Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 februari 2017
Hierbij informeren wij Uw Kamer over de uitvoering van de motie van het lid Van Veen
van 21 november 2016 die verzoekt om alle cultuurprojecten in Egypte, Libanon, Mali,
Marokko, Rusland, Turkije en de Palestijnse Gebieden met ingang van 1 januari 2017
te beëindigen (Kamerstuk 34 550 VIII, nr. 66).
In het nieuwe beleidskader voor het internationaal cultuurbeleid 2017–2020 (Kamerstuk
31 482, nr. 97) is uiteengezet op welke manieren het internationaal cultuurbeleid zal bijdragen
aan versterking van 1) de Nederlandse culturele sector; 2) de hoofddoelstelling van
het buitenlands beleid, namelijk vrede, veiligheid en duurzaamheid, waarbij ook jongeren
tot de doelgroep behoren en het nadrukkelijk niet gaat om de «culturele elite»; en
3) onze bilaterale diplomatie.
In lijn met het dictum van de motie zal het kabinet de wijze van uitvoering van de
tweede doelstelling van het internationaal cultuurbeleid aanpassen. Alle projecten
die bijdragen aan vrede, veiligheid en duurzaamheid worden uitgevoerd in samenwerking
en uitwisseling met Nederlandse professionals en instellingen uit de culturele en
creatieve sector.
Het kabinet gaat projecten die niet voldoen aan het criterium van samenwerking met
de Nederlandse culturele en/of creatieve sector afbouwen. De culturele programma’s
in Libanon, Mali en de Palestijnse Gebieden worden afgebouwd, conform het dictum van
de motie van het lid Van Veen.
Het kabinet hecht er aan de programma’s in Egypte, Marokko, Rusland en Turkije uit
te voeren omdat deze van groot belang zijn voor de bilaterale relatie met deze landen.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
A.G. Koenders
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.M.J. Ploumen
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker