25 479
Financiële verantwoordingen voor het jaar 1996

nr. 18
FINANCIËLE VERANTWOORDING VAN HET MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID (XV)

Deze financiële verantwoording bestaat uit:

– de rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten, zoals blijkt uit bijgevoegde staten, voorzien van een toelichting;

– de op deze rekening aansluitende saldibalans per 31 december 1996, voorzien van een toelichting.

Den Haag, 29 augustus 1997

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

Staat behorende bij de Wet van .......... 19.., Stb. ... en bij de financiële verantwoording over het jaar 1996. Rekening 1996 (inclusief slotwetmutaties), Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) Onderdeel uitgaven en verplichtingen (bedragen x f 1000)

   (1) (2) (3)  (4) = (1) + (2) + (3) (5) (6) = (5) – (4)
Art.Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Mutaties (+ of –) op grond van eerste suppletore begroting Mutaties (+ of –) op grond van tweede suppletore begroting  Totaal geraamd Realisatie1Slotwetmutaties (+ of –) (+ = tekortschietend geraamd bedrag)
   verplichtingenuitgaven verplichtingen uitgaven verplichtingenuitgaven  verplichtingen uitgaven verplichtingenuitgaven verplichtingen uitgaven
  TOTAAL 24 540 613 –  74 421 –  466 039  24 000 153 23 852 482 –  147 671
                
11 MINISTERIE 328 929      332 545 325 103  
                
 01Personeel en Materieel248 719248 7192 8762 8765555 251 650251 650247 160246 501–  4 490–  5 149
 02Centrale materiële voorzieningen00     0000  
 03Post-actieven11 58211 5821 0001 000   12 58212 58211 90911 909–  673–  673
 04Automatisering33 57033 5703053056 3066 306 40 18140 18140 11938 770–  62–  1 411
 05Onderzoek19  98320 1935005001 3001 300 21 78321 99319 51622 244–  2 267251
 06Voorlichting6 0396 039100100   6 1396 1395 5665 679–  573–  460
 07Onvoorziene uitgaven4 7384 738–  400–  400–  4 338–  4 338 0000  
 08Loonbijstelling4 0884 08860 21060 210–  64 298–  64 298 00 00 
 09Prijsbijstelling00306306–  306–  306 0000  
                
12 ARBEIDSMARKT 5 677 938      5 782 161 5 771 830  
                
 01Rijksbijdrage aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie1 255 0381 255 0389079077 0167 016 1 262 9611 262 9611 262 9611 262 961  
 02Wet Sociale Werkvoorziening3 485 8003 483 40016 70016 700173 60091 200 3 676 1003 591 3003 590 8723 546 742–  85 228–  44 558
 03Jeugdwerkgarantiewet359 700359 70033 50033 50015 80015 800 409 000409 000448 286448 28639 28639 286
 04Banenpools544 800544 800  –  60 900–  60 900 483 900483 900478 850478 850–  5 050–  5 050
 05Inkoop sociale diensten bij arbeidsvoorziening35 00035 000     35 00035 00034 99134 991–  9–  9
                
13 SOCIALE VERZEKERINGEN 7 391 500      7 386 900 7 358 918  
                
 01Algemene Kinderbijslagwet6 580 1006 580 10030 10030 100–  30 200–  30 200 6 580 0006 580 0006 580 0006 580 000  
 02Toeslagenwet777 000777 00021 30021 300–  29 000–  29 000 769 300769 300747 998747 998–  21 302–  21 302
 03Rijksbijdragen00     0000  
 04Premiebijdragen2 7002 7001 0001 000–  700–  700 3 0003 0002 5282 528–  472–  472
 05Liquidatiewet invaliditeitswetten001 1001 100   1 1001 1001 1001 100  
 06Regelingen ex-mijnwerkers026 7005 7003 900–  300–  2 500 5 40028 1004 78026 825–  620–  1 275
 07Waarborg en garantie00     0000  
 09Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria5 0005 000400400   5 4005 400467467–  4 933–  4 933
                
14 BIJSTANDSZAKEN 10 998 900      10 349 008 10 251 526  
                
 01Algemene bijstandswet10 045 60010 045 600–  230 100–  230 100–  249 300–  249 300 9 566 2009 566 2009 492 7039 492 703–  73 497–  73 497
 02Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW)475 400475 400–  86 100–  86 100700700 390 000390 000382 064382 064–  7 936–  7 936
 03Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ)100 800100 800–  9 500–  9 5004 8004 800 96 10096 10096 20696 206106106
 04Financiële afwikkeling afgesloten regelingen00  3 0003 000 3 0003 0002 0152 015–  985–  985
 05Wet gemeentelijke zorg voor houders van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf (VVTV)00     0000  
 06Experimenten activering uitkeringsgelden16 000242 10024 040–  800–  6 100–  150 300 33 94091 00032 59688 164–  1 344–  2 836
 07Tijdelijke specifieke uitkering sociale vervoersvoorzieningen Wvg50 00050 000  708708 50 70850 70850 71250 71244
 08Tijdelijke regeling kinderopvang voor alleenstaande ouders met kinderen in de Abw85 00085 000  –  12 000–  12 000 73 00073 00074 28674 2861 2861 286
 09Koopkrachtreparatie negatieve inkomenseffecten ten gevolge van een hogere nominale ziekenfondspremie  74 00074 0005 0005 000 79 00079 00065 37665 376–  13 624–  13 624
                
15 OVERIG BELEID 143 346      149 539 145 105  
                
 01Subsidies algemeen27 48828 358–  3 4001 6005 7233 823 29 81133 78122 89831 648–  6 913–  2 133
 02Emancipatie11 04511 045–  6 387 4 778128 9 43611 1739 08710 082–  349–  1 091
 03Migratie60 81660 806–  710–  710–  4 652–  4 652 55 45455 44454 22354 223–  1 231–  1 221
 04Voorzieningen in het kader van de wet gewetensbezwaren militaire dienst13 57413 5742 7002 700–  3 381–  3 381 12 89312 89313 08613 086193193
 05Spaarwetten en regelingen029 563 685 6 000  36 2484 91536 0664 915–  182

1 De gerealiseerde bedragen zijn steeds afgerond naar boven (op duizenden guldens).

Mij bekend,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Staat behorende bij de Wet van ..........19.., Stb..., en bij de financiële verantwoording over het jaar 1996. Rekening 1996 (inclusief slotwetmutaties), Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) Onderdeel ontvangsten (bedragen x f 1000)

   (1) (2) (3)  (4) = (1) + (2) + (3) (5) (6) = (5) – (4)
Art.Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Mutaties (+ of –) op grond van eerste suppletore begroting Mutaties (+ of –) op grond van tweede suppletore begroting  Totaal geraamdRealisatie Slotwetmutaties (+ of –) (+ = meer ontvangen)
   ontvangsten ontvangstenontvangsten  ontvangsten ontvangsten ontvangsten
  TOTAAL797 827– 15 500131 843 914 170981 22967 059
          
11 MINISTERIE9 411   9 91110 198 
          
 01Algemene ontvangsten9 411 500 9 91110 198287
          
12 ARBEIDSMARKT336   25 93634 078 
          
 01Ontvangsten Arbeidsmarkt336 25 600 25 93634 0788 142
          
13 SOCIALE VERZEKERINGEN769 600   764 800770 150 
          
 01Samenloop van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen met W.S.W.-loon768 000– 17 000– 21 500 729 500733 5444 044
 02Overige ontvangsten SV1 600 33 700 35 30036 6061 306
          
14 BIJSTANDSZAKEN4 400   92 300147 756 
          
 01Ontvangsten bijstandszaken4 400 87 900 92 300147 75655 456
          
15 OVERIG BELEID14 080   21 22319 047 
          
 01Ontvangsten subsidies algemeen0 6 143 6 1436 485342
 02Ontvangsten emancipatie50   50189139
 03Ontvangsten migratie2 0001 500  3 500301– 3 199
 04Tewerkstellingsvergoedingen12 000 – 500 11 50011 843343
 05Ontvangsten Jeugdspaarwet30   30229199

Mij bekend,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Inhoudsopgave bij de toelichting van de financiële verantwoording, onderdeel rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) over het jaar 1996

INHOUDSOPGAVE

Toelichting bij de rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten

1Financieel beleid en beheer11
   
1.1.Financieel beheer van de regeling experimenten activering uitkeringsgelden11
1.2.Controle- en beheerssysteem Europees Sociaal Fonds12
1.3.Administratieve organisatie12
1.4.Single-audit13
1.5.Doelmatigheidsbeleid13
1.6.Kengetallen14
1.7.Subsidiebeleid en beheer15
1.8.Informatiebeveiliging15
1.9.CAFAS15
1.10.Opleidingen en ondersteuning16
   
2.Beleid gericht op de bestrijding van M&O16
   
2.1.(Inter)departementale coördinatie van het M&O-beleid16
2.2.De ontwikkeling van het M&O-beleid in 199616
   
ARegelgeving16
 Instrumentarium bestrijding oneigenlijk gebruik16
 Herziening kring der verzekerden voor de volksverzekeringen17
 Beperking export van uitkeringen17
 Opdrachtgeversaansprakelijkheid loonconfectie17
   
BUitvoering en controle17
   
B1Uitvoering en controle: gegevensuitwisseling18
 RINIS18
 Gemeenschappelijke verwijsindex (GVI)18
 Inlichtingenbureau gemeenten (Ib)18
 Gegevensuitwisseling met de Nederlandse Antillen en Aruba19
 Verificatie Informatie Systeem19
   
B2Uitvoering en controle: Regionale interdisciplinaire fraudeteams19
 Regionale interdisciplinaire fraudeteams (Rif's)19
   
B3Uitvoering en controle: overige activiteiten20
 Poortwachtersonderzoek20
 De Arbeidsvoorzieningsorganisatie20
   
CToezicht21
   
C1Toezicht op de sociale verzekeringen21
 Het toezicht van SZW op het Ctsv21
 Handhavingsbeleidsplannen21
 Rechtmatigheidsverklaringen 199522
   
 I Volksverzekeringen22
 Algemene Ouderdomswet (AOW)22
 Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW)22
 Algemene Kinderbijslagwet (AKW)23
   
 II Werknemersverzekeringen23
 Werkloosheidswet (WW)23
 Ziektewet (ZW)24
 Arbeidsongeschiktheidsregelingen AAW/WAO24
 Toeslagenwet (TW)24
 Specifiek onderzoek collecterende functie24
   
C2Toezicht op de gemeentelijke regelingen25
 Rechtmatigheidsonderzoek25
 Actueel onderzoek25
 Beleidsplannen26
 Toeslagenverordeningen26
 Herbeoordelingen26
 Risico-analysemodel27
 Ontwikkeling modulair (repressief) onderzoek27
 M&O-monitor27
 Maatregelenbeleid Abw28
   
C3Toezicht op het CBA28
 Wet- en regelgeving28
 Jaarstukken van het CBA28
 Europees Sociaal Fonds28
   
C4Toezicht Arbeidsinspectie op illegale tewerkstelling28
 Opsporingsactiviteiten28
   
DAdministratieve en strafrechtelijke handhaving29
   
D1Beleidsactiviteiten29
 Wet Boeten, maatregelingen, etc.29
 Richtlijn afhandeling uitkerings- en premiefraude29
   
D2Afhandeling fraude30
 Bijstandswetten31
 Geconstateerde fraude31
 Omvang en aard geconstateerde fraude31
 Opsporingscapaciteit32
 Fraudeschade32
 Afhandeling geconstateerde fraude33
   
 Volksverzekeringen33
   
 Werknemersverzekeringen34
 Premiefraude34
 Uitkeringsfraude34
   
2.3.Financiële effecten M&O-beleid34
 Financiële effecten34
 Maatregelen waarvoor de besparing niet (geheel) is gerealiseerd36
1Vereenvoudiging wetgeving verzekeringsplicht36
2Beperking export van uitkeringen36
5Opdrachtgeversaansprakelijkheid loonconfectie36
9Aanvulling fraudebeleid Abw36
10Aanscherping fraudebeleid SVb37
11Wet Boeten en Maatregelen38
12Vereenvoudiging premieheffing werknemersverzekeringen38
   
 Saldibalans per 31 december 1996125
   
 Toelichting op de saldibalans per 31 december 1996126
   
 Lijst met gebruikte afkortingen160

TOELICHTING bij de rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten

1. Financieel beleid en beheer

Deze toelichting bestaat uit een algemeen deel en een artikelsgewijze toelichting. In het algemene deel wordt verantwoording afgelegd over het financieel beheer. In hoofdstuk 1 komen een aantal algemene aspecten met betrekking tot financieel beleid en beheer aan de orde. Het onderwerp Misbruik en oneigenlijk gebruik wordt in verband met het grote belang voor het beleidsterrein van SZW als een verbijzondering van het financieel beheer in een apart hoofdstuk 2 behandeld. Dit hoofdstuk is verbreed tot het misbruik en oneigenlijk gebruik van de premiegefinancierde sociale verzekeringen. Dit hoofdstuk volgt de zogenaamde handhavingsketen regelgeving (A), uitvoering en controle (B), toezicht (C) en administratieve en strafrechtelijke sancties (D).

Voor het bevorderen en realiseren van een situatie waarin departementsbreed een ordelijk en controleerbaar financieel beheer plaatsvindt, heeft in 1996 binnen SZW een nadere uitwerking en verbetering plaatsgevonden van het departementaal financieel beleid en beheer.

De aanleiding daarvoor was enerzijds de voortschrijdende visie binnen de rijksoverheid en SZW op het financieel beleid en beheer en anderzijds bevindingen ter zake van de departementale accountantsdienst en de Algemene Rekenkamer.

De nadere uitwerking en verbetering is op de volgende punten tot uiting gekomen.

1.1. Financieel beheer van de regeling experimenten activering uitkeringsgelden

Uit het jaarrapport 1995 van de departementale accountantsdienst en uit onderzoek van de Algemene Rekenkamer is gebleken dat het financieel beheer bij de regeling experimenten activering uitkeringsgelden (EAU) op een aantal punten verbetering behoefde. Om de geconstateerde tekortkomingen zowel bij het departementale behandeltraject als in de toezichtsrelatie met de uitvoerders te verbeteren, is in 1996 een verbetertraject ingezet. Hiertoe is een SZW-begeleidingscommissie ingesteld.

Primaire taak van deze begeleidingscommissie is het geven van aanzetten tot verbetering en realisering van een ordelijk en controleerbaar financieel beheer.

Om de geconstateerde elementen van kritiek van de Algemene Rekenkamer op te heffen is een beheersconcept ontwikkeld en uitgevoerd. Het gaat daarbij om:

– de ontwikkeling van een leidraad voor de vorming en het beheer van projectdossiers;

– de procesbeschrijving van alle relevante administratieve processen;

– de aanpassing van de verantwoordingsformulieren om zodoende de beleidskwaliteit van de informatie en de routing te verbeteren;

– de ontwikkeling van een modelaccountantsverklaring met bijbehorende aandachtspunten;

– het aanbrengen van interne voorzieningen om de tijdigheid en de volledigheid van de verantwoordingsinformatie te kunnen bewaken;

– het opstellen van toetsingsnormen en het ontwikkelen van een toezichtsmodel, gericht op de naleving van de subsidievoorwaarden.

Voorts zal de departementale accountantsdienst tijdens de looptijd van de regeling EAU alle experimentele projecten ten minste éénmaal bezoeken. Het accountantsonderzoek is gericht op de naleving van de subsidievoorwaarden door de subsidiënt.

Op basis van dit onderzoek ontvangen de subsidie-ontvangers een brief met de bevindingen en een handreiking voor verbetering. In 1996 heeft de departementale accountantsdienst 15 projecten onderzocht. De rest volgt in 1997.

Daarnaast heeft de begeleidingscommissie gewerkt aan de opzet van een handboek financiële processen. Dit bevat een beschrijving van de administratieve organisatie met werkinstructies voor controle, alsmede maatregelen- en beheerssystemen die nodig zijn voor een doel- en rechtmatige uitvoering van de regeling EAU. Tevens zijn in het handboek de uitgangspunten voor de betrokken actoren duidelijk geformuleerd en zijn de verantwoordelijkheden, de bevoegdheden, de toezichtscriteria en de wijze van handhaving van het financieel beheer vastgelegd. De departementale accountantsdienst heeft dit handboek adequaat bevonden.

1.2. Controle- en beheerssysteem Europees Sociaal Fonds

Op basis van eigen waarnemingen en controles van de Europese Commissie is vastgesteld dat er bij het toezicht en de controle op de uitvoering van projecten van het Europees Sociaal Fonds niet altijd voldoende waarborgen bestonden voor een juiste uitvoering.

In 1996 is derhalve een departementaal werkverband ingesteld dat zorg draagt voor een interne afstemming van ontwikkelingen op het vlak van de controle- en beheerssystemen ESF. Doel is daarbij de verbetering van het financieel beheer van de ESF-gelden. In dit overleg vindt coördinatie en bewaking van de voortgang van diverse «verbeteracties» plaats. De volgende verbeteracties zijn in 1996 tot stand gekomen:

– sinds 1 april 1996 is tussen SZW en de Arbeidsvoorzieningsorganisatie een nieuwe bestuursovereenkomst over de uitvoering van de ESF doelstelling-3 van kracht;

– SZW heeft het CBA verzocht een plan van aanpak op te stellen voor een structurele verbetering van controle en toezicht op de uitvoering van ESF. Dit naar aanleiding van controlebevindingen van DG XX en de Europese Rekenkamer;

– de departementale accountantsdienst heeft in een controleplan vastgelegd op welke wijze de controle zal plaatsvinden. Deze controle zal, waar mogelijk, aansluiten op de samenwerkingsovereenkomst tussen de departementale accountantsdienst en DG XX;

– de directie Toezicht heeft een toezichtsplan opgesteld waarin het toezicht op de Arbeidsvoorzieningsorganisatie nader is uitgewerkt;

– het Bureau Uitvoering Europese Subsidie Instrumenten heeft een plan van aanpak opgesteld om de projecten van ESF-4, Adapt en Employment (tussentijds) te monitoren. In 1997 zal deze monitoring plaatsvinden;

– in opdracht van SZW evalueren het onderzoeksbureau Regioplan en het Nederlands Economisch Instituut respectievelijk de regelingen ESF-4 en Adapt en de regeling Employment. Deze tussentijdse evaluaties zullen naar verwachting in het voorjaar van 1997 zijn afgerond.

1.3. Administratieve organisatie

Eind 1996 zijn binnen het ministerie nieuwe activiteiten opgestart op het gebied van de administratieve organisatie. Deze activiteiten behelzen in de eerste plaats de ontwikkeling van een hernieuwde visie op de wijze waarop de processen binnen het ministerie inzichtelijk worden gemaakt, vastgelegd en (elektronisch) aan de medewerkers ter beschikking worden gesteld. In de tweede plaats zal een analyse van de efficiëntie en effectiviteit van de processen worden uitgevoerd. Dit dient te resulteren in kwaliteitsverbeteringen van de werkprocessen binnen het ministerie uit het oogpunt van aansturing, werking en de daarover afgelegde verantwoording.

1.4. Single-audit

Eind 1995 is een departementale projectgroep «realisatie single audit SZW» ingesteld. De projectgroep had tot taak de mogelijkheden en wenselijkheden te onderzoeken om single audit en single information als instrument voor de departe- mentale toezichtstaak toe te passen. Dit om tot een oordeel te komen over zowel de rechtmatigheid van het handelen van de uitvoering als over de rechtmatigheid van de besteding van de rijksmiddelen die SZW voor de uitvoering beschikbaar stelt.

De projectgroep is gedurende 1996 met dit onderzoek bezig geweest. De kern van de bevindingen van de projectgroep is het uitgangspunt dat SZW bij de uitoefening van het toezicht op rechtmatigheid van de uitvoering van wet- en regelgeving (inclusief de rechtmatigheid van het financieel beheer), zich als stelregel baseert op de verantwoordingsinformatie die de uitvoeringsinstantie oplevert alsmede op de resultaten van de onafhankelijk controle van deze informatie.

In 1997 zal de projectgroep activiteiten ontwikkelen die, waar haalbaar, zijn gericht op de implementatie van dit uitgangspunt in de desbetreffende SZW-regelingen.

1.5. Doelmatigheidsbeleid

SZW hanteert diverse instrumenten om de doelmatigheid (zowel efficiency als effectiviteit) van beleid, beheer en organisatie te beoordelen en/of te bevorderen. In 1996 is de aanzet gegeven voor de ontwikkeling van een integraal departementaal doelmatigheidsbeleid, waarbinnen de diverse instrumenten in onderlinge samenhang worden bekeken. Het gaat daarbij niet zozeer om het ontwikkelen van nieuwe instrumenten, als wel om het meer expliciet maken van de bijdrage die deze instrumenten leveren aan de bevordering van doelmatigheid en de onderlinge samenhang binnen het bestaande instrumentarium. Door een meer systematische beschrijving van het bestaande doelmatigheidsinstrumentarium kan een systeemtoets plaatsvinden, op grond waarvan eventuele aanvullingen of verbeteringen kunnen plaatsvinden.

Op het vlak van de afzonderlijke instrumenten hebben in 1996 diverse activiteiten plaatsgevonden, die hieronder nader worden toegelicht. Daarbij gaat het overigens niet louter om instrumenten of ontwikkelingen die primair of uitsluitend bedoeld zijn ter bevordering van de doelmatigheid. Het gaat soms om verbeteringen in de bedrijfsvoering, waarmee ook de doelmatigheid van het functioneren van de SZW-organisatie (zowel op directie- als op departementaal niveau) gebaat is.

De in 1996 ontplooide activiteiten zijn de volgende:

– de interne prioriteringsmethodieken ter allocatie van budgetten voor automatisering, voorlichting en onderzoek (SAMALO) zijn in 1996 verder verbeterd, en in 1996 is ook voor subsidies een vergelijkbare methodiek ontwikkeld (zie ook apart kopje hieronder).

– in 1996 is de ontwikkeling van een wetgevingstoets ter hand genomen, waarin op een meer systematische wijze de relevante toetsingsaspecten bij de ontwikkeling van nieuwe regelgeving onder de aandacht worden gebracht; deze toetsingsaspecten hebben betrekking op doelmatigheid (zowel efficiency als effectiviteit), uitvoerbaarheid, financieel beheer/bekostiging, handhaafbaarheid, toezichtbaarheid, M&O-risico's, etc. Dit project zal in 1997 worden afgerond.

– eind 1996 is het programma Implementatie & Aansturing van start gegaan, dat instrumenten, scenario's en eventueel zelfs organisatievoorstellen moet ontwikkelen om beter voorbereid te zijn op de implementatie van nieuw beleid; de planning is om eind 1997 de resultaten van dit programma te kunnen implementeren.

– er heeft een evaluatie van de herinrichting plaatsgevonden welke geleid heeft tot verbeterpunten die in een departementsbrede aanpak verder zullen worden uitgewerkt. De verbeterpunten richten zich onder andere op een doelmatige inzet van de beschikbare middelen.

– er is een programma in gang gezet om het ziekteverzuim terug te dringen.

– bij de directies is periodiek aandacht voor reflectie op het eigen functioneren, gericht op het beter functioneren van de organisatie. Dit heeft geleid tot aanpassingen in organisatie-onderdelen waarvan te noemen zijn:

– het instellen van een bureau Presentatie waarmee de speeches kwalitatief aanzienlijk verbeterd zijn.

– reorganisatie bij verschillende onderdelen om beter op de klant in te kunnen spelen.

– naamsverandering om de bereikbaarheid (AI) en herkenbaarheid (AL) te vergroten.

– de herinrichting van de infotelefoon voor een efficiëntere en effectievere vraagbeantwoording.

– de migratie naar één automatiseringstandaard (van Apple en DOS naar DOS onder windows) is in 1996 afgerond.

– begin 1996 is een mobiliteitscentrum opgericht om de onderlinge uitwisselbaarheid te vergroten. Daarbij zijn de mogelijkheden voor interim functievervulling verruimd.

– gestart is met een relatiemanagement programma om de samenwerking intern en extern te verbeteren.

Verder zijn in 1996 belangrijke stappen gezet in de ontwikkeling van het instrument kengetallen ter beoordeling van doelmatigheid en doeltreffendheid van zowel beleid als beheer. Daarop wordt hieronder separaat ingegaan.

1.6. Kengetallen

Het afgelopen jaar is de voorbereiding van de ontwikkeling van doelmatigheidskengetallen voor de begrotingsartikelen ter hand genomen. Een werkgroep is nagegaan welke begrotingsartikelen zinvol met doelmatigheidskengetallen kunnen worden onderbouwd.

Het vraagstuk van kengetallen heeft binnen SZW een extra dimensie omdat hierbij niet alleen de financiering vanuit de SZW-begroting een rol speelt, maar ook bestuurlijke verhoudingen en de (on)mogelijkheden binnen de wet- en regelgeving.

Het onderzoek heeft geleid tot het volgende:

– voor de begrotingsartikelen WSW, AKW, TW en BIA, en op termijn ook voor de WIW, zijn doelmatigheidskengetallen mogelijk en relevant;

– bezien wordt, of en zo ja, welke mogelijkheden er zijn om naar de doelmatigheid van de uitvoering (bijvoorbeeld Abw) te kijken;

– voor Arbvo vindt nadere uitwerking plaats van de onderbouwing van het prestatiedeel van het budget met doelmatigheidskengetallen;

– de Arbeidsinspectie is doende om te komen naar een berekeningssystematiek van kosten per eenheid product; de directie AZ heeft voor de exploitatie van de huisvesting en andere facilitaire gebruikerskosten m2-prijzen berekend;

– voor het inzichtelijk maken van de automatiseringskosten wordt gewerkt aan een IT kostenmodel. Dit model moet de kosten van hardware, software, netwerk en gebruikerskosten van de automatiseringssystemen per gebruiker opleveren.

1.7. Subsidiebeleid en beheer

In 1996 is een departementaal subsidiebeleid geformuleerd, dat voorziet in inhoudelijke uitgangspunten op grond waarvan subsidievoorstellen kunnen worden beoordeeld. Daarbij zijn ook de standaard subsidievoorwaarden, die bij het verstrekken van subsidies moeten worden gehanteerd, geherformuleerd. Genoemde inhoudelijke uitgangspunten zijn in 1996 voor het eerst gehanteerd bij de allocatie van het subsidiebudget voor 1997. Een en ander heeft ook z'n vertaling gekregen in een voorstel voor een kaderwet SZW-subsidies, dat begin 1997 bij de Tweede Kamer is ingediend en zal uit hoofde van de 3e tranche van de Algemene Wet Bestuursrecht in 1998 inwerking moeten treden.

1.8. Informatiebeveiliging

In mei 1995 bracht de Algemene Rekenkamer het rapport «Beheersing informatiebeveiliging« uit. In dit rapport kwam de Algemene Rekenkamer tot de conclusie »dat SZW de informatiebeveiliging volstrekt onvoldoende beheerst«. Sindsdien levert het ministerie een grote inspanning om de informatiebeveiliging op orde te krijgen.

Zo heeft de werkgroep Informatiebeveiliging op grond van het Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst, een omvangrijk pakket basisnormen opgesteld.

Deze normen gelden voor het gehele ministerie. Het implementeren van de maatregelen die uit de basisnormen voortvloeien, is in 1996 een flink stuk gevorderd. Hierbij is voorrang gegeven aan de hoogst geprioriteerde maatregelen.

Aanvullend hierop beoordeelt SZW informatiesystemen via afhankelijkheids- en kwetsbaarheidsanalyses op eventuele bijzondere beveiligingsrisico's en werkt SZW aan de ontwikkeling en implementatie van maatregelen. Dit traject is nu in volle gang. Hierbij wordt voorrang gegeven aan de meest cruciale informatiesystemen van SZW.

Om de benodigde kennis van informatiebeveiliging binnen SZW op te bouwen en te behouden zijn in het afgelopen jaar medewerkers opgeleid voor het uitvoeren van de afhankelijkheids- en kwetsbaarheidsanalyses en het opstellen van maatregelen.

De werkgroep Informatiebeveiliging bewaakt de voortgang van de verschillende trajecten.

1.9. CAFAS

Het financiële administratiesysteem CAFAS is een stabiel en betrouwbaar systeem.

In een kwaliteitsbeleid zijn kaders en criteria vastgelegd voor de kwaliteit van dit systeem. In het afgelopen jaar is een onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van CAFAS op de doelmatigheid, de consistentie en de onderhoudbaarheid ervan. De conclusie is dat de kwaliteit over het algemeen goed is.

Voortbouwend op dit resultaat is onlangs een verkenning uitgevoerd naar het verwachte functioneren van CAFAS in de jaren tot en met 2001. De algemene verwachting is dat CAFAS zonder bijzondere inspanningen zal kunnen blijven voldoen aan de hoge eisen en verwachtingen die aan een centraal financieel administratiesysteem mogen worden gesteld. Zowel de invoering van de Euro als de zogenaamde millennium-problematiek kunnen in CAFAS goed worden opgevangen.

1.10. Opleidingen en ondersteuning

De directie FEZ ondersteunde het financieel beleid en beheer binnen SZW met een intern (FEZ) opleidingsprogramma. Naast methoden en technieken die FEZ daarbij aanreikte, vond ook gerichte uitleg plaats over bedoelingen en achtergrond van (comptabele) regelgeving en het departementaal uitvoeringsbeleid.

Het doel hiervan is de financieel-administratieve kennis bij medewerkers van de directies blijvend op een hoog niveau te houden.

2. Beleid gericht op de bestrijding van M&O

In deze paragraaf wordt het beleid dat SZW in 1996 voerde jegens de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O) toegelicht. In § 2.1 wordt daartoe nader ingegaan op de (inter)departementale coördinatie van het M&O-beleid. In § 2.2 en § 2.3 worden achtereenvolgens de ontwikkeling van het departementale M&O-beleid en de financiële effecten daarvan belicht. Specifieke activiteiten en bevindingen zijn opgenomen in de artikelsgewijze toelichting van de betreffende begrotingspost.

2.1. (Inter)departementale coördinatie van het M&O-beleid

Het beleid van SZW was er in 1996 op gericht om het misbruik en oneigenlijk gebruik van uitgaven, die ten laste van haar begroting komen, verder te verminderen. Dit op basis van de uitgangspunten die in 1993 zijn geformuleerd. De Departementale Commissie Misbruik en Oneigenlijk gebruik (DCMO) coördineert en bewaakt de uitvoering van de geformuleerde M&O-actiepunten. In de DCMO zijn de voor het M&O-beleid relevante directies van SZW vertegenwoordigd.

Interdepartementaal is het ministerie van SZW vertegenwoordigd in de (ambtelijk) Stuurgroep Fraudebestrijding. Deze Stuurgroep richt zich op de bestrijding van fraude in de fiscaliteit en de sociale zekerheid. De Stuurgroep rapporteerde in augustus 1996 over haar activiteiten aan de Ministeriële Commissie Fraudebestrijding.

2.2. De ontwikkeling van het M&O-beleid in 1996

Dit deel van de M&O-toelichting geeft een overzicht gegeven van de ontwikkeling van het M&O-beleid in 1996. De indeling van deze subparagraaf volgt de handhavingsketen:

A Regelgeving;

B Uitvoering en controle;

C Toezicht;

D Administratieve en strafrechtelijke handhaving.

Daarmee worden de afzonderlijke inspanningen, waarover soms separaat aan de Kamer is gerapporteerd (zie hierna), in deze keten gepositioneerd.

A Regelgeving

Instrumentarium bestrijding oneigenlijk gebruik

In december 1996 is een extern onderzoek naar oneigenlijk gebruik in de uitvoering van de Algemene bijstandswet gestart. Uitgangspunt in het onderzoek zijn praktijksituaties over de sollicitatieplicht, het vermogen en het inkomen. Voor deze aanpak is gekozen omdat de toekenningsbeslissing van de uitvoerende instantie het feitelijke resultaat is van het in de wet vastgelegde beleid. Via literatuuranalyse, interviews met betrokkenen en veldonderzoek (dossieronderzoek, observatie, gesprekken) wordt het onderwerp nader bestudeerd.

Het onderzoek zal zich tot medio 1997 uitstrekken. De bevindingen van het onderzoek worden gebruikt voor de ontwikkeling van een instrumentarium om oneigenlijk gebruik in de uitvoering van de bijstandswetten tegen te gaan. Daarnaast dienen de bevindingen een aanzet te geven voor de ontwikkeling van een wetgevingstoets over oneigenlijk gebruik.

Herziening kring der verzekerden voor de volksverzekeringen

Op 29 mei 1996 heeft de staatssecretaris van SZW, mede namens de minister van VWS, een beleidsnotitie naar de Kamer verzonden (Kamerstukken II 1995/96, 24 754). Hierin worden de kabinetsplannen uiteengezet voor een herbezinning van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 (KB 164). In de betreffende notitie wordt onder meer aandacht geschonken aan vereenvoudiging en verbetering van de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid van de regeling. Nadat het overleg met de Kamer heeft plaatsgevonden zal een AMvB aan de Raad van State worden aangeboden.

Beperking export van uitkeringen

Op 20 februari 1996 heeft de staatssecretaris een notitie naar de Kamer gezonden over de handhaving over de grens bij export van uitkeringen (Kamerstukken II 1995/96, 17 050 no. 199). Kernbegrippen in deze notitie zijn:

– de rechtmatige verstrekking van uitkeringen;

– de handhaafbaarheid en gelijke behandeling van uitkeringsgerechtigden in binnen- en buitenland.

Inmiddels is de voorbereiding van een wetsvoorstel dat daartoe strekt ter hand genomen. Verwacht wordt dat dit in 1997 voor advies naar de Raad van State kan worden gezonden. Gestreefd wordt naar invoering per 1 januari 1998.

Opdrachtgeversaansprakelijkheid loonconfectie

In oktober 1996 boden de minister van Justitie en de staatssecretarissen van SZW en Financiën aan de Kamer een wetsvoorstel aan tot uitbreiding van de ketenaansprakelijkheid in de confectiesector (Kamerstukken II 1996/97, 25 035). Opdrachtgevers en professionele inkopers in de confectiesector kunnen na aanvaarding aansprakelijk worden gesteld voor niet betaalde loonbelasting en sociale premies door het confectieatelier. Hiermede wordt premiefraude door malafide bedrijven tegengegaan.

B Uitvoering en controle

Regelgeving is M&O-gevoelig indien de verstrekking van uitkeringen en subsidies en/of het opleggen van heffingen gebaseerd is op van derden afkomstige gegevens. Bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik vindt hierdoor grotendeels plaats door de uitvoeringsorganisaties bij de uitvoering van de diverse wetten. De rol van SZW richt zich daarbij voornamelijk op het scheppen van het instrumentarium waarmee deze organisaties een fraudebeleid vorm kunnen geven. Dit onderdeel gaat nader in op de ontwikkelingen bij de gegevensuitwisseling (B1), de Regionale interdisciplinaire fraudeteams (B2) en op overige activiteiten (B3).

B1 Uitvoering en controle: gegevensuitwisseling

In het M&O-beleid gericht op de bijstandsregelingen en de sociale verzekeringen speelt verificatie van cliëntgegevens een belangrijke rol. In 1996 is voortgegaan met de ontsluiting van gegevensbestanden van derden voor de verificatiebehoeften van gemeenten en uitvoeringsinstellingen sociale verzekeringen. De voornaamste activiteiten met betrekking tot verbetering van de gegevensuitwisseling worden hierna toegelicht.

RINIS

Bij de uitbouw van het elektronische gegevensverkeer wordt uitgegaan van het RINIS-concept (Routeringsinstituut voor (inter-)nationale informatiestromen). Dit concept beoogt het toenemende gegevensverkeer tussen de verschillende sectoren van het publieke domein te structureren.

De verzekerdenadministraties van de uitvoeringsinstellingen sociale verzekeringen vormen de basisregistratie voor dienstverbanden en uitkeringsgegevens; de gemeenschappelijke verwijsindex (GVI) is het sectorale loket.

In 1996 is het RINIS-concept, dat oorspronkelijk door de uitvoeringsorganisatie is opgezet, ondergebracht in een stichting waarin de gebruikers van het RINIS-concept zitting hebben. Dit zijn op dit moment de SVb, het Lisv, het ministerie van Binnenlandse Zaken, de Belastingdienst en de Arbeidsvoorzieningsorganisatie.

Gemeenschappelijke verwijsindex (GVI)

In de GVI worden kerngegevens over lopende en beëindigde arbeidsverhoudingen geregistreerd. De GVI is daarmee een instrument tegen witte fraude en helpt bij een correcte premieheffing en uitkeringsverstrekking in het geval van samenloop van dienstverbanden.

In 1996 is in de Osv 1997 geregeld dat het beheer van de GVI wordt opgedragen aan een publiek orgaan: het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). Het Lisv zal in 1997 voorstellen doen voor de verstrekking van gegevens door de uitvoeringsinstellingen aan de GVI en de wijze waarop de uitvoeringsinstellingen de GVI in hun eigen processen gebruiken.

In onderdeel D2 van deze paragraaf zijn cijfers opgenomen over opgespoorde fraude door de GVI.

Inlichtingenbureau gemeenten (Ib)

In mei 1996 is het haalbaarheidsonderzoek afgerond naar de mogelijkheden voor de oprichting van een centraal inlichtingenbureau voor gemeenten. De opzet is dat dit inlichtingenbureau ten behoeve van de verificatietaak van gemeenten gegevens uitwisselt met de uitvoeringsinstellingen sociale verzekeringen, de Belastingdienst en de Informatiebeheergroep. Behalve de gegevensuitwisseling voor de rechtmatigheid zal het Ib ook faciliterend optreden bij het gestructureerde berichtenverkeer tussen gemeenten en bedrijfs-verenigingen/arbeidsvoorziening voor de arbeidsmarkttoegeleiding. Voorts is in 1996 onderzoek verricht naar de gegevensset waarover sociale diensten minimaal moeten kunnen beschikken ter voorkoming en ter bestrijding van fraude en welke eisen aan deze gegevens moeten worden gesteld. De uitkomsten van dit onderzoek zijn opgenomen in de rapportage van het haalbaarheidsonderzoek Ib. Vervolgens zijn tussen de VNG en SZW op hoofdlijnen afspraken gemaakt over de oprichting, vormgeving en financiering van een Ib en wordt gewerkt aan de opstelling van een operationeel plan; hetgeen in 1997 zal worden afgerond.

Daarna zullen tussen VNG, Divosa en SZW afspraken worden gemaakt over de financiering van, het toezicht op en de bestuurlijke-juridische positionering van het Ib. Vanaf begin 1998 kunnen de gemeenten gefaseerd worden aangesloten op het Ib.

Gegevensuitwisseling met de Nederlandse Antillen en Aruba

Om gegevensuitwisseling met de Nederlandse Antillen en Aruba mogelijk te maken is eind september 1996 een protocol tussen de regeringen van de Nederlandse Antillen, Aruba en Nederland ondertekend. In aansluiting hierop is een begin gemaakt met de opstelling van de desbetreffende wetgeving in de Nederlandse-Antillen, Aruba en Nederland. In de tussentijd wordt vanaf 1 maart 1997 een pilot gestart tussen het eilandgebied Curaçao en de gemeente Apeldoorn, als intermediair voor alle Nederlandse gemeenten. SZW bevordert de totstandkoming van deze pilot. Daarbij wordt voor de bescherming van persoonsgegevens gewerkt met het vragen van een machtiging van de desbetreffende cliënten.

Verificatie Informatie Systeem

In een viertal gemeenten zijn vanaf eind 1995 tot en met juni 1996 proefopstellingen geplaatst van het Verificatie Informatie Systeem (VIS). Het VIS is een samenwerkingsverband tussen de Centrale Recherche Informatiedienst (CRI) en de Stichting Bureau Kredietregistratie (BKR) in Tiel. De proefopstellingen hebben aangetoond dat slechts in enkele gevallen door cliënten een document wordt aangeboden, dat in het VIS is opgenomen. De toetsing aan het VIS is hierdoor van marginaal belang in de controle op identiteitsbepalende persoonsgegevens.

B2 Uitvoering en controle: Regionale interdisciplinaire fraudeteams

Regionale interdisciplinaire fraudeteams (Rif's)

In april 1996 heeft op grond van het evaluatie-rapport over de werking van de Rif's uitbreiding van de vier bestaande Rif's plaatsgevonden met het Rif Twente. Vooralsnog op experimentele basis voor een periode van drie jaar. In 1997 zullen de Rif's opnieuw worden geëvalueerd.

Het kabinet heeft in maart 1996 het ministerie van SZW de coördinatie van preventie-aanbevelingen met een landelijke reikwijdte opgedragen. Preventieaanbevelingen gericht op uitvoeringsinstellingen, gemeenten of branches moeten door de betreffende instanties zelf opgepakt worden. SZW rapporteert over de voortgang van de implementatie van preventieaanbevelingen via de reguliere rapportage van de interdepartementale Stuurgroep Fraudebestrijding aan de Ministeriële Commissie Fraudebestrijding. Vanuit deze rol heeft SZW in 1996 een aantal preventiebijeenkomsten met branches, uitvoeringsinstellingen en departementen georganiseerd naar aanleiding van 5 Rif-preventie-rapporten. Het gaat om de projecten «Visverwerkende bedrijven», «Markten» en «Taxi's». Om de informatie uit de Rif-projecten gestructureerd toegankelijk te maken voor gemeenten en andere belangstellenden heeft SZW in 1996 aan de VNG een subsidie verleend om hiervoor een databank op te zetten.

De VNG beheert de databank en draagt zorg dat elk geaccordeerd Rif-preventierapport toegankelijk wordt gemaakt voor opname in de databank. Dit geschiedt in overleg met de betrokken Rif's. Vooralsnog wordt uitgegaan van 12 Rif-rapporten per jaar. Opname in de databank kan alleen plaatsvinden als de Rif-stuurgroep het preventierapport accordeert en een preventievervolg wordt ingezet. De databank zal in het tweede kwartaal van 1997 operationeel worden.

De Rif's hebben in de periode 1995–1996 tien projecten afgerond. Deze zijn:

Rif AmsterdamTaxiproject
 Marktproject
 Woningbemiddelingsbureaus
Rif RotterdamTaxiproject
 Havenproject
Rif Den HaagVisproject
 Project Grootschalige Evenementen
Rif UtrechtMarktproject
 Autorijscholenproject
 Project Standbouw

De materiële opbrengst is op dit moment slechts in beperkte mate bekend omdat de natrajecten door de betreffende organisaties (niet de Rif's) niet altijd zijn afgehandeld. Van de projecten die wel volledig zijn afgehandeld blijken de taxi-projecten het meest te hebben opgebracht.

De geraamde bedragen (schatting op jaarbasis) voor het Amsterdamse en het Rotterdamse taxi-project zijn: f 16 miljoen resp. f 14,5 aan opgelegde belastingaanslagen en premienaheffingen, f 2 resp. f 1,2 miljoen aan terugvorderingen wegens uitkeringsfraude en f 4 resp. f 0,1 miljoen aan besparingen wegens het stoppen of verlagen van uitkeringen.

De opbrengsten van de marktprojecten in Amsterdam en Utrecht bedragen in totaal f 2,5 resp. f 1,2 miljoen. Voorts wordt als gevolg van de Rif-projecten binnen de onderzochte branches waargenomen dat op markten bepaalde standhouders zijn verdwenen, en dat bij de Belastingdienst en de bedrijfsvereniging meer personeel wordt aangemeld.

B3 Uitvoering en controle: overige activiteiten

Poortwachtersonderzoek

Eind 1995 is een onderzoek gestart naar het handelen van maatschappelijk werkers/loketfunctionarissen in hun contacten met cliënten in relatie tot het rechtmatig verkrijgen van overheidsprestaties. Het onderzoek richt zich op de werking en verbetering van de poortwachtersfunctie van de gemeentelijke loketfunctio-narissen. Het onderzoek maakt deel uit van de evaluatie van de Abw. Het onderzoek is in mei 1996 gestart; afronding wordt medio 1997 verwacht.

De Arbeidsvoorzieningsorganisatie

In 1996 zijn binnen de Arbeidsvoorzieningsorganisatie structurele voorzieningen getroffen inzake het tegengaan van M&O. In de eerste plaats is het beleid ter voorkoming van M&O expliciet onderdeel geworden van het financieel beheer. In het Financieel Beheersreglement is hiertoe een bepaling opgenomen, die verder is uitgewerkt in het Financieel Economisch Handboek.

Ten tweede is binnen de Arbeidsvoorzieningsorganisatie een zogeheten toetsingscommissie M&O ingesteld die alle concept-regelingen van CBA of RBA toetst op M&O-aspecten.

Vanaf 1997 is de nieuwe Arbeidsvoorzieningswet van kracht. Een nieuw instrument dat in het kader van het M&O-beleid kan worden ingezet is de bevoegdheid van het CBA regels te stellen waaraan regelingen van de RBA's moeten voldoen.

C Toezicht

In dit onderdeel worden binnen het ministerieel toezicht 4 categorieën onderscheiden:

– het toezicht op de sociale verzekeringen (C1);

– het toezicht op de gemeentelijke regelingen (C2),

– het toezicht op het CBA (C3),

– het eerstelijnstoezicht door de Arbeidsinspectie op illegale tewerkstelling (C4).

C1 Toezicht op de sociale verzekeringen

Het toezicht op de uitvoering van de werknemers- en volksverzekeringen door de bedrijfsverenigingen, de uitvoeringsinstellingen (UVI's), het Tica en de Sociale Verzekeringsbank (SVb) wordt uitgeoefend door het College van Toezicht sociale verzekeringen (Ctsv). Op grond van de Organisatiewet sociale verzekeringen (OSV) en de Regeling rechtmatigheid (Rr) moet het Ctsv jaarlijks voor 1 november een rechtmatigheids-verklaring inzake de uitvoering over het voorgaande jaar van iedere sociale verzekeringswet aan de minister van SZW aanbieden.

SZW beoordeelt de producten van het Ctsv vanuit de in 1995 ontwikkelde toezichtsfilosofie. De concrete uitwerking van deze filosofie is neergelegd in het toezichtsplan dat voor de komende jaren richtsnoer is voor de toezichtsactiviteiten van SZW respectievelijk de toezichtsproducten van het Ctsv. Het toezicht op de bestrijding van misbruik maakt onderdeel uit van het toezicht op de rechtmatige wetsuitvoering. Het Ctsv is daarnaast verzocht specifiek te rapporteren over vormen van oneigenlijk gebruik.

Het toezicht van SZW op het Ctsv

Belangrijke documenten voor het toezicht van SZW op het Ctsv inzake de fraudebestrijding zijn het activiteitenplan en de rechtmatigheidsverklaringen van het Ctsv. In 1996 heeft SZW zich een oordeel gevormd over de kwaliteit van het rechtmatigheidsonderzoek zoals het Ctsv dat over 1994 verrichtte.

Het Ctsv gaf destijds over de uitvoering van de volksverzekeringen een verklaring met beperkingen. Bij de uitvoering van de werknemersverzekeringen heeft het Ctsv geen verklaringen afgegeven, onder meer vanwege onderzoekstechnische problemen.

Geconstateerd werd dat het Ctsv afdoende maatregelen heeft getroffen om de uitvoeringsorganisatie bij te sturen. Het Ctsv heeft op verzoek van SZW bij het rechtmatigheidsonderzoek 1995 gerapporteerd over de oorzaken van de tekortkomingen in de uitvoering van de sociale verzekeringen en de resultaten van de getroffen maatregelen. Een definitief oordeel over de kwaliteit van het rechtmatigheidsonderzoek van het Ctsv over 1995 kan eerst worden gegeven na afronding van de reviewwerkzaamheden bij het Ctsv door de Accountantsdienst SZW.

Handhavingsbeleidsplannen

Iedere uitvoeringsinstelling dient over de opzet van het handhavingsbeleid jaarlijks een handhavings-beleidsplan op te stellen, waarin aandacht besteed wordt aan de onderwerpen: preventie, controle, opsporing en afdoening. Het Ctsv beoordeelt deze handhavingsbeleidsplannen op volledigheid en toereikendheid.

Over de opzet van het handhavingsbeleid door de uitvoeringsinstellingen voor 1996 heeft het Ctsv geconstateerd1 dat:

– in zijn algemeenheid bij de uitvoeringsinstellingen een opgaande lijn ten opzichte van 1995 is te constateren;

– twee bedrijfsverenigingen geen beleidsplan hebben opgesteld;

– vijf bedrijfsverenigingen niet of niet geheel aan de voorwaarden voldoen die het Ctsv heeft gesteld;

– elf bedrijfsverenigingen en de SVb wel geheel aan deze voorwaarden voldoen.

De rechtsopvolger van de bedrijfsverenigingen, het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv), is inmiddels aangesproken op de tekortkomingen van de betreffende bedrijfsverenigingen.

Rechtmatigheidsverklaringen 1995

Het Ctsv heeft conform de Regeling rechtmatigheid voor 1 november 1996 een rechtmatigheidsverklaring afgegeven over de uitvoering van de volksverzekeringen over 1995. In deze verklaring is de werking van het handhavingsbeleid betrokken. Het Ctsv heeft over 1995 voor het eerst een rechtmatigheidsverklaring afgegeven over de uitvoering van de werknemersverzekeringen. Daarin geeft het Ctsv aan dat zij over de werking van het handhavingsbeleid over deze categorie verzekeringen zich geen oordeel heeft kunnen vormen. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt omdat de uitvoeringsinstellingen nog onvoldoende gevolg hebben gegeven aan de eisen die voortvloeien uit het controleprotocol. Tussen het Ctsv en de uitvoeringsinstellingen zijn inmiddels afspraken gemaakt over de noodzakelijk aan te brengen verbeteringen. Het Ctsv zal in 1997 in een afzonderlijke rapportage een oordeel geven over de uitvoering van het handhavingsbeleid door de uitvoeringsinstellingen in 1996.

De belangrijkste conclusies van het Ctsv met betrekking tot de handhaving van de verschillende sociale verzekeringswetten 1995 worden hierna weergegeven.

I Volksverzekeringen

Algemene Ouderdomswet (AOW)

Belangrijke M&O-gevoelige elementen in de AOW zijn:

– de hoogte van het inkomen;

– het al dan niet samenwonen;

– het in leven zijn van in het buitenland woonachtige uitkeringsgerechtigden; de vaststelling van het verzekeringstijdvak.

Het Ctsv constateerde dat de uit het SVb-beleidsplan handhaving voortvloeiende activiteiten, alsmede de uitvoering van specifieke onderzoeken een belangrijke bijdrage leveren aan de rechtmatige uitvoering van de AOW. De M&O-activiteiten van de SVb zijn hierdoor als toereikend aangemerkt.

De SVb heeft in 1995 en 1996 in samenwerking met de Belastingdienst specifieke onderzoeken inzake de inkomensafhankelijke toeslag en de samenlevingsvorm verricht. Daarbij is gebleken dat voor f 4,6 miljoen respectievelijk f 19 miljoen ten onrechte is uitgekeerd.

Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW)

Belangrijke M&O-gevoelige elementen in de AWW zijn:

– het in leven zijn van in het buitenland woonachtige uitkeringsgerechtigden;

– de vaststelling van het verzekeringstijdvak.

Het Ctsv constateerde dat de uit het SVb-beleidsplan handhaving voortvloeiende activiteiten, alsmede de uitvoering van specifieke fraudeonderzoeken een belangrijke bijdrage leveren aan de rechtmatige uitvoering van de AWW. De M&O-activiteiten van de SVb zijn hierdoor als toereikend aangemerkt.

Algemene Kinderbijslagwet (AKW)

Belangrijke M&O-gevoelige elementen in de AKW zijn:

– de verzekeringsplicht op peildatum;

– het woonachtig zijn in Nederland;

– de hoogte van de onderhoudsbijdrage;

– de betrouwbaarheid van buitenlandse brondocumenten;

– de verificatiemogelijkheden in niet-verdragslanden;

– de vaststelling van studie; werkloosheid; arbeidsongeschiktheid; danwel het verzorgen van de huishouding.

Het Ctsv constateerde dat de uit het SVb-beleidsplan handhaving voortvloeiende activiteiten, alsmede de uitvoering van specifieke fraudeonderzoeken een belangrijke bijdrage leveren aan de rechtmatige uitvoering van de AKW. De M&O-activiteiten van de SVb zijn hierdoor als toereikend aangemerkt.

De SVb heeft in 1996 een specifiek onderzoek inzake de verzekeringsplicht verricht met als resultaat dat ruim 600 uitkeringen konden worden beëindigd. De vigerende richtlijn is aangescherpt met als gevolg dat bepaalde categorieën werknemers eens per kwartaal moeten kunnen aantonen dat zij verzekerd zijn.

Met attachés wordt in het buitenland onderzoek ter plaatse verricht naar uitkeringsrelevante gegevens.

II Werknemersverzekeringen

Het Ctsv heeft zich bij het rechtmatigheidsonderzoek 1995 van de werknemersverzekeringen geen ooordeel kunnen vormen over de toereikendheid van het beleid inzake de bestrijding van misbruik. Dit werd veroorzaakt door de uitvoeringsinstanties die in 1995 onvoldoende gevolg hebben gegeven aan het controleprotocol van het Ctsv. In dit protocol zijn de eisen die de Regeling rechtmatigheid aan het Ctsv stelt over misbruik doorvertaald in hetgeen het Ctsv verlangt van de uitvoeringsinstellingen. Gezien de complexiteit van de materie en de beperkt aanwezige menskracht en tijd heeft het Ctsv geen aanvullende controlewerkzaamheden kunnen uitvoeren om zich zelfstandig een afgerond oordeel te vormen over deze materie. Het Ctsv beschouwt de naleving van het controleprotocol in 1995 als een ervarings- en overgangsjaar. Het Ctsv heeft naar aanleiding van het rechtmatigheidsonderzoek 1994 met de bedrijfsverenigingen afspraken gemaakt over het op peil brengen van de kwaliteit van de wetsuitvoering. De verbeterplannen zijn in de eerste maanden van 1996 door het Ctsv ontvangen en beoordeeld. Op een aantal punten bleken deze plannen, vanwege een onvoldoende analyse van de fouten en tekortkomingen, niet te voldoen de daaraan te stellen eisen. Het Ctsv heeft zijn oordeel vervolgens aan de bedrijfsverenigingen kenbaar gemaakt en hen verzocht de plannen aan te passen. Het Ctsv heeft de bedrijfsverenigingen opgedragen om twee maal per jaar te rapporteren over de resultaten van de verbeterplannen. Uit de sedertdien ontvangen voortgangsinformatie concludeert het Ctsv dat het controleprotocol onverkort zal worden nageleefd. Volgens een aantal uitvoeringsinstellingen zal de foutenfractie zich in 1996 beneden de rechtmatigheidsnorm van 1% bevinden.

Werkloosheidswet (WW)

Het Ctsv constateert bij de uitvoering van de WW dat de uitvoeringsinstellingen geen integrale analyse van misbruikrisico's hebben opgesteld en de getroffen maatregelen en de resterende onzekerheden inzake misbruik niet voldoende hebben toegelicht. Het Ctsv maakt in het rapport daarom een voorbehoud inzake M&O. Uit het rapport van het Ctsv blijkt dat de meeste bedrijfsverenigingen een sanctiebeleid hebben geïmplementeerd.

Het Ctsv heeft de onrechtmatigheid van de uitkeringslasten in 1995 becijferd op 1,76%. Dat is hoger dan de norm voor goedkeuring van 1%.

Ziektewet (ZW)

Het Ctsv constateert bij de uitvoering van de ZW dat de uitvoeringsinstellingen geen integrale analyse van misbruikrisico's hebben opgesteld en de getroffen maatregelen en de resterende onzekerheden inzake misbruik niet voldoende hebben toegelicht. Het Ctsv maakt in het rapport daarom een voorbehoud inzake M&O. Uit het rapport van het Ctsv blijkt dat de meeste bedrijfsverenigingen een sanctiebeleid hebben geïmplementeerd.

De onrechtmatigheid van de uitkeringslasten bedraagt in 1995 1,66% van de totale uitkeringslast. Dat is hoger dan de norm voor goedkeuring van 1%.

Arbeidsongeschiktheidsregelingen AAW/WAO

Het Ctsv constateert bij de uitvoering van de AAW/WAO dat de uitvoeringsinstellingen geen integrale analyse van misbruikrisico's hebben opgesteld en de getroffen maatregelen en de resterende onzekerheden inzake misbruik niet voldoende hebben toegelicht. Het Ctsv maakt in het rapport daarom een voorbehoud inzake M&O. Uit het rapport van het Ctsv blijkt dat de meeste bedrijfsverenigingen een sanctiebeleid hebben geïmplementeerd. De onrechtmatigheid van de AAW/WAO-uitkeringslasten in 1995 bedraagt 0,41% en blijft hiermee binnen de norm voor goedkeuring van 1%.

Toeslagenwet (TW)

Het Ctsv constateert bij de uitvoering van de TW dat de uitvoeringsinstellingen geen integrale analyse van misbruikrisico's hebben opgesteld en de getroffen maatregelen en de resterende onzekerheden inzake misbruik niet voldoende hebben toegelicht. Het Ctsv maakt in het rapport daarom een voorbehoud inzake M&O. Uit het rapport van het Ctsv blijkt dat de meeste bedrijfsverenigingen een sanctiebeleid hebben geïmplementeerd. Het Ctsv constateert dat de doorwerkende fouten in de moederwetten van beperkte betekenis zijn, en dat de percentages fouten en onzekerheden bij de TW met name een gevolg zijn van onvolkomenheden in de uitvoering van de TW. Het Ctsv becijfert de onrechtmatigheid van de uitkeringslasten op 3,16% van de totale uitkeringslast en dat is hoger dan de grens voor afkeuring van 3%. Het Ctsv heeft hierdoor een negatief oordeel over de rechtmatigheid van de uitgaven inzake de TW.

De uitvoering van de begrotingsgefinancierde regelingen als de AKW en de TW wordt overigens in deze verantwoording nog uitgebreid beschreven bij de artikelsgewijze toelichtingen.

Specifiek onderzoek collecterende functie

Het Ctsv heeft in 1995 en 1996 een specifiek onderzoek gedaan naar drie elementen van de collecterende functie:

– ledenregistratie;

– incasso;

– looncontrole.

Daarbij constateert het Ctsv1 dat – in vergelijking tot de inspanningen op het gebied van de distribuerende functie – de collecterende functie als geheel in het beleid beperkte aandacht krijgt. De beleidsplannen van de bedrijfsverenigingen bevatten slechts in beperkte mate taakstellende doelen voor dit primaire proces. De aansluiting tussen het beleids(bestuurs-)niveau en de operationele uitvoering vindt vaak plaats aan de hand van de individuele gevalsbehandeling. Overigens is het handhavingsbeleid binnen de collecterende functie over het algemeen wel goed ontwikkeld en geëxpliciteerd.

Het Ctsv constateert dat de mate waarin structureel gebruik wordt gemaakt van gegevens van de Kamers van Koophandel (KvK), Belastingdienst en actoren, die in de specifieke branches actief zijn, kan worden geintensiveerd. Het Ctsv verwacht daarbij dat het Lisv in de toekomst bij zijn opdrachtverlening aandacht zal schenken aan het volledig houden van de ledenregistraties. Daarbij kan uitwisseling tussen UVI's onderling van ervaringen met gegevensuitwisseling, de daadwerkelijke uitwisseling bespoedigen. Het Ctsv ziet vooral bij de onderhandelingen met de KvK's en de Belastingdienst een coördinerende rol van het Lisv ten aanzien van het SV-domein.

Het Ctsv acht het wenselijk dat de opdrachtgever bij de onderhandelingen over de administratie-overeenkomsten een incassoresultaat bedingt van de UVI's waarbij de volledigheid en tijdigheid van incasso is genormeerd. Deze verplichting dient de UVI's te stimuleren de incasso met een hoge frequentie gedurende het jaar en met een hoge snelheid te laten plaatsvinden. Bij de looncontrole blijkt dat de BV'en geen van allen een beleid hebben dat aansluit op de daartoe geldende circulaire en dat de BV'en de eigen planning niet halen. Hierbij speelt op de achtergrond echter mee een discussie over risico-analyse in de looncontroles. Het instrument looncontrole zou zo doeltreffend en efficient mogelijk moeten worden ingezet, onder de voorwaarde dat de juistheid en de volledigheid van de premie-opbrengsten optimaal is en voldoet aan de eis van rechtmatigheid Het Ctsv geeft dan ook aan het Lisv mee, om te bezien of in afstemming met SZW niet een nieuw beleidskader voor looncontrole kan worden geformuleerd. Daarbij dient dan ook betrokken te worden de nadere afstemming van controledoelen door de UVI's en de Belastingdienst, zodat de samenwerking de gewenste invulling kan krijgen.

C2 Toezicht op de gemeentelijke regelingen

Rechtmatigheidsonderzoek

Het ministerieel toezicht op het in medebewind uitvoeren van sociale voorzieningen (Abw, Ioaw, Ioaz, RBB, JWG) voeren de rijksconsulenten sociale zekerheid uit. De in 1996 verkregen onderzoeksresultaten worden gebruikt voor vaststelling van de rijksvergoeding over het onderzochte dienstjaar. Deze vaststelling zal in 1997 plaatsvinden. De onderzoeksresultaten worden tevens gebruikt voor bijsturing van de uitvoeringspraktijk door overleg met en beïnvloeding van het verantwoordelijke gemeentebestuur. Dit kan uiteindelijk leiden tot een correctie op de rijksvergoeding wanneer sprake is van gecontinueerd onjuist gemeentelijk beleid en/of uitvoering (= maatregelenbeleid). De resultaten van dit toezicht in termen van rechtmatigheid c.q. getroffen maatregelen zijn weergegeven in de betreffende artikelsgewijze toelichtingen.

Actueel onderzoek

Naast het repressieve rechtmatigheidsonderzoek vindt actueel onderzoek plaats waarbij per gemeente een beeld wordt gevormd over de aanwezigheid van risicos over de handhaving.

In 1996 is op deze wijze een beeld gevormd over de wetselementen: beleidsplannen, toeslagenverordeningen en herbeoordelingen. De hoofdlijnen van de toezichtsbevindingen worden hierna weergegeven.

* Beleidsplannen

Bij alle gemeenten is het beleidsplan 1996 onderzocht op de aanwezigheid van de wettelijk verplichte elementen. Daarnaast is bij 100 gemeenten een kwalitatieve beoordeling gemaakt.

Geconstateerd werd dat:

– bij ruim 70 procent van de gemeenten het beleidsplan niet geheel volledig is gezien de wettelijk voorgeschreven vereisten. Met name het onderdeel samenwerking met Arbvo is zeer beperkt beschreven;

– er is sprake van een beperkte analyse van de lokale problematiek; er komen weinig meetbare doelstellingen voor;

– keuzes inzake de opzet van elementen als verificatie en gegevensuitwisseling moeilijk traceerbaar zijn;

– de beleidsplannen 1996 duidelijk producten zijn geweest van «pionieren» en uitvinden; het ambitienivo ligt niet hoog.

* Toeslagenverordeningen

Bij alle gemeenten is onderzoek verricht naar de inhoud van het toeslagen- en verlagingenbeleid in de eerste helft van 1996. Vervolgens heeft een meer inhoudelijke analyse plaatsgevonden bij 150 gemeenten.

Geconstateerd werd dat:

– gemeenten zichtbaar kiezen voor handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van verordeningen;

– aanzienlijke verschillen tussen gemeenten bestaan in de uitwerking van specifieke elementen van het toeslagenbeleid;

– de meeste gemeenten voor woningdeling de oude uitkeringshoogte voor woningdelers (60%-norm) handhaven.

Daarnaast blijken er in allerlei varianten specifieke situaties waarin afwijkende toeslagen of verlagingen gelden. Bijvoorbeeld:

– voor ouders met inwonende weinig verdienende kinderen blijken gemeenten uiteenlopende definities te hanteren van de begrippen «kind» en «weinig verdienend»;

– alleenwonenden of woningdelende jongeren van 21 en 22 jaar krijgen in de meeste gemeenten een lagere uitkering (meestal 10%) dan ouderen in dezelfde situatie.

In bijna de helft van de gemeenten is er geen lagere norm voor schoolverlaters.

* Herbeoordelingen

In 174 gemeenten heeft onderzoek plaastgevonden naar de stand van de herbeoordelingen van het oude Abw-bestand (peildata: 1 september, 1 november en 31 december 1996). Vooralsnog is alleen gekeken of de kwantitatieve vereisten zijn gehaald.

Geconstateerd werd dat:

– circa 50% van de gemeenten, die uitstel hadden gevraagd, op 1 september meer dan de helft van het oude bestand hadden herbeoordeeld. Gemeenten die geen uitstel hadden gevraagd waren gemiddeld verder: Ongeveer 20% moet nog meer dan de helft van het bestand herbeoordelen;

– vrijwel alle gemeenten hebben aangegeven de voor hen geldende datum te halen;

– de meting op 1 november het positieve beeld van september onderstreept. De tempoversnelling die in nogal wat gemeenten nodig was, werd meestal gerealiseerd;

– de feitelijke situatie bij de risicovolle «niet-uitstel-gemeenten» op 31 december 1996 eveneens positief was. Slechts 2 gemeenten hiervan hebben een verbetertraject moeten aanvragen.

De onderzoeksbevindingen worden ondergebracht in het repressieve onderzoek over het jaar 1996 dat in 1997 bij daartoe geïndiceerde gemeenten wordt verricht.

Risico-analysemodel

Eind 1996 is het externe onderzoek van start gegaan gericht op de mogelijkheden en ontwikkeling van een model voor risico-selectie en -analyse voor een zo gericht mogelijke inzet van het toezicht op de Abw-uitvoering. Rond april 1997 zal het model worden opgeleverd. Hierdoor kan het toezicht in combinatie met de cijfermatige kengetallen tot een scherpere risicobepaling van de Abw-uitvoering komen, waardoor een hogere efficiëncy van de inzet van toezicht bereikt kan worden.

Ontwikkeling modulair (repressief) onderzoek

In aansluiting op de activiteiten die zijn gericht op een betere risicodetectie en -selectie is in 1996 gewerkt aan de ontwikkeling van een meer op maat gesneden onderzoeksinstrument. Dit systeem bestaat uit een zevental afzonderlijk dan wel in combinatie toe te passen modules die betrekking hebben op onder meer:

– het gemeentelijk beleid;

– het recht op uitkering;

– de kwaliteit van het (gemeentelijk) onderzoek;

– het opleggen en handhaven van verplichtingen van uitkeringsgerechtigden;

– debiteuren.

Op basis van specifieke risicos kan de rijksconsulent aan de hand van de modules een of meerdere aspecten in een gemeente onderzoeken. Hierdoor kan het onderzoeksinstrument gerichter en dus ook minder belastend worden toegepast. Het systeem is inmiddels getest en operationeel. Het wordt voor het eerst in 1997 ingezet voor onderzoek op de uitvoering in het jaar 1996.

Overige aspecten zoals aandacht voor het hanteren door gemeenten van belastingsignalen bij de verificatie van cliëntgegevens, andere aandachtspunten uit de M&O-circulaire van juli 1995, zijn geïntegreerd in het repressieve onderzoek op de uitvoering.

M&O-monitor

In 1996 monitorde SZW de fraudebestrijding in 1995. De analyses zullen in het tweede kwartaal 1997 leiden tot een landelijke rapportage. Tevens is het monitorinstrument voor het jaar 1996 in overleg met de VNG, Divosa en het OM ontwikkeld. De benodigde waarnemingen voor 1996 zijn eind 1996/begin 1997 verricht en leiden ultimo 1997 tot een rapportage. Voorts is in 1996 een specifiek onderzoek uitgevoerd of het Openbaar Ministerie fraude-aangiften van gemeenten seponeert omdat zou moeten worden gevreesd voor niet-ontvankelijk verklaring door de rechter. Dit wegens te late aanreiking door gemeenten indien deze aangiften tot rechtzaken zouden worden verheven. Uit een steekproefonderzoek onder 25 grotere gemeenten is hiervan echter niets gebleken. Seponeringen blijken nagenoeg alle plaats te vinden op andere gronden. Gemeenten blijken fraudeaangiften – soms met veel inspanning – af te doen binnen de gestelde grenzen.

Maatregelenbeleid Abw

De Abw geeft het gemeentebestuur een grotere verantwoordelijkheid en beleidsruimte voor invulling van een gemeentelijk Abw-beleid en uitvoering. In relatie daartoe is in het najaar van 1996 door SZW een aangepast vaststellings- en maatregelbeleid geformuleerd en aan de gemeentebesturen kenbaar gemaakt. In het nieuwe maatregelenbeleid zijn naast het niet vergoeden van uitgaven tevens prikkels opgenomen voor gemeenten om structureel uitvoeringsgebreken op te heffen. De resultaten van het vaststellingsproces en de opgelegde maatregelen zijn in de betreffende artikelsgewijze toelichtingen opgenomen.

C3 Toezicht op het CBA

Het toezicht dat in 1996 is uitgeoefend op de Arbeidsvoorzieningsorganisatie op fraudebetrijding is gericht geweest op:

– de uitvoering van wet- en regelgeving door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie;

– de jaarstukken van het CBA;

– de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds.

Wet- en regelgeving

In 1996 is gestart met de invulling van het toezicht op grond van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 die per 1 januari 1997 is ingevoerd. Daarvoor is een toezichtsplan opgesteld, waarin zijn opgenomen:

– de uitgangspunten bij het toezicht;

– de wijze waarop toezicht gehouden zal worden;

– de concrete toezichtsactiviteiten voor 1997.

Jaarstukken van het CBA

Begin 1996 is op basis van de uitkomsten van het review van de departementale accountantsdienst een eindoordeel over de jaarstukken 1994 van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie gevormd. Geconstateerd werd dat de toegezegde verbeteringen in de begrotingsuitvoering (onder andere invoering handhavingsbeleid) zijn gerealiseerd. De beoordeling van de jaarstukken 1995 is nog niet afgerond.

Europees Sociaal Fonds

Medio 1996 is het CBA verzocht een plan van aanpak op te stellen ter verbetering van de uitvoering van Nederlandse projecten die met gelden van het ESF worden gefinancierd. Daarbij ging het onder meer om:

– verbetering van de landelijke aansturing;

– de interne controle;

– de accountantscontrole bij de projecten.

Eind 1996 werd een uitgewerkt plan van aanpak van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie ontvangen. De implementatie van dit plan zal in 1997 plaatsvinden.

C4 Toezicht Arbeidsinspectie op illegale tewerkstelling

Als aparte vorm van toezicht worden in deze M&O-paragraaf de opsporingsactiviteiten in 1996 van de Arbeidsinspectiedienst (AI) belicht.

Opsporingsactiviteiten

Inspecties/opsporingsonderzoeken van de AI inzake illegale tewerkstellingen vinden plaats omdat voor illegaal tewerkgestelde werknemers niet of nauwelijks wordt voldaan aan de verplichtingen jegens de Belastingdienst en de bedrijfsverenigingen. Ditzelfde geldt voor door koppelbazen tewerkgestelde arbeidskrachten. De AI verricht daartoe opsporingstaken op grond van de Arbeidsvoorzieningswet. Met het schrappen van het vergunningstelsel voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten zal deze taak van de Arbeidsinspectie ophouden te bestaan. Om deze taken gestructureerd en efficiënt te kunnen uitoefenen is een samenwerkingsconvenant afgesloten tussen de Arbeidsinspectie, de Belastingdienst en het Tica. In het voorjaar van 1996 is vervolgens de gegevensuitwisseling volgens dit convenant geïmplementeerd.

Bij de bestrijding van illegale tewerkstelling zijn naar aanleiding van de gegevensverstrekking van de AI aan Belastingdienst en Bedrijfsvereniging door deze instanties navorderingsacties ingesteld.

Voor zover thans teruggemeld is door de Belastingdienst en de bedrijfsverenigingen is in 1996 voor een bedrag van f 2 740 643,– aan loonheffingsaanslagen en f 175 464,– aan premieheffingen opgelegd. Daarnaast heeft de verstrekking van de signalen van de AI aan de convenantspartners geleid tot een aantal administratieve acties bij deze instanties als de melding bedrijfsvereniging, opname in werkgeversbestand etc.

De AI zet de gefaseerde personeelsuitbreiding (1993–1996) hoofdzakelijk in bij opsporingsactiviteiten. Dit zal voor de jaren na 1996 een verdere toename van het aantal fraudesignalen tot gevolg hebben.

D Administratieve en strafrechtelijke handhaving

Bij dit onderdeel wordt ingegaan op het in 1996 door SZW gevoerde beleid (D1), alsmede op de afhandeling van geconstateerde fraude in de periode 1991–1995.

D1 Beleidsactiviteiten

Wet Boeten, maatregelingen, etc.

De Wet boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid is op 25 april 1996 in het Staatsblad gepubliceerd (Stb. 1996, 248). Behalve de introductie van de administratieve boete bij overtreding van de inlichtingenplicht en een scherper sanctieregime (maatregelen) voor de uitkeringsgerechtigden bij het niet voldoen aan bepaalde verplichtingen, wordt met deze wet de feitelijke invordering van ten onrechte uitbetaalde uitkeringen vereenvoudigd. Op grond van deze wet zijn met betrekking tot bijstandsregelingen twee AMvB's opgesteld:

– het Maatregelenbesluit Abw, Ioaw en Ioaz van 19 juni 1996 (Stb. 1996, 360);

– het Besluit tarieven administratieve boeten Abw, Ioaw en Ioaz van 2 juli 1996 (Stb. 1996, 415).

Per 1 augustus 1996 is de wet voor de sociale verzekeringen in werking getreden. De invoering van de wet voor het gemeentelijk domein zal plaatsvinden op 1 juli 1997.

Richtlijn afhandeling uitkerings-en premiefraude

De evaluatie van de richtlijn van april 1993 voor de afhandeling van uitkeringsfraude is in maart 1996 afgerond. Het evaluatierapport is, tegelijk met de evaluatie van de richtlijn voor fiscale fraude, medio 1996 aan beide Kamers aangeboden.

Een interdepartementale werkgroep van Justitie(OM)/SZW/Fin/Belastingdienst heeft in het najaar 1996 voorstellen gedaan voor een aanpassing van de Richtlijn afhandeling uitkerings- en premiefraude in verband met de inwerkingtreding van de Wet Boeten. De aangiftedrempel blijft vooralsnog op f 6 000,– gehandhaafd. Het College van Procureurs-Generaal stelde de richtlijn op 20 november 1996 vast. De minister van Justitie accordeerde het op 4 december 1996. De Richtlijn is vervolgens in 1997 gepubliceerd in de Staatscourant (Stscr.1997, nr. 12) en aangeboden aan de Voorzitter van de Tweede Kamer.

De uitvoeringsorganen sociale zekerheid (SVb, Lisv) en de VNG wensen voorafgaand aan een verhoging van de aangiftedrempel een evaluatie van werking van de Wet Boeten. Deze evaluatie zal medio 1998 worden afgerond. Op grond van de werking van de Wet Boeten kan dan worden bezien of de voorgenomen verhoging van de aangiftedrempel tot f 12 000,– – ter harmonisatie met de richtlijn voor de afdoening van fiscale fraude – zal leiden tot onwenselijke effecten. Hierdoor zal harmonisatie van de frauderichtlijnen niet vóór 1 januari 1999 plaatsvinden.

D2 Afhandeling fraude

Dit onderdeel gaat in op de geconstateerde fraude bij de onderscheiden categorieën regelingen. De cijfermatige gegevens zijn samengebracht in onderstaande tabel.

Tabel 1. Werkgevers- en uitkeringsfraude 1991–1996

 199119921993199419951996
Werkgeversfraude werknemersverzekeringen      
aantal gevallen geconstateerde werkgeversfraude 135156218 
premiefraude  105116195 
fraude met bedrijfstakregelingen  605956 
fraude met G-rekeningen  13203 
       
totaal fraudebedrag geconstateerde werkgeversfraude (x f 1 mln)  22,243,235,2 
premiefraude  18,830,428,3 
fraude met bedrijfstakregelingen  2,18,46,2 
fraude met G-rekeningen  1,34,40,7 
       
gemiddeld fraudebedrag geconstateerde werkgeversfraude (x f 1)  166 000290 000177 000 
premiefraude  181 000274 000158 000 
fraude met bedrijfstakregelingen  35 000143 000111 000 
fraude met G-rekeningen  100 000218 000239 000 
       
premiefraude werkgevers naar wijze van afdoening (in % totaal)      
proces verbaal (aangifte bij politie/OM)  70%68%59% 
administratieve boete  16%15%26% 
zonder sanctie  14%17%15% 
       
frequentie premiefraude werkgevers (per 100 000 werkgevers)  323558 
aantal administratieve boeten werkgevers loonopgaven   43 42630 688 
totaal bedrag administratieve boeten werkgevers (x f 1 mln)   65,2119,9 
aantal aansprakelijkstellingen WKA en WBA   644884 
 199119921993199419951996
Uitkeringsfraude      
aantal gevallen geconstateerde uitkeringsfraude15 71520 66129 20239 92539 995 
sociale voorzieningen14 01518 70326 77336 46535 768 
werknemersverzekeringen1 7001 9582 3983 2873 977 
volksverzekeringen  31173250531
       
fraude-frequentie uitkeringsfraude (per 1000 uitkeringsjaren)      
sociale voorzieningen26,136,151,869,167,0 
werknemersverzekeringen1,21,72,03,03,7 
volksverzekeringen  0,010,040,060,13
       
totaal fraudebedrag uitkeringsfraude (x f 1 mln)159,0203,7281,7287,0268,6 
sociale voorzieningen143,1177,8253,2251,1226,6 
werknemersverzekeringen15,925,927,934,337,8 
volksverzekeringen  0,71,64,28,9
       
gemiddeld fraudebedrag uitkeringsfraude (x f 1)      
sociale voorzieningen16 04215 21715 40510 5339361 
werknemersverzekeringen12 50013 57612 04711 18410 275 
volksverzekeringen  21 2129 67118 87716 838
 199119921993199419951996
Formatie handhaving uitvoeringsinstellingen      
bijstand (bijzonder onderzoek)544561635727773 
werknemersverzekeringen (opsporing + fraudecontrole)123  298  
volksverzekeringen (sociaal rechercheurs)    2240

Bronnen: CBS, Ctsv, SVB, SZW/TZ, bewerking SZW/A&O.

Bijstandswetten

Geconstateerde fraude

De gegevens van de fraudestatistiek van het CBS hebben betrekking op onderzoeken die in het gegeven kalenderjaar zijn afgerond. De gegevens over de afgeronde onderzoeken hebben daardoor niet per definitie betrekking op fraude gepleegd in datzelfde kalenderjaar. Op dit moment zijn gegevens beschikbaar over de jaren 1991–1995. Gegevens over 1996 komen pas in de loop van 1997 beschikbaar. Daardoor wordt hierna ingegaan op de ontwikkelingen in de geconstateerde fraude in de bijstandsregelingen in de periode 1991–1995. In de tabel «Werkgevers- en uitkeringsfraude 1991–1995» is onder de kop «sociale voorzieningen» alle door sociale diensten opgespoorde fraude opgenomen. In het hieronder volgende deel gaat het alleen om de geconstateerde fraude in de Abw. Uitkeringsfraude in andere regelingen die door de sociale diensten worden uitgevoerd zijn niet in de analyse betrokken.

Achtereenvolgens komen aan de orde:

– de omvang en aard van de geconstateerde van fraude;

– de opsporingscapaciteit;

– de fraudeschade;

– de afhandeling van geconstateerde fraude.

Omvang en aard geconstateerde fraude

Het aantal fraudegevallen in de bijstandswetten is in de jaren 1991–1995 gestegen van 14 000 (Abw 12 700) naar 35 800 (Abw 33 900). De cijfers over 1995 betreffen nog voorlopige cijfers. In de regel ontvangt het CBS na de eerste publicatie nog meldingen; zo is ligt het definitieve aantal voor 1994 circa 3 000 hoger dan het eerste gepubliceerde aantal. Het cijfer voor 1995 kan daardoor nog met enkele duizenden toenemen. De daling van 1994 op 1995 die zich nu in de statistiek aftekent kan hierdoor nog omslaan in een stijging.

Het merendeel van de geconstateerde fraude in de periode 1991–1995 betreft het verzwijgen van inkomsten. Het grootste deel daarvan wordt geconstateerd door signalen van de Belastingdienst. Vanaf 1994 zijn «andere bronnen» steeds belangrijker geworden in de fraudeconstatering. Uit de fraudestatitiek van het CBS blijkt echter niet welke bronnen dat zijn. Eén van de bronnen kan bijvoorbeeld de InformatieBeheerGroep (IBG) zijn, waarmee in 1994 door meer gemeenten gegevens werden uitgewisseld.

De gemiddelde fraudeduur per fraudeconstatering is in de periode 1991–1995 afgenomen, met name doordat de fraudeduur van constateringen door belastingsignalen voortdurend is gedaald. Daarmee is het minder waarschijnlijk dat er fraudeschade is bespaard door een snellere constatering van fraude. Belastingsignalen hebben betrekking op mogelijke fraude van anderhalf tot twee jaar terug.

Opsporingscapaciteit

De veranderingen in de wijze waarop de controle en opsporing werden uitgevoerd (het aantal fraudeconstateringen per ambtenaar) blijken per saldo belangrijker te zijn geweest voor de groei van het aantal fraudeconstateringen dan de uitbreiding van het aantal opsporingsambtenaren (zie onderstaande tabel). De stijging in de periode 1992–1994 van het aantal fraudeconstateringen per opsporingsambtenaar kan weer in belangrijke mate worden verklaard doordat per opsporingsambtenaar meer onderzoeken zijn uitgevoerd. Per onderzoek zijn maar in beperkte mate meer fraudegevallen geconstateerd. Dat betekent dat de verandering in de wijze waarop de controle en opsporing werden uitgevoerd wel tot meer onderzoeken leidde, maar niet tot een verdere verbetering van de effectiviteit van het opsporingsonderzoek.

Tabel 2 Geconstateerde fraude Abw en opsporing, 1991–1995

 19911992199319941995
aantal bijzondere onderzoekers544561635727773
aantal fraudeconstateringen per 1000 Abw'ers25,436,253,373,168,9
verandering t.o.v. jaar ervoor + 10,7+ 17,2+ 19,8– 4,2
door verandering van:      
* aantal opsporingsambtenaren + 2,0+ 4,8+ 6,4+ 4,1
* aantal fraudeconstateringen per ambtenaar + 8,1+ 10,9+ 12,0– 7,9
aantal constateringen per opsporingsambtenaar23,330,840,149,243,8
verandering t.o.v. voorgaand jaar + 7,5+ 9,3+ 9,0– 5,3
door verandering van:      
* aantal onderzoeken per opsporingsambtenaar + 2,7+ 14,8+ 3,4n.b.
* aantal fraudeconstateringen per onderzoek + 4,3– 3,7+ 5,2n.b.
gemiddeld aantal onderzoeksweken per constatering2026262219

nb = niet bekend.

N.B. deze tabel wijkt iets af van de tabel in het rapport Handhavingsbeleid in de bijstand; de tabel is aangevuld met nog niet gepubliceerde cijfers uit de M&O-monitor gemeenten 1995 van de Directie Toezicht van SZW, alsmede de uitkomsten van berekeningen o.b.v. die nieuwe cijfers.

Fraudeschade

Het schadebedrag per fraudeconstatering is in de periode 1991–1995 gedaald omdat er meer fraude werd geconstateerd met een relatief korte fraudeduur en een relatief laag schadebedrag per fraudeweek (zie tabel 3). Dit stemt overeen met het toenemend gebruik van grootschaliger en snellere gegevensuitwisseling. Daardoor kunnen meer fijnmaziger onderzoeken worden uitgevoerd en kan fraude eventueel sneller geconstateerd worden. In dat laatste geval zou er fraudeschade vermeden zijn. De versterkte daling van het schadebedrag per constatering sinds 1994 heeft te maken met de ontwikkeling van het schadebedrag en de fraudeduur van constateringen die via de belastingdienst en de «andere bronnen» werden ontdekt. Beiden daalden sinds 1994 sterk.

Tabel 3. Ontwikkeling van het fraudeschadebedrag Abw 1991–1995

 19911992199319941995
totaal schadebedrag (x f 1 miljoen)134165244245213
schadebedrag per constatering (x f 1) (a)16 37515 57015 55710 5939 190
verandering t.o.v. jaar ervoor – 804– 14– 4 964– 1 402
door verandering van      
* aantal fraudeweken per constatering + 118– 308– 2 537– 1 013
* bedrag per fraudeweek – 915+ 300– 2 900– 432

(a) Berekend op basis van alle constateringen waarbij zowel het schadebedrag als de fraudeduur bekend was,

Afhandeling geconstateerde fraude1

In de periode 1991–1994 werd voor een groter deel van het opgespoorde schadebedrag terugvordering ingesteld (zie tabel 4). Dat gebeurde niet omdat bij meer hogere schadebedragen terugvordering kon worden ingesteld, maar omdat vaker en bij relatief lagere fraudebedragen terugvordering werd ingesteld. De grootste stijging in het deel van de constateringen deed zich voor in 1993, het jaar dat volgde op de instelling van de terugvorderingsplicht. In 1995 deed zich een relatief sterke daling voor in het percentage terugvorderingen. Bij fraude die naar aanleiding van belastingsignalen wordt geconstateerd, wordt het vaakst gevolgd door terugvordering en de fraude naar aanleiding van «andere bronnen» het minst vaak.

De constatering van fraude is steeds vaker gevolgd door een verlaging van de uitkering. Fraudeconstateringen via «andere bronnen» werden, vooral vanaf 1994, het vaakst gevolgd door een verlaging van de uitkering.

Bij de aangifte valt op dat met name in de jaren 1992–1993 de aangifte in de schadecategorie lager dan f 12 000,– sterk is gedaald. De invoering van de gewijzigde richtlijn voor het doen van aangifte in 1993 heeft dus niet als gevolg gehad dat het aangiftepatroon werd gewijzigd; het aangiftepatroon volgde zelf reeds eerder in gang gezette ontwikkelingen.

Tabel 4. Afhandeling van geconstateerde fraude Abw 1991–1995

 19911992199319941995
deel schadebedrag waarbij terugvordering is ingesteld (in %) (a)6364687062
verandering t.o.v. voorgaand jaar door verandering van:      
* deel van constateringen waarbij terugvordering is ingesteld + 3+ 9+ 2– 5
* verhouding tussen gemiddelde schadebedrag met terugvordering en totale gemiddelde schadebedrag – 2– 4– 1– 3
aantal gevallen waarin terugvordering is ingesteld (in %)6669788175
verlaging van de uitkering (in %)2017111334
beëindiging van de uitkering (in %)161412920
aangiftepercentage bij schadebedrag (in %)      
* hoger dan f 12 0009594939492
* tussen f 6000 en f 12 0008985777364
* lager dan f 60006543272418

(a) Berekend o.b.v. het aantal constateringen waarvan het schadebedrag bekend was.

Volksverzekeringen

Het aantal opgespoorde fraudegevallen is in afgelopen jaren sterk toegenomen, hetgeen volgens het Ctsv mede samenhangt met de uitbreiding van de opsporingscapaciteit bij de SVb2. In eerdere jaren was vooral de AKW verantwoordelijk voor de opgespoorde fraudegevallen. In 1996 is dit vooral de AOW. Dit hangt mede samen met de onderzoeken naar ongehuwd samenwonenden in de AOW. Het totale fraudebedrag is in 1996 verder gestegen naar f 8,9 miljoen, een verdubbeling ten opzichte van 1995. Het gemiddelde fraudebedrag vertoont een grillig verloop. Na een sterke daling in 1994 en een sterke stijging in 1995 is in 1996 weer sprake van een lichte daling naar bijna f 17 000,–.

Werknemersverzekeringen

Premiefraude

Bij werkgeversfraude is het aantal gevallen van opgespoorde fraude in de jaren 1993–1995 sterk gestegen, het bedrag aan opgespoorde fraude fluctueert sterk. Achtergrond hiervan is mede dat in 1994 een klein aantal gevallen met grote fraudebedragen hebben gespeeld, terwijl in 1995 sprake was van een hoger aantal fraudegevallen met gemiddeld lagere bedragen. Het aantal administratieve boeten voor werkgevers bij loonopgaven is in 1995 met een derde gedaald, maar doordat hogere boetes per geval zijn ingesteld, is het totale bedrag aan boeten voor werkgevers verdubbeld naar f 120 miljoen.

Uitkeringsfraude

Het aantal gevallen van geconstateerde uitkeringsfraude in de werknemersverzekeringen is in de jaren 1992–1995 meer dan verdubbeld.1 Het gemiddeld fraudebedrag daalde echter licht tot bijna f 10 300,–. Dit wordt vooral veroorzaakt door de combinatie van een dalend gemiddeld fraudebedrag in de WW en het toenemende aandeel van de fraudegevallen in de WW in de fraude met werknemersverzekeringen als geheel.

Voor de werknemersverzekeringen als geheel (ZW, WW, AAW/WAO, TW) is sprake van een stijgend rendement van de fraude-onderzoeken; in 1995 eindigde voor het eerst sinds 1992 meer dan 50% van de onderzoeken in een fraudeconstatering. Daarbij wordt aangetekend dat fraude-onderzoeken in de Toeslagenwet (TW) meestal gepaard gaan met een fraudeonderzoek naar één van de drie «moederwetten»: de ZW, de WW, of de AAW/WAO.

De stijging van het aantal geconstateerde fraudegevallen in de werknemersverzekeringen in 1995 komt voor een groot deel voor rekening van de in 1994 ingevoerde Gemeenschappelijke Verwijsindex (GVI). GVI-signalen leverden in 1995 circa 500 extra fraudegevallen op. De daling van het gemiddelde fraudebedrag in de WW hangt voor een belangrijk deel ook weer samen met de GVI: bij een GVI-fraude bedroeg het gemiddelde fraudebedrag circa f 3 800,–, bij de overige fraudezaken circa f 11 100,–.

2.3. Financiële effecten M&O-beleid

Financiële effecten

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de ramingen van de financiële effecten van het handhavingsbeleid voor het begrotingsjaar 1996. De in de tabel opgenomen maatregelen zijn de maatregelen zoals die zijn opgenomen in de Begroting SZW 1996 (Kamerstukken II 1995/96, 24 400, nr. 2, blz. 25). De (oude) maatregelen die reeds in 1995 op het structureel niveau van besparingen zijn gekomen zijn buiten beschouwing gelaten.

Naast de in de Begroting SZW 1996 begrote effecten zijn in de tabel de geraamde realisaties van besparingen en kosten weergegeven. Hierbij is uitgegaan van de hypothese dat de ex-ante raming van een voorgestelde

maatregel bij (geplande) invoering van de maatregel ook daadwerkelijk is gerealiseerd. Reden hiervan is dat van de maatregelen meestal geen evaluatie van de financiële effecten beschikbaar is. Maar zelfs wanneer deze effecten worden onderzocht, blijkt het lastig om de financiële effecten achteraf integraal in kaart te brengen.1 Daardoor wordt, bij gebrek aan beter, voor de meeste maatregelen (niet alle) de genoemde hypothese gehanteerd.Voor een aantal maatregelen is de beoogde besparing niet gerealiseerd. In paragraaf II wordt voor enkele maatregelen afzonderlijk een toelichting gegeven.

Uit onderstaande tabel blijkt dat als gevolg van het niet realiseren van een aantal maatregelen er in 1996 een bruto besparingsverlies is optreden van in totaal circa f 135 miljoen bij de uitkeringen en circa f 80 miljoen uitvoeringskosten. Om verschillende redenen zijn de geraamde kosten per saldo iets hoger uitgevallen. Een kostenbesparende maatregel is niet doorgevoerd, een enkele maatregel kende hogere kosten dan oorspronkelijk geraamd en bij een maatregel zijn kosten geraamd waar dat in het oorspronkelijke overzicht niet was gebeurd.

