nr. 167
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 maart 2010
Hierbij bied ik u de Arbobalans 2009 aan.1
De Arbobalans omvat een overzicht van de stand van zaken en de ontwikkeling
van de arbeidsomstandigheden in Nederland. Zij is een belangrijke informatiebron
op het gebied van arbeidsomstandigheden en gezondheid voor werkgevers- en
werknemersorganisaties, sectororganisaties, arbodienstverleners en andere
arbodeskundigen. De Arbobalans wordt jaarlijks door TNO samengesteld met steun
van het ministerie.
Aan de orde komen de blootstelling van werknemers aan arbeidsrisico’s,
de gevolgen daarvan in termen van klachten, (beroeps)ziekten, ongevallen,
verzuim en arbeidsongeschiktheid, en de door bedrijven getroffen maatregelen.
Dit jaar wordt bijzondere aandacht besteed aan de kwaliteit van de arbeid
van oudere werknemers, hun bereidheid en vermogen dóór te werken
tot het 65e levensjaar, en de maatregelen die werkgevers in dat verband treffen.
De Arbobalans steunt op verschillende bronnen, zoals de Nationale Enquête
Arbeidsomstandigheden (NEA) 2008 van TNO/CBS, de Werkgeversenquête Arbeid
2008 van TNO, de monitor «Arbo in bedrijf» 2008 van de Arbeidsinspectie,
de Monitor Arbeidsongevallen in Nederland 2007 van TNO en Stichting Consument
en Veiligheid, het rapport «Beroepsziekten in cijfers 2009» van
het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) en het door mijn departement
recent uitgevoerde onderzoek naar afspraken in cao’s over preventie
en verzuim en over langer doorwerken. Al deze rapporten zijn te vinden op
de website van het ministerie, danwel op de sites van de betrokken instituten.
Bevindingen De grote meerderheid van de Nederlandse werknemers (85–90%)
geeft aan een goede tot uitstekende gezondheid te hebben. Het aantal werknemers
met een chronische aandoening is stabiel en het percentage werknemers met
bewegingsapparaatklachten is dalende.
Het gemiddelde ziekteverzuimpercentage ligt op 4%. De gemiddelde
verzuimduur is in de afgelopen jaren met ruim een halve dag gedaald vanbijna 7 dagen in 2005/2006 naar ruim 6 dagen in 2008. De door werknemers
meest genoemde reden voor verzuim is griep of verkoudheid, maar door de kortdurendheid
daarvan is de invloed ervan op het verzuimpercentage niet zo groot. Psychische
klachten zijn in dat opzicht belangrijker: deze klachten veroorzaken eenvijfde
van alle verzuimdagen. Van de verzuimende werknemers meent 22% dat
de klachten die tot dat verzuim leidden geheel of deels met het werk te maken
hadden. Deze werknemers verzuimen zowel vaker als langer dan werknemers die
hun verzuimklachten niet relateren aan het werk. Van het langerdurend verzuim
(>65 dagen) wordt de helft geheel of gedeeltelijk toegeschreven aan het
werk. Langdurig verzuim vanwege psychische klachten, conflicten op het werk
en klachten aan de bovenste ledematen wordt vaak als werkgerelateerd aangeduid.
De kwaliteit van de arbeid is al jaren stabiel; alleen de belasting door
beeldschermwerk neemt door de jaren heen iets toe. De Arbobalans geeft per
arbeidsrisico een top-10 van daaraan blootgestelde beroepsgroepen, en per
effectmaat (verzuim, klachten) een top-10 van sectoren. Ook wordt beschreven
wat bedrijven aan maatregelen treffen, en wat op dat punt de behoeften van
werknemers zijn. Deze gegevens zijn van groot belang voor de inrichting van
sectoraal- en bedrijfsbeleid inzake duurzame inzetbaarheid. Werknemers met
een lagere kwaliteit van de arbeid zijn minder tevreden met het werk en achten
zich ook minder in staat dóór te werken tot 65 jaar dan andere.
Het aantal oudere werknemers (45-plus) dat dóór wil werken
tot aan het 65e levensjaar is in de periode 2005–2008 toegenomen van
21 naar 36%, en het aandeel ouderen dat dat ook zegt te kúnnen
in de huidige functie steeg van 41 naar 50%. Het niet kúnnen
doorwerken wordt voorspeld door de gezondheid, zwaar werk, hoge taakeisen
en weinig steun van de leidinggevende; opvallende arbeidsgerelateerde aspecten
van het niet wíllen doorwerken zijn burn-out-klachten en ongewenste
omgangsvormen (intimidatie, pesten).
Van de werkgevers vindt (in 2008) één op de vijf het voor
de personeelsbezetting van belang dat werknemers doorwerken tot 65. Iets meer
dan de helft van de werkgevers treft voorzieningen om oudere werknemers te
ontzien, vooral in de sfeer van meer vrije tijd (extra vrije dagen, kortere
werkweek, en dergelijke). Vergeleken met 2006 werden er in 2008 in cao’s
meer afspraken gemaakt over levensfasebewust personeelsbeleid.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner