32 623 Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten

32 735 Mensenrechten in het buitenlands beleid

Nr. 330 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juni 2023

Hierbij informeer ik uw Kamer over het besluit van Canada en Nederland om een procedure tegen Syrië te starten voor het Internationaal Gerechtshof in Den Haag.1

Canada en Nederland hebben op donderdag 8 juni 2023 een rechtszaak aanhangig gemaakt bij het Internationaal Gerechtshof en daartoe de processtukken ingediend. Canada en Nederland verwijten Syrië grove en systematische schendingen van het VN Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (New York, 1984, «VN Antifolterverdrag»). Daarnaast hebben Canada en Nederland het Internationaal Gerechtshof verzocht om voorlopige maatregelen te nemen. Deze maatregelen strekken ertoe om Syrische burgers direct te beschermen tegen de voortdurende schendingen van het VN Antifolterverdrag door Syrië.

Dit besluit betreft een volgende stap naar aanleiding van de aansprakelijkstelling van Syrië door Nederland op 18 september 2020 vanwege schendingen van het VN Antifolterverdrag. Canada sloot zich in maart 2021 hierbij aan. Conform het geschillenbeslechtingsmechanisme, zoals opgenomen in dit verdrag, hebben Canada en Nederland ruim twee jaar lang geprobeerd tot een schikking te komen met Syrië door middel van onderhandelingen. Deze onderhandelingen hebben echter niet tot een oplossing van het geschil geleid. Daaropvolgend hebben Canada en Nederland een voorstel gedaan voor de organisatie van arbitrage, maar ook hier werd geen overeenstemming bereikt binnen de in het VN Antifolterverdrag voorgeschreven termijn van zes maanden. Daarom hebben Canada en Nederland de zaak op 8 juni 2023 voorgelegd aan het Internationaal Gerechtshof – een mogelijkheid die wordt geboden onder het VN Antifolterverdrag.

Mensenrechtenschendingen Syrië

Vooral sinds het uitbreken van opstanden tegen het Syrische regime in 2011, maar ook al daarvoor, schendt dit regime op grove wijze mensenrechten door het gewelddadige optreden tegen de eigen bevolking. Syrische burgers zijn op grote schaal gemarteld, vermoord, verdwenen, aangevallen met gifgas of alles kwijtgeraakt toen zij vluchtten voor hun leven. Hier wordt al jaren veelvuldig over gerapporteerd door internationale organisaties.2 Tevens wordt er al jaren bewijs verzameld, waaronder door het International, Impartial and Independent Mechanism (IIIM), de VN-bewijzenbank voor Syrië.

Nederland heeft vanaf het begin van het conflict in Syrië opgeroepen tot het stoppen van het geweld tegen de burgerbevolking. Het kabinet is van mening dat accountability, het ter verantwoording roepen van de daders en het tegengaan van straffeloosheid, een sleutelrol speelt bij het beëindigen van het conflict en het bereiken van een duurzame, politieke oplossing conform VN Veiligheidsraad-resolutie 2254. Het besluit om een rechtszaak te starten bij het Internationaal Gerechtshof voor het schenden van mensenrechten is dan ook een logische en belangrijke vervolgstap, die past in de bredere Nederlandse inzet om de verantwoordelijken voor de ernstigste schendingen van het internationaal recht ter verantwoording te roepen en straffeloosheid tegen te gaan.

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Bijlage 1 (Joint Statement Canada en Nederland)

X Noot
2

Kamerstukken 32 623 en 32 735, nr. 301

Naar boven