Tabel 5 Raming financiële effecten handhavingsgebied 1996 (x f 1 mln)

  Bruto besparingenKosten
  Begroting 1996Realisatie 1996Structureel (a)Begroting 1996Realisatie 1996Structureel
A. Regelgeving       
1. Vereenvoudiging wetgeving verzekeringsplichtpremies15030000
2. Beperking export van uitkeringenverzekeringen5010000
3. Eerder schorsen van uitkeringenverzekeringen101015000
4. Koppeling uitkering aan registratie VZAverzekeringen50501255510
5. Opdrachtgevers- aansprakelijkheid loonconfectiepremies10010000
        
B. Controle en uitvoering       
6. Uitvoeringsbeleidsplannen gemeentenvoorzieningen200200200404040
7. Verscherping norm opsporing BV'en/SVBverzekeringen404040202020
8. Gegevensuitwisseling Rijk-VNGvoorzieningen333333141414
9. Aanvulling fraudebeleid nAbwvoorzieningen1011011012412.719
10. Aanscherping fraudebeleid SVBverzekeringen100801290914
        
C. Sanctie       
11. Wet Boeten en Maatregelen, waarvan:       
11a. Wettelijke aanvulling sancties AOW/Anwverzekeringen525111
11b. Verplichtstelling terugvordering s.v.verzekeringen201058426
11c. Administratieve boeten sociale verzekeringenverzekeringen25825000
11d. Administratieve boeten sociale voorzieningenvoorzieningen6018117.77
11e. Sancties verwijtbaar werklozen/passende arbeidverzek.&voorz.12032291000
11f. Weglek naar sociale voorzieningen van sanctiesvoorzieningen– 56– 16– 143000
        
D. Kosten       
12. Vereenvoudiging premieheffing werknemersverzekeringenpremies000– 700– 70
        
E. Totaal 68455094739121.461
Totaal Begroting 2873192167984.480
waarvan SZW 29322206.40
waarvan Gemeentefonds 258287194797880
        
Totaal Sociale fondsen 397231731– 4037– 19
waarvan premies 25040– 700– 70
waarvan uitkeringen 372231691303751

(a) Bij de structurele besparingen is bij de Abw geen rekening gehouden met de voorgenomen overheveling van het toeslagenbudget per 1-1-1999.

Maatregelen waarvoor de besparing niet (geheel) is gerealiseerd

1 Vereenvoudiging wetgeving verzekeringsplicht

Het Tica heeft in 1996 nog geen advies uitgebracht over het voorstel Vereenvoudiging wetgeving verzekeringsplicht. Omdat aan de herziening verstrekkende gevolgen bleken te zitten meent het Tica dat de herbezinning op de kring betrokken zou moeten worden in een breder verband («Werken aan zekerheid»). Momenteel wordt bezien, hoe met deze reactie van het Tica beleidsmatig moet worden omgegaan. Dit betekent dat de voorziene besparing van f 15 miljoen voor 1996 niet is gerealiseerd.

2 Beperking export van uitkeringen

Begin 1996 heeft de staatssecretaris van SZW de nota «Handhaving over de grens bij export van uitkeringen» aan de Kamer gezonden (Kamerstukken II 1995/96, 17 050, nr. 199). In september 1996 is deze nota met de Kamer besproken (Kamerstukken II 1995/96, 17 050, nr. 200). Het kabinet wil in 1997 aanvangen met de invoering van de maatregelen zoals die in de genoemde notitie zijn opgenomen. Dit betekent dat voor 1996 een besparingsverlies optreedt van f 5 miljoen.

5 Opdrachtgeversaansprakelijkheid loonconfectie

Dit wetsvoorstel is september 1996 aan de Kamer aangeboden (Kamerstukken II 1996/97, 25 035, nrs. 1–2). Het voorstel zal niet eerder dan in de loop van 1997 tot financiële effecten leiden. Hierdoor treedt voor 1996 een besparingsverlies op van f 10 miljoen.

9 Aanvulling fraudebeleid Abw

In de Abw (art. 66) is de bepaling opgenomen dat B&W de gegevens van belanghebbende, die zijn verkregen ten behoeve van de verlening van bijstand, onderzoeken op juistheid en volledigheid. Een belangrijke rol hierbij spelen de «poortwachtersfunctie» en de herberoordeling van het gehele bestand. Op dit moment zijn (nog) geen concrete kwantitatieve indicatoren beschikbaar voor de beantwoording van de vraag in hoeverre door de poortwachtersfunctie en de herbeoordelingen de doelstelling van een besparing van f 101 miljoen is gehaald. In algemene zin is sprake voor 1996 van meevallende Abw-uitgaven t.o.v. de ramingen. In de ramingen is rekening gehouden met verschillende besparingen waaronder deze post van f 101 miljoen. Daardoor wordt, bij gebrek aan op dit moment beschikbare gespecificeerde informatie over de uitvoering, vooralsnog van de hypothese uitgegaan dat de geraamde besparing van f 101 miljoen gerealiseerd is.

Over het aan de kostenzijde vermelde bedrag van f 24 miljoen kan worden gemeld dat hieruit de kosten van het Rif-Twente en de aanloopkosten van het Inlichtingenbureau worden gefinancierd. Omdat de invoering van het Inlichtingbureau wordt voorzien in 1998 zullen vanaf dat jaar ook eerst besparingen kunnen worden gegenereerd. Uit genoemd budget zijn in 1996 tevens de eenmalige uitgaven gefinancierd voor gegevensuitwisseling tussen sociale diensten en uitvoeringsinstellingen en voor het Cliënt-Volg-Communicatie-Systeem (project Samenwerking Werk en Inkomen). Tenslotte is een deel van de eenmalige invoeringskosten van de Wet Boeten voor gemeenten (f 11,3 miljoen in 1996) ten laste van dit budget gebracht, alsmede vanaf 1997 de geraamde extra-uitvoeringskosten voor de Boetewet (f 5 miljoen; zie ook hierna punt 11).

In de tabel zijn, om dubbeltellingen te voorkomen, deze uitgaven uit het budget van f 24 miljoen overgeheveld naar de uitvoeringskosten voor gemeenten van de Wet Boeten en Maatregelen.

10 Aanscherping fraudebeleid SVb

De bedragen die eerder in het M&O-overzicht waren opgenomen voor de aanscherping van het fraudebeleid door de SVb betroffen netto-besparingsbedragen (netto in de zin van na aftrek van de uitvoeringskosten), terwijl de bedragen voor overige maatregelen in het overzicht bruto besparingen (voor aftrek van kosten) betreffen. Om deze inconsistentie weg te nemen zijn in de Begroting 1997 voor deze maatregel bruto besparingsbedragen opgenomen, waarbij de raming voor 1996 mede is gebaseerd op de inschatting van de effecten van de aanscherping van het fraudebeleid door de SVb zoals die door de SVb in publicaties zijn weergegeven (zie hierna). De ramingen voor de structurele bedragen zijn bijgesteld naar circa f 130 miljoen voor de bruto besparingen, circa f 15 miljoen voor de uitvoeringskosten en circa f 115 miljoen voor de netto besparingen.

In 1996 heeft de SVb de handhavingsinspanningen verder geïntensiveerd. Net als in 1995 was in 1996 sprake van een sterke uitbreiding van het aantal sociaal rechercheurs.1 De directe, structurele opbrengst van de handhavingsactiviteiten in 1995 raamt de SVb op in totaal f 34,5 miljoen in de vorm van besparingen op uitkeringslasten.2 Mede gelet hierop alsook de verdere intensivering van de handhavingsinspanningen van de SVb zoals die in het «Beleidsplan Handhaving 1996» zijn weergegeven voor AOW en AKW lijkt eenbesparing op uitkeringslasten van f 80 miljoen voor 1996 vooralsnog haalbaar. Een indicatie daarvoor is dat het aantal fraude-onderzoeken, het aantal opgespoorde fraudegevallen en het opgespoorde fraudebedrag in 1996 zijn verdubbeld ten opzichte van 1995.3 Hierbij zij nog aangetekend dat dit nog exclusief de besparingen uit hoofde van gegevensuitwisseling is (zoals de aansluiting op de GBA) en de indirecte preventieve effecten (waarvan de SVb geen schatting heeft gemaakt, maar waar de SVb tevens opmerkt dat een aantal maatregelen een aanzienlijk preventief effect hebben). Wanneer met deze effecten rekening wordt gehouden zou de besparing in 1995 aanzienlijk hoger uitvallen dan f 34,5 miljoen. Bij de raming van f 80 miljoen in 1996 wordt voor de AOW een opbrengst geraamd van f 65 miljoen, en voor de AKW van f 15 miljoen.4 Achterliggende maatregelen bij de AOW zijn onder andere het vervolg op het onderzoek naar ongehuwd samenwonende AOW'ers, de gegevensuitwisseling met de GBA, en onderzoeken naar de inkomens van partners van AOW'ers met een partner jonger dan 65 jaar. Bij de AKW gaat het om het onderzoek naar AKW-gerechtigden met kinderen in Turkije bij de districtskantoren in Den Haag en Amsterdam, en om buitendienstonderzoeken en steekproefonderzoeken in Turkije, Marokko, Pakistan en Ghana.

Voor de AOW en AKW wordt het volgende tijdpad met besparingen aangehouden:

Tabel 6 Tijdpad geraamde besparingen intensivering fraudebestrijding SVb

 199619971998 en structureel
 brutokostennettobrutokostennettobrutokostennetto
AOW6585710013871101397
AKW151141911819118
totaal809711191410512914115

11 Wet Boeten en Maatregelen

De Wet Boeten, maatregelen en terug- en invordering sociale zekerheid is voor de sociale verzekeringen (inclusief de aanpassing van de sancties in de WW) in werking getreden per 1 augustus 1996 (Stb. 1996, 248) en zal de voor de sociale voorzieningen in werking treden per 1 juli 1997 (Stb. 1996, 661, 662). Dit betekent dat de voorziene besparingen en kosten voor 1996 voor de sociale verzekeringen voor een deel zijn gerealiseerd, en dat de voorziene besparingen voor 1996 voor de sociale voorzieningen niet zijn gerealiseerd. Bij de sociale voorzieningen zijn tevens besparingen en kosten aangepast uit andere hoofde dan de vertraging in de invoeringsdatum.

De structurele besparing in de vorm van administratieve boeten in de Abw is bijgesteld van f 12 miljoen naar f 18 miljoen. Het Besluit tarieven administratieve boeten Abw, Ioaw en Ioaz (Stb. 1996, 415) bepaalt dat de administratieve boete wordt vastgesteld op 15% van het fraudebedrag. Hieruit resulteert een hogere gemiddelde administratieve boete dan waarmee in de oorspronkelijke raming rekening was gehouden.

Tevens is na overleg met de VNG voor de invoeringskosten van de wet voor de gemeenten eenmalig in 1996 f 17,7 miljoen beschikbaar gesteld (zie Kamerstukken II, 1996/97, 25 149, nr. 3). Van deze f 17,7 miljoen komt f 11,3 miljoen ten laste van bijstandsartikel, zijnde de ruimte die er voor 1996 nog was binnen het zgn. handhavingsbudget (artikelonderdeel Overig). Het gaat hierbij om het budget voor de kosten van de aanvulling op het fraudebeleid van de Abw (zie hierboven post nr. 9). De resterende f 6,4 miljoen wordt ten laste gebracht van het WSW-budget. Tenslotte wordt vanaf 1997 structureel f 7 miljoen aan gemeenten beschikbaar gesteld; dit was eerder op f 2 miljoen geraamd.

12 Vereenvoudiging premieheffing werknemersverzekeringen

Dit voorstel is uitgesteld. Momenteel wordt een adviesaanvrage aan het Tica voorbereid. De geraamde besparing in 1996 van f 70 miljoen op de uitvoeringskosten is hierdoor niet gerealiseerd.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Uitgaven/verplichtingen

Artikel U1101 – Personeel en Materieel

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 1996230 234230 234
Nota van wijziging:18 48518 485
Mutaties 1e suppletore:   
– Eindejaarsmarge2 1602 160
– Overboeking van BiZa RBB486486
– Overboeking van BiZa DUO154154
– Aanvullende loonbijstelling 19951 0761 076
– Overboeking voor Post-actieven– 1 000– 1 000
Mutaties 2e suppletore:   
– Loonbijstelling 19961 1681 168
– Diverse voorzieningen1 4351 435
– Overboeking huisvesting A.I. naar VROM– 1 261– 1 261
– Overboeking betalingsverkeer1818
– Verlaging personeelsbudget– 1 305– 1 305
Mutaties slotwet:– 4 490– 5 149
Realisatie 1996247 160246 501

Toelichting Rekening

Uitsplitsing personeel en materieel t.b.v. Rekening

 Begroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwet Realisatie
 Verpl.KasVerpl.KasVerpl.KasVerpl.KasVerpl.Kas
1. Ambtelijk personeel200 795200 795– 1 971– 1 971– 5 043– 5 043– 605– 572193 176193 209
2. Overige personele uitgaven1 9181 9182 6292 629591591– 880– 1 0664 2584 072
3. Materieel36 67136 6719839834 4244 424– 2 720– 3 22139 35838 857
4. Huisvesting9 3359 3351 2351 2358383– 285– 29010 36810 363
TOTAAL U1101248 719248 7192 8762 8765555– 4 490– 5 149247 160246 501

1. Ambtelijk personeel

Van het voor 1996 beschikbare personeelsbudget kon een gemiddelde bezetting aan ambtelijk personeel worden gefinancierd van 2180 fte (98% van de toegestane formatie). Tijdens de begrotingsuitvoering bleek dat bij praktisch alle dienstonderdelen de gerealiseerde gemiddelde bezetting in 1996 lager zou uitkomen dan de voor dat jaar toegestane gemiddelde bezetting. Uiteindelijk bedroeg het vacaturebestand in 1996 gemiddeld 91 fte. Hiermee samenhangend is het budget tijdens de begrotingsuitvoering per saldo verlaagd met f 7,014 mln. Dit was het saldo van aanvullende loonbijstellingen ad f 2,244 mln, een overboeking van f 4,733 mln naar materieel, een overboeking van f 3,220 mln naar overige personele uitgaven ten behoeve van de noodzakelijke inhuur van extern personeel (voornamelijk uitzendkrachten) en een reservering voor tegen SZW ingediende schadeclaims, alsmede een verlaging van het budget met f 1,305 mln. Ten opzichte van het bijgestelde budget treedt bij Slotwet bij de verplichtingen en bij de uitgaven een onderuitputting op van respectievelijk f 0,605 en f 0,572 mln.

2. Overige personele uitgaven

Dit artikelonderdeel bevat de uitgaven aan inhuur van personeel zoals externe deskundigen en uitzendkrachten.

Bij de vaststelling van de personeelsbudgetten 1996 per directie is volgens meerjarenafspraken aan een beperkt aantal directies een budget van in totaal f 1,918 mln toegekend voor de inhuur van externe deskundigen.

Tijdens de begrotingsuitvoering is voor de noodzakelijke extra inzet van extern personeel op grond van het aanwezige (relatief forse) vacaturebestand en een reservering voor tegen SZW ingediende schadeclaims f 3,220 mln van ambtelijk personeel overgeboekt naar overige personele uitgaven. Bij Slotwet is f 1,066 mln ingeleverd omdat de schadeclaims in 1996 nog niet tot uitbetaling hebben geleid.

3. Materieel

Het materiële budget van het gehele ministerie is op artikel U1101 samengevoegd. Bij begrotingsvoorbereiding was een totaalbedrag voor materiële uitgaven geraamd van f 36,7 mln. Hiervan was f 8,5 mln afgezonderd voor departementale budgetten. Deze worden onderstaand afzonderlijk toegelicht. Het totaal beschikbaar bedrag voor de materiële uitgaven van de 23 organisatie-eenheden bedroeg f 28,2 mln. Dit beschikbare bedrag is bij 1e en 2e suppletore wet opgehoogd met f 2,2 mln, zodat uiteindelijk een totaal beschikbaar budget voor de directies resulteerde van f 30,4 mln. De aan de 23 organisatie-eenheden verstrekte materiële budgetten bestaan voornamelijk uit bureaukosten, documentatie, persoonlijke vergoedings-regelingen, opleidingen en Raden en Commissies. De uiteindelijke realisatie bedroeg ca. f 28,7 mln. (kas) en ca. f 29,2 mln. (verplichtingen). De gerealiseerde onderuitputting ad f 1,7 mln is de som van een aantal kleine afwijkingen op de aan de 23 organisatie-eenheden toebedeelde budgetten.

Onderstaand worden de binnen het artikelonderdeel Materieel afgezonderde centrale voorzieningen en departementale budgetten toegelicht.

Premies en toelagen

Voor premies en toelagen (waaronder bindingspremies, ambtsjubilea, proportionele diensttijdgratificatie, overlijdensuitkeringen en premiespaarregelingen ambtenaren) was een bedrag beschikbaar van f 0,639 mln. De gerealiseerde uitgaven en verplichtingen bedragen f 0,501 mln. Het overschot is met name toe te schrijven aan het feit dat terughoudend is omgegaan met het verstrekken van koop- en behoudtoelagen (bindingspremies).

Bedrijfsgezondheidszorg

SZW heeft een contract met de Arbo Management Group (AMG) voor bedrijfsgezondheidszorg. Op grond van dit contract worden twee soorten diensten geleverd: het standaardpakket en aanvullende diensten (verzuimrapporteurs en ondersteuning). Het budget is in deze twee delen opgeknipt. Voor het standaardpakket AMG is bij Voorjaarsnota f 0,486 mln door het Ministerie van Binnenlandse Zaken overgeheveld naar SZW.

Het totaal beschikbaar bedrag ad f 0,686 mln is volledig verplicht. Voor het aanvullende pakket was op de SZW-begroting een bedrag beschikbaar van f 0,2 mln. Daarvan is f 0,1 mln uitgegeven door een lager beroep op de aanvullende diensten dan geraamd.

Kinderopvang/Herbezetting ouderschapsverlof

Het totaalbudget voor Kinderopvang en Herbezetting ouderschapsverlof bedroeg f 0,765 mln.

Op het budget Kinderopvang (raming f 0,500 mln) is f 0,357 mln uitgegeven. SZW heeft de kinderopvang uitbesteed aan het Landelijk Informatiebureau Netwerk Kinderopvang (LINK). Aan LINK is in 1996 f 0,487 mln aan voorschotnota's uitbetaald. Verder is in 1996 f 0,137 mln met de Belastingdienst verrekend als gevolg van geldende fiscale regelgeving. Deze ontvangsten zijn ten gunste van de uitgaven op dit budget verantwoord, zodat per saldo de uitgaven f 0,357 mln bedragen. In verband met de kosten activiteiten vakantieopvang, alsmede reis- en begeleidingskosten van vrijwilligers is f 0,007 mln uitbetaald. Daarnaast was voor herbezetting ouderschapsverlof f 0,265 mln beschikbaar. Als een directeur of diensthoofd daadwerkelijk tot tijdelijke herbezetting van functies van ambtenaren met ouderschapsverlof overgaat, kan hij aanspraak maken op dit budget. In 1996 zijn geen aanvragen ontvangen en dus is het gereserveerde budget niet aangesproken.

Flankerend beleid

Deze uitgaven hebben betrekking op om-, her- en bijscholing, verplaatsingskosten, aanvullende reiskosten, aanvulling salaris bij een lagere functie, externe ondersteuning bij outplacement en overige voorzieningen ter voorkoming van een uitkering krachtens de wachtgeldregeling. Verder worden ten laste van dit budget de kosten van het Transformatiepunt verantwoord, waarmee de noodzakelijke opvang, begeleiding en nazorg kan worden geboden aan SZW-medewerkers die herplaatsbaar zijn geworden. Gezien het onvoorspelbare karakter van deze uitgaven is het moeilijk vooraf een raming van de kosten in te schatten. Het oorspronkelijk geraamde bedrag voor flankerend beleid bedroeg f 1,410 mln. Hiervan is f 1,0 mln overgeboekt naar artikel U1103 Post-actieven (zie toelichting aldaar) en f 0,170 mln naar Vervoersplan (zie forenzenvergoeding). Ten opzichte van het bijgestelde budget (f 0,240 mln) is een bedrag ad f 0,138 mln aan verplichtingen en kas gerealiseerd.

Bijdrage USZO

Op 1 januari 1996 is de Stichting Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en Onderwijs (USZO) opgericht. De oprichting vloeit voort uit het kabinetsbesluit om het overheidspersoneel met ingang van 1 januari 1998 onder dezelfde wettelijke sociale verzekeringen te brengen als werknemers in het bedrijfsleven. Het SZW-aandeel in de kosten werd geraamd op f 0,554 mln. Hiervoor is f 0,4 mln vrijgemaakt binnen de SZW-begroting en is f 0,154 mln SZW-aandeel in de exploitatielasten van de voormalige Dienst Uitvoering Ontslag Uitkeringsregelingen overgeheveld van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, zijnde het SZW-aandeel in de exploitatielasten van de voormalige DUO. Ten opzichte van het beschikbare bedrag is een onderuitputting gerealiseerd van f 0,072 mln. De voorschotnota's van de kosten voor arbeidsongeschiktheidsregelingen zijn lager uitgevallen dan geraamd.

Materieel Ministerie

Dit budget voorziet er in om onvoorziene en niet rechtstreeks aan een directie of diensteenheid toe te rekenen materiële uitgaven op te vangen. Overschotten die door directies tijdens de uitvoering zijn gemeld, zijn op dit budget geparkeerd om directies die tekorten hadden aanvullende budgetten te kunnen geven. In 1996 zijn o.m. de kosten van de sportdag van het ministerie, de kosten van publicaties van statuten van uitvoeringsinstellingen sociale verzekeringen (UVI's) in de Staats-courant, extra begrotingspublicaties en de kosten redactievoering Memorie van Toelichting ten laste van dit budget verantwoord. De onderuitputting ad f 0,145 mln is opgetreden, omdat geplande projecten zoals de opzet van een handboek Financieel-administratieve regelgeving, de overheveling van 1,5 formatieplaats (materiële component) naar de Rijksarchiefdienst en inhuur externe dienstverlening bij actieplannen departementsbrede terugdringing ziekteverzuim, niet zijn doorgegaan of vertraagd.

Forenzenvergoeding

De forenzenvergoeding bestaat uit drie onderdelen, te weten: vergoedingen woon-werkverkeer, vergoeding voor openbaar vervoer en het fietsenplan. In totaal was – na interne overboekingen binnen de beschikbare budgetten – f 3,125 mln beschikbaar. De uitgaven voor het onderdeel woon-werkverkeer bedroegen f 0,3 mln. Daarnaast kunnen alle SZW-medewerkers een openbaar-vervoerkaart krijgen als ze hun aanspraak op de bestaande vergoeding voor woon-werkverkeer inleveren. In 1996 is hiervoor ca. f 2,4 mln verplicht en uitgegeven. Naast bovengenoemde voorzieningen is er de mogelijkheid om deel te nemen aan het fietsenplan. Dit fietsenplan houdt in, dat aan werknemers gedurende een periode van vier jaar een fiets in bruikleen wordt gegeven. Gedurende deze vier jaar vervallen alle aanspraken op een OV-jaarkaart of vergoeding woon-werkverkeer. De in 1996 gerealiseerde verplichtingen en uitgaven in het kader van dit fietsenplan bedragen ruim f 0,2 mln. De gerealiseerde onderuitputting van per saldo f 0,3 mln is veroorzaakt door een lager beroep op openbaar vervoer (f 0,2 mln) en woon-werkvergoeding (f 0,1 mln).

Voorzitterschap Europese Unie

Nederland is het eerste halfjaar van 1997 voorzitter van de Europese Unie. Naast de Informele Sociale Raad en een ministeriële emancipatie-conferentie zal een vijftal thema-conferenties worden georganiseerd. In verband met de voorbereiding van deze conferenties is in 1996 binnen de SZW-begroting een budgettaire voorziening gecreëerd van f 1,580 mln. Ten laste van deze voorziening zijn verplichtingen en uitgaven verantwoord, die te maken hebben met de voorbereiding van bovenstaande conferenties. Het verplichtingenbudget is nagenoeg geheel gerealiseerd. Op het uitgavenbudget is een onderuitputting opgetreden van ca. f 0,3 mln. Het betreft overlopende verplichtingen, die in 1997 ten laste van het budget zullen worden betaald.

Externe deskundigen

Voor het inhuren van externe deskundigen was oorspronkelijk een budget beschikbaar van f 1,966 mln. Dit budget is bij 1e en 2e suppletore wet met respectievelijk f 0,1 mln en f 0,2 mln verhoogd en gebracht op f 2,266 mln. Ten opzichte van deze bijgestelde bedragen is een onderuitputting opgetreden van f 0,801 mln verplichtingen en f 0,558 mln kas. De onderuitputting wordt veroorzaakt door vertraging in het project «Optimaliseren van de huidige verdeelsystematiek WSW», het niet meer in 1996 aanvangen met het project «Beschrijving administratieve organisatie», alsmede het tussentijds vertrek van de projectleider Ruim Baan. Verder zal een aantal aangegane verplichtingen pas in 1997 tot betaling leiden.

Rechtsbijstand

Ten laste van het budget rechtsbijstand worden verplichtingen en uitgaven verantwoord, die het gevolg zijn van proceskosten van door derden tegen SZW aangespannen rechtszaken. Het oorspronkelijk budget was een stelpost van f 0,2 mln. Dit budget is bij 2e suppletore wet verdubbeld. De uiteindelijke realisatie bedraagt f 0,412 mln (V en K). Zoals hiervoor gemeld speelden in 1996 nog twee rechtszaken – met mogelijke schadeclaims tot maximaal f 1,4 mln – waarvoor elders binnen dit artikel geld was gereserveerd ingeval de rechter nog in 1996 uitspraak zou doen. Dit is niet meer gebeurd en aldus zijn de gereserveerde middelen niet aangesproken.

Wervingskosten

Het oorspronkelijk budget 1996 voor wervingskosten (advertenties) bedroeg f  0,4 mln. Dit bedrag is bij de 2e suppletore wet (met compensatie binnen de SZW-begroting) opgehoogd tot f 0,746 mln. De reden voor deze verhoging was een verwachte verdubbeling van het geraamde aantal personeelsadvertenties (25) als gevolg van mobiliteit, door- en uitstroom. Ten opzichte van het bijgestelde begrotingsbedrag is uiteindelijk een geringe onderuitputting van f 0,014 mln gerealiseerd.

Materieel HM

Het oorspronkelijk budget voor Materieel HM bedroeg f 0,1 mln. Bij 1e en 2e suppletore wet is dit budget verhoogd en nader vastgesteld op f 0,635 mln. De realisatie bedraagt uiteindelijk f 0,573 mln. Na de implementatie van de Herinrichting van het Ministerie (HM) is een centraal budget gecreëerd voor opleidingen in het kader van deze reorganisatie. Aan opleidingen, inclusief de cursus Internationalisering, is in 1996 totaal f 0,398 mln uitgegeven. Voor workshops bedragen de uitgaven f 0,175 mln.

Overige centrale voorzieningen

Op de overige centrale voorzieningen (werkgelegenheidsprojecten, kosten kasbeheer en incasso, ombudsman en emancipatievoorzieningen) was een gezamenlijk begrotingsbedrag beschikbaar van f 0,171 mln. De uiteindelijke realisatie bedroeg f 0,128 mln (V en K). De gerealiseerde onderuitputting is de som van afwijkingen ten opzichte van de beschikbare bedragen.

4. Huisvesting

 BegrotingRealisatie
 VerplichtingenKasVerplichtingenKas
Hoofdkantoor6 8606 8607 5067 524
Arbeidsinspectie2 1752 1752 4452 423
Toezicht300300417417
Totaal Huisvesting9 3359 33510 36810 363

Bij 1e suppletore wet is dit onderdeel verhoogd met f 1,2 mln. Dit bedrag is als volgt te verbijzonderen. Voor het hoofdkantoor is via de zogenaamde eindejaarsmarge het budget verhoogd met f 0,925 mln. Voorts is het budget voor de huisvesting van de Arbeidsinspectie verhoogd met f 0,1 mln ten behoeve van de beveiliging van het pand in Groningen. Tenslotte is er een overboeking verwerkt van f 0,2 mln van centrale materiële voorzieningen Arbeidsinspectie naar het huisvestingsbudget Arbeidsinspectie. De mutatie ten tijde van de 2e suppletore wet ad f 0,08 mln betreft het saldo van diverse plus en min-mutaties. De realisatie ten opzichte van de stand 2e suppletore wet bedraagt bij de verplichtingen f 0,31 mln (f 0,06 mln hoofdkantoor, f 0,22 mln Arbeidsinspectie en f 0,03 mln Rijksconsulentschappen). In de kassfeer is f 0,3 mln onbenut gebleven (f 0,03 mln hoofdkantoor, f 0,24 mln Arbeidsinspectie en f 0,03 mln Rijksconsulentschappen). Het overschot bij de Arbeidsinspectie kan worden verklaard door het feit dat de herhuisvesting van de 5 regio's in 1995 is gerealiseerd, zodat minder gebouwgebonden investeringen en aanschaffingen van meubilair e.d. noodzakelijk waren.

Volume-/prestatiegegevens; overzicht kosten voor ambtelijk personeel en overige personele uitgaven

Uitsplitsing van de realisatie van artikel U1101 naar dienstonderdeel (bedragen x f 1 000,–)

Organisatie-eenheidGerealiseerde P-uitgavenGerealiseerde M-uitgavenGerealiseerde ApparaatskostenApparaatskosten per Fte
Arbeidsmarkt6 1752646 439106,6
Bijstandszaken6 3402716 61196,1
Sociale verzekeringen6 6493346 983106,0
Arbeidsomstandigheden10 26562810 893114,7
Arbeidsverhoudingen3 9252114 136112,0
Algemeen Sociaal Economische Aangelegenheden2 7492693 018102,8
Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden6 7212486 969109,6
Analyse en Onderzoek8 0003968 396103,8
Internationale Zaken3 9581 0505 008155,1
Voorlichting, Bibliotheek en Documentatie5 8563016 15787,3
SZW-Consult5 8003656 165103,1
Bestuursondersteuning (incl. Min., Stass en Alg.Leiding)3 7615394 300114,5
Algemene Zaken10 59156511 15670,6
Programma Ondersteuning8374388097,2
Financieel-Economische Zaken8 9714349 40595,1
Accountantsdienst4 5522304 782109,5
Toezicht21 0033 12824 131106,9
Arbeidsinspectie67 12610 59577 721101,6
Kernfysische Dienst2 6692392 908145,2
Directie Coördinatie Emancipatiebeleid2 0271562 18394,7
Emancipatieraad1 9573862 343154,7
Tewerkstelling Erkende Gewetensbezwaarden Militaire Dienst1 098641 16287,3
Uitvoering Europese Subsidie Instrumenten66813681107,2
Overig personeel ministerie1 5111 511153,7
Departementale budgetten 8 0378 037 
Subtotaal Directiegebonden budgetten193 209128 7663221 975 
Gemiddelde kosten per gerealiseerde fte92 49713 778106 275 
Overige personele uitgaven4 07224 072  
Centrale voorzieningen 10 091310 091 
Huisvesting 10 36310 3634 
TOTAAL artikel U1101 Personeel en Materieel197 28149 220246 5015 
Gerealiseerde bezetting op jaarbasis  2 088,8  
Gerealiseerde gemiddelde kosten per fte in guldens  118 011 

De totaal gemiddeld gerealiseerde kosten per fte bedragen voor de apparaatskosten (inclusief Overig personeel, departementale budgetten centrale voorzieningen en huisvestingskosten) f 118 011, waarvan 80% personele kosten en 20% materiële kosten.

