26 049
Indonesië

nr. 15
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 6 september 1999

In mijn brief van 25 mei jl. (26 049, nr. 13) informeerde ik u voor het laatst over de kwestie Oost-Timor. Met deze brief bericht ik u over de zeer zorgwekkende gebeurtenissen die sedertdien hebben plaatsgevonden, zoals mij bekend op 6 september 12.00 uur.

Algemene situatie Oost-Timor

De situatie op Oost-Timor is zeer instabiel. De dag van de raadpleging op 30 augustus verliep nog relatief rustig. Bijna alle 43 000 geregistreerde kiezers op Oost-Timor brachten hun stem uit. De dagen daarna hervatten de pro-integratie milities hun intimidaties en gewelddadigheden tegen de Oosttimorese bevolking. Sinds de bekendmaking van de uitslag op 3 september jl. is de situatie volledig geëscaleerd. Beeldvorming wordt bemoeilijkt omdat contactpersonen in Dili zich niet op straat kunnen begeven. Er is sprake van brandstichting en gewelddadigheden op grote schaal door milities. De Indonesische politie en het leger treden niet op. Duizenden Oosttimorezen in en buiten Dili zoeken een veilig heenkomen, onder meer naar West-Timor en per ferry naar Ujung Pandang. Volgens onbevestigde berichten zou bij een aanval op een kerkgebouw, waar zich duizenden gevluchte Oosttimorezen bevonden, 35 slachtoffers zijn gevallen. Elders in de stad Dili zouden in de wijk Bicora, met een hoge concentratie pro-onafhankelijkheidstemmers, ten minste 75 slachtoffers zijn te betreuren. Sporadisch ontvangen berichten uit de rest van Oost-Timor duiden op zelfde reacties van lokale bevolking op militia geweld. Buitenlandse waarnemers en VN-vertegenwoordigers worden ook bedreigd. Reeds vijf lokaal gerecruteerde UNAMET-leden lieten het leven bij gewelddadige acties door milities. Een escorte van UNAMET dat terugkeerde van de luchthaven werd door milities aangevallen. De meeste NGO-waarnemers zijn inmiddels vertrokken. Bisschop Belo heeft moeten vluchten naar Baucau, zijn woning is verwoest. Een verbetering van de veiligheidssituatie is in de eerste plaats afhankelijk van de opstelling van het Indonesische leger en de politie, in voldoende aantallen aanwezig om de situatie te stabiliseren. De milities lijken met gewelddadigheden vier westelijk gelegen districten inclusief Dili in handen te willen krijgen en aan te sturen op verdere deling van Oost-Timor.

Een helder beeld van de humanitaire noden is op dit moment niet mogelijk. In de huidige situatie van anarchie kunnen hulpverleningsorganisaties hun werk niet uitvoeren.

Situatie Nederlanders

Alle acht Nederlandse deelnemers aan het UNAMET-contingent zijn inmiddels vertrokken. Van de vijftien Nederlandse waarnemers zijn er nog vier op Oost-Timor, twee in het waarnemershoofdkwartier in Dili en twee in het UNAMET-kantoor in Baucau. Zij zullen zo spoedig mogelijk vertrekken. De Nederlandse ambassade onderhoudt contact met deze waarnemers alsook met drie Nederlandse journalisten die zich nog in Dili bevinden.

Reactie Indonesische regering

Op 5 september waren vijf ministers, waaronder de minister van Buitenlandse Zaken Alatas en de minister van Defensie generaal Wiranto, op het vliegveld van Dili. Zij voerden een gesprek met de Speciale Vertegenwoordiger van de VN, Marker. Daarbij werd aan de SV SGVN toegezegd dat de Indonesische autoriteiten alles zouden doen om de situatie onder controle te krijgen en dat aanvullende troepen onderweg waren naar Dili. De delegatie was daarop naar Jakarta teruggevlogen. Marker zal vandaag in Jakarta zijn en daar een ontmoeting hebben met president Habibie. Eerder riep de president op tot vrede en acceptatie van de uitslag. Tot op heden hebben de door de Indonesische regering genomen stappen op geen enkele manier geleid tot concrete verbeteringen op Oost-Timor zelf. Het leger en de politie treden niet of onvoldoende op tegen de milities zo zij dit al zouden wensen. De indruk bestaat dat in het huidige machtsvacuüm in Jakarta delen van de Indonesische strijdkrachten een eigen politieke agenda nastreven. In tegenstelling tot wat eerdere berichten deden geloven, is de Indonesische regering niet bereid reeds in deze fase een aanvullende internationale veiligheidspresentie toe te staan. Zij houdt vast aan de afspraken die daarover in de 5 mei akkoorden zijn gemaakt: Indonesië is tot de formele bekrachtiging door het Volkscongres (MPR) verantwoordelijk voor de veiligheidssituatie.

