28 972 (R 1738)
Goedkeuring van het op 16 april 2003 te Athene totstandgekomen Verdrag betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie, met Toetredingsakte, Bijlagen en Protocollen (Trb. 2003, 74)

nr. 17
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 28 november 2003

Via de motie Van Baalen c.s. d.d. 19 november 2003 en de brief van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer d.d. 26 november 2003 heeft de Tweede Kamer het verzoek gedaan om voor 29 november a.s. een notitie te mogen ontvangen over de voor- en nadelen van direct vrij verkeer van werknemers uit de Midden- en Oost-Europese landen bij toetreding van deze landen tot de Europese Unie. Heden heeft in de Ministerraad een discussie plaatsgevonden over de wijze en de termijn waarop Nederland het vrij verkeer van werknemers van de nieuwe EU-lidstaten zal implementeren.

In de beraadslagingen over dit onderwerp heeft het kabinet geconstateerd dat zich binnen de huidige EU een differentiatie aftekent in de posities die de verschillende lidstaten innemen ten aanzien van het hanteren van een overgangstermijn. Het kabinet heeft geconcludeerd behoefte te hebben aan een nadere bespreking van de posities binnen de EU alvorens conclusies te trekken over het Nederlandse standpunt.

Voorts heeft het kabinet geconstateerd dat er momenteel nog veel onzekerheden zijn over de te verwachten migratiestromen naar ons land en naar de andere lidstaten en in het verlengde daarvan over de gevolgen voor de Nederlandse economie. Het kabinet zal daarom het Centraal Planbureau verzoeken om in het licht van de meest recente informatie over de positie van andere EU-lidstaten t.a.v. het hanteren van een overgangstermijn met een actuele raming te komen van de te verwachten migratiestroom naar Nederland en de effecten daarvan voor de Nederlandse economie, en daarbij gebruik te maken van reeds verrichte studies over de effecten van het vrije verkeer van werknemers uit de toetredende landen.

Het kabinet zal in de tweede helft van januari 2004 een nader standpunt aan de Tweede Kamer doen toekomen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

M. Rutte

Naar boven