In de vastgestelde begrotingswet waren de gemiddelde bedragen voor de apparaatskosten (inclusief huisvestingskosten) per fte f 111 263, waarvan 82% personele kosten en 18% materiële kosten.

Onderstaand wordt de aansluiting met de eerder in deze artikelsgewijze toelichting opgenomen tabel «Uitplitsing Personeel en Materieel t.b.v. de rekening» zichtbaar gemaakt.

1 Totale uitgaven artikelonderdeel 1 «Ambtelijk personeel».

2 Totale uitgaven artikelonderdeel 2 «Overige personele uitgaven».

3 Totale uitgaven (samen f 38 857) artikelonderdeel 3 «Materieel».

4 Totale uitgaven artikelonderdeel 4 «Huisvesting».

5 Totale uitgaven artikel U1101 Personeel en Materieel.

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Interimregeling ziektekosten

Aard van de regeling

Ambtenaren kunnen aanspraak maken op een tegemoetkoming in ziektekosten op grond van dit besluit, indien zij zijn aangesteld op grond van ondermeer het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR). De eerste aanvraag en de wijzigingen hierop worden centraal in de salarisadministratie verwerkt. De uitbetaling vindt plaats in juni en december.

Onzekerheid als gevolg van M&O

Het Besluit TZR is M&O-gevoelig omdat toekenning van de tegemoetkoming afhankelijk is van door belanghebbenden verstrekte gegevens.

Aard M&O-gevoelige gegevens

De M&O-gevoelige gegevens betreffen de burgerlijke staat, de verzekeringsvorm en de inkomsten van de (mede)belanghebbende en het aantal kinderen in de categorieën tot 16 jaar en 16 jaar en ouder.

M&O-maatregelen

Met de inwerkingtreding van het Besluit TZR is de aanvraagprocedure zo vereenvoudigd dat het accent wordt gelegd op mutaties in de basisgegevens. De als gevolg van de vereenvoudiging vrijkomende capaciteit wordt aangewend voor intensivering van de controle. Daartoe zijn in 1995 in interdepartementaal verband concrete afspraken gemaakt, welke departementaal zijn vertaald in specifieke controle-activiteiten. Teneinde deze specifieke controles meer rechtskracht te geven is een apart artikel in de nieuwe regeling opgenomen, waardoor overheidsinstanties de mogelijkheid wordt geboden persoonsgegevens bij andere (semi-)overheidsorganen te op te vragen.

Conform het Besluit TZR dienen aanvragen en wijzigingen te worden vergezeld van afschriften van verzekeringspolissen en ingeval van samenwoning een afschrift van een notarieel samenlevingscontract.

Waarom nog resterende M&O-onzekerheid

De resterende onzekerheid wordt veroorzaakt omdat de overlegde verzekeringspolis niet behoeft te sporen met de daadwerkelijke verplichting jegens de verzekeraar. Voorts dient bij een tegemoetkoming voor de partner het inkomen van de partner lager te zijn dan dat van de aanvrager. De gegevens voor deze toets, die maandelijks zou dienen te geschieden, zijn echter niet voorhanden. Tenslotte kan ingeval beide partners in Rijksdienst zijn slechts één van beiden de tegemoetkoming voor (meeverzekerde) kinderen ontvangen.

Globale schatting omvang bestaande onzekerheid

Vanuit de kwalitatieve benadering zijn de volgende uniforme groepen te onderscheiden:

a. ambtenaar: degene die in een of meer betrekkingen op basis van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Ambtenarenreglement Staten-Generaal of ingevolge artikel 17, 119 of 120 van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken in burgerlijke rijksdienst werkzaam is;

b. gezinslid:

1. de echtgenoot van de ambtenaar, die behoort tot het huishouden van de ambtenaar en aan dit besluit niet zelfstandig aanspraken ontleent en van wie de inkomsten lager zijn dan die van de ambtenaar. Onder echtgenoot wordt mede verstaan degene met wie de niet-gehuwde ambtenaar samenwoont en – met het oog duurzaam samen te leven – een gezamenlijke huishouding voert op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract;

2. het kind jonger dan 16 jaar, bedoeld in artikel 7 van de Algemene Kinderbijslagwet;

3. het kind van 16 tot 18 jaar en van 16 tot 25 jaar, bedoeld in artikel 7 respectievelijk artikel 26 van de Algemene Kinderbijslagwet;

4. het kind van 25 of 26 jaar dat behoudens de leeftijdseis voldoet aan het bepaalde in artikel 26, eerste lid, onder a, respectievelijk tweede lid, van de Algemene Kinderbijslagwet;

5. het kind van 18 tot 27 jaar dat in aanmerking komt voor studiefinanciering ingevolge hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering.

De financiële omvang in 1996 van de tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel, verdeeld over deze groepen, is als volgt:

ambtenaar (belanghebbende) 4 609 191,98

echtgenoot (medebelanghebbende) 1 258 355,17

kind jonger dan 16 jaar 728 848,37

kind vanaf 16 jaar 753 486,51

(aanvullende) toeslagen 1 171 028,24

De omvang van het mogelijke misbruik, gerelateerd aan deze groepen, kan wegens het ontbreken van onderzoeksgegevens niet worden aangegeven.

Toezichtsactiviteiten

De toezichtsactiviteiten zijn in 1996 van incidentele aard geweest. Deze activiteiten worden in 1997 structureel ingebed in het departementale toezichtsbeleid op personeelsuitgaven. Ten aanzien van de BTZR hebben de volgende toezichtsactiviteiten plaatsgevonden:

– van nieuw in dienst getreden personeel is bij de eerste aanvraag BTZR de polis opgevraagd. Hiermee is de aanvraag getoetst.

– vanaf medio 1995 worden, vanuit de bestanden van alle IPA-deelnemers, overzichten «Controle methode BTZR» geproduceerd. Hierin staan de adressen vermeld, welke bij meerdere werkgevers voorkomen. Met deze controle wordt nagegaan of belanghebbende en medebelanghebbende geen onrechtmatige tegemoetkoming claimen. Deze controle is in 1996 incidenteel uitgevoerd.

De controles, welke in 1996 zijn uitgevoerd, hebben geen onrechtmatigheden aangetoond.

Reisbesluit

Aard van de regeling

Het doel van het reisbesluit is het voorzien in vergoeding voor reis- en verblijfskosten bij dienstreizen.

Onzekerheid als gevolg van M&O

Het reisbesluit is M&O-gevoelig omdat de hoogte van de vergoeding afhankelijk is van door belanghebbende verstrekte gegevens.

Aard van de M&O-gevoelige gegevens

De regelingen zijn gevoelig voor M&O ten aanzien van het aantal verreden kilometers, het aantal uren van de dienstreis en het al dan niet gebruiken van een maaltijd in een openbare gelegenheid danwel in een gelegenheid van overheidswege.

M&O-maatregelen

Bij reizen met het openbaar vervoer vindt vergoeding plaats op grond van overlegde vervoerbewijzen. Controle van het aantal gedeclareerde kilometers vindt nu nog plaats aan de hand van historische gegevens. In 1997 is aan de directies van SZW een electronische routeplanner als verificatie-instrument ter beschikking gesteld.

Resterende onzekerheid

Het toetsen van het al dan niet gebruiken van een maaltijd in een openbare gelegenheid is nauwelijks mogelijk omdat geen bewijsstukken voorgeschreven zijn. Wel vindt een toets plaats op de mogelijkheid van overheidswege (al dan niet tegen betaling) maaltijden te ontvangen. Het M&O-risico wordt begrensd vanwege de toepassing van normbedragen bij maaltijdvergoedingen.

Artikel U1103 - Post-actieven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 199611 58211 582
Mutaties 1e suppletore:   
– Overboeking van flankerend beleid1 0001 000
Mutaties slotwet:– 673– 673
Realisatie 199611 90911 909

Toelichting Rekening

Mede als gevolg van de Herinrichting van het ministerie is in 1995 in ruime mate gebruik gemaakt van de 55+ maatregel (wachtgeld/vut en wachtgeldgarantie). Ter dekking van de meerkosten van het als gevolg daarvan aanwezige bestand post-actieven is van het budget flankerend beleid (artikel U1101) f 1 mln overgeboekt naar artikel U1103 (post-actieven).

De bij Slotwet verwerkte onderuitputting van f 0,673 mln is voor f 0,238 mln een gevolg van de vanaf december 1996 veranderde werkwijze waarop het voorschot van de programmakosten door USZO in rekening wordt gebracht. Voor de voorschotnota december 1996 betekent dit dat alleen een voorschot van 70% van de werkelijke uitgaven ten laste van 1996 kon worden gebracht. De resterende onderuitputting ad f 0,435 mln is opgetreden omdat de uitstroom van personeel met wachtgeld in 1996 kleiner was dan geraamd. Mede door het treffen van een structurele voorziening in de vorm van de oprichting van een departementaal Transformatiepunt ten behoeve van de bemiddeling van boventallig geworden personeel kon de instroom in de wachtgeldregelingen worden beperkt.

Volume-/prestatiegegevens; overzicht kosten naar te onderscheiden kostengroepen

 BegrotingRealisatie
Verplichtingen/uitgaven (x f 1 000)11 58211 909
Gemiddeld aantal post-actieven (x 1 persoon)225223
Gemiddelde kosten (x f 1)51 47653 404

De realisatie van het gemiddeld aantal post-actieven komt 2 lager uit dan in de begroting opgenomen. De gemiddelde kosten zijn gestegen omdat het bestand aan post-actieven in 1996 voor het grootste deel bestond uit wachtgelduitkeringen via de 55+maatregel (volgens het Sociaal Beleidskader Rijksoverheid). De gemiddelde kosten van deze categorie wachtgelders zijn hoger dan de gemiddelde kosten van de overige wachtgelden en uitkeringen.

Artikel U1104 – Automatisering

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 199633 57033 570
Mutaties 1e suppletore:   
– Eindejaarsmarge555555
– Overboeking naar VROM voor I-SZW Rotterdam– 250– 250
Mutaties 2e suppletore:   
– Overboeking naar VROM t.b.v. bouwkundige voorzieningen A.I.– 250– 250
– GISAI, TIB en infrastructuur6 5566 556
Mutaties slotwet:– 62– 1 411
Realisatie 199640 11938 770

Toelichting Rekening

In het begin van het jaar is via de Eindejaarsmarge f 0,555 mln van 1995 naar 1996 overgeheveld ten behoeve van projecten beheers- en beleidsinformatisering. Verder is f 0,25 mln overgeboekt naar de Rijksgebouwendienst van het Ministerie van VROM in verband met aanpassingen aan het datanet van de Arbeidsinspectie, regio Zuid-West.

Gedurende de begrotingsuitvoering over 1996 is f 0,25 mln overgeboekt naar de Rijksgebouwendienst van het Ministerie van VROM in verband met de aanleg van het datanet van de Arbeidsinspectie, regio Zuid. Verder zijn ten behoeve van de standaardisatie van de hard- en software voor kantoorautomatiseringsdoeleinden binnen de regio's van de Arbeidsinspectie en de Rijksconsulentschappen (het zgn. project migratie Informatietechnologie (IT) buitendiensten SZW) de budgetten voor de (deel)projecten GISAI (Geintegreerd Informatiesysteem Arbeidsinspectie), TIB (Toezicht Informatie Beleid) en daarbij behorende infrastructuur, verhoogd. De realisatie, zowel verplichtingen als kas, is fors hoger uitgekomen. Ten opzichte van de stand ontwerp-begroting is f 6,549 mln (20%) meer verplicht dan de oorspronkelijke begroting (f 33,570 mln). De uitgaven zijn f 5,200 mln (15%) hoger uitgekomen dan de oorspronkelijke begroting (f 33,570 mln). Oorzaken daarvan zijn het gevoerde automatiserings- en informatiebeleid binnen SZW, de noodzaak van het project migratie IT buitendiensten SZW en de budgettaire druk op het automatiseringsartikel in 1997.

Het automatiseringsbudget is binnen SZW in een aantal budgetten opgesplitst, w.o. beheers-informatieprojecten, beleidsinformatieprojecten en onderhoud en beheer departementale systemen.

Beheersinformatieprojecten

Ten opzichte van het beschikbare verplichtingenbudget (f 10,459 mln) is f 0,883 miljoen (8%) meer gerealiseerd. Bij de uitgaven is de realisatie f 1,334 mln (13%) hoger uitgekomen dan het beschikbare budget (f 10,159 mln). De overschrijding wordt veroorzaakt doordat de verplichtingen en uitgaven voor de met het project migratie IT buitendiensten SZW samenhangende infrastructuur voor TIB en GISAI binnen dit budget zijn afgewikkeld.

Beleidsinformatieprojecten

Ten opzichte van het beschikbare verplichtingenbudget (f 5,029 mln) is f 0,062 miljoen (1%) minder gerealiseerd. Bij de uitgaven is de realisatie f 0,882 mln (18%) lager uitgekomen dan het beschikbare budget (f 5,029 mln). De onderschrijding binnen dit budget wordt veroorzaakt doordat projecten niet zijn doorgegaan (evaluatie Abw-statistiek en trendbreuk Abw/evaluatief 380 mln) of ten laste van het personele en materiële budget zijn gerealiseerd (samenwerking CPB/MOSI en gemeentelijke statistiek applicatie). Verder waren bij een tweetal projecten de eindafrekeningen om inhoudelijke redenen niet tijdig beschikbaar (CAO-databank en werkgeverspanel).

Onderhoud en beheer departementale systemen

Ten opzichte van het beschikbare verplichtingenbudget (f 7,2 mln) is f 0,131 miljoen (2%) minder gerealiseerd. Bij de uitgaven is de realisatie f 0,969 mln (13%) lager uitgekomen dan het beschikbare budget (f 7,5 mln). De onderschrijding binnen dit budget wordt veroorzaakt doordat de verplichtingen en uitgaven voor CAFAS (financieel informatiesysteem) en BIAS (beheers-, informatie-, en afhandelingssysteem m.b.t. de rijksvergoeding van sociale zekerheidsuitgaven), mede door nieuwe contracten (structureel) lager zijn uitgekomen dan geraamd.

Artikel U1105 – Onderzoek

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 199619 98320 193
Mutaties 1e suppletore:   
– Eindejaarsmarge500500
Mutaties 2e suppletore:   
– Uitvoering 19961 3001 300
Mutaties slotwet:– 2 267251
Realisatie 199619 51622 244

Toelichting Rekening

Verplichtingenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Beleidsondst. en ev. onderzoek12 8338001 950– 1 96613 617
Overig onderzoek7 150– 300– 650– 3015 899
Totaal19 9835001 300– 2 26719 516

Uitgavenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Beleidsond.st. en ev. onderzoek13 5433001 95029216 085
Overig onderzoek6 650200– 650– 416 159
Totaal20 1935001 30025122 244

Algemeen

De mutatie bij de eerste suppletore wet betrof een overheveling in het kader van de eindejaarsmarge. Er zijn namelijk projecten van 1995 naar 1996 verschoven. Als gevolg van voortschrijdend inzicht is voorts f 0,5 mln verplichtingenruimte van het artikelonderdeel Overig onderzoek naar Beleidsondersteunend en evaluatie-onderzoek overgeboekt. Bij de tweede suppletore wet zijn middelen toegevoegd, ten behoeve van de afwikkeling van het grote aantal onderzoeken uit eerdere jaren en omdat nieuwe projecten als gevolg van de dalende gemiddelde looptijd eerder moesten worden afgerekend.

Het artikel bestaat uit twee onderdelen. Uit het budget voor beleidsondersteunend en evaluerend onderzoek worden afzonderlijke onderzoeksprojecten gefinancierd. Het budget voor overig onderzoek is bestemd voor structurele onderzoeksactiviteiten. Deze vloeien voort uit contracten met specifieke instellingen, zoals bijvoorbeeld de Onderzoeksschool Arbeid, Welzijn en Sociaal-economisch Bestuur. In 1996 werden er ook (voor het laatste jaar) uitgaven voor onderzoeken, die in feite tot het primaire proces van de directie Arbeidsomstandigheden en de Kernfysische Dienst behoren, via dit artikelonderdeel gedaan.

Beleidsondersteunend en evaluerend onderzoek

Op dit artikelonderdeel zijn uiteindelijk 6% (f 0,784 mln) meer verplichtingen aangegaan en is 19% (f 2,542 mln) meer uitgegeven dan in de begroting opgenomen. Als gevolg van andere uit beleidsoverwegingen opkomende behoeften zijn er binnen het programma veel mutaties opgetreden. Ten opzichte van de aanvankelijke voornemens is er een accentverschuiving opgetreden van beleidsevaluerend naar beleidsondersteunend onderzoek.

Overig onderzoek

In 1996 bestond dit artikelonderdeel nog uit budgetten die bij verschillende directies zijn gepositioneerd. De uitgaven die in feite tot het primaire proces behoren zullen met ingang van 1997 via artikel U11.01 lopen. Uiteindelijk bleken in totaal 17% (f 1,251 mln) minder verplichtingenruimte en 7% (f 0,491 mln) minder kasmiddelen benodigd.

Artikel U1106 – Voorlichting

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 19966 0396 039
Mutaties 1e suppletore:   
– Eindejaarsmarge100100
Mutaties slotwet:– 573– 460
Realisatie 19965 5665 679

Toelichting Rekening

Ten opzichte van de oorspronkelijke begroting is in 1996 f 0,473 miljoen (8%) minder verplicht en f 0,360 miljoen (6%) minder uitgegeven.

Aan de onderuitputting, die zowel bij externe voorlichting als bij de overige uitgaven optreedt, liggen verschillende oorzaken ten grondslag. Een aantal geplande projecten heeft uiteindelijk niet of nauwelijks tot activiteiten geleid: de invoeringsdatum van maatregelen werd uitgesteld of het beleid bleek bij nader inzien geen aanleiding tot voorlichting te geven. Dat is onder meer het geval bij de maatregelen gericht op de terugdringing van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid en de nieuwe Algemene bijstandswet. Voorts zijn projecten minder intensief uitgevoerd dan aan het begin van het jaar werd voorzien. Dat geldt onder andere voor de Arbeidstijdenwet en het project stress en fysieke belasting.

Hiertegenover staan voorlichtingsactiviteiten die niet waren geprogrammeerd maar in de loop van het jaar noodzakelijk bleken en projecten die intensiever moesten worden uitgevoerd dan aanvankelijk verwacht werd. Voorbeelden hiervan zijn de voorlichtingsactiviteiten in het kader van de Algemene nabestaandenwet, het organisch psycho syndroom en bestrijding armoede.

Artikel U1107 – Onvoorziene uitgaven

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 19964 7384 738
Mutaties 1e suppletore:   
– Overboeking naar VROM voor I-SZW Rotterdam– 400– 400
Mutaties 2e suppletore:   
– Departementale dekking– 3 484– 3 484
– Uitvoering 1996– 854– 854
Mutaties slotwet:00
Realisatie 199600

Toelichting Rekening

Dit artikel omvat een raming van noodzakelijke voorzieningen voor uitgaven, die ten tijde van de begrotingsvoorbereiding niet waren voorzien. Tijdens de begrotingsuitvoering wordt dit artikel benut als «parkeerartikel», waarop zo nodig tijdelijk bedragen worden geboekt. Ten laste van dit artikel worden geen feitelijke betalingen verricht.

Bij 1e suppletore wet is een overboeking ad f 0,4 mln naar de Rijksgebouwendienst van het Ministerie van Ruimtelijke Ordening en Milieuhygiëne verwerkt als bijdrage in de inrichtingskosten van de nieuwe huisvesting van de Arbeidsinspectie Regio Zuid-West. Bij 2e suppletore wet is het saldo van diverse herschikkingen ten laste van dit artikel gebracht. Deze herschikkingen hebben met name geleid tot een verhoging van de materiële budgetten (kosten voorzitterschap EU en diverse onontkoombare materiële voorzieningen). Tot slot is – op basis van de uitvoering van de begroting per ultimo september – het resterende budget bij 2e suppletore wet ten gunste van de algemene middelen ingeleverd.

Artikel U1108 – Loonbijstelling

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 19964 0884 088
Mutaties 1e suppletore:   
– Loonbijstelling 199662 29362 293
– Aanvullende loonbijstelling 1995– 1 983– 1 983
– Correctie indexering VVU– 100– 100
Mutaties 2e suppletore:   
– Correctie loonbijstelling 19962 5872 587
– Verdeling loonbijstelling 1996 naar de begrotingsartikelen– 63 282– 63 282
– Uitvoering 1996– 3 603– 3 603
Mutaties slotwet:00
Realisatie 199600

Toelichting Rekening

Dit artikel heeft het karakter van een «parkeerartikel», waarop de middelen worden geboekt die van het Ministerie van Financiën zijn ontvangen voor loonbijstelling. Vervolgens vindt verdeling van deze componenten naar de betreffende SZW-begrotingsartikelen plaats. Er worden geen feitelijke uitgaven gedaan ten laste van dit artikel. De niet direct toewijsbare bedragen en afrondingen blijven op dit artikel geparkeerd. Op basis van de uitvoering van de begroting is bij 2e suppletore wet het restant-budget loonbijstelling ten gunste van de algemene middelen ingeleverd.

Artikel U1109 – Prijsbijstelling

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 199600
Mutaties 1e suppletore:   
– Prijsbijstelling 1996306306
Mutaties 2e suppletore:   
– Uitvoering 1996– 306– 306
Mutaties slotwet:00
Realisatie 199600

Toelichting Rekening

Dit artikel heeft het karakter van een «parkeerartikel», waarop de middelen worden geboekt, die zijn ontvangen van het Ministerie van Financiën voor prijsbijstelling. Er worden geen feitelijke uitgaven verricht ten laste van dit artikel. Het beschikbare begrotingsbedrag is, op basis van de uitvoering van de begroting, bij 2e suppletore wet ten gunste van de algemene middelen ingeleverd.

Artikel U1201 – Rijksbijdrage aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 19961 255 0381 255 038
Mutaties 1e suppletore:   
– Aanvullende loonbijstelling 1995907907
Mutaties 2e suppletore:   
– Loonbijstelling 19967 0167 016
Mutaties slotwet:00
Realisatie 19961 262 9611 262 961

Toelichting Rekening

De oorspronkelijke begroting 1996 is verhoogd met de aanvullende loonbijstelling 1995, die met de privatisering van het ABP verband houdt en met de reguliere loonbijstelling 1996. De rijksbijdrage aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie heeft het karakter van een lump sum en wordt volledig betaald; een eventueel overschot van liquide middelen wordt – indien relevant – pas later verrekend. Daardoor komen de verplichtingen jegens en de betalingen aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie overeen met de begroting.

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Aard van de regeling

De rijksbijdrage aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie wordt door SZW verstrekt op grond van de Arbeidsvoorzieningswet. Doel is een publieke arbeidsbemiddeling in stand te houden.

De Arbeidsvoorzieningsorganisatie wendt de rijksbijdrage aan om de taken te vervullen die in de wet zijn vastgelegd en een organisatie in stand te houden om die taken uit te voeren. Daarnaast worden uit de rijksbijdrage de uitvoeringskosten gedekt van taken die de organisatie uitvoert op grond van andere wetten, zoals de WAV, de WVA en de preventieve ontslagtoets. Arbeidsvoorziening is een zelfstandig bestuursorgaan. De rijksoverheid participeert in het bestuur van Arbeidsvoorziening.

Onzekerheid als gevolg van M&O

Gezien de aard van de rijksbijdrage is er geen sprake van onzekerheid inzake M&O in directe zin. Wel kan daarvan sprake zijn wanneer het gaat om de besteding van gelden door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Het gaat hierbij met name om door het Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening of door de Regionale Besturen ontworpen subsidie-regelingen. De rechtmatigheid van de besteding van de gelden door Arbeidsvoorziening wordt in opdracht van het CBA door een externe accountant gecontroleerd.

Aard M&O-gevoelige gegevens

Een aanzienijk deel van de besteding van de gelden door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie heeft betrekking op subsidieregelingen op het terrein van scholing of plaatsingsbevordering.

Aangezien in vele van deze subsidieregelingen de subsidieverstrekking afhankelijk is van gegevens van derden kan sprake zijn van M&O. De aard van de M&O-gevoelige gegevens kan per subsidieregeling sterk verschillen.

M&O-maatregelen

M&O-maatregelen worden niet ontworpen en vastgesteld door SZW, maar door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie zelf. Hierover vindt wel overleg plaats. Het CBA kan op grond van het Financieel Beheersreglement centraal geformuleerde richtlijnen op regionaal niveau doen uitvoeren. Daarnaast heeft het CBA een instructie opgesteld, die wordt gebruikt bij nieuw te ontwikkelen (subsidie-)regelingen en is de bestaande regelgeving op M&O-aspecten beoordeeld. In 1996 is begonnen ook de regionale regelingen op M&O-aspecten door te lichten.

Resterende onzekerheid

De Arbeidsvoorzieningsorganisatie beschikte in 1996 nog niet over een integraal M&O-beleid. In de jaarrekening 1995 van Arbeidsvoorziening is aangegeven dat M&O niet valt onder het begrip rechtmatigheid zoals dat in jaarrekening en accountantsverklaring wordt gehanteerd. Dit betekent dat de accountantsverklaring geen uitspraak doet of impliceert over M&O. Wanneer een integraal M&O-beleid door Arbeidsvoorziening is ontwikkeld, zal dit ook kunnen worden betrokken in de accountantscontrole.

Globale schatting omvang bestaande onzekerheid

De jaarrekening over 1996 is nog niet door het CBA vastgesteld. Hierdoor is nog geen oordeel te geven over 1996. Voor een beoordeling van de omvang van de bestaande onzekerheid over 1995 is het onderscheid tussen beheersuitgaven en beleidsuitgaven relevant.

De beheersuitgaven hebben betrekking op de uitgaven ten behoeve van personeel, materieel en huisvesting. Beleidsuitgaven hebben met name betrekking op de subsidies die door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie worden verstrekt.

Daarmee was in 1995 een bedrag ter grootte van ongeveer f 800 miljoen gemoeid. De regionale en landelijke subsidieregelingen op basis waarvan beleidsuitgaven worden gedaan, zullen in de toekomst worden onderworpen aan de M&O-instructies.

Toezichtsactiviteiten

In 1996 hield de minister op grond van de Arbeidsvoorzieningswet toezicht op de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Toezicht op het financieel beleid en beheer van Arbvo vormt daarvan een belangrijk onderdeel. In algemeen zin wordt hier nader op ingegaan in par. 2., onderdeel C van het algemene deel van deze verantwoording.

Bij het uitoefenen van toezicht in 1996 speelden de verantwoordingsdocumenten van het CBA een belangrijke rol. Aan de hand hiervan vindt een beoordeling van de rechtmatigheid van het handelen van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie plaats. De externe accountant rapporteert halfjaarlijks. Op dit moment verkeert de beoordeling van de jaarrekening in een afrondend stadium. De jaarstukken zullen, voorzien van eventuele aantekeningen van de minister, naar het parlement worden gestuurd.

Binnen het kader van het toezicht valt ook het toezicht op opzet en werking van het M&O-beleid. In het afgelopen jaar is de opzet en ontwikkeling van het M&O-beleid bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie door SZW gevolgd. De voortgang van de activiteiten bij Arbeidsvoorziening in dit kader gaf geen aanleiding tot specifieke toezichtsacties.

Hoewel M&O (nog) niet valt onder de accountantscontrole wordt hierover in de accountantsrapportage wel opgemerkt dat bij de ontwikkeling van een M&O-beleid belangrijke stappen voorwaarts zijn gezet, maar dat afronding nog niet heeft plaatsgevonden.

Resultaat aan onzekerheid/onrechtmatigheid

In de accountantsverklaring bij de jaarrekening 1995 van Arbeidsvoorziening wordt aangegeven dat de uitgaven en de aangegane verplichtingen rechtmatig zijn, met uitzondering van die verplichtingen en uitgaven die uitgaan boven de door de minister goedgekeurde begroting (inclusief wijzigingen). Het betreft dus geen onrechtmatigheid als gevolg van M&O. M&O valt overigens niet onder de reikwijdte van het rechtmatigheidsoordeel dat tot uitdrukking komt in de accountantsverklaring.

Getroffen maatregelen

Ten aanzien van de resterende onzekerheid/onrechtmatigheid als gevolg van M&O zijn geen specifieke toezichtsacties ondernomen, omdat het ontwikkelen en opzetten van een M&O-beleid bij Arbeidsvoorziening gaande was en daadwerkelijke voortgang liet zien.

Inmiddels is per 1 januari 1997 een nieuwe Arbeidsvoorzieningswet van kracht geworden. Ingevolge artikel 68 van de nieuwe Arbeidsvoorzieningswet dient een nieuw financieel beheersreglement worden opgesteld. Dit reglement behoeft goedkeuring vooraf door de minister. Bij de toetsing zal worden bezien of bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik ook volgens het nieuwe financieel beheersreglement expliciet onderdeel uitmaakt van het financieel beheer.

Vervolgens zal de werking van het M&O-beleid door de accountant worden gevolgd en worden bezien of de opzet nog voldoet. Een oordeel hierover zal deel uitmaken van de accountantsrapportage en -verklaring.