Reactie VN

Op 1 september vond in de VR een spoedbriefing plaats door Onder Secretaris-Generaal Prendergast over de ernstige geweldadigheden in Oost-Timor in de afgelopen dagen. De Raad bereikte overeenstemming over een persverklaring waarin onder andere het soepele verloop van het referendum werd verwelkomd en het geweld in Dili in de sterkste termen werd veroordeeld. Van de lokale autoriteiten in Oost-Timor werd geëist dat zij de voor het geweld verantwoordelijke elementen arresteren en berechten. Voorts diende de Indonesische regering onmiddellijk stappen te ondernemen om nieuwe geweldsuitbarstingen te voorkomen. Geen overeenstemming kon worden bereikt over het sturen van een VR-missie of instelling van een vredesmacht. Met het oog op de onzekere fase tussen de uitslag van de stemming en het instemmingsbesluit van het Volkscongres besloot de VR op 27 augustus jl. tot verlenging van het VN-mandaat tot 30 november. In deze interim fase zal UNAMET in gewijzigde vorm worden voortgezet, met beëindiging van de verkiezingscomponent en uitbreiding van het civiele politie en militaire liaison contingent.

In formele zitting van de Veiligheidsraad op vrijdagavond 3 september kondigde de SGVN de uitslag van de volksraadpleging aan: 21,5% van de stemmen voor en 78,5% van de stemmen tegen autonomie. In reactie op het toenemende geweld op Oost-Timor kwam de Veiligheidsraad kort daarna opnieuw bijeen waarin een presidentiële verklaring werd aanvaard. In deze verklaring verwelkomt de Veiligheidsraad de succesvolle consultatie op 30 augustus jl., veroordeelt hij het geweld dat daaraan voorafging en daarop volgde. De Indonesische regering wordt opnieuw aangespoord maatregelen te treffen om verder geweld te voorkomen en de veiligheid van UNAMET-leden te beschermen. Op 5 september besloot de VR om een missie te sturen naar Jakarta om «met de Indonesische Regering te praten over concrete stappen om de implementatie van de uitslag van het referendum vreedzaam te laten verlopen». Vandaag zal worden besloten over de samenstelling en terms of reference voor de missie, die liefst vanavond nog naar Indonesië zal reizen. Voorts heeft Nederland als voorzitter van de VR opnieuw een verklaring afgelegd waarin de VR het toenemende geweld in Oost-Timor scherp veroordeelt, de verantwoordelijkheid van de regering voor de garantie van vrede en veiligheid opnieuw onderstreept, aankondigt een missie te plannen en de intentie van de SG verwelkomt om zijn planning voor UNAMET in de transitie naar onafhankelijkheid te vervroegen. Daarbij geldt eerdergenoemde beperking voor de inzet van een vredesmacht in de huidige tweede fase van UNAMET.

Ter plekke heeft de VN-veiligheidscoördinator fase drie van het veiligheidsplan afgekondigd, hetgeen betekent dat alle operaties zijn gestaakt en niet-essentieel personeel wordt verplaatst naar Darwin. Uitgangspunt is nog steeds dat de VN in Oost-Timor blijft om de implementatie van de uitslag van het referendum te begeleiden.

Reactie EU

Tijdens de informele Algemene Raad op 4 september heb ik ernstige zorg uitgesproken over het escalerende geweld op Oost-Timor. Ik heb gesteld dat maximale druk op de Indonesische regering moet worden uitgeoefend. Het is immers de verantwoordelijkheid van de Indonesische autoriteiten om zorg te dragen voor een veilige situatie in deze interim fase. Ook andere collega's spraken hun zorg uit. In een EU-verklaring van 4 september wordt er bij de Indonesische regering opnieuw aangedrongen op een adequate reactie. Bij de komende Algemene Raad van 13 september a.s. zal ik ook formeel aandacht vragen voor de huidige situatie op Oost-Timor, naast de ontwikkelingen in Aceh en op de Molukken.

Nederlandse inzet

Uitgangspunt is dat maximale druk op de Indonesische autoriteiten moet worden uitgeoefend om zich te houden aan de internationale afspraken. De passieve houding die blijkt uit het achterwege blijven van concreet optreden van de milities veroordeelt de Nederlandse regering sterk. Wij zijn voor internationale presentie, maar het is evident dat een zodanige situatie moet worden geschapen dat de Indonesische regering die presentie ook zelf verlangt. Deze druk zal in de eerste plaats vanuit de Veiligheidsraad vorm moeten krijgen. Nederland zal het voorzitterschap van de VR optimaal benutten. De voorgenomen VR-missie naar Jakarta is een eerste stap. Ook via de Europese Unie zal druk worden uitgeoefend.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

Naar boven