33 622 Wijziging van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en enige andere wetten in verband met de stroomlijning van het door de Autoriteit Consument en Markt te houden markttoezicht

Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 20 augustus 2013

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel G, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «wordt een lid» vervangen door: worden twee leden.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Onze Minister of Onze Minister van Infrastructuur en Milieu zendt een afschrift van een besluit tot vernietiging aan de Tweede en de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

B

Aan het in artikel I, onderdeel H, voorgestelde artikel 12o wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Indien de Autoriteit Consument en Markt op grond van de Postwet 2009 of de Telecommunicatiewet een bestuurlijke boete kan opleggen van ten hoogste een percentage van de omzet van de overtreder wordt, in afwijking van het eerste lid, onder omzet van de overtreder verstaan de netto-omzet, bedoeld in artikel 377, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die de overtreder in Nederland heeft behaald in het meest recente boekjaar ten aanzien waarvan de overtreder een jaarrekening beschikbaar heeft of zou moeten hebben.

C

In het in artikel I, onderdeel H, voorgestelde artikel 12s, tweede tot en met vierde lid, wordt «aangesloten» telkens vervangen door: vertegenwoordigde.

D

Na artikel I, onderdeel H, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ha

Na artikel 44a worden zes artikelen ingevoegd:

Artikel 44b

Een besluit als bedoeld in artikel 49a, eerste lid, van de Mededingingswet tot het bindend verklaren van een toezegging en de aanvraag tot het nemen van een dergelijk besluit worden na de inwerkingtreding van artikel 12h van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt aangemerkt als een besluit onderscheidenlijk aanvraag als bedoeld in artikel 12h, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt.

Artikel 44c

Indien voor de inwerkingtreding van artikel 12k van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt een rapport is opgemaakt als bedoeld in artikel 5:48, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, blijft artikel 62 van de Mededingingswet, zoals dat luidde onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel XI, onderdeel AA, van deze wet van toepassing of van overeenkomstige toepassing.

Artikel 44d

Indien een overtreding van een zelfstandige last of van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht is begaan en beëindigd voor de inwerkingtreding van artikel 12m, eerste en derde lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt, is artikel 12m, eerste en derde lid, niet van toepassing indien de Autoriteit Consument en Markt voor die overtredingen onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 12m, eerste en derde lid, geen bestuurlijke sanctie kon opleggen.

Artikel 44e

Indien voor de inwerkingtreding van artikel 12n van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt een overtreding is begaan en beëindigd, blijft met betrekking tot de hoogte van de boete die ten hoogste kan worden opgelegd aan een in artikel 51, tweede lid, onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde overtreder het recht gelden zoals dat luidde onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van genoemd artikel 12n.

Artikel 44f

Op beschikkingen van de Autoriteit Consument en Markt tot oplegging van een bestuurlijke boete voor overtredingen ter zake waarvan voor de inwerkingtreding van artikel 12p van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt een rapport als bedoeld in artikel 5:48, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is opgemaakt, blijven de artikelen 63 van de Mededingingswet of 15.12 van de Telecommunicatiewet, zoals die luidden onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel XI, onderdeel Q, respectievelijk artikel XIV, onderdeel U, van deze wet van toepassing of van overeenkomstige toepassing.

Artikel 44g

Indien voor de inwerkingtreding van artikel 12s van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt van een overtreding een rapport als bedoeld in artikel 5:48, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is opgemaakt ter zake van een overtreding, begaan door een marktorganisatie als bedoeld in artikel 1, onder 2°, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt, blijft met betrekking tot de invordering vanwege insolventie van die marktorganisatie, het recht gelden zoals dat luidde onmiddellijk voor inwerkingtreding van genoemd artikel 12s.

E

Aan artikel IV, onderdeel C, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

5. Onderdeel c van de zinsnede met betrekking tot de Telecommunicatiewet komt te luiden:

c. hoofdstuk 15, met uitzondering van de artikelen 15.2, 15.2a en 15.4

F

Aan artikel IV, onderdeel D, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

7. Onderdeel 3 van onderdeel c van de zinsnede met betrekking tot de Telecommunicatiewet komt te luiden:

3. hoofdstuk 15, met uitzondering van de artikelen 15.2, 15.2a en 15.4

G

Aan artikel IV, onderdeel E, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

7. Onderdeel 3 van onderdeel c van de zinsnede met betrekking tot de Telecommunicatiewet komt te luiden:

3. hoofdstuk 15, met uitzondering van de artikelen 15.2, 15.2a en 15.4

H

Na artikel VIII, onderdeel B, worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Ba

Artikel 5, eerste lid, komt te luiden:

1. De Autoriteit Consument en Markt is belast met de aan haar opgedragen taken ter uitvoering van het bepaalde bij of krachtens deze wet, verordening 714/2009, verordening 713/2009 en verordening 1227/2011, alsmede met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, verordening 714/2009, verordening 713/2009 en verordening 1227/2011.

Bb

In de artikelen 10Aa, derde lid, 12, tweede lid, 13, tweede lid, en 15, zesde lid, vervalt telkens de zinsnede «7,».

I

Artikel VIII, onderdeel I, eerste lid, komt te luiden:

1. In het eerste lid wordt «artikel 13» vervangen door «artikel 5a, 13» en wordt «overtreding van het bepaalde bij verordening» vervangen door: overtreding van het bepaalde bij of krachtens verordening.

J

Na artikel IX, onderdeel A, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

In artikel 1a, eerste lid, wordt «met taken ter uitvoering van deze wet» vervangen door «met de aan haar opgedragen taken ter uitvoering van het bepaalde bij of krachtens deze wet» en wordt «met het toezicht op de naleving van deze wet» vervangen door: met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.

K

Na artikel IX, onderdeel D, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Da

In de artikelen 2a, zesde lid, 4, tweede lid, en 5, tweede lid, vervalt telkens de zinsnede «1g,».

L

Artikel IX, onderdeel H, tweede lid, komt te luiden:

2. In de tekst wordt «de artikelen 5,» vervangen door «de artikelen 1b, 5,» en wordt «van verordening» vervangen door: dan wel van overtreding van het bepaalde bij of krachtens verordening.

M

In artikel IX, onderdeel I, komt het tweede lid, onderdeel b, van de voorgestelde wijziging van artikel 60ad te luiden:

b. In onderdeel a vervallen de zinsneden «1g, tweede lid,» en «alsmede artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht».

N

Na artikel IX, onderdeel K, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ka

In het opschrift van paragraaf 5.8 wordt «EG-besluiten» vervangen door: EU-besluiten.

O

Artikel IX, onderdeel N, komt te luiden:

N

Paragraaf 5.10 vervalt.

P

Artikel XI wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel AK wordt «is hoofdstuk 7» vervangen door: zijn de hoofdstukken 6 en 7.

2. In onderdeel AM wordt «hoofdstuk 3, paragraaf 1, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt» vervangen door: «hoofdstuk 3, paragraaf 1, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en hoofdstuk 6».

Q

Artikel XIV wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel N wordt «12.4.» vervangen door: 12.4,.

2. Onderdeel S komt te luiden:

S

Artikel 15.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het tweede lid wordt «10% van de relevante omzet van de onderneming in Nederland,» telkens vervangen door: 10% van de omzet van de onderneming.

2. In het tweede lid, onderdeel a, vervalt de zinsnede «, met uitzondering van artikel 6a.20,».

3. In het tweede lid, onderdeel b, vervalt de zinsnede «, met uitzondering van artikel 6a.20».

4. Het derde, vijfde en zesde lid vervallen.

5. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.

6. In het derde lid (nieuw) wordt «artikel 15.1, derde lid,» vervangen door «artikel 15.1, tweede lid,» en vervalt de zinsnede «, niet zijnde regels bedoeld in het tweede lid, alsmede van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht».

3. Na onderdeel AB wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

ABa

In artikel 18.17 wordt «Europese Gemeenschap» vervangen door: Europese Unie.

R

In artikel XV wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

In artikel 8a, achtste lid, wordt «Nederlandse Mededingingsautoriteit» vervangen door: Autoriteit Consument en Markt.