Artikel U1202 – Wet Sociale Werkvoorziening

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 19963 485 8003 483 400
Mutaties 1e suppletore:   
– Eindejaarsmarge51 00051 000
– Afdrachtskorting WVA– 10 000– 10 000
– DI-taakstelling– 23 000– 23 000
– Technische correctie– 1 300– 1 300
Mutaties 2e suppletore:   
– Loonbijstelling 199651 60051 600
– Aanpassing verplichtingenruimte82 4000
– Compensatie WULBZ46 00046 000
– Overboeking naar Gemeentefonds– 6 400– 6 400
Mutaties slotwet:– 85 228– 44 558
Realisatie 19963 590 8723 546 742

Toelichting Rekening

Verplichtingenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Budgetvoorz. op decentr.niveau3 485 8008 100182 200– 85 2283 590 872
Budgetvoorz. op centraal niveau 8 600– 8 600  
Totaal3 485 80016 700173 600– 85 2283 590 872

Uitgavenramingen realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Budgetvoorz. op decentr.niveau3 483 4008 10099 800– 44 5583 546 742
Budgetvoorz. op centraal niveau 8 600– 8 600  
Totaal3 483 40016 70091 200– 44 5583 546 742

Op het decentraal WSW-budget is de realisatie op artikelniveau bij de verplichtingen ca. f 105 mln (3%) en bij de uitgaven ca. f 63 mln (1,8%) hoger ten opzichte van de begroting. Zowel bij de verplichtingen als bij de uitgaven houdt dit verband met:

– een ophoging van het budget voor arbeidsvoorwaarden ad f 81,0 mln: via eindejaarsmarge 1996 is het budget opgehoogd (f 51 mln) voor het effect van het arbeidsvoorwaardenakkoord 1995 en is tevens de reguliere loonbijstelling uitgedeeld (f 51,6 mln). Daarnaast is boeking van de Decentrale Impuls-taakstelling (-/- f 23,0 mln) gewijzigd; voorheen werd deze verwerkt via de aanvullende post loonbijstelling, nu wordt rechtstreeks op het WSW-budget gekort. Tenslotte is voor flankerend beleid f 1,4 minder uitgegeven.

– de afdrachtskorting in verband met WVA: vanaf 1 januari 1996 kunnen werkgevers in onder andere de WSW in aanmerking komen voor een afdrachtskorting (VLW) van f 4 500 per jaar per persoon als zij een langdurig werkloze in dienst nemen. De subsidie van het Rijk is hierdoor evenredig afgenomen (-/- f 10,0 mln).

– compensatie WULBZ: de bij 2e suppletore wet toegekende ruimte (f 46,0 mln) voor extra uitgaven in verband met de verhoogde premie ZW door invoering van de WULBZ is niet uitgedeeld in afwachting van het onderzoek van de Bedrijfsvereniging voor Overheidsdiensten over de juiste hoogte van slotverplichtingen Ziektewet. De reeds toegekende ruimte zal met de eindejaarsmarge 1997 aan het budget 1997 toegevoegd worden.

– technische mutaties: heeft onder andere betrekking op een overboeking naar het Gemeentefonds ad f 6,4 mln in verband met extra uitvoeringskosten voor de Wet boeten en maatregelen. In het laatste kwartaal heeft een nabetaling ad f 2,8 mln plaatsgevonden in verband met door een Bestuurlijke eenheid ingesteld beroep over de hoogte van het toegekende budget. Voorts is een correctie gepleegd van het budget 1996 ad -/- f 1,3 mln in verband met te hoge slotuitdeling in 1995.

Tenslotte zijn minder verplichtingen aangegaan ten opzichte van de begroting (ca. f 40 mln). Bij 2e suppletore wet is een technische mutatie in verband met een verhoging van de verplichtingenruimte verwerkt, omdat in de begroting onvoldoende rekening was gehouden met verplichtingen die aangegaan worden in het jaar voorafgaand aan de betalingen. Achteraf bleek deze bijstelling van de verplichtingenraming te hoog te zijn.

Het centrale WSW-budget ad f 8,6 mln is met de eindejaarsmarge 1996 opgehoogd in verband met mogelijke calamiteiten. Hiervan is f 6,4 mln bij 2e suppletore wet aangewend voor de hierboven genoemde technische mutatie (overboeking naar het Gemeentefonds) en is f 2,2 mln overgeboekt naar het WSW-budget-decentraal.

Afwikkeling vergoedingen vóór 1989

Dit onderdeel heeft betrekking op de financiële afwikkeling van jaaropgaven WSW, waarvan vergoedingen in principe niet leiden tot meeruitgaven op de begroting.

Vóór de invoering van de BDD-operatie (Budgetfinanciering, decentralisatie en deregulering) in 1989 werden bestuurlijke eenheden op basis van een open-einde regeling gefinancierd. Per ultimo 1996 zijn alle vergoedingen van vóór 1989 afgewikkeld; eveneens dat van het werkvoorzieningsschap Breda. In 1989 werd een nieuw financieringssystematiek ingevoerd, n.l. de budgetfinanciering. Op basis van het financieel verdeelmodel worden budgetten aan bestuurlijke eenheden toegekend.

Per ultimo 1996 zijn 49 decharges WSW verleend voor een totaalbedrag van f 1,7 mld. De specificatie over de vergoedingsjaren zijn als volgt:

1990: 1, 1991: 1, 1992: 3, 1993: 44.

Volume-/prestatiegegevens

 Uitgaven (x f 1 mln)VolumeGemiddeld bedrag (x f 1 000)
 Ontw.begr.RealisatieOntw.begr.RealisatieOntw.begr.Realisatie
Budgetvoorz. dec.3 483,43 546,780 30081 452*)43,443,5

* Volumecijfers zijn voorlopig; in mei 1997 worden definitieve cijfers verwacht.

Sinds enkele jaren is een gestage groei in het volume van SW-werknemers te bemerken en bedraagt de prijs gedurende enkele jaren gemiddeld f 43 000 per fte. In 1994 bedroeg de realisatie uitgedrukt in volume: ca. 80 300 fte's (85 618 personen) en de gemiddelde lasten per fte: f 43 430, in 1995: 80 800 fte's (86 200 personen) met gemiddelde lasten per fte: f 42 840.

Artikel U1203 – Jeugdwerkgarantiewet

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 1996359 700359 700
Mutaties 1e suppletore:   
– Afdrachtskorting WVA– 19 300– 19 300
– Bevriezing 23-jarigen– 38 100– 38 100
– Doorwerking realisatie 199590 90090 900
Mutaties 2e suppletore:   
– Technische correctie8 6008 600
– Koppeling uitkeringen 1996– 16 000– 16 000
– Werkloosheidsontwikkeling– 6 800– 6 800
– Uitvoering 199630 00030 000
Mutaties slotwet:39 28639 286
Realisatie 1996448 286448 286

Toelichting Rekening

Verplichtingen-/uitgavenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Loonkosten339 90044 40016 50035 280436 080
Trajectovereenkomsten19 800– 10 900– 7004 00612 206
Totaal359 70033 50015 80039 286448 286

Dit artikel bestaat uit twee onderdelen: loonkosten en trajectovereenkomsten. Het onderdeel loonkosten betreft kosten als een jongere een dienstbetrekking wordt aangeboden volgens het Burgerlijk Wetboek en geplaatst wordt op een garantieplaats. Bij het onderdeel trajectovereenkomsten worden jongeren voorbereid op een dienstbetrekking bij een garantieplaats of bij een reguliere baan.

Voor de verplichtingen op dit artikel geldt dat deze op grond van artikel 4, lid 6 van de Comptabiliteitswet door de Minister van Financiën zijn aangewezen als «verplichtingen = kas».

De JWG wordt met ingang van 1 januari 1998 ingetrokken en vervangen door de WIW.

Loonkosten

Ten opzichte van de ontwerp-begroting is per saldo ca. f 96 mln (28%) meer verplicht en uitgegeven. Als gevolg van realisatiecijfers 1995 en voorlopige realisatiecijfers 1996 is de raming van het JWG-budget verhoogd bij zowel 1e suppletore wet als 2e suppletore wet met respectievelijk f 90,9 mln en f 30,0 mln. Zowel het volume als de loonkosten zijn hoger uitgekomen dan aanvankelijk was geraamd. Voorts is het budget door een technische correctie op grond van een aanpassing van het ramingsmodel opwaarts bijgesteld. Tenslotte zijn uitgaven eenmalig hoger uitgekomen vanwege het bruto-netto boeken dat met ingang van 1 januari 1996 is ingevoerd op verzoek van het ministerie van Financien. Ontvangsten over voorgaande jaren worden hierdoor op de ontvangsten-artikelen geboekt en niet in mindering gebracht op de uitgaven zoals voorheen. In de raming is hiermee abusievelijk geen rekening gehouden waardoor bij bevoorschotting van een te laag bedrag is uitgegaan.

De neerwaartse bijstellingen van het budget hebben betrekking op:

– de mogelijkheid voor werkgevers om gebruik te maken van de afdrachtskorting (in verband met WVA als zij een werkloze jongere in dienst nemen) waardoor het budget naar rato is gekort,

– het bevriezen van de doelgroep op schoolverlaters tot 23-jaar,

– een aanpassing als gevolg van geraamde werkloosheidsontwikkeling en de negatieve loonontwikkeling.

Trajectovereenkomsten

Bij dit onderdeel is ca. f 8 mln (38%) minder uitgegeven dan was begroot. Het budget is neerwaarts bijgesteld op grond van de realisatiecijfers 1995 en het volume te hoog geraamd was. Daarnaast is het budget neerwaarts bijgesteld in verband met de doorwerking van werkloosheidsramingen van het CPB en de negatieve loonontwikkeling.

Volume-/prestatiegegevens

 Ontwerp-begrotingRealisatie
Garantieplaatsen  
Totaal (x f 1 mln)339,9436,1
Volume (eenheden)18 81622 900
Gemiddeld bedrag (x f 1,-)18 06418 400*
   
Trajectovereenkomsten  
Totaal (x f 1 mln)19,812,2
Volume (eenheden)4 5462 496
Gemiddeld bedrag (x f 1,-)4 3554 890

* Indien rekening gehouden wordt met de nabetaling van ca. f 15 mln in januari 1996 als gevolg van bruto-netto boeken per 1 januari 1996 bedraagt de gerealiseerde gemiddelde prijs f 19 044 in 1996.

De stijging van het volume bij de garantieplaatsen is het gevolg van een toename van het bereik van de JWG-regeling. De hogere prijs bij dit onderdeel is te verklaren door de stijging van de gemiddelde leeftijd van de zittende JWG-populatie en zou mogelijk verklaard kunnen worden door het geringe gebruik van de afdrachtskorting (WVA).

Eind 1997 wordt een evaluatie-rapport over de WVA verwacht. De daling van de volume bij trajectovereenkomsten is te verklaren door de te hoge raming bij de ontwerp-begroting, waarvoor nog onzekerheid bestond over het aantal deelnemers.

De hogere prijs is o.a. ontstaan door duurdere scholingsactiviteiten van de deelnemers.

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Aard van de regeling

De Jeugdwerkgarantiewet heeft ten doel de kansen van werkloze jongeren op de arbeidsmarkt te vergroten door hen door middel van zogeheten garantieplaatsen werkervaring op te laten doen of een daarop voorbereidend programma aan te bieden.

De regeling voorziet er in dat de door de gemeente terzake gemaakte loon/vergoedingskosten door het rijk worden vergoed. De financiering van de regeling door SZW is conform de door gemeenten in medebewind uitgevoerde regelingen.

Onzekerheid als gevolg van M&O

De uitvoering van de JWG is M&O-gevoelig vanwege de leegloopproblematiek en de verzuimproblematiek. Onder leegloop wordt in dit geval verstaan dat jongeren wel een JWG-dienstbetrekking hebben, maar niet feitelijk zijn geplaatst op een garantieplaats. Voor zover leegloop een structureel karakter heeft ontstaat onzekerheid over het al dan niet oneigenlijk gebruik van de JWG.

De verzuimproblematiek houdt in dat de jongere verwijtbaar geen arbeid verricht of verwijtbaar geen scholing volgt. Daarbij is tevens de mogelijkheid aanwezig dat de jongere elders betaalde arbeid verricht.

Aard M&O-gevoelige gegevens

Jongeren kunnen naast de JWG-dienstbetrekking nevenarbeid verrichten. Voorzover deze nevenarbeid meer bedraagt dan 6 uur per week, worden de uren in mindering gebracht op de JWG-dienstbetrekking, tot een minimum van 19 uren per week. Het loon wordt naar evenredigheid van het aantal gewerkte uren in de JWG aangepast. Verdient een jongere met zijn werkzaamheden buiten de JWG meer dan het voor hem geldende minimumloon, dan behoort de jongere niet meer tot de doelgroep van de JWG. Omdat de gegevens inzake nevenarbeid en neveninkomsten afkomstig zijn van derden, doorgaans van de betreffende jongere, zijn deze gegevens M&O-gevoelig.

M&O-maatregelen

Indien de jongere gedurende een periode van langer dan drie maanden niet op een garantieplaats is geplaatst worden de loonkosten niet langer door het rijk vergoed.

Met betrekking tot het verwijtbaar geen arbeid verrichten of het verwijtbaar niet deelnemen aan scholing is voor JWG-organisaties de mogelijkheid geopend bij wijze van sanctie een deel of het volledige loon of vergoeding van de jongere in te houden.

Om fraude inzake het verzwijgen van inkomsten uit nevenarbeid tegen te gaan zijn de gemeentebesturen gewezen op het belang van een adequate voorlichting aan jongeren en de mogelijkheid om via de Gemeenschappelijke Verwijsindex (GVI) bij de bedrijfsverenigingen na te gaan of andere arbeid in dienstbetrekking wordt verricht.

Globale schatting omvang bestaande onzekerheid

In 1996 is voor in totaal f 448,3 mln aan uitkeringen JWG versterkt ten behoeve van ruim 25 400 JWG-plaatsen (1995: f 409,6 resp. 21 564). Het aandeel trajectovereenkomsten is in 1996 toegenomen; in het budget van bijna 2% naar bijna 3%, in het aantal plaatsen van bijna 8% naar bijna 10%. Onderstaande tabel geeft een overzicht voor 1995 en 1996.

Realisatie JWG 1995–1996Budget (x f 1 mln)Aantal plaatsen
 1995199619951996
Garantieplaatsen404,2436,121 56422 900
Trajectovereenkomsten5,512,21 6602 496
Totaal409,7448,323 22425 396

* Leegloop

Bovenstaand is reeds gemeld dat misbruik of oneigenlijk gebruik van JWG-gelden mogelijk is (leegloop, stelselmatig verzuim). Over de leegloop zijn inmiddels gegevens over de jaren 1992–1995 beschikbaar.1 Leegloop is hierbij gedefinieerd als de fractie jongeren die wel in dienst zijn van een JWGO maar niet op een garantiebaan zijn geplaatst. Na een stijging van de leegloop van 30–35% in 1992 naar circa 50% eind 1993, zette begin 1994 een daling in naar ruim 20% in de tweede helft van 1995. Per 1 september 1994 is de wet gewijzigd, waarbij de JWGO's geen rijksvergoeding meer ontvangen voor jongeren die langer dan drie maanden in de leegloop hebben gezeten. De langdurige leegloop, d.w.z. leegloop langer dan drie maanden, steeg begin 1994 van circa 20% naar circa 25%, om daarna te dalen naar circa 12% ultimo 1995.

Een deel van de langdurige leegloop vindt zijn oorzaak in (langdurig) ziekteverzuim. Begin 1995 is bijna 33% van de langdurige leegloop langer dan 2 weken ziek, eind 1995 was dat gedaald tot circa 10%. De genoemde 12% leegloop ultimo 1995 betreft hierdoor 11% «zuivere» leegloop en 1% vanwege langdurige ziekte.

* Sanctiebeleid in de JWG

Nog niet alle JWGO's beschikten in 1995 over een vastgelegd sanctiebeleid. De JWGO's die wel over een formeel vastgesteld sanctiebeleid beschikken blijken niet vaak gebruik te hebben gemaakt van de bevoegdheid tot het opleggen van een financiële sanctie: dit varieert van 0 tot 3% van de in dienst zijnde jongeren. Gerekend over alle JWGO's tesamen schommelde het aantal gesanctioneerde jongeren tussen 0,5 en 1,5%. De hoogte van de financiële sancties loopt sterk uiteen, en ligt in de regel in de marge van f 50 tot f 400 (gemiddelde circa f 200). Bij circa 10% van de jongeren is sprake van recidive; zij krijgen na een sanctie een maand later weer een sanctie opgelegd.

Toezichtsactiviteiten

In 1996 is geen specifiek toezichtsonderzoek verricht op de uitvoering van deze regelingen.

De vaststellingen 1994 hebben plaatsgevonden aan de hand van de accountantsverklaringen en de resultaten van een beperkt rechtmatigheidsonderzoek door de rijksconsulenten. Bij een beperkt aantal JWG-uitvoeringsorganisaties is in 1996 een valideringsonderzoek gehouden gericht op de informatiewaarde van de accountants-verklaringen. De uitkomsten van deze analyse worden begin 1997 verwacht.

In het hierna volgende overzicht staan in 1996 getroffen maatregelen tegen de JWG-uitvoeringsorganisaties. De correcties houden voor een groot deel verband met een verkeerde toepassing van het begrip «leegloop» en het ten onrechte declareren van niet-subsidiabele kosten als verwervingskosten.

JaarAantal gemeentenWetsartikelAantal maatregelenBedrag (x f 1,–)maatregelen
1993220–1235 209
19946620–159482 472
  20–2782 033
   66564 505

Artikel U1204 – Banenpools

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 1996544 800544 800
Mutaties 2e suppletore:   
– Werkervaringsplaatsen– 43 200– 43 200
– Koppeling uitkeringen 19962 1002 100
– Doorstroomsubsidies– 19 800– 19 800
Mutaties slotwet:– 5 050– 5 050
Realisatie 1996478 850478 850

Toelichting Rekening

Verplichtingen-/uitgavenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Vrijvallende uitkeringen455 20001 8008 450465 450
Doorstroomsubsidies46 3000– 19 500– 13 40013 400
Werkervaringsplaatsen43 3000– 43 200– 1000
Totaal544 8000– 60 900– 5 050478 850

Dit artikel bestaat uit drie onderdelen, waarvan het budget vrijvallende uitkeringen via vrijval bij de Abw, IOAW en IOAZ tot stand komt (naast afdrachtskorting in verband met WVA, inleenvergoeding, FSV, bijdrage van het CBA/RBA en eventueel via ESF).

Vrijvallende uitkeringen

Op dit artikelonderdeel is ca. f 10 mln (2,3%) meer uitgegeven dan begroot. Dit wordt verklaard door de toevoeging van de loonbijstelling bij 2e suppletore wet en door een hogere instroom van langdurige werklozen van ongeveer 400 (geraamd: 22 525).

Doorstroomsubsidies

Van het budget ad f 46,3 mln is f 26,8 mln uitgetrokken voor de Tijdelijke subsidieregeling bevordering uitstroom banenpools in het kader van het Grote stedenbeleid. Het restant is ten tijde van de 2e suppletore wet afgeboekt. Conform de regeling is de helft van het budget ambtshalve aan de vier grote gemeenten toegekend (f 13,4 mln) en konden dit jaar aanvragen voor een aanvullende voorschot van 30% worden ingediend ter tegemoetkoming van gemaakte kosten, mits een opgave van de gerealiseerde uitstroom wordt gedaan. Hieraan is geen gevolg gegeven. De gemeenten kunnen nog in 1997 een aanvraag indienen om de in 1996 gemaakte kosten te declareren.

Werkervaringsplaatsen

Het budget voor werkervaringsplaatsen is voor een groot deel afgeboekt omdat plannen in het kader van de nota «Meer werk, weer werk» uit 1993 niet gerealiseerd zijn. Het voornemen is de middelen met ingang van 1998 aan te wenden voor de Wet Inschakeling Werkzoekenden.

Volume-/prestatiegegevens

 Ontwerp-begrotingRealisatie
Volume vrijvallende uitkeringen (eenheden)22 52522 934
Gemiddelde vrijval (x f 1,–)20 20120 294
Vrijvallende uitkeringen (x f 1 mln)455,2465,4
   
Volume doorstroomsubsidie (eenheden)2 0980
Gemiddelde doorstroomsubsidie (x f 1,–)22 2120
Budget doorstroomsubsidie (x f 1 mln)46,613,4
   
Volume werkervaringsplaatsen7 5000
Gemiddelde prijs per plaats (x f 1,–)5 7600
Budget werkervaringsplaatsen (x f 1 mln)43,30

Het volume bij de vrijvallende uitkeringen is met ca. 400 toegenomen, omdat meer langdurige werklozen geplaatst zijn. De gerealiseerde gemiddelde prijs komt nagenoeg overeen met de raming. Gezien de aard van het budget doorstroomsubsidies kan geen uitsplitsing worden gegeven van de prijs en het volume.

Aantal Banenpoolplaatsingen 1994–1996

 199419951996
 volumevolumevolume
Vrijvallende uitkeringen19 80021 70022 950

Zowel de prijs als het volume bij het onderdeel vrijvallende uitkeringen zijn ten opzichte van vorig jaar toegenomen. De stijging van het volume gedurende enkele jaren geeft aan dat het aantal geplaatste langdurige werklozen geleidelijk aan toeneemt conform de doelstelling van de regeling. Bij de doorstroomsubsidies is gezien de aard van het budget geen uitsplitsing in een prijs- en volumecomponent weer te geven. Op het budget werkervaringsplaatsen zij geen uitgaven gedaan.

De Banenpoolregeling wordt met ingang van 1 januari 1998 ingetrokken en vervangen door de WIW.

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Aard van de regeling

Op grond van de Rijksbijdrageregeling banenpools wordt aan gemeenten subsidie verstrekt voor de financiering van banenpools die langdurig werklozen een additionele baan aanbieden tegen het wettelijk minimumloon. De subsidie bestaat uit het rijksaandeel in de vrijvallende Abw-, Ioaw- of Ioaz-uitkering.

SZW verstrekt de gemeenten in voorschot geldmiddelen om de uitkeringen te kunnen voldoen. De rijksvergoeding over het verslagjaar wordt na twee jaar vastgesteld aan de hand van de declaratie van de gemeente (incl. accountantsverklaring) en het rapport van de rijksconsulent van SZW.

Onzekerheid als gevolg van M&O

De uitvoering van de Rijksbijdrageregeling banenpools bleek M&O-gevoelig te zijn ten aanzien van betalingen boven het wettelijk minimumloon. Door de herziening van de Rijksbijdrageregeling banenpools per 1 juli 1994 is de uitvoeringsorganisaties duidelijkheid verschaft welke toeslagen en onkostenvergoedingen op grond van deze regeling zijn toegestaan. Het verlenen van toeslagen anders dan een toeslag als bedoeld in artikel 11, eerste lid onder q van de Wet op de loonbelasting leidt tot een terugvordering van de verleende rijkssubsidie.

Cijfers omvang RBB-regeling

In 1996 is ten laste van SZW een bedrag van f 465,4 mln aan subsidie verstrekt aan gemeenten ter vergoeding van banenpoolplaatsen. Dit bedrag is gebaseerd op een vrijval van bijna 22 950 Abw-uitkeringen van gemiddeld circa f 20 300 per geval. In 1995 ging het resp. om een bedrag van f 419,7 mln en 21 700 Abw-uitkeringen van gemiddeld f 19 300.

Toezichtsactiviteiten

Het toezicht op de uitvoering van deze door de gemeenten uitgevoerde wet is geïncorporeerd in het onderzoek van de rijksconsulent zoals dat in 1996 heeft plaats gevonden en dat is toegelicht bij artikel U 14.01 Algemene bijstandswet (Abw).

Het resultaat van de toezichtrapportages is in de hierna volgende tabel weergegeven.

jaaraantalwetsartikelaantalbedrag (x f 1,–)
 gemeenten maatregelenmaatregelen
199326239 887
199436357 520

Artikel U1205 - Inkoop sociale diensten bij arbeidsvoorziening

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 199635 00035 000
Mutaties slotwet:– 9– 9
Realisatie 199634 99134 991

Toelichting Rekening

Met de onderhavige middelen kunnen de 19 grootste gemeenten diensten bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie inkopen, gericht op het geschikt maken voor de inschakeling in de arbeid en voor bijzondere inspanningen bij de arbeidsbemiddeling van moeilijk plaatsbare uitkeringsgerechtigden. De aangegane verplichtingen en de betalingen stemmen vrijwel geheel met de begroting overeen. De reden van het geringe verschil is het abuis van één gemeente waar men een contract voor een te laag bedrag met de Arbeidsvoorzieningsorganisatie heeft afgesloten. Uiterlijk in september 1997 zullen de gemeenten aan het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een verslag over 1996 uitbrengen.

Artikel U1301 – Algemene Kinderbijslagwet

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 19966 580 1006 580 100
Mutaties 1e suppletore:   
– Indexering per 1 januari 199626 10026 100
– Bijstelling uitvoeringskosten14 00014 000
– Fraudebestrijding– 10 000– 10 000
Mutaties 2e suppletore:   
– Loonbijstelling uitvoeringskosten1 7001 700
– Inzichten SVB (juni-nota)– 29 300– 29 300
– Uitstel boeten en maatregelen1 0001 000
– Indexering per 1 juli 199617 20017 200
– Uitvoering 1996– 20 800– 20 800
Mutaties slotwet:00
Realisatie 19966 580 0006 580 000

Toelichting Rekening

De navolgende tabel geeft een beeld van de raming volgens de ontwerpbegroting, de bijstellingen en de realisatie onderscheiden naar de artikelonderdelen.

Verplichtingen/uitgaven-raming en realisatie per onderdeel (x f 1 000,-)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet 2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Uitkeringen6 443 10016 100– 22 2006 437 000
Uitvoeringskosten137 00014 000– 8 000143 000
Totaal6 580 10030 100– 30 2006 580 000

Het verschil tussen de oorspronkelijk begrote en de gerealiseerde uitgaven is gering (f 0,1 mln). De hogere realisatie bij het onderdeel uitvoeringskosten (f 6,0 mln) houdt onder meer verband met extra personeelskosten als gevolg van intensivering van het handhavingsbeleid en invoering van de sanctiewetgeving. Deze hogere uitgaven zijn het saldo van de ramingsaanpassingen voor de uitvoeringskosten bij 1e en 2e suppletore wet, mede op basis van de inzichten op die momenten van de Sociale Verzekeringsbank. Hiertegenover staan per saldo lagere uitgaven (f 6,1 mln) bij het onderdeel uitkeringen door een enigszins geringer volume dan geraamd. De verhoging van de uitkeringsraming bij 1e suppletore wet was per saldo het gevolg van de wettelijke indexering van de kinderbijslagbedragen per 1 januari 1996 en de verwerking van een taakstelling fraudebestrijding. De verlaging bij 2e suppletore wet weerspiegelt met name het saldo van de ramingsbijstelling voor de indexering van de kinderbijslagen per 1 juli 1996 enerzijds en het geringere volume anderzijds.

Voor de verplichtingen op dit artikel geldt dat deze op grond van artikel 4, lid 6 van de Comptabiliteitswet door de Minister van Financiën zijn aangewezen als «verplichtingen = kas».

Volume-/prestatiegegevens

De volumegegevens in de hierna volgende tabel hebben betrekking op de door de Sociale Verzekeringsbank opgegeven realisatiecijfers over de in 1996 door het Algemeen Kinderbijslagfonds (AKf) uitbetaalde kwartalen. De aan het fonds betaalde bedragen hebben deels betrekking op de verrekening van voorschotten van het voorgaande jaar (1995) en op voorschotten 1996 die voor een deel in het volgend jaar (1997) worden verrekend. Daarom wordt in de volgende tabel eerst de aansluiting gegeven tussen de kasrealisatie van de begroting en de transactie-realisatie (in miljoenen guldens).

Kasrealisatie begroting 1996 6 580,0

Verrekening in 1996 van het derde en vierde kwartaal 1995 –

Verrekening in 1997 van het derde kwartaal 1996 – 16,0

Verrekening in 1997 van het vierde kwartaal 1996 – 6,0

Transactierealisatie AKf 1996 6 558,0

 Uitgaven (x f 1 mln.)Volume (x 1 000)Gemiddeld bedrag per eenheid (x f 1,–)
 Ontwerp- begrotingRealisatieOntwerp- begrotingRealisatie Ontwerp- begrotingRealisatie
– uitkeringslasten6 443,16 414,0    
waarvan:       
– achteraf vastgestelde rechten61,047,5    
– uitkeringslasten exclusief achteraf vastgestelde rechten*6 382,16 366,5     
       
– telkinderen  3 479,43 443,01 8341 849
– gerechtigden (gezinnen)  1 832,21 808,43 4843 521
       
– uitvoeringskosten137,0144,0     
– telkind    4042
– gerechtigde    7580
Totaal6 580,16 558,0    

* Sinds 1994 worden de bedragen die zijn gemoeid met de achteraf vastgestelde rechten niet meegeteld in het volume en/of de gemiddelde uitkering. Het betreft hier uitkeringslasten waarvan bij de vaststelling van dat recht sprake is van een terugwerkende kracht van meer dan één kwartaal.

Uitkeringen naar het buitenland

Op basis van de beschikbare gegevens met betrekking tot 1996 kan worden opgemerkt dat ca. 3% van de uitkeringslasten verstrekt wordt voor kinderen wonend buiten Nederland en 97 % van de uitkeringslasten voor kinderen wonend in Nederland.

Uitsplitsing naar leeftijd

 aantal telkinderen (x 1 000)procentueel
0–6 jaar1 16833,9
6–12 jaar1 14833,4
12–18 jaar1 07931,3
18–25 jaar481,4

Uitsplitsing naar enkel-/meervoudig kinderbijslag

 aantal kinderen (x 1 000)procentueel
enkelvoudig3 37299,0
meervoudig,(33)(1,0)
wv 2-voudig280,8
3-voudig50,2

Afschaffing AKW 18+

Met ingang van 1 januari 1996 is het recht op kinderbijslag voor kinderen van 18 jaar en ouder afgeschaft. Dit is gerealiseerd in de wet van 21 december 1995, Stb 691. Voor die kinderen voor wie over het vierde kwartaal 1995 recht op kinderbijslag bestond in verband met studie, is ingevolge een overgangsregeling het recht op kinderbijslag blijven bestaan tot het einde van de studie. Naar verwachting zal het aantal studerenden waarvoor recht op kinderbijslag bestaat in de categorie 18-plussers in het jaar 2000 vrijwel nihil zijn. In 1996 is het aantal 18-plussers als gevolg van de maatregel gedaald van ca. 66 000 tot ca. 48 000.

De uitkeringslasten zijn in 1996 voor deze groep afgenomen met ca. 50 mln. De gemiddelde uitkering bedroeg ca. f 2 500,– per jaar.

Achteraf vastgestelde rechten

De gerealiseerde achteraf vastgestelde rechten zijn ca. f 13,5 mln lager uitgevallen dan aanvankelijk was begroot (f 47,5 mln in plaats van f 61 mln). Dit is vrijwel zeker het gevolg van een wijziging van artikel 14, derde lid, van de AKW met ingang van 1 oktober 1995. De wijziging is gerealiseerd in de wet van 26 april 1995, Stb. 220. De termijn waarover kinderbijslagrechten met terugwerkende kracht kunnen worden vastgesteld is daarmee teruggebracht van drie naar één jaar.

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Aard van de regeling

De AKW heeft als doel een financiële tegemoetkoming te verstrekken aan verzekerden die kinderen verzorgen en opvoeden. Alle ingezetenen – ongeacht hun nationaliteit – zijn verzekerd. Verder zijn verzekerd niet-ingezetenen die in Nederland arbeid in dienstbetrekking verrichten en op grond daarvan loonbelasting betalen.

SZW verstrekt de SVb, de beheerder van het Algemeen Kinderbijslagfonds, in voorschot geldmiddelen om de uitkeringen te kunnen voldoen. De rijksvergoeding wordt vastgesteld aan de hand van de declaratie van de SVb en de rechtmatigheidsverklaring van het College van toezicht sociale verzekeringen nadat de Accountantsdienst van SZW zich een oordeel heeft gevormd over de toereikendheid van de toezichtsinformatie van het Ctsv.

Onzekerheid als gevolg van M&O

De uitvoering van de AKW is M&O-gevoelig omdat het recht op bijslag afhankelijk is van door derden verstrekte informatie.

Aard van de M&O-gevoelige gegevens

De door derden verstrekte gegevens betreffen het bestaan van de verzekering, het bestaan en het in leven zijn van het kind, studeren, werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en de onderhoudsbijdrage en eigen inkomsten van het kind.

M&O-maatregelen

Indien de verzekerde in Nederland woont wordt nagegaan of betrokkene nog op zijn woonadres bereikbaar is. Als na rappel niet gereageerd wordt, wordt de betaling geschorst. Vertrekmeldingen naar het buitenland worden sedert 1 oktober 1995 door middel van de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) automatisch gemeld aan de SVb. Tussen de distriktskantoren van de SVb en de regionale vreemdelingendiensten bestaan afspraken over gegevensuitwisseling. Het bestaan van de verzekering op grond van in Nederland verrichte arbeid in dienstbetrekking wordt door de SVb gecontroleerd op het bestaan van de werkgever en het bestaan van het dienstverband. De gegevens worden zowel bij de verzekerde zelf gecontroleerd als bij externe instanties, zoals belastingdienst, bedrijfsvereniging of eventueel de Kamer van Koophandel. In beginsel wordt ieder kwartaal gecontroleerd, tenzij in het betreffende geval vastgesteld is dat jaarlijkse controle volstaat. Hierbij speelt met name de duur van het dienstverband een rol.

Ook de kinderbijslaggerechtigde wiens gezin in het buitenland verblijft moet zich vanaf 1996 elk kwartaal melden en legitimeren. In het buitenland wordt met behulp van attachés onderzoek ter plaatse verricht naar uitkeringsrelevante gegevens.

De belangrijkste M&O-risico's met betrekking tot kinderbijslag voor kinderen van 16 jaar en ouder zijn de onderhoudsbijdrage, het eventuele inkomen van het kind en het studeren van het kind. De SVb heeft ten aanzien van deze risico's in 1996 de volgende bijzondere onderzoeken gestart respectievelijk uitgevoerd.

* Tussentijdse beëindiging studie van 16- en 17-jarigen en het bestaan van deze kinderen.

Dit onderzoek is in 1996 gestart. In de vooronderzoeksfase is informatie ingewonnen bij scholen, gemeenten en de InformatieBeheerGroep. Het feitelijk onderzoek vindt in 1997 plaats.

* Inkomensonderzoek 17- jarigen.

In 58 van de 600 onderzochte gevallen kwamen de SVb-inkomensgegevens niet overeen met de gegevens van de Belastingdienst; hiernaar wordt nader onderzoek ingesteld.

* Onderzoek onderhoudsbijdrage.

Het onderzoek heeft zich gericht op de handhavingsrisico's van het nieuwe systeem van onderhoudsbijdragen. De SVb concludeert dat deze risico's van beperkte aard zijn. Op grond van de bevindingen is een uniforme controlemethode ingevoerd.

Voorts heeft de SVb in 1996 een specifiek onderzoek naar de verzekeringsplicht verricht met als resultaat dat ruim 600 uitkeringen konden worden beëindigd. De vigerende richtlijn is aangescherpt met als gevolg dat bepaalde categorieën werknemers eens per kwartaal moeten kunnen aantonen dat zij verzekerd zijn.

Resterende M&O-onzekerheid

Verificatie van gegevens in Nederland is voor een groot deel afhankelijk van de betrouwbaarheid van de gegevensbestanden als de GBA. Gegevens met betrekking tot geboorte en overlijden zijn in hoge mate betrouwbaar. Aan maatregelen wordt gewerkt om de betrouwbaarheid van adresgegevens – van belang bij verificatie van het uitwonend zijn van kinderen – te vergroten. Omdat verificatie van gegevens in niet-verdragslanden moeilijk te realiseren is wordt hierdoor tevens nog M&O-onzekerheid veroorzaakt.

Globale schatting bestaande onzekerheid

In 1996 bedroegen de uitgaven in de AKW herrekend op transactiebasis f 6 558 mln (1995: f 6 710 mln). Hiervan had een bedrag van f 144 mln (1995: f 149 mln) betrekking op de uitvoeringskosten en f 6 414 mln (1995 f 6 561 mln) op de uitkeringen. Deze bedragen zijn in 1996 verstrekt aan circa 1,8 mln AKW-gerechtigden ten behoeve van circa 3,5 mln telkinderen (1995 eveneens 1,8 resp. 3,5 mln).

* Risicogroep 16 jaar en ouder

Het frauderisico betreft mogelijke inkomsten wegens arbeid uit dienstbetrekking. In de eerste twee kwartalen van 1996 ging het daarbij om circa 396 000 telkinderen, waarmee een uitkeringsbedrag van circa f 472 mln was gemoeid (jaarbasis circa f 944 mln).

Voor de leeftijdscategorie 18 tot en met 24 jaar (circa 57 850 telkinderen in de eerste drie kwartalen van 1996) zal het risico over enige jaren verdwenen zijn in verband met de afschaffing per 1 januari 1996 van het kinderbijslagrecht voor deze groep. Alleen een overgangsgroep kan voor bepaalde tijd nog aanspraak maken op kinderbijslag. Het recht op tweevoudige kinderbijslag voor een uitwonend kind van 16 en 17 jaar brengt het risico mee dat als gevolg van het verstrekken van onjuiste informatie over het al dan niet uitwonend zijn, ten onrechte kinderbijslag wordt uitgekeerd. In het eerste en het tweede kwartaal van 1996 werd voor circa 8 450 resp 7 750 uitwonende kinderen van 16 en 17 jaar kinderbijslag uitgekeerd tot een bedrag van in totaal circa f 22,2 mln (jaarbasis circa f 44,5 mln).

* Risicogroep in het buitenland wonende kinderen

Het risico is vooral aanwezig doordat in een aantal landen tekortkomingen bestaan bij de mogelijkheden van verificatie en controle van de juistheid van de aangeleverde gegevens.

Aan het eind van het derde kwartaal van 1996 ging het om bijna 83 000 telkinderen. In het derde kwartaal 1996 was daarmee een bedrag van f 45,8 mln gemoeid. Als gevolg van de afschaffing van de kinderbijslag voor 18 t/m 24-jarigen zal na 1995 circa 20% van de in het buitenland woonachtige kinderen (met de verzekerde in Nederland) afvloeien. Het aantal in het buitenland wonende telkinderen lag in het derde kwartaal van 1996 circa 13 500 lager dan een jaar eerder. Ook het uitgekeerde bedrag daalt; het over de eerste drie kwartalen van 1996 uitgekeerde bedrag is circa tweederde van het over geheel 1995 uitgekeerde bedrag.

Onderstaande tabel geeft voor de jaren 1994–1996 een onderverdeling naar landen(clusters) van het uitgekeerde bedrag en het aantal telkinderen:

AKW van in het buitenland wonende kinderen, 1994 – derde kwartaal 1996

 bedrag (x f 1 mln)telkinderen (ultimo kwartaal cijfers)
 199419951996/I t/m 1996/III1996/IIIin % 19951994/IV1995/III1995/IV1996/III
EU-landen434328,867,020 20021 40019 90018 300
Marokko908154,767,535 30033 90030 60030 200
Turkije524327,764,421 80019 40015 80016 300
Pakistan54,42,761,01 8001 8001 5001 500
Overige landen424026,465,718 20019 80017 00016 600
Totaal232211,4140,366,497 30096 30084 80082 900

Geconstateerde fraude

Voor de jaren 1993–1996 zijn gegevens over uitkeringsfraude in de AKW beschikbaar uit de fraudestatistiek van het Ctsv en de SVB.1 Na een daling in 1995 steeg het aantal opgespoorde fraudegevallen in de AKW in 1996 verder naar 160. Het totale fraudebedrag (dat betrekking heeft op de zaken waarvoor aangifte is gedaan) in de volksverzekeringen als geheel is in 1996 verdubbeld naar f 8,9 mln. Voor de AKW is dit bedrag voor 1996 nog niet bekend; in de jaren 1993–1995 steeg het schadebedrag in de AKW van bijna f 0,5 mln naar ruim f 1 mln. Het gemiddelde fraudebedrag per geval in de AKW vertoont een grillig verloop; na een zeer sterke daling in 1994 was in 1995 weer sprake van een stijging naar ruim f 10 400. Waar in eerdere jaren de AKW zowel relatief als absoluut de hoogste opgespoorde fraude kende, is in 1996 een verschuiving opgetreden naar de AOW. Dit houdt mede verband met de onderzoeken naar ongehuwd samenwonende AOW'ers.

Onderstaande tabel geeft voor de AKW enige kengetallen over omvang van de opgespoorde fraude in de jaren 1993–1996.

Opgespoorde uitkeringsfraude AKW, 1993–1996 (a)2

 1993199419951996
aantal onderzoeken fraude AKWn.b. 243307509
aantal fraudegevallen AKW22137110160
frequentie uitkeringsfraude AKW (per 10 000 uitkeringsjaren)0,120,760,610,89
totaal fraudebedrag AKW (x f 1 000)4399861 072n.b.
gemiddeld fraudebedrag per fraudegeval AKW (x f 1)19 9577 41610 412n.b.
fraudebedrag per f 100 000 uitgekeerd bedrag AKW (x f 1)6,4514,2716,47n.b.
aantal processen verbaal AKW123351116

n.b. = niet bekend.

(a) Fraudebedragen hebben betrekking op zaken waarvoor aangifte is gedaan.

Bij de afdoening van uitkeringsfraude in de AKW in 1995 (op dit vlak zijn nog geen uitgebreide cijfers over 1996 beschikbaar) valt op dat bij de fraudegevallen met een schadebedrag beneden f 6 000 in 83% van de gevallen geen sanctie volgde, in 4% een administratieve sanctie en in 13% procesverbaal. Bij fraudegevallen met een schadebedrag boven f 6 000 is het beeld omgekeerd: daar volgde in 1995 bij 75% van de gevallen een procesverbaal, bij 5% een administratieve sanctie en bij 18% geen sanctie.3

In bijna alle fraudegevallen in de AKW volgde in 1995 terugvordering. In de 3% waarin dat niet gebeurde was meestal de reden dat de verblijfplaats van de betrokkene niet bekend was in situaties waarin de AKW-uitkering is geëindigd. Voor de volksverzekeringen als geheel werd terugvordering in 98% van de gevallen ingesteld. Van het totale schadebedrag in de AKW in 1995 van ruim f 1 mln werd 86% teruggevorderd; voor de volksverzekeringen als geheel was dit 93%.

Toezichtsactiviteiten

De toezichtsactiviteiten inzake de volksverzekeringen zijn beschreven in par.2.2, onderdeel C van deze verantwoording.

Het Ctsv heeft conform de Regeling rechtmatigheid voor 1 november 1996 een rechtmatigheidsverklaring afgegeven over de uitvoering van de AKW over 1995. In deze verklaring is de werking van het handhavingsbeleid betrokken.

Resultaat aan onrechtmatigheid en onzekerheid

Op grond van zijn onderzoek is het Ctsv van oordeel dat de uitkeringen en ontvangsten in overeenstemming met de Algemene Kinderbijslagwet en met andere van toepassing zijnde wettelijke regelingen tot stand zijn gekomen. Het Ctsv heeft de onrechtmatigheid van de uitkeringslasten in 1995 becijferd op minder dan 1%.

Het Ctsv constateerde dat de uit het beleidsplan handhaving voortvloeiende activiteiten, alsmede de uitvoering van specifieke fraudeonderzoeken een belangrijke bijdrage leveren aan de rechtmatige uitvoering van de AKW. De M&O-activiteiten van de SVb zijn hierdoor als toereikend aangemerkt.

Artikel U1302 – Toeslagenwet

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 1996777 000777 000
Mutaties 1e suppletore:   
– Volume- en prijsontwikkeling17 90017 900
– Uitstel WW-sancties1 0001 000
– Effect WULBZ– 7 000– 7 000
– Bijstelling uitvoeringskosten9 4009 400
Mutaties 2e suppletore:   
– Loonbijstelling uitvoeringskosten1 0001 000
– Volume-ontwikkeling (MEV)– 2 500– 2 500
– Aanpassing raming uitvoeringskosten– 1 200– 1 200
– Uitstel invoering Wulbz1 8001 800
– Koppeling uitkeringen 1996– 500– 500
– Uitvoering 1996– 27 600– 27 600
Mutaties slotwet:– 21 302– 21 302
Realisatie 1996747 998747 998

Toelichting Rekening

De navolgende tabel geeft een beeld van de raming volgens de ontwerpbegroting, de bijstellingen en de realisatie onderscheiden naar de artikelonderdelen.

Verplichtingen/uitgaven-raming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Uitkeringen695 50010 900– 46 000– 14 512645 888
Uitvoeringskosten81 50010 40017 000– 6 790102 110
Totaal777 00021 300– 29 000– 21 302747 998

De gerealiseerde uitgaven op artikelniveau zijn ca. f 29 mln lager dan de stand ontwerp-begroting. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door lagere uitgaven op het artikelonderdeel uitkeringen (ca. f 49,6 mln), omdat naar verhouding minder uitkeringsgerechtigden een beroep doen op de Toeslagenwet. Bij 1e suppletore wet werd nog rekening gehouden met een volumetoename op grond van de (macro-economische) inzichten in het voorjaar van 1996. Later in het jaar bleek het volume duidelijk achter te blijven bij de raming (met name voor de categorieën AAW, AAW/WAO en WW), hetgeen tot uitdrukking komt in de verlagingen bij 2e suppletore wet en bij slotwet. Tegenover de achterblijvende volume-ontwikkeling staan echter wel hogere gemiddelde uitkeringen, mede als gevolg van de koppeling. Anderzijds is er bij het artikelonderdeel uitvoeringskosten sprake van hogere uitgaven, waarvoor de raming bij 1e en 2e suppletore wet werd bijgesteld. De uitvoeringskosten zijn op kasbasis uiteindelijk ca. f 20,6 mln hoger uitgekomen dan de raming in de ontwerpbegroting, voornamelijk als gevolg van omvangrijke nabetalingen met betrekking tot 1995 vanwege een stijging van de uitvoeringskosten in 1995 ten opzichte van 1994. Deze stijging was het gevolg van een hoger bedrag aan uitvoeringskosten per toeslag, dat aan het Toeslagenfonds werd toegerekend op basis van het in 1995 voor de bedrijfsverenigingen geldende besluit voor de toerekening van uitvoeringskosten aan de Toeslagenwet. Op transactiebasis zijn de uitvoeringskosten in 1996 (f 70,0 mln) gedaald ten opzichte van 1995 (f 76,1 mln).

Voor de verplichtingen op dit artikel geldt dat deze op grond van artikel 4, lid 6 van de Comptabiliteitswet door de Minister van Financiën zijn aangewezen als «verplichtingen = kas».

Volume-/prestatiegegevens

De gegevens in de navolgende tabel zijn gebaseerd op informatie verkregen van het Tijdelijk Instituut voor Coördinatie en Afstemming (TICA). De aan het TICA betaalde bedragen hebben deels betrekking op de verrekening van voorschotten van het voorgaande jaar (1995) en op voorschotten 1996 die voor een deel in het volgende jaar (1997) worden verrekend. Hieronder wordt daarom een aansluiting gegeven tussen de kasrealisatie van de begroting en de transactierealisatie (in miljoenen guldens).

Kasrealisatie begroting 1996 748,0

Nabetaling in 1996 i.v.m. afrekening 4e kwartaal 1995 – 13,7

Nabetaling in 1996 i.v.m. nadere afrekening 1995 – 22,7

Nabetaling in 1997 i.v.m. afrekening 4e kwartaal 1996 3,2

Transactieresultaat TICA 1996 714,8

 Lasten (x f 1 mln.)Volume (x 1 000 jaaruitk.)Gem. bedrag (x f 1)
 Ontwerp- begrotingRealisatieOntwerp- begrotingRealisatieOntwerp- begrotingRealisatie
Toeslagen op uitkeringen:       
– AAW sec151,1150,022,321,26 7907 082
– AAW/WAO236,7228,945,542,85 2045 344
– WW191,1160,335,527,75 3865 784
– ZW5,712,91,43,04 0234 258
– Overig11,58,35,01,92 2904 468
– Niet verhaalbare toeslagen0,03,0    
Subtotaal596,1563,4109,796,65 4345 832
       
Vakantietoeslagen44,543,3  406448
Sociale lasten54,938,1  500394
Subtotaal99,481,4  906842
Uitvoeringskosten81,570,0  744724
Totaal777,0714,8  7 0847 398

AAW sec/ AAW-WAO/ WW

Bij deze categorieën zijn de gerealiseerde volumina lager dan geraamd. De oorzaak hiervan dient niet slechts te worden gezocht in de daling van de volumina bij de wetten zelf, maar vooral bij het feit dat een geringer percentage een beroep heeft gedaan op een toeslag ingevolge de Toeslagenwet.

Ziektewet

In tegenstelling tot de situatie bij de overige moederwetten is het gerealiseerde volume bij de Ziektewet hoger dan geraamd ten tijde van de ontwerpbegroting. Dit wordt in de eerste plaats verklaard door de vertraging bij de invoering van WULBZ (per 1 maart 1996 in plaats van per 1 januari 1996). Verder laat het zich aanzien dat een groter percentage van deze uitkeringsgerechtigden – hier wordt de groep bedoeld waarvoor de Ziektewet nog is blijven gelden (zgn. «vangnet») – een beroep doet op de Toeslagenwet.

Overig

Onder deze categorie zijn opgenomen de toeslagen WAMIL, toeslagen BIA, toeslagen samenloop WW-AAW/WAO en de toeslagen overige samenloop.

Niet verhaalbare toeslagen

Het betreft hier toeslagen, waarvan achteraf blijkt dat uitbetaling ten onrechte heeft plaatsgevonden en terugvordering niet meer mogelijk is. In een dergelijk geval vindt afboeking plaats.

Sociale lasten

De realisatie komt aanzienlijk lager uit dan oorspronkelijk geraamd. Dit wordt in het bijzonder verklaard door het feit dat ten tijde van de ontwerpbegroting in de raming van de sociale lasten nog geen rekening was gehouden met de effecten van de afschaffing van de Ziektewet (en invoering van WULBZ) en daarmee samenhangend de Ziektewetpremie.

Uitvoeringskosten

De realisatie is ca. f 11,5 mln lager (f 70,0 mln) dan aanvankelijk was geraamd (f 81,5 mln). Het budget uitvoeringskosten (voor bedrijfsverenigingen en uitvoeringsinstellingen) met betrekking tot de Toeslagenwet was voor 1996 aanvankelijk vastgesteld op ca. f 87 miljoen. In september 1996 is dit budget neerwaarts bijgesteld tot een bedrag van ca. f 69 miljoen. Het resterende bedrag (ca. f 1,0 mln) betreft uitvoeringskosten van het Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming (TICA) zelf.

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Aard van de betreffende regeling

De Toeslagenwet (TW) is in de plaats getreden van de minimumdagloonbepalingen in de werknemersverzekeringen en voorziet in een toeslag op het dagloon voorzover deze minder bedraagt dan het relevant sociaal minimum. De toeslagenwet werd in 1996 uitgevoerd door de bedrijfsverenigingen en het Tica.

SZW verstrekt het Tica, de beheerder van het Toeslagenfonds, in voorschot geldmiddelen om de uitkeringen te kunnen voldoen. De rijksvergoeding wordt vastgesteld aan de hand van de declaratie van het Tica en de rechtmatigheidsverklaring van het College van toezicht sociale verzekeringen (Ctsv) nadat de Accountantsdienst SZW zich een oordeel heeft gevormd over de toereikendheid van de toezichtsinformatie van het Ctsv.

Onzekerheid als gevolg van M&O

De uitvoering van de Toeslagenwet is M&O-gevoelig omdat de uitkering afhankelijk is van door derden verstrekte informatie inzake de TW, alsmede vanwege de M&O-gevoeligheid van de werknemersverzekering waarop de toeslag wordt verstrekt.

Aard van de M&O-gevoelige gegevens

De door derden verstrekte gegevens betreffen de leefvorm, de leeftijd van een tot het huishouden behorend kind, het thuiswonen en het inkomen van het huishouden.

M&O-maatregelen

Toetsing van gegevens van derden is veelal gericht op formele controles (inclusief gegevensuitwisseling). Voor wat betreft het inkomen wordt via de Gemeenschappelijke Verwijsindex (GVI) gekeken of de toeslaggerechtigde bekend is (hetzij als werknemer hetzij als uitkerings-gerechtigde); als dat het geval is wordt bezien of sprake is van ongeoorloofde samenloop. Gegevens met betrekking tot de leefvorm worden nagegaan bij de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Als blijkt dat de toeslaggerechtigde een partner heeft, dan worden de inkomensgegevens van die partner ook door middel van de GVI gecontroleerd.

Sinds 1995 is het Ctsv verantwoordelijk voor het toezicht op de wijze waarop de bedrijfsverenigingen en het Tica misbruik tegengaan. In de Regeling rechtmatigheidsverklaring sociale verzekeringen zijn normen opgenomen waaraan het toezicht van het Ctsv moet voldoen. Zo is bepaald dat het Ctsv de toereikendheid moet toetsen (en daarover rapporteren) van de voorschriften en besluiten van de uitvoeringsinstanties gericht op het tegengaan van misbruik, alsmede de naleving daarvan. Om aan deze taak te kunnen voldoen heeft het Ctsv een controleprotocol opgesteld voor de uitvoeringsinstellingen waarin is opgenomen welke aspecten van misbruik moeten worden getoetst en hoe over misbruik moet worden gerapporteerd aan het Ctsv.

Resterende onzekerheid als gevolg van M&O

Het effect van de voornoemde controles is afhankelijk van de betrouwbaarheid van de gegevens die in de relevante gegevensbestanden zijn opgenomen. Door het toenemende gebruik van gegevensuitwisseling wordt de betrouwbaarheid verhoogd. De juiste vaststelling van het recht op toeslag alsmede de hoogte daarvan blijft mede afhankelijk van de juiste uitvoering van de moederwetten.

Globale schatting bestaande onzekerheid

In 1996 zijn naar schatting circa 97 000 TW-uitkeringen verstrekt (uitgedrukt in uitkeringsjaren) voor een totaalbedrag van f 645 mln. Ten opzichte van 1995 (100 000 resp. f 660 mln) betekenen deze cijfers over 1996 een geringe daling van volume en uitkeringslasten.

Geconstateerde fraude

Het aantal fraude-onderzoeken en het aantal gevallen van geconstateerde fraude in de TW is in de jaren 1992–1995 meer dan verviervoudigd.1 Het totale fraudebedrag in de TW is in genoemde jaren vervijfvoudigd tot f 2,5 mln in 1995. Deze stijging voltrok zich vooral in 1995; in 1994 was het fraudebedrag nog f 0,9 mln. Het gemiddelde fraudebedrag per fraudegeval in de TW vertoont een sterk fluctuerend verloop, en schommelt ruwweg tussen f 5 500 en f 7 200. Hoewel de frequentie van uitkeringsfraude in de WW in 1995 ruim tweemaal zo hoog was als in de TW, kende de TW verreweg het hoogste fraudebedrag per f 100 000 uitgekeerd bedrag.

Fraude-onderzoeken in de TW gaan meestal gepaard met een fraudeonderzoek naar één van de «moederwetten», ZW, WW, of AAW/WAO. In de TW leidt circa driekwart van de onderzoeken tot een fraude-constatering, hetgeen aanzienlijk hoger is dan de andere wetten. Bij de WW is dit circa tweederde, bij de AAW/WAO circa eenderde. Voor de door de bedrijfsverenigingen uitgevoerde wetten als geheel (ZW, WW, AAW/WAO, TW), verder aangeduid als werknemersverzekeringen, is sprake van een stijgend rendement van de fraude-onderzoeken; in 1995 eindigde voor het eerst sinds 1992 meer dan 50% van de onderzoeken in een fraudeconstatering. De stijgende lijn uit eerdere jaren werd daarmee voortgezet.

In de werknemersverzekeringen als geheel verdubbelde het aantal fraudegevallen in de jaren 1992–1995, steeg het totale fraudebedrag met bijna 50% en daalde het gemiddeld fraudebedrag met een kwart naar ruim f 10 000. Dit wordt vooral veroorzaakt door de combinatie van een daling in het gemiddelde WW-fraudebedrag en een stijging van het WW-aandeel in de fraude met werknemersverzekeringen als geheel. De stijging van het aantal geconstateerde fraudegevallen in de werknemersverzekeringen in 1995 komt voor een groot deel voor rekening van de in 1994 ingevoerde Gemeenschappelijke Verwijsindex (GVI). GVI-signalen leverden in 1995 circa 500 extra fraudegevallen op. De daling van het gemiddelde fraudebedrag in de WW hangt voor een belangrijk deel ook weer samen met de GVI: bij een «GVI-fraude» bedroeg het gemiddelde fraudebedrag circa f 3 800, bij de overige fraudezaken circa f 11 100.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de geconstateerde fraude in de TW in de jaren 1992–1995, mede in verhouding tot de geconstateerde fraude in de werknemersverzekeringen als geheel.

Geconstateerde uitkeringsfraude Toeslagenwet en werknemersverzekeringen (ZW, WW, AAW/WAO, TW), 1992–1995

 1992199319941995
aantal fraude-onderzoeken TW103109198474
aantal fraude-onderzoeken werknemersverzekeringen4 4125 3757 0217 918
     
aantal fraudegevallen TW7985161364
aantal fraudegevallen werknemersverzekeringen1 9582 3983 2873 977
     
frequentie uitkeringsfraude TW (per 10 000 uitkeringsjaren)881534
frequentie uitkeringsfraude wnvz.. (per 10 000 uitk.jaren)17203037
     
totaal fraudebedrag TW (x f 1 mln)0,50,60,92,5
totaal fraudebedrag werknemersverzekeringen (x f 1 mln)25,927,934,337,8
     
gemiddeld fraudebedrag per fraudegeval TW (x f 1)6 1337 1995 6016 914
gemiddeld fraudebedrag per fraudegeval wnvz. (x f 1)13 57612 04711 18410 275
     
fraudebedrag per f 100 000 uitgekeerd bedrag TW (x f 1)101112145519
fraudebedrag per f 100 000 uitgekeerd bedrag wnvz. (x f 1)8182106122
     
aantal processen verbaal TW442280189
aantal processen verbaal werknemersverzekeringen1 1289591 1891 303

Bron: Ctsv, Sociale verzekeringsfraude en administratieve sancties, Zoetermeer, R97/1, 1997.

Toezichtsactiviteiten

Het Ctsv heeft over 1995 voor het eerst een rechtmatigheidsverklaring afgegeven over de uitvoering van de werknemersverzekeringen. Daarin geeft het Ctsv aan dat zij over de werking van het handhavingsbeleid met betrekking tot deze categorie verzekeringen zich geen oordeel heeft kunnen vormen. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de uitvoeringsinstellingen nog onvoldoende gevolg hebben gegeven aan de eisen die voortvloeien uit het controleprotocol. Tussen het Ctsv en de uitvoeringsinstellingen zijn inmiddels afspraken gemaakt over de noodzakelijk aan te brengen verbeteringen.

Het Ctsv zal in 1997 in een afzonderlijke rapportage een oordeel geven over de uitvoering van het handhavingsbeleid door de uitvoeringsinstellingen in 1996.

Resultaat aan onrechtmatigheid en onzekerheid

Het Ctsv constateert dat over 1995 de onrechtmatigheid van de uitkeringslasten Toeslagenwet 3,16% bedraagt; hetgeen hoger is dan de norm van 3%. Daarom heeft het Ctsv een negatief oordeel over de rechtmatigheid van de uitgaven Toeslagenwet over 1995 gegeven.

Artikel U1304 – Premiebijdragen

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 19962 7002 700
Mutaties 1e suppletore:   
– Overloop 19951 0001 000
Mutaties 2e suppletore:   
– Uitvoering 1996– 700– 700
Mutaties slotwet:– 472– 472
Realisatie 19962 5282 528

Toelichting Rekening

Het Rijk verstrekt ten gunste van de centrale fondsen en de bedrijfsverenigingen vergoedingen in verband met de verleende vrijstellingen voor de verplichting tot premiebetaling wegens gemoedsbezwaren. Deze vergoedingen komen overeen met de aan de belastingdienst betaalde premievervangende inkomsten-/loonbelasting. Op dit artikel worden alleen nog de premiebijdragen werknemersverzekeringen verantwoord. De premie-afdrachten gemoedsbezwaarden volksverzekeringen vinden plaats via het Ministerie van Financiën.

Ten opzichte van de stand ontwerp-begroting is de realisatie ca. f 0,2 mln lager uitgekomen.

Bij 1e suppletore wet is de raming nog verhoogd met f 1 mln op grond van de verwachting, dat de in 1995 ontstane vertraging bij de indiening van declaraties in 1996 geheel zou worden ingelopen. Doordat dit slechts ten dele is gelukt (ruim f 0,6 mln) en door een lagere volume- en prijsontwikkeling (f 0,8 mln) is de raming bij 2e suppletore wet en bij slotwet verlaagd met resp. f 0,7 mln en ca. f 0,5 mln. Hiervan loopt naar verwachting ca. f 0,2 mln. over naar 1997.

Voor de verplichtingen op dit artikel geldt dat deze op grond van artikel 4, lid 6 van de Comptabiliteitswet door de Minister van Financiën zijn aangewezen als «verplichtingen = kas».

Volume-/prestatiegegevens

De gegevens in de hierna volgende tabel hebben betrekking op de feitelijk in 1996 (met betrekking tot 1995) geraamde en gerealiseerde bedragen op transactiebasis. In verband met vertraging bij de indiening van de declaraties wordt hieronder eerst de aansluiting gegeven tussen de kasrealisatie van de begroting en de transactierealisatie (in duizenden guldens).

Kasrealisatie begroting 1996 2 528

Kasoverloop van 1995 – 649

Kasoverloop naar 1997 156

Transactierealisatie 1996 2 035

 Ontwerp-begrotingRealisatie
Werknemersverzekeringen:   
– ixvergoeding aan uitvoeringsinstellingen (x f 1 000)2 7002 035
– aantal premievrijstellingen (x 1 jaaruitkering)9386
– gemiddelde vrijstelling (x f 1,-)29 03223 663

Artikel U1305 – Liquidatiewet invaliditeitswetten

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 199600
Mutaties 1e suppletore:   
– Afkoopsommen IW1 1001 100
Mutaties slotwet:00
Realisatie 19961 1001 100

Toelichting Rekening

De feitelijke liquidatie van de Invaliditeitswetten (IW) is in 1993 voltooid. Naar aanleiding van een gerechtelijke uitspraak heeft de Sociale Verzekeringsbank (SVb) besloten om tot en met 30 juni 1997 door te gaan met adresonderzoek van IW-verzekerden. Daaruit voortvloeiende claims kunnen, ondanks de overschrijding van de verjaringstermijn, nog worden uitgekeerd.

Bij 1e suppletore wet is op basis van informatie van de SVb de raming hiervoor verhoogd met f 1,1 mln. De realisatie 1996 stemt daarmee overeen.

In 1997 is vermoedelijk voor het laatst een rijksbijdrage in dit kader nodig.

Artikel U1306 – Regelingen ex-mijnwerkers

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 1996026 700
Mutaties 1e suppletore:   
– Doorwerking volumedaling 1995 VVU-regeling0– 1 900
– Correctie indexering 1995 VVU-regeling0100
– Eindejaarsmarge Silicose-regeling2 9002 900
– Volumebijstelling Silicose-regeling2 8002 800
Mutaties 2e suppletore:  
– Loonbijstelling 1996 VVU-regeling700400
– Volumeaanpassing 1996 VVU-regeling – 1 000
– Uitvoering 1996– 1 000– 1 900
Mutaties slotwet:– 620– 1 275
Realisatie 19964 78026 825

Toelichting Rekening

De navolgende tabellen geven een beeld van de verplichtingen- en uitgavenramingen volgens de ontwerpbegroting, de bijstellingen en de realisatie onderscheiden naar artikelonderdelen.

Verplichtingen-raming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
VVU-regeling ex-mijnwerkers  700 700
Silicose-regeling 5 700– 1 000– 6204 080
Totaal 5 700– 300– 6204 780

Uitgaven-raming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
VVU-regeling ex-mijnwerkers26 700– 1 800– 1 500– 65522 745
Silicose-regeling 5 700– 1 000– 6204 080
Totaal26 7003 900– 2 500– 1 27526 825

Bij de opstelling in 1995 van de ontwerpbegroting 1996 werden geen verplichtingen 1996 geraamd. Enerzijds omdat nieuwe instroom in de Regeling Vrijwillig Vervroegde Uittreding ex-mijnwerkers (VVU-regeling) vanaf 1 januari 1995 niet meer mogelijk is en anderzijds omdat er nog van werd uitgegaan dat de Silicoseregeling vóór 1 januari 1996 zou worden afgewikkeld.

Voor de afwikkeling van de (oude) VVU-verplichtingen zijn in de begroting en meerjarenraming uitgaven voorzien t/m 1999. De nieuwe verplichting bij 2e suppletore wet (f 0,7 mln) houdt verband met de loonbijstelling 1996 van de VVU-uitkeringen. Voor de VVU-uitgaven zijn bij 1e en 2e suppletore wet en bij slotwet verlagingen aangebracht (in totaal ca. f 4 mln) vanwege een snellere terugloop van het aantal uitkeringen dan geraamd.

Uitlopende behandelingsprocedures en een groter geraamd beroep op de Silicoseregeling liggen ten grondslag aan de verplichtingen- en uitgavenraming voor deze regeling bij 1e suppletore wet.

Door het achterblijven van het aantal silicose-uitkeringen bij de raming, is deze bij 2e suppletore wet en bij slotwet verlaagd. Uiteindelijk bedroeg volgens informatie van de Stichting Silicose Oud-Mijnwerkers het aantal in 1996 verstrekte uitkeringen 140.

Per saldo zijn door genoemde ontwikkelingen de gerealiseerde verplichtingen en uitgaven op artikelniveau resp. f 4,8 mln en f 0,1 mln hoger uitgekomen dan de raming volgens de ontwerp-begroting.

Volume/-prestatiegegevens

De gegevens met betrekking tot de VVU-regeling in de navolgende tabel zijn gebaseerd op informatie verkregen van het Administratiekantoor Zuid-Limburg (AZL). De aan het AZL betaalde bedragen hebben deels betrekking op de verrekening van voorschotten van het voorgaande jaar (1995) en op voorschotten 1996 die voor een deel in het volgende jaar (1997) worden verrekend. Hieronder wordt daarom een aansluiting gegeven tussen de kasrealisatie van de begroting en de transactierealisatie (in miljoenen guldens).

Kasrealisatie begroting 1996 26,8

waarvan niet via AZL (Silicose-regeling) 4,1

Uitgaven VVU-regeling 22,7

verrekening in 1996 van voorschot 1995 0,1

verrekening in 1997 van voorschot 1996 0,0

Transactierealisatie VVU-regeling 1996 22,6

Van dit transactieresultaat heeft ca. f 21,9 mln betrekking op uitkeringen en ca. f 0,7 mln op door het AZL gemaakte administratiekosten.

 Uitgaven (x f 1 mln.)Volume (x 1 persoon)Gem.prijs (x f 1)
 Ontwerp- begrotingRealisatieOntwerp- begrotingRealisatieOntwerp- begrotingRealisatie
– VVU-uitkeringen25,921,949241252 64253 270
– Administratiekosten0,80,7  1 6261 644
Totaal VVU-regeling26,722,6  54 26854 914

In de overeenkomst tussen het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en AZL Beheer is de vergoeding voor de administratiekosten geregeld. In het kort behelst dit dat de te declareren vergoeding per deelnemer stijgt bij een daling van het volume VVU-deelnemers. Dit verklaart – gezien de volumedaling bij de VVU – dat de gerealiseerde gemiddelde prijs van de administratiekosten hoger is dan de raming volgens de ontwerp-begroting.

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

VVU-regeling

Aard van de regeling

De ministeriële regeling vrijwillig vervroegde uittreding ex-mijnwerkers (VVU), waarvan het recht tot toetreding per 31 december 1994 is beëindigd, bood ex-werknemers van de Limburgse mijnondernemingen onder bepaalde voorwaarden de mogelijkheid een uitkering te ontvangen, indien men vervroegd uit het arbeidsproces wilde stappen. Omdat de uitkeringsverplichtingen ten hoogste tot vijf jaar na de beëindigingsdatum van de regeling kunnen duren, zal de uitvoering van de VVU-regeling vóór het jaar 2000 worden afgesloten.

SZW verstrekt de uitvoerder van de regeling, het Administratiekantoor Zuid-Limburg (AZL) in voorschot geldmiddelen om de uitkeringen te kunnen voldoen. In het verslagjaar is de rijksvergoeding over 1994 vastgesteld aan de hand van de declaratie (incl. accountantsverklaring) van het AZL.

Onzekerheid als gevolg van M&O

De uitvoering van de VVU-regeling is M&O-gevoelig omdat de uitkering afhankelijk is van door derden verstrekte gegevens.

Aard M&O-gevoelige gegevens

De door derden verstrekte gegevens betreft de opgave van inkomsten uit of in verband met arbeid die naast de uitkering wordt genoten.

M&O-maatregelen

De uitkeringsgerechtigde dient op grond van de VVU-regeling tenminste eenmaal per jaar een opgave te verstrekken van genoten inkomsten uit of in verband met arbeid. Deze door derden verstrekte gegevens kunnen vanwege de privaatrechtelijke status van het AZL echter niet worden geverifieerd met de Belastingdienst. De rechtmatige uitvoering van de VVU-regeling is onderdeel van de jaarlijkse controle van de interne accountantsdienst van het AZL.

Resterende M&O-onzekerheid

Vanwege het ontbreken van gegevensuitwisseling met de Belastingdienst is sprake van resterende M&O-onzekerheid. Deze onzekerheid wordt vanwege de leeftijd van betrokkenen echter als beperkt beschouwd.

Globale schatting omvang bestaande onzekerheid

Het gemiddeld aantal bij het Rijk gedeclareerde maandelijkse uitkeringen is in 1996 verder gedaald met ruim 40% naar 412 (zie onderstaande tabel). In 1995 was al sprake van een afname met ruim een kwart. Het bedrag dat in 1996 aan ex-mijnwerkers is uitgekeerd (f 21,9 mln) is t.o.v. 1995 met circa 50% gedaald, nadat in 1995 ook al globaal sprake was van een halvering.

Aantal uitkeringen en uitgekeerd bedrag VVU-regeling ex-mijnwerkers, 1994–1996

 199419951996
Aantal uitkeringen959702  412 
Uitgekeerd bedrag (x f 1 mln)78,1(a)40,521,9

(a) Bestaande uit f 55,7 mln aan uitkeringen en f 22,4 mln aan backservice pensioenlasten.

Gelet op de leeftijd van de populatie (in het algemeen 60 tot 64 jaar) wordt de kans op andere inkomstenbronnen klein geacht en is het misbruikrisico dan ook vrij gering. Er is evenwel geen informatie voorhanden op basis waarvan bestaande en resterende onzekerheid kan worden gekwantificeerd.

Toezichtsactiviteiten

Vanwege de beëindiging van de toetreding tot de VVU-regeling op 31 december 1994 betreft het toezicht alleen de uitvoering van de nog lopende VVU-verplichtingen. Het feitelijke toezicht (en de controle) op de uitvoering van de VVU-regeling wordt door SZW vorm gegeven aan de hand van de controleresultaten van de interne en externe accountant van AZL tot uitdrukking komend in de terzake afgegeven accountantsverklaringen. De departementale accountantsdienst beoordeelt de kwaliteit van deze verklaringen door middel van een review.

Resultaat aan onrechtmatigheid en onzekerheid

In 1996 is de rijksvergoeding over 1994 vastgesteld aan de hand van de declaratie van het AZL en de daarop betrekking hebbende accountantsverklaring. De departementale accountantsdienst heeft ten aanzien van deze accountantsverklaring bij het AZL een review verricht. Dit review heeft niet geleid tot andere oordeelsvorming.

Silicose-regeling

Aard van de regeling

De regeling voorziet in een eenmalige bijdrage van f 20 000 aan ex-mijnwerkers die lijden aan de beroepsziekte silicose. SZW vergoedt daarnaast de fiscale consequenties (f 5 000 per uitkering), de keurings- en de overige uitvoeringskosten van de Stichting Silicose oud-mijnwerkers.

Onzekerheid als gevolg van M&O

Aangezien het recht op deze eenmalige uitkering gekoppeld is aan een onafhankelijke medische keuring die nauwlettend in de regeling is omschreven, wordt voldoende waarborg aanwezig geacht om het potentiële M&O-risico af te dekken.

Artikel U1307 – Waarborg en garantie

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 199600
Mutaties slotwet:00
Realisatie 199600

Toelichting Rekening

Bij wet is geregeld dat het Rijk zich in laatste instantie garant stelt voor de uitkeringen van alle onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitgevoerde socialeverzekeringswetten. Daarnaast kunnen de betrokken centrale fondsen een tijdelijke, binnen het kalenderjaar af te lossen, rentedragende lening bij het Rijk krijgen indien alle andere mogelijkheden om incidentele liquiditeitstekorten te overbruggen (onderlinge steunverlening, geldmarktleningen) zijn uitgeput. In 1996 is op beide garanties geen beroep gedaan.

Verder valt onder dit artikel de garantstelling van de Staat voor een onderhandse geldlening aan de Stichting Werkenrode te Groesbeek. Het uitstaande risico per 31 december 1996 voor deze geldlening bedroeg f 503 600,-. Daarnaast heeft het Rijk zich garant gesteld voor een subsidie van het Europees Sociaal Fonds aan het Nationaal Overlegorgaan Sociale Werkvoorziening (NOSW), waarvan het uitstaande risico per 31 december 1996 f 630 000,– bedroeg. Ook op deze beide garanties is in 1996 geen beroep gedaan.

Artikel U1309 – Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 1996  
Nota van wijziging:5 0005 000
Mutaties 1e suppletore:  
– Ramingsbijstelling400400
Mutaties slotwet:– 4 933– 4 933
Realisatie 1996467467

Toelichting Rekening

De navolgende tabel geeft een beeld van de raming volgens de ontwerpbegroting, de bijstellingen en de realisatie onderscheiden naar uitkeringen en uitvoeringskosten.

Verplichtingen/uitgaven-raming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting*1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Uitkeringen5 000  – 4 533467
Uitvoeringskosten 400 – 400 
Totaal5 000400 – 4 933467

* na Nota van wijziging.

Er is sprake van een substantieel verschil (ca. f 4,9 mln) tussen de oorspronkelijk geraamde uitgaven van f 5,4 mln (na Nota van wijziging en de 1e suppletore wet) en de gerealiseerde uitgaven van ca. f 0,5 mln. Dit kan als volgt worden toegelicht.

Ten tijde van de 2e suppletore wet waren op dit artikel nog geen uitgaven verantwoord omdat het TICA nog niet in staat was om de BIA-uitgaven (die via het Toeslagenfonds lopen) separaat in de declaraties aan te geven. De BIA-uitgaven zouden voorlopig onder de Toeslagenwet zijn verantwoord. In afwachting van een reactie van het TICA op een verzoek om uitsplitsing is de raming toen op het beschikbare bedrag van f 5,4 mln (f 5,0 mln uitkeringen en f 0,4 mln uitvoeringskosten) gehandhaafd. In het vierde kwartaal is ca. f 0,5 mln aan BIA-uitgaven verantwoord. De uitsplitsing door het TICA is echter nog niet volledig gerealiseerd. Volume- en prestatiegegevens zijn daarom ook nog niet beschikbaar.

Voor de verplichtingen op dit artikel geldt dat deze op grond van artikel 4, lid 6 van de Comptabiliteitswet door de Minister van Financiën zijn aangewezen als «verplichtingen = kas».

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Aard van de regeling

Met ingang van 1 januari 1996 is de Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria (Bia) in werking getreden. De wet beoogt de inkomensgevolgen te beperken voor arbeidsongeschikten, die als gevolg van de herbeoordelingen in het kader van de Wet terugdringing beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen van 7 juli 1993, Stb. 412, de arbeidsongeschiktheidsuitkering geheel of gedeeltelijk verliezen.

Onzekerheid als gevolg van M&O

De uitvoering van de Wet Bia is M&O-gevoelig omdat de uitkering afhankelijk is van door derden verstrekte informatie.

Aard van de M&O-gevoelige gegevens

Het betreft gegevens die onder meer van belang zijn voor het vaststellen van de hoogte van een WW-uitkering, zoals de omvang van de (resterende) werkzaamheden en voorzover van toepassing het gemiddeld aantal gewerkte uren als zelfstandige in het half jaar voorafgaand aan de werkloosheid.

M&O-maatregelen

Alle verplichtingen van de WW zijn tevens op de betrokken groep van toepassing. Deze verplichtingen houden verband met arbeidsinschakeling en informatie-verplichtingen. De uitvoering van deze regeling valt binnen de controlestructuur van de WW.

Resterende M&O-onzekerheid

De juiste vaststelling van het recht op Bia alsmede de hoogte daarvan blijft afhankelijk van de juiste uitvoering van de WW.

Globale schatting bestaande onzekerheid

In het vierde kwartaal 1996 is circa f 0,5 mln aan BIA-uitkeringen verantwoord. Dit is bijna 10% van het bedrag waarmee in Nota van wijziging/eerste suppletore wet rekening werd gehouden. Gelet op de beperkte omvang van de regeling kan de omvang van de M&O-onzekerheid in 1996 vooralsnog evenwel als beperkt worden aangemerkt.

Toezichtsactiviteiten

Het toezicht op de uitvoering van de Wet Bia maakt onderdeel uit van het toezicht op de sociale verzekeringen zoals is beschreven in par. 2.2, onderdeel C van het algemeen deel van deze verantwoording. Het oordeel over de uitvoering van de toezichthouder, het Ctsv, zal worden opgenomen in de rechtmatigheidsverklaring over 1996. Deze verklaring dient voor 1 november 1997 aan de minister van SZW te worden afgegeven.

Artikel U1401 – Algemene bijstandswet

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 199610 114 10010 114 100
Nota van wijziging:– 68 500– 68 500
Mutaties 1e suppletore:   
– Overboekingen Gemeentefonds– 3 000– 3 000
– Experimenten marktverruiming dienstverlening aan particulieren– 300– 300
– Anw: amendement Kalsbeek– 4 500– 4 500
– Uitstel invoering Anw– 4 500– 4 500
– Maatregelenbesluit– 1 000– 1 000
– Uitstel sancties Boetewet– 35 000– 35 000
– Uitstel Wet administratieve boeten6 0006 000
– Doorwerking uitvoering 1995 JWG– 36 000– 36 000
– Bevriezing 23-jarigen JWG25 10025 100
– Verschuiving WW– 94 600– 94 600
– Doorwerking uitvoering 1995– 82 300– 82 300
Mutaties 2e suppletore:   
– Bijstelling Anw– 1 800– 1 800
– Rif Utrecht naar Gemeentefonds– 200– 200
– Rif Twente naar subsidies– 600– 600
– Bijstelling WW-pakket– 31 500– 31 500
– Boetewet– 5 400– 5 400
– Werkervaringsplaatsen43 20043 200
– Uitstel schoonmaakprojecten16 80016 800
– Prijsontwikkeling– 200 000– 200 000
– Werkloosheid MEV– 472 200– 472 200
– Koppeling uitkeringen 1996229 700229 700
– Effect onderuitputting experimenten activering uitkeringsgelden (U1406)172 000172 000
– Effect onderuitputting kinderopvangregeling   
1996 (U1408)12 00012 000
– Overboeking naar Gemeentefonds– 11 300– 11 300
Mutaties slotwet:– 73 497– 73 497
Realisatie 19969 492 7039 492 703

Toelichting Rekening

Verplichtingen/-uitgavenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl. wet2e Suppl. wetSlotwetRealisatie
Algemene bijstand9 251 100– 215 400– 41 20086 2409 080 740
Toeslagen607 000– 14 800– 196 000– 112 111284 089
Zelfstandigen131 500– 4 300 – 45 60881 592
Inrichtingen24 5002 800 1 94229 242
Rechtstreeks6 5001 600 1478 247
ABW incentive1 000  11 001
Overig24 000 – 12 100– 4 1087 792
Totaal artikel10 045 600– 230 100– 249 300– 73 4979 492 703

Voor de verplichtingen op dit artikel geldt dat deze op grond van artikel 4, lid 6 van de Comptabiliteitswet door de Minister van Financiën zijn aangewezen als «verplichtingen = kas».

De gerealiseerde uitgaven zijn ruim f 550 mln (= 5,5%) lager uitgekomen dan oorspronkelijk was begroot. Deze meevaller is veroorzaakt door een groot aantal mutaties.

De belangrijkste mutatie-oorzaken zijn:

a. uitstel van beleidsvoornemens, zoals latere invoering van de Anw, uitstel sanctiemaatregelen voor werklozen, uitstel van en beperkter invoering dan oorspronkelijk voorzien van de experimenten marktverruiming dienstverlening aan particulieren, uitstel van de werkervaringsplaatsen in de banenpools;

b. beleidswijzigingen, zoals uitbreiding doelgroep Anw met ongehuwd samenwonenden, uitbreiding overgangsrecht voor een aantal weduwen/weduwnaars en de bevriezing van de doelgroep voor de JWG;

c. ontwikkelingen in het uitvoeringsbeeld, zoals doorwerkingen van de uitvoering 1995, een andere verdeling van de werkloosheid tussen Abw en WW, een minder sterke daling van de WW als gevolg van het ingevoerde WW-pakket dan was voorzien, onderuitputting in 1996 bij de «experimenten activering uitkeringsgelden» en de «kinderopvang 1996»;

d. overboekingen naar het Gemeentefonds voor onder meer compensatie van extra in- en uitvoeringskosten bij gemeenten;

e. de koppeling in 1996 van de uitkeringen aan de loonontwikkeling;

f. de werkloosheidsontwikkeling zoals opgenomen in de MEV 1997 van het CPB;

g. de ontwikkeling van de gemiddelde uitkering per bijstandsgerechtigde in 1995.

De volledige koppeling van de uitkeringen in 1996 aan de loonontwikkeling heeft er voor gezorgd dat de algemene uitkeringen met ruim 2% zijn gestegen.

Volume-/prestatiegegevens

In onderstaande tabel worden de bovenstaande gegevens per afzonderlijke bijstandscategorie kort weergegeven.

 BegrotingRealisatie
Algemene bijstand aan personen tot 65 jaar:  
– budget (x f 1 000)9 160 0008 973 529
– volume (in personen)516 500485 300
– gemiddelde uitkering (x f 1)17 73518 490
   
Algemene bijstand aan personen van 65 jaar en ouder:   
– budget (x f 1 000)91 100107 211
– volume (in personen)15 20013 800
– gemiddelde uitkering (x f 1)5 9957 770
   
Toeslagen:  
– budget (x f 1 000)607 000284 089
– volume (in personen)141 30098 200
– gemiddelde uitkering (x f 1)4 2962 895
   
Zelfstandigen periodieke en incidentele uitkeringen:   
– budget (x f 1 000)69 40044 578
– volume (in personen)2 2002 300
– gemiddelde uitkering (x f 1)31 54519 380
   
Zelfstandigen rentedragende leenbijstand:   
– budget (x f 1 000)49 40025 770
– volume (in personen)2 4702 800
– gemiddelde uitkering (x f 1)20 0009 205
   
Zelfstandigen onderzoekskosten:   
– budget (x f 1 000)12 70011 244
– volume (in personen)6 2005 400
– gemiddelde uitkering (x f 1)2 0502 080
   
Inrichtingen:  
– budget (x f 1 000)24 50029 242
– volume (in personen)4 1004 400
– gemiddelde uitkering (x f 1)5 9966 645
   
Rechtstreeks:  
– budget (x f 1 000)6 5008 247
– volume (in personen)800908
– gemiddelde uitkering (x f 1)8 2009 080
   
ABW-incentive: budget (x f 1 000)1 0001 001
   
Overig: budget (x f 1 000)24 0007 792

De volumegegevens zijn voorlopig. Op het moment van opstellen van de rekening ontbraken nog definitieve gegevens over het 4e kwartaal 1996.

Algemene bijstand

Het onderdeel «algemene bijstand» uit bovenstaande tabel valt uiteen in twee nadere categorieën, te weten:

– algemene bijstand aan personen tot 65 jaar, en

– algemene bijstand aan personen van 65 jaar en ouder.

Onderstaand worden beide categorieën afzonderlijk belicht.

Algemene bijstand aan personen tot 65 jaar

De categorie «tot 65 jaar» bestaat na de invoering van de nieuwe Abw per 1 januari 1996 uit twee sub-categoriëen, te weten personen tot 21 jaar en personen van 21 tot 65 jaar. In 1996 waren nog onvoldoende betrouwbare gegevens beschikbaar om voor beide groepen een afzonderlijke raming te maken. Derhalve is één raming voor deze categoriëen opgesteld die voor 516 500 uitkeringsgerechtigden uitkwam op f 9 160,0 mln. De realisatie is met f 8 973,5 mln ruim f 185 mln lager uitgekomen. Deze lagere realisatie is veroorzaakt door een complex van soms tegengestelde factoren:

a. componenten die tot meevallers leidden:

1. de werkloosheid is qua volume lager uitgekomen dan was geraamd;

2. geconstateerd is dat de verdeling van het aantal werklozen tussen de WW en de Abw is gewijzigd; dit heeft geleid tot een verschuiving van de Abw naar de WW;

3. de gemiddelde prijs is tot en met 1995 zodanig gedaald, dat neerwaartse aanpassing van de begroting in 1996 kon plaatsvinden;

b. componenten die tot tegenvallers leidden:

4. door het lagere tempo van herbeoordelingen van de oude ABW-gerechtigden voor de nieuwe Abw-normuitkering is de gemiddelde uitkering hoger uitgekomen dan was begroot (dit heeft tegengestelde gevolgen voor de uitgaven aan toeslagen; zie aldaar);

5. het niet tot stand komen van werkervaringsplaatsen heeft er toe geleid dat de bijstandsuitgaven niet kon dalen op de wijze zoals was geraamd;

6. door de langere aanloopfase van de «experimenten activering uitkeringsgelden» en de «experimenten marktverruiming dienstverlening aan particulieren» zijn de bijstandsuitgaven ten opzichte van de oorspronkelijke begroting gestegen;

7. de koppeling van de uitkeringen in 1996 aan de loonontwikkeling.

Algemene bijstand aan personen van 65 jaar en ouder

Op dit onderdeel zijn de uitgaven ruim f 16 mln (18%) hoger uitgekomen dan de begroting ad f 91,1 mln. Dit is toe te schrijven aan twee tegengestelde ontwikkelingen. Enerzijds is het aantal uitkeringen 1 400 lager uitgekomen dan was voorzien. Anderzijds is de gemiddelde uitkering bijna f 1 800 hoger uitgekomen dan was geraamd. Deze ontwikkelingen komen deels voort uit de ontwikkelingen in 1995.

Toeslagen

Zoals al is gesteld bij de «algemene bijstand aan personen tot 65 jaar» is het tempo van herbeoordelingen van de oude ABW-gerechtigden voor de nieuwe Abw-normuitkering lager dan was voorzien. Dientengevolge is het aantal personen dat een toeslag heeft ontvangen aanmerkelijk lager uitgekomen dan was begroot. De gemiddelde toeslag is eveneens lager uitgekomen dan was begroot. Een nadere verklaringsrichting is te geven op het moment dat betrouwbare statistische gegevens beschikbaar komen.

Zelfstandigen

Dit onderdeel uit bovenstaande tabel valt uiteen in drie nadere categorieën, te weten:

– algemene en incidentele bijstand;

– rentedragende leenbijstand;

– onderzoekskosten

Onderstaand worden deze drie categorieën afzonderlijk belicht.

Zelfstandigen periodieke en incidentele uitkeringen

Ondanks een geringe volumetegenvaller zijn de uitgaven bijna f 25 mln lager uitgekomen dan was geraamd. De gemiddelde uitkering ad f 19 380 is ten opzichte van de begroting dan ook bijna 40% lager uitgekomen. Deze lagere realisatie is in geringe mate terug te voeren op de ontwikkelingen in vorige jaren. Een nadere verklaringsrichting is te geven op het moment dat betrouwbare statistische gegevens beschikbaar komen.

Zelfstandigen rentedragende leenbijstand

Hoewel het aantal verstrekte rentedragende leningen voor bedrijfskapitaal hoger is uitgekomen dan begroot, zijn de uitgaven sterk achtergebleven bij de raming (begroot f 49,4 mln; realisatie f 25,8 mln). Dit is enerzijds veroorzaakt doordat de verstrekte leningen gemiddeld een lager bedrag kenden dan begroot, terwijl anderzijds de som van de ontvangen aflossingen op in vorige jaren verstrekte leningen en renten daarover aanmerkelijk hoger uitkwam.

Zelfstandigen onderzoekskosten

Door een lager aantal uitgebrachte onderzoeksrapporten voor de beoordeling van bijstandsaanvragen van zelfstandigen zijn de uitgaven op dit onderdeel met f 11,2 mln iets lager uitgevallen dan was begroot (f 12,7 mln).

Bijstand aan personen in inrichtingen

Zowel door een hoger aantal uitkeringen aan in inrichtingen verblijvende personen als door een gemiddeld hogere uitkering zijn de kosten op dit onderdeel bijna f 5 mln hoger uitgekomen dan was begroot (f 24,5 mln). De hogere gemiddelde uitkering is het gevolg van de doorwerking van de ontwikkelingen in 1995; de gemiddelde uitkering in dat jaar kwam uit op f 6 410, terwijl de gemiddelde uitkering voor 1996 nog was geraamd op minder dan f 6 000. Een nadere verklaringsrichting is te geven op het moment dat betrouwbare statistische gegevens beschikbaar komen.

Rechtstreekse bijstand aan Nederlanders in het buitenland

De bijstandsuitgaven aan Nederlanders in het buitenland zijn ruim f 1,7 mln hoger dan was begroot. Een nadere verklaringsrichting is te geven op het moment dat betrouwbare statistische gegevens beschikbaar komen.

ABW-incentive

De uitgaven komen vrijwel overeen met de begroting en behoeven derhalve geen nadere toelichting. De in dit jaar betaalde incentives hadden betrekking op het jaar 1993. Dit is tevens het laatste jaar geweest waarin deze incentiveregeling van kracht was.

Overige uitgaven

Op dit onderdeel worden de kosten verantwoord die verband houden met de intensivering van de fraudebestrijding. De realisatie is ruim f 16 mln lager uitgekomen dan was begroot (f 24 mln). Dit wordt verklaard door noodzakelijke overboekingen naar het Gemeentefonds voor:

– hogere invoeringskosten bij gemeenten voor de Wet boeten, maatregelen, terug- en invordering, en

– een hogere vergoeding aan de gemeente Utrecht voor de kosten van het regionaal interdisciplinair fraudeteam (Rif).

Daarnaast is voor het in 1996 opgerichte Rif-Twente budget overgeboekt naar het subsidie-artikel U1501. Het na deze overboekingen beschikbare begrotingsbedrag bedraagt ca. f 12 mln. De uitgaven zijn f 4,1 mln lager zijn uitgekomen. Dit is veroorzaakt door vertraging van enkele projecten.

In 1996 zijn activiteiten opgestart die er toe moeten leiden dat – volgens de huidige planning vanaf 1998 – een gemeentelijk «inlichtingenbureau» operationeel zal zijn. Voor de implementatie van dat bureau zijn uit dit onderdeel middelen beschikbaar gesteld. Ook zijn middelen beschikbaar gesteld om gegevensuitwisseling van uitvoeringsinstellingen sociale verzekeringen naar gemeentelijke sociale diensten met het oog op het onderzoek van bijstandsaanvragen/-uitkeringen mogelijk te maken.

Tot slot is een bijdrage verstrekt ten behoeve van de totstandkoming van het cliënt-volg-communicatie-systeem dat wordt ontwikkeld in het kader van de Samenwerking Werk en Inkomen (SWI).

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Aard van de regeling

De Algemene bijstandswet voorziet in de verlening van bijstand aan iedere Nederlander – en hiermee gelijkgestelde vreemdeling – die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat deze niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke algemene kosten van het bestaan te voorzien. De hoogte van de uitkering is onder meer afhankelijk van de gezinssituatie, gebaseerd op de woonsituatie en met een verschillende normering afhankelijk naar leeftijd.

De Abw wordt uitgevoerd door de gemeenten. SZW verstrekt hen in voorschot geldmiddelen om de uitkeringen te kunnen voldoen. De rijksvergoeding over het verslagjaar wordt twee jaar daarna vastgesteld aan de hand van de declaratie van de gemeente (incl. accountantsverklaring) en het rapport van de Rijksconsulent van SZW.

Verlening van bijstand aan Nederlanders die zich in het buitenland bevