen van destijds waren gebaseerd?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering nu ruimte ziet voor invoering van afromingsvrije lease, omdat de hoeveelheid fosfaatrechten voor de melkveehouderij is teruggebracht tot onder het sectorplafond en de Europese Commissie een nieuwe staatssteunnotificatie niet nodig acht zolang gewaarborgd is dat de fosfaatproductie te allen tijde onder het plafond van de fosfaatproductie blijft (en blijkbaar aan die voorwaarde wordt voldaan). Is de veronderstelling juist dat deze redenering evenzo geldt voor het verlagen van het generieke afromingspercentage van 20% naar 10%?

De leden van de SGP-fractie horen graag of de regering voornemens is het wetsvoorstel en inzonderheid de afromingsvrije lease ten minste voor het kalenderjaar 2022 van kracht te laten worden. Is het juridisch mogelijk het onderdeel afromingsvrije lease nog voor 31 december 2021 van kracht te laten worden, mits het wetsvoorstel tijdig door beide Kamers aanvaard wordt?

1.2 Definitie «melkvee»

De leden van de VVD-fractie lezen dat het wetsvoorstel de definitie verduidelijkt van het begrip «melkvee», teneinde te verduidelijken voor welke dieren een veehouder fosfaatrechten nodig heeft en welke dieren buiten de reikwijdte van het fosfaatrechtenstelsel vallen. Dit brengt deze leden tot de vraag of deze verduidelijking met terugwerkende kracht positieve, dan wel negatieve gevolgen heeft voor individuele melk-, dan wel vleesveehouders. Indien dit het geval is, wat is de omvang van deze groep en hoe gaat de regering hiermee om? Indien dit niet het geval is, op welke wijze is dit uitgesloten? Voorts vragen zij wat «de nieuwe reikwijdte van het begrip melkvee» concreet in de praktijk betekent. Wat gaan we hier van zien, welke groep profiteert hiervan en welke groep profiteert hier niet van?

De leden van de SGP-fractie horen graag hoe de passage in de definitie «dat bestemd is om een kalf te krijgen voor de vleesveehouderij» zich verhoudt tot de volgende opmerking in een van de uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb): «De bestemming die een dier op de peildatum had, is dus bepalend voor de vraag of het dier moet worden aangemerkt als melkvee en meer in het bijzonder als vrouwelijk opfokkalf voor de vleesveehouderij, en bijgevolg moet worden betrokken bij het vaststellen van het fosfaatrecht. Of die bestemming na de peildatum wijzigt, is niet relevant.»1 Hoe wordt voorkomen dat een veehouder na verkoop van jongvee aangesproken wordt op een wijziging van de «bestemming»?

1.2.1 Fosfaatrechtenstelsel

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het doel van het fosfaatrechtenstelsel is om de mestproductie, zowel in termen van fosfaat als van stikstof, onder het sectorale plafond te brengen en te houden. In 2020 en waarschijnlijk ook 2021 is het stikstofplafond voor de melkveesector overschreden. Deze leden vragen de regering waarom zij op dit moment inzet op versoepelingen van het fosfaatrechtenstelsel (door de afromingvrije lease), terwijl het stikstofplafond nog wordt overschreden. Dezelfde zorgen gelden natuurlijk voor het moment dat de hoeveelheid fosfaatrechten in de markt het fosfaatplafond onderschrijden en de regering het afromingspercentage terug wil brengen naar 10%. Kan de regering toezeggen dit in ieder geval nog niet te doen zolang niet vaststaat dat de melkveesector het stikstofplafond onderschrijdt? Op welke andere manier voorziet de regering te waarborgen dat de melkveesector het stikstofplafond structureel gaat onderschrijden?

1.2.2 Stelsel van verantwoorde en grondgebonden groei

De leden van de D66-fractie lezen in het wetsvoorstel dat de nieuwe definitie van melkvee wel invloed kan hebben op het stelsel van grondgebonden groei, maar dat «een bepaling van overgangsrecht die ervoor moet zorgen dat de uitkomst van berekeningen over eerdere jaren in het kader van het stelsel van verantwoorde en grondgebonden groei niet worden gewijzigd door de aangepaste melkvee-definitie.» Kan de regering verduidelijken welke invloed de nieuwe definitie precies heeft en op het stelsel grondgebonden groei?

1.3 Jongvee voor de zoogkoeienhouderij

De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering stelt dat het ingevolge het wetsvoorstel gaat om jongvee voor de vleesveehouderij dat een kalf krijgt, of bestemd is om een kalf te krijgen. Deze leden zouden graag horen om hoeveel dieren en hoeveel bedrijven het hier gaat; wie worden hierdoor geraakt? Ook lezen zij dat zoogkoeienhouders die «aan strikte criteria voldoen» geen fosfaatrechten nodig hebben voor hun jongvee. Hoe luiden deze criteria, zo vragen zij. Zij constateren dat de regering wil voorkomen dat jongvee dat wordt gehouden zonder dat de veehouder daarvoor over fosfaatrechten beschikt, later wordt ingezet als melk- of kalfkoe. Daarom is de regering voornemens om voorwaarden waaronder de uitzondering onder de Vrijstellingsregeling geldt, per ministeriële regeling vast te leggen. Zij betwijfelen de noodzaak hiervan. Immers, het voorkomen van inzet als melk- of kalfkoe wordt toch reeds voorkomen door de noodzaak van fosfaatrechten, indien de boer jongvee wil inzetten als melk- of kalfkoe? Zij ontvangen graag een toelichting hierop.

1.4 Afromingsvrije lease

De leden van de D66-fractie vernemen dat met deze wet het afromingsvrij leasen van fosfaatrechten mogelijk wordt, ook voor specifiek renovatielease, en dat hiermee de definitie van het begrip melkvee wordt gewijzigd. Deze leden begrijpen hierbij dat de mogelijkheid tot afromingsvrij leasen pas zal ingaan nadat Nederland onder het plafond voor fosfaat zit. Kan de regering dit bevestigen? En betekent dit ook dat als Nederland weer boven het plafond zit, deze mogelijkheid weer kan worden beperkt?

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat het onwenselijk zou zijn als, om een deel van de fosfaatrechten afromingsvrij over te dragen, verleasende partijen dit in kleine porties tijdelijk maar ook jaarlijks repeterend verleasen. Hoe is in deze wet geborgd dat dergelijke situaties voorkomen worden?

1.4.1 100 kg lease

De leden van de VVD-fractie lezen in het wetsvoorstel dat de maatregel voor 100 kg lease van invloed kan zijn op de marktprijs voor korte-termijn lease van fosfaatrechten. Deze leden horen graag op welke wijze dit gebeurt en of er – naast de invloed op de marktprijs voor korte-termijn lease van fosfaatrechten – ook een invloed is op de prijs van fosfaat in de fosfaatbank. Verder lezen zij dat de voorgestelde wijziging tot gevolg heeft dat er minder kilogrammen fosfaatrecht worden afgeroomd en dat op basis van de handel tot nu toe, de verwachting is dat het totale aantal afgeroomde kilogrammen fosfaatrecht per jaar ongeveer 10% daalt. Graag horen zij waar dit op is gebaseerd en hoe deze daling zich met de bestaande afroming ontwikkelt de komende jaren.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de maatregel voor 100 kilogram afromingsvrije lease van invloed kan zijn op de marktprijs voor korte-termijn lease van fosfaatrechten, omdat mogelijk het voordeel (gedeeltelijk) zal worden verdisconteerd in de verleaseprijs. Dit zal naar verwachting financiële gevolgen hebben voor zowel degene van wiens bedrijf het fosfaatrecht afkomstig is, als degene naar wiens bedrijf het fosfaatrecht overgaat. Deze leden vragen de regering om meer inzicht te geven in de financiële gevolgen. Wat zijn de verwachtingen over de hoogte van deze financiële gevolgen en waar deze exact zullen landen?

De leden van de CDA-fractie merken tevens op dat een afromingsvrije hoeveelheid van 100 kilogram volgens de regering voor de meeste bedrijven voldoende zal zijn om de hogere forfaitaire fosfaatexcretie die het gevolg is van een onverwacht hoge melkproductie op te vangen. Deze leden vragen de regering om hier dieper op in te gaan. Is duidelijk voor hoeveel bedrijven een hoeveelheid van 100 kilogram onvoldoende zal zijn? Hoe groot is het verwachte tekort voor deze bedrijven en wat zijn daarvan de gevolgen?

De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering het hanteren van een vast aantal kilogrammen meer geschikt acht dan een percentage van de hoeveelheid fosfaatrechten die op een bedrijf rust, zoals werd gevraagd in de motie van de leden Geurts en Lodders (Kamerstuk 33 037, nr. 317), omdat het hanteren van een percentage tot willekeurige uitkomsten zou kunnen leiden. De regering stelt dat op basis van de handel tot nu toe de verwachting is dat bij afromingsvrije lease tot 100 kilogram het totale aantal afgeroomde kilogrammen fosfaatrecht per jaar ongeveer 10% daalt. Deze leden vragen de regering of ook daadwerkelijk is geïnventariseerd wat het bijvoorbeeld voor het afgelopen jaar en de boeren had betekend als het voorliggende wetsvoorstel reeds in werking was getreden. Zij vragen de regering om duidelijk te maken wat de gevolgen zouden zijn geweest over het afgelopen jaar bij het rekenen met een percentage van 10% of met een aantal van 100 kilogram en wat de verschillen hiertussen zouden zijn geweest. In hoeverre zou het hanteren van een percentage in plaats van een aantal kilogrammen in deze hypothetische situatie tot andere resultaten hebben geleid en waarin zou het verschil in de resultaten zitten?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het uiterst onverstandig om deze optie voor afromingsvrije lease te creëren. Het afromen van fosfaatrechten bij transacties is namelijk een effectieve en rechtvaardige manier om de mestproductie te laten krimpen. In het milieubeleid geldt over het algemeen dat de vervuiler betaalt: bedrijven die milieuschade veroorzaken, moeten daar zelf financieel voor opdraaien. Zo werkt het ook met het afromen van fosfaatrechten: de veehouder die uit wil breiden en dus meer wil vervuilen, betaalt voor het uit de markt halen van een deel van die fosfaatrechten. Een alternatieve maatregel om de melkveehouderij binnen de milieugrenzen te brengen (waarbij ook gedacht moet worden aan de ammoniakuitstoot en de broeikasgassen), is het uitkopen van veehouderijen met belastinggeld. Deze leden wijzen erop dat het in dat geval de belastingbetaler is die op moet draaien voor de milieuschade, en niet de vervuiler zelf. Zij vinden dat daarom een minder rechtvaardige maatregel en vragen de regering om een reactie hierop.

Bovendien zien de leden van de Partij voor de Dieren-fractie een ander probleem met de mogelijkheid van het leasen en verleasen van fosfaatrechten. Bij de Saneringsregeling varkenshouderij (Srv) hebben we gezien dat bedrijven met belastinggeld worden uitgekocht, maar dat niet 100% van de op het bedrijf aanwezige varkensrechten kon worden ingenomen en doorgehaald, omdat een deel van deze rechten was geleased. Die rechten vloeien daarmee weer terug naar de eigenaar, waardoor het aantal varkens dat in totaal gehouden kan worden, minder krimpt dan verwacht. Als die varkensrechten namelijk wel in eigendom van de uitgekochte varkenshouder waren, hadden ze wel kunnen worden ingenomen en doorgehaald. Met deze wetswijziging wordt ook het leasen van fosfaatrechten mogelijk gemaakt en kan hetzelfde probleem zich voordoen wanneer melkveehouders worden uitgekocht. Ziet de regering dit probleem ook en kan zij hierop reageren? Deelt zij het inzicht dat belastinggeld voor uitkoopregelingen hierdoor minder efficiënt ingezet zal worden?

De leden van de SGP-fractie constateren dat het maximum van 100 kilogram voor afromingsvrij leasen alleen geldt voor de leasende partij. Is de veronderstelling juist dat de verleasende partij door een stapeling van transacties een veelvoud van deze hoeveelheid afromingsvrij kan verleasen? Deelt de regering de mening van deze leden dat dit tot ongewenste marktverstoring kan leiden? Waarom heeft de regering niet gekozen voor een begrenzing aan de zijde van de verleasende partij?

1.4.2 Renovatielease

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen met grote teleurstelling dat de regering het verplaatsen van veehouderijen nabij Natura2000-gebieden daadwerkelijk gaat stimuleren in het kader van de stikstofmaatregelen. Deze wetswijziging maakt namelijk specifiek «renovatielease» mogelijk voor onder andere dit doeleinde. Deze leden wijzen de regering erop dat over heel Nederland een stikstofdeken ligt, die niet alleen schade toebrengt aan Natura 2000-gebieden, maar ook aan overige natuur. Bovendien is de stikstofdeken slecht voor de volksgezondheid, kunnen veehouderijbedrijven dicht bij woongebieden (in plaats van dicht bij natuur) juist stankoverlast veroorzaken, en is een generieke krimp van het aantal koeien ook nodig omwille van de klimaatdoelen. Deze zaken in acht nemend, stellen zij dat het verplaatsen van melkveehouderijen neerkomt op het verplaatsen van een probleem. Er zijn in Nederland nauwelijks plaatsen te bedenken waar melkveehouderijen géén probleem zullen veroorzaken voor beschermde of onbeschermde natuur, of voor omwonenden. Zij roepen de regering op om geen belastinggeld te steken in het verplaatsen van problemen, en ontvangen hierop graag een reactie.

2. Europese aspecten

De leden van de D66-fractie lezen dat de Raad van State kritisch is op het feit dat deze wet niet is getoetst aan Europese staatssteunregels, maar dat de regering meent dat de beoogde uitzondering op de afromingsplicht geen nieuwe staatssteunnotificatie behoeft, zolang de eerder verleende staatssteungoedkeuring van het fosfaatrechtenstelsel in acht wordt genomen en de Nederlandse autoriteiten verzekeren dat gegarandeerd is dat de fosfaatproductie te allen tijde onder het plafond van de fosfaatproductie blijft, gezien hier «ambtelijke afstemming» over is geweest. Kan de regering de correspondentie delen die tussen de ambtelijke staf heeft plaatsgevonden die deze notie kan bevestigen voor de Kamer?

De leden van de PVV-fractie vragen zich af of de regering kan motiveren waarom de informatie op basis waarvan (overeenkomstig Europese jurisprudentie) de scope van een staatssteunbesluit met betrekking tot een steunregeling móet worden vastgesteld en die evident niet vertrouwelijk is, onder de door haar bedoelde geheimhoudingsplicht valt.

Als er geen enkele reden is waarom de scope van het staatssteunbesluit met betrekking tot het fosfaatrechtenstelsel niet naar de Raad van State, de Kamer en de Stichting Fosfaatknelgevallen gestuurd mag worden, wanneer stuurt de regering dit naar de Raad van State en de Kamer?

De leden van de SGP-fractie constateren dat via de initiële beschikkingen gratis fosfaatrechten zijn toegekend voor jongvee dat niet bestemd is om een kalf te krijgen en dat bij invoering van het voorliggende wetsvoorstel voor het houden van dit jongvee geen fosfaatrechten meer nodig zijn. Hoe verhoudt deze initiële toekenning van rechten die nu niet meer nodig zijn en verhandeld kunnen worden zich tot de staatssteunregels? Is dit expliciet aan de Europese Commissie voorgelegd en is hiervoor formeel toestemming verkregen?

De leden van de SGP-fractie lezen in de memorie van toelichting en de beslisnota dat met de Europese Commissie (ambtelijk) is afgestemd dat de beoogde uitzonderingen op de afromingsplicht geen nieuwe staatssteunnotificatie behoeven, zolang de eerder verleende staatssteungoedkeuring van het fosfaatrechtenstelsel in acht wordt genomen en de fosfaatproductie onder het plafond blijft. Deze leden lezen in de beantwoording van de feitelijke vragen over de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Diergezondheidsfonds voor 2022: «Het wetsvoorstel ziet onder meer op de wettelijke verankering van de beleidsregel jongvee en de vrijstellingsregeling zoogkoeien en daarmee verduidelijking van het begrip «melkvee». Als zodanig leidt dit niet tot het toekennen van meer fosfaatrechten en is daarmee niet strijdig met de afgegeven staatssteunbeschikking. Op ambtelijk niveau is dit getoetst bij de Europese Commissie en juist gebleken. Daarom is geen (aparte) goedkeuring gevraagd.» Het is voor deze leden onduidelijk wat nu precies is aan de Europese Commissie is voorgelegd en op welke punten is aangegeven dat geen staatssteunnotificatie nodig is. Kan de regering hier nadere opheldering over geven?

De leden van de SGP-fractie lezen in het verslag van een schriftelijk overleg Mestbeleid in oktober 2018 (Kamerstuk 33 037, nr. 320) dat «gebleken» is dat sprake zou zijn van onrechtmatige staatssteun wanneer fosfaatrechten toegekend zouden worden aan vleesveehouders. Deze leden horen graag waaruit dit was gebleken.

De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat de scope van een staatssteunbeschikking niet alleen wordt bepaald door de overlegde regeling, maar ook door de wijze waarop een lidstaat de steunregeling heeft beschreven in het meldingsformulier, inclusief een beschrijving van de begunstigden, en de antwoorden van een lidstaat op vragen van de Europese Commissie. Deze leden ontvangen graag het meldingsformulier waarin de regering het fosfaatrechtenstelsel beschreven heeft en de antwoorden van de regering in reactie op vragen van de Commissie. Zij achten, gelet op de onduidelijkheid, volledige openheid hierover van belang om procedures in verband met onrechtmatige staatssteun te voorkomen. Zij willen erop wijzen dat de ambtelijke mededelingen van de Commissie steeds gepaard gaan met de voorwaarde «mits de staatssteungoedkeuring van het fosfaatrechtenstelsel in acht wordt genomen». Daar mag dan geen misverstand over bestaan.

De leden van de SGP-fractie lezen dat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in de in de toelichting genoemde CBb-uitspraken (2019) heeft aangegeven dat de «vleesveekwestie» niet uitdrukkelijk aan bod is gekomen bij de Europese Commissie. Tegelijkertijd heeft de Europese Commissie in reactie op vragen vanuit het Europees parlement geschreven: «In April 2018, the Dutch government communicated to the Commission that it is working to resolve certain issues with the correct allocation of rights, following an unclear definition of young stock in Dutch legislation. In principle, non-dairy farms are not required to hold phosphate rights under the State aid scheme that the Commission approved. The scheme covered by the State aid decision SA.46349 concerns the emissions from dairy cattle and the Commission’s approval is predicated on the total number of allocated phosphate rights remaining below the approved ceiling of 84.9 million kilogrammes. According to the Dutch authorities, it is possible that non-dairy farms keep dairy cattle and fall within the scope of the State aid decision. The Netherlands took the same position in relation to young dairy cows, including calves or young cattle that a farm raises and that are destined to become dairy cows or otherwise destined to have a calf. The Commission understands that the Dutch government is now considering revisiting some allocations given to certain farmers.»2 Is de veronderstelling juist dat wel met de Europese Commissie is gecommuniceerd over de reikwijdte van het fosfaatrechtenstelsel en de toekenning van rechten aan vleesveebedrijven? Wat is hierover precies aan de Europese Commissie medegedeeld?

De leden van de SGP-fractie horen graag of formeel is vastgesteld dat de definities zoals voorgesteld in het voorliggende wetsvoorstel vallen binnen de reikwijdte van het fosfaatrechtenstelsel waarvoor de Europese Commissie via de staatssteunbeschikking goedkeuring heeft gegeven, zodat onaangename verrassingen in de toekomst voorkomen worden.

3. Regeldruk

4. Uitvoering en handhaving

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) naar aanleiding van voorliggende wetswijziging de informatie voor de communicatie over de wijzigingen en de systemen aan dient te passen. Deze leden wijzen op het belang van goede communicatie met de sector over de mogelijkheden die deze wetswijziging biedt. Graag vernemen zij of de regering bereid is om de RVO te verzoeken hier proactief over te informeren en op welke wijze de RVO deze communicatie gaat invullen. Vanuit de sector geeft men aan dat de gekozen hoeveelheid van 100 kg fosfaatrechten voor afromingsvrije lease onvoldoende is. Begrijpen deze leden goed dat deze afromingsvrije lease in de praktijk hoofdzakelijk gebruikt zal worden voor het sluiten van de fosfaatboekhouding? Zo ja, hoe gebeurt dit momenteel zonder het wetsvoorstel? Zo nee, waarvoor dan wel?

5. Consultatie

De leden van de VVD-fractie lezen dat een deel van de respondenten voorstelt om het maximumaantal kilogrammen bestemd voor 100 kg lease te verhogen. De regering acht aanpassing van het ontwerpwetsvoorstel hierop niet wenselijk. Echter, deze leden vragen zich af of verhoging van het maximumaantal kilogrammen op den duur tot de mogelijkheden behoort wanneer Nederland structureel onder het fosfaatexcretieplafond blijft. Zo nee, waarom niet?

De leden van de SGP-fractie zijn van mening dat het hanteren van een percentage beter aan zou sluiten op de bedrijfsgrootte en de bijbehorende kans dat aan het eind van het jaar rechten bijgeleased moeten worden, dan het hanteren van het absolute maximum van 100 kilogram. Deze leden ontvangen graag een nadere duiding waarom het werken met een peildatum, dus het gebruik van een vaste referentiedatum voor het aantal rechten dat gebruikt mag worden voor het bepalen van maximale aantal afromingsvrij te leasen rechten, voor problemen in de uitvoering zou blijven zorgen

De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken

Adjunct-griffier van de commissie, Nouse


X Noot
1

ECLI:NL:CBB:2021:630

Naar boven