S

Artikel XVI wordt gewijzigd als volgt:

1. In het in onderdeel O voorgestelde artikel 3.2, tweede lid, wordt «zouden» vervangen door: zou.

2. De onderdelen P, AF en AL vervallen.

3. In het in onderdeel AP voorgestelde artikel 8.9 wordt «wetboek» vervangen door: Wetboek.

4. Na onderdeel Z wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Za

In het opschrift van hoofdstuk 3, § 5, en in de artikelen 3.11 en 3.12, eerste lid, wordt «Voedsel en Warenautoriteit» telkens vervangen door: Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

T

Na artikel XXV wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XXVA

Op een verzoekschrift dat is ingediend overeenkomstig de artikelen 2.5 van de Wet handhaving consumentenbescherming en 305d van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, zoals die luidden onmiddellijk voor inwerkingtreding van de artikelen V, VI, en XVI, onderdeel F, van deze wet, blijven de bepalingen van de Wet handhaving consumentenbescherming van toepassing zoals die luidden onmiddellijk voor inwerkingtreding van de genoemde artikelen V, VI en XVI, onderdeel F.

U

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1. In de laatste rij van onderdeel a wordt «verordening» vervangen door «Verordening» en «parlement» vervangen door: Parlement.

2. In onderdeel b vervalt de eerste rij.

3. Aan onderdeel a worden twee rijen toegevoegd, luidende:

 

Artikel 8.11 van deze wet

Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (PB L 201) (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie)

Artikel 11.7 van de Telecommunicatiewet

Toelichting

I. Algemeen

Deze nota van wijziging bevat een aantal wijzigingen met een technisch karakter. Het gaat om diverse technische verbeteringen van het wetsvoorstel en om de toevoeging van overgangsrechtelijke bepalingen. In de memorie van toelichting was reeds aangegeven dat, voor zover nodig, in een later stadium in overgangsrecht zou worden voorzien (Kamerstukken II 2012/13, nr. 3, p. 5 (onderdeel 2.2)). In dit stadium is eveneens bezien of voorzien zou moeten worden in samenloopbepalingen (zie Kamerstukken II 2012/13, nr. 3, p. 30 (onderdeel 2.7)). Die noodzaak is echter niet gebleken.

De nota van wijziging is afgestemd met de Minister van Infrastructuur en Milieu.

Ten algemene wordt nog opgemerkt dat op de wijzigingen van de bijlagen bij de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waarin het wetsvoorstel voorziet, het permanente overgangsrecht van toepassing is zoals dat is opgenomen in artikel 11:3 van de Awb. Het merendeel van de wijzigingen heeft tot doel te regelen dat, ook voor zover dat niet reeds het geval is, tegen geschilbeslechtingsbesluiten van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) en besluiten van de ACM in de tarieven- en voorwaardensfeer rechtstreeks beroep openstaat (dus met overslaan van de bezwaarfase) in eerste en enige aanleg bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). Daarnaast wordt geregeld dat tegen besluiten als bedoeld in artikel 11.24 van de Wet luchtvaart (handhavingsbesluiten, waaronder besluiten tot oplegging van een bestuurlijke boete) niet langer beroep openstaat bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan appellant zijn woonplaats heeft (artikel 8:7, tweede lid, van de Awb) en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), maar beroep bij de rechtbank Rotterdam en hoger beroep bij het CBb.

Artikel 11:3 van de Awb luidt: «Bij een wijziging van een bijlage bij deze wet blijft de bijlage zoals deze luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van de wijziging van toepassing op het beroep of hoger beroep tegen een besluit dat, onderscheidenlijk een uitspraak die voor dat tijdstip is bekendgemaakt.»

Bijlage 1 bij de Awb regelt bij welke besluiten de bezwaarfase wordt overgeslagen. Hoewel artikel 11:3 van de Awb alleen spreekt over «beroep of hoger beroep» ligt het in de rede om ervan uit te gaan dat het artikel ook geldt voor de bezwaarfase. Concreet betekent dit dat de bezwaarfase moet worden gevolgd als het primaire besluit is bekendgemaakt voordat de wijziging van bijlage 1 van de Awb in werking treedt.

Als ingevolge artikel 11:3 Awb het oude recht van toepassing blijft op de bezwaarfase, hoeft dat niet te betekenen dat het oude recht ook van toepassing is op het eventueel daaropvolgende beroep en hoger beroep. Als na de inwerkingtreding van het nieuwe recht wordt beslist op een bezwaarschrift tegen een voordien bekendgemaakt primair besluit, dan is ingevolge artikel 11:3 van de Awb op het beroep bij de bestuursrechter tegen de beslissing op bezwaar het nieuwe recht van toepassing (bijvoorbeeld andere rechtbank in eerste aanleg, of beroep in één instantie in plaats van in twee instanties). Evenzo is het nieuwe recht van toepassing (bijvoorbeeld andere hogerberoepsrechter)op het hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank die is bekendgemaakt na inwerkingtreding van het nieuwe recht, ook als deze uitspraak betrekking heeft op een besluit dat voordien is bekendgemaakt.

II. Artikelen

Onderdeel A

De toevoeging van het voorgestelde vierde lid aan artikel 10 van de Instellingswet ACM vloeit voort uit een toezegging van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie aan de Tweede Kamer, gedaan tijdens de behandeling in de Tweede Kamer van het wetsvoorstel Instellingswet ACM (Handelingen II 2012/13, nr. 5, item 6, p. 51), en geeft uitvoering aan een door de Tweede Kamer aanvaarde motie met die strekking (Kamerstukken II 2012/13, 33 186, nr. 12 en Handelingen II 2012/13, nr. 7, item 13, p. 22).

Onderdeel B

Artikel 12o voorziet in een algemene omzetbepaling voor het hele werkterrein van de ACM. Zoals in de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2012/13, 33 622, nr. 3, p. 55) was uiteengezet, was het daarbij de bedoeling de thans voor de Postwet 2009 en de Telecommunicatiewet geldende beperking tot omzet «in Nederland» in beleidsregels vast te leggen. Bij nadere overweging verdient het de voorkeur om duidelijker tot uitdrukking te brengen en steviger te verankeren dat het wetsvoorstel met betrekking tot het bij het opleggen van boetes te hanteren omzetbegrip géén nadelige materiële wijziging beoogt aan te brengen maar slechts beoogt de bepalingen inzake dat omzetbegrip te stroomlijnen. Daarom wordt nu voorgesteld die stroomlijning geheel wettelijk te regelen. De voor de Postwet 2009 en Telecommunicatiewet noodzakelijke beperking tot omzet «in Nederland» krijgt door de hier voorgestelde wijziging van het wetsvoorstel zijn beslag in de Instellingswet ACM zodat het niet langer nodig is dit bij beleidsregel te regelen.

Onderdeel C

Naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het wetsvoorstel was het eerste lid van voorgesteld artikel 12s al gewijzigd in die zin dat er niet langer staat dat bij gebreke van betaling van een opgelegde boete wegens insolventie van de marktorganisatie als bedoeld in voorgesteld artikel 1, onder 2°, van de Instellingswet ACM (vereniging van marktorganisaties) op elk van de aangesloten marktorganisaties verhaald kan worden, maar op elk van de marktorganisaties die bij de betreffende vereniging in het besluitvormende orgaan waren vertegenwoordigd op het tijdstip van de beslissing tot het begaan van de overtreding. Abusievelijk was echter nagelaten die gewijzigde formulering ook door te voeren in het tweede tot en met vierde lid van voorgesteld artikel 12s. Dat wordt hier hersteld.

Onderdeel D (artikel 44b)

Dit voorgestelde artikel regelt dat besluiten van de ACM in de zin van artikel 49a, eerste lid, van de Mededingingswet tot het bindend verklaren van een toezegging en de aanvragen van dergelijke besluiten na inwerkingtreding van het in het wetsvoorstel voorgestelde artikel 12h van de Instellingswet ACM worden aangemerkt als besluiten respectievelijk aanvragen in de zin van artikel 12h van de Instellingswet ACM.

Onderdeel D (artikel 44c)

Dit artikel waarborgt dat voor overtredingen waarvan op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel XI, onderdeel AA (vervanging van het huidige artikel 62 van de Mededingingswet), van deze wet (Stroomlijningswet) al een rapport was opgemaakt de oude (langere) beslistermijn van het huidige artikel 62 van de Mededingingswet voor het opleggen van een bestuurlijke boete blijft gelden, indien dat artikel voor inwerkingtreding van het betreffende artikelonderdeel van de Stroomlijningswet ook van (overeenkomstige) toepassing zou zijn geweest. Behalve voor boetes op basis van de Mededingingswet, geldt dit dus ook voor boetes op basis van de Loodsenwet, Spoorwegwet en Wet luchtvaart omdat artikel 62 van de Mededingingswet daarin nu van (overeenkomstige) toepassing is verklaard. De overgangsbepaling geeft de ACM en marktorganisaties de gelegenheid hun werkprocessen op de nieuwe termijnen in te richten.

Onderdeel D (artikel 44d)

Dit artikel regelt dat voor overtredingen van een zelfstandige last of van artikel 5:20 van de Awb (verplichting tot het verlenen van medewerking aan een toezichthouder), begaan en beëindigd voor inwerkingtreding van artikel 12m, eerste en derde lid, van de Instellingswet ACM, niet de in artikel 12m, eerste (boete) en derde (last onder dwangsom) lid, genoemde bestuurlijke sancties kunnen worden opgelegd als voor die overtredingen onmiddellijk voor inwerkingtreding van artikel 12m, eerste en derde lid, ook geen bestuurlijke sanctie kon worden opgelegd. De andere overtredingen die in het voorgestelde artikel 12m worden genoemd, zijn per definitie «nieuwe» overtredingen, zodat ten aanzien daarvan geen overgangsrecht nodig is.

Onderdeel D (artikel 44e)

Dit artikel waarborgt dat voor boetes aan feitelijk leidinggevenden die worden opgelegd voor oude overtredingen het oude boetemaximum geldt.

Onderdeel D (artikel 44f)

Op dit moment geldt voor boetes die de ACM oplegt op grond van de Mededingingswet, Loodsenwet en Telecommunicatiewet dat het instellen van bezwaar en (hoger) beroep de werking van het besluit tot oplegging van de boete schorst totdat het besluit onherroepelijk is geworden. Dat is langer dan de schorsingsduur van het voorgestelde artikel 12p van de Instellingswet ACM. Dit overgangsartikel waarborgt dat de bepalingen inzake schorsende werking in de Mededingingswet en Telecommunicatiewet van (overeenkomstige) toepassing blijven als voor de betreffende overtredingen waarvoor op basis van de Mededingingswet, Loodsenwet en Telecommunicatiewet een boete is of wordt opgelegd, voor de inwerkingtreding van de in dit overgangsartikel genoemde onderdelen van de Stroomlijningswet ACM reeds rapport was opgemaakt.

Onderdeel D (artikel 44g)

Dit artikel waarborgt dat ten aanzien van het verhaal van een aan een ondernemingsvereniging opgelegde boete het recht blijft gelden zoals dat onmiddellijk voor inwerkingtreding van de Stroomlijningswet ACM van toepassing was, indien het gaat om boetes voor overtredingen waarvoor voor de inwerkingtreding van voorgesteld artikel 12s reeds een rapport was opgemaakt. Indien voorheen niet was geregeld dat een aan de vereniging opgelegde boete bij insolventie van de vereniging verhaald kan worden op de marktorganisaties die ten tijde van de beslissing tot het begaan van de overtreding in het besluitvormende orgaan van die vereniging waren vertegenwoordigd, kan dat na de inwerkingtreding van artikel 12s ook niet, althans niet indien de boete wordt opgelegd voor een overtreding ter zake waarvan voor die inwerkingtreding reeds rapport was opgemaakt.

Onderdeel H (onderdeel Ba)

Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 is de ACM belast met de aan haar opgedragen taken ter uitvoering van en het toezicht op de naleving van de Elektriciteitswet 1998, verordening 714/2009 en verordening 713/2009. Met deze wijziging van artikel 5, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 wordt verhelderd dat de ACM ook belast is met de uitvoering en het toezicht op de naleving van (Europese) regelgeving die gesteld is bij of krachtens de Elektriciteitswet en de genoemde verordeningen. Hieronder vallen in ieder geval Europese uitvoeringsverordeningen gebaseerd op de verordeningen 714/2009 en 713/2009.

Onderdeel H (onderdeel Bb)

Vanwege het voorgestelde artikel 6b van de Instellingswet ACM en de daarmee gepaard gaande voorgestelde wijziging van artikel 7 van de Elektriciteitswet 1998, kan de verwijzing naar artikel 7 in een aantal artikelen komen te vervallen.

Onderdeel I

Met artikel VIII, onderdeel I, eerste lid, wordt artikel 77h, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 gewijzigd. Deze wijziging wordt uitgebreid met de mogelijkheid voor de ACM om een last onder dwangsom op te leggen in geval van een overtreding van (Europese) regelgeving die gesteld is bij of krachtens de verordeningen 714/2009 en 713/2009. Hieronder vallen in ieder geval Europese uitvoeringsverordeningen gebaseerd op de genoemde verordeningen.

Onderdeel J

Zie de toelichting hierboven bij de soortgelijke wijziging van de Elektriciteitswet 1998 (toelichting op onderdeel H (onderdeel Ba)).

Onderdeel K

Vanwege het voorgestelde artikel 6b van de Instellingswet ACM en de daarmee gepaard gaande voorgestelde wijziging van artikel 1g van de Gaswet, kan de verwijzing naar artikel 1g in een aantal artikelen komen te vervallen.

Onderdeel L

Met artikel IX, onderdeel H, tweede lid, wordt artikel 60ac, van de Gaswet gewijzigd. Deze wijziging wordt uitgebreid met de mogelijkheid voor de ACM om een last onder dwangsom op te leggen ingeval van een overtreding van (Europese) regelgeving die gesteld is bij of krachtens de verordeningen 715/2009 en 994/2010.

Onderdeel M

In het wetsvoorstel staat direct achter «bestuursrecht» in «alsmede artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht» een komma. Door de wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet, de Wet op het financieel toezicht, de Wet op de economische delicten en het Wetboek van Strafvordering (uitvoering van een verordening betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie) (Stb. 2013, 310) verdwijnt de betreffende komma echter. De hier voorgestelde formulering past het wetsvoorstel daarop aan.

Onderdeel P

Voor de toepassing van de EU-mededingingsregels (Hoofdstuk 10 van de Mededingingswet) dienen de toezichthoudende ambtenaren te blijven beschikken over de doorzoekingsbevoegdheid (voorgesteld hoofdstuk 6 van de Mededingingswet). Door de in het wetsvoorstel voorgestelde wijzigingen van de artikelen 89 en 89g van de Mededingingswet was echter abusievelijk de verwijzing naar hoofdstuk 6 weggevallen. Dit wordt thans hersteld.

Onderdeel R

De vervanging van NMa door ACM in de Warmtewet gebeurt in beginsel door het alsnog in werking laten treden van artikel 28 van de Instellingswet ACM. In dat artikel is artikel 8a van de Warmtewet niet meegenomen. Dit wordt door het voorgestelde in te voegen onderdeel hersteld.

Onderdeel S

Onderdeel P van artikel XVI kan vervallen omdat dit onderdeel een artikel van de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) wijzigt dat vervalt (artikel 3.3). Onderdeel AF kan eveneens vervallen nu artikel 6.3 geen derde lid kent. Onderdeel AL kan tenslotte ook vervallen omdat het wetsvoorstel tot wijziging van de Boeken 6 en 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Whc en enige andere wetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 304/64) (Implementatiewet richtlijn consumentenrechten) (Kamerstukken 33 520) naar verwachting eerder tot wet zal worden verheven en in werking zal treden en de daarin opgenomen wijziging van artikel 8.5, tweede lid, van de Whc de in het Stroomlijningswetsvoorstel voorgestelde wijziging van die bepaling overbodig maakt. Deze nota van wijziging voorziet er ten slotte in dat de verouderde naam «Voedsel en Warenautoriteit» in de Whc telkens wordt vervangen door de actuele benaming «Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit».

Onderdeel T

In het wetsvoorstel wordt voorgesteld de Whc uitsluitend bestuursrechtelijk te handhaven en de thans bestaande mogelijkheid van privaatrechtelijke handhaving te laten vervallen. Dit artikel regelt dat privaatrechtelijke handhavingsprocedures die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Stroomlijningswet ACM lopen, overeenkomstig het oude recht worden afgerond.

Onderdeel U

Abusievelijk is de handhaving van 11.7 van de Telecommunicatiewet in het wetsvoorstel opgenomen in onderdeel b van de bijlage bij de Whc. Dit had onderdeel a moeten zijn nu het de bedoeling is dat de ACM hiermee belast blijft. In deze nota van wijziging wordt dat hersteld.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven