nr. 15
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 25 november 2003
Op 19 november 2003 is bij de behandeling van de goedkeuring van het op
16 april 2003 te Athene totstandgekomen Verdrag betreffende de toetreding
van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de
Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek
Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek
tot de Europese Unie, met Toetredingsakte, Bijlagen en Protocollen (Trb. 2003,
74), in de motie Karimi c.s. gevraagd om de Wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdende
arbeid (Waga) aan te passen teneinde voor alle sectoren te regelen dat algemeen
verbindend verklaarde CAO-bepalingen van toepassing zijn op werknemers die
vanuit een andere EU-lidstaat zijn gedetacheerd (TK 2003–2004, 28 972,
nr. 12). In verband hiermee doe ik u onderstaand standpunt toekomen.
Met de Richtlijn 96/71 (Detacheringsrichtlijn) heeft de Europese wetgever
getracht om evenwicht te vinden tussen het vrij verkeer van diensten enerzijds
en de sociale bescherming van werknemers anderzijds. Deze Detacheringsrichtlijn
is in Nederland omgezet in de Wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdende
arbeid (Waga). De Waga is van toepassing op gedetacheerde werknemers. Het
gaat dan om werknemers die in dienst van een buitenlandse werkgever tijdelijk
werkzaamheden verrichten op het grondgebied van een andere staat dan de staat
waar zij normaliter werken.
In de Richtlijn en in de Waga is vastgelegd dat de werknemer die in een
lidstaat is gedetacheerd ten aanzien van bepaalde arbeidsvoorwaarden aanspraak
moet kunnen maken op de bescherming die het recht van de lidstaat hem biedt,
ongeacht het recht dat van toepassing is op zijn arbeidsovereenkomst. In principe
blijven in geval van detachering de rechtsregels van toepassing
van het land waar de arbeid gewoonlijk wordt verricht. De Richtlijn voegt
hier slechts aan toe dat daarnaast ten aanzien van de in de Richtlijn genoemde
onderwerpen tevens rechten kunnen worden ontleend aan de rechtsregels die
gelden in het land alwaar tijdelijk arbeid wordt verricht.
Artikel 3 van de Richtlijn eist dat Nederland garandeert dat bepalingen
uit CAO's die algemeen verbindend zijn verklaard van toepassing zijn op arbeidsovereenkomsten
die door vreemd recht worden beheerst. In verband hiermee is de werkingssfeer
van de Waga ingevolge de strekking van de Richtlijn uitgebreid tot algemeen
verbindend verklaarde CAO-bepalingen indien deze bepalingen betrekking hebben
op de in paragraaf 3.2. onder a t/mg in de Richtlijn vermelde aangelegenheden
(bouwsector).
De Richtlijn opteert dus niet voor een exclusief werklandbeginsel. Dit
zou weliswaar leiden tot een uniformering van de arbeidsvoorwaarden binnen
het werkland, doch een doorkruising vormen van de samenhangen die er veelal
bestaan tussen sociale zekerheidaanspraken en aanspraken in arbeidsvoorwaardelijke
zin.
Dit geldt ook voor algemeen verbindend verklaarde de CAO-bepalingen. Wanneer
de Nederlandse algemeen verbindend verklaarde de CAO-bepalingen van toepassing
zouden zijn, houdt dit niet in dat buitenlands recht (inclusief CAO-bepalingen)
dan niet van toepassing zou zijn.
Daarnaast is het voor een gedetacheerde die regelmatig gedetacheerd wordt
naar verschillende landen niet meer te overzien welke arbeidsvoorwaarden gelden.
De werkingssfeer van de Waga is daarom beperkt tot hetgeen de Richtlijn
voorschrijft. Mijns inziens is er geen reden daarin verandering te brengen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. J. de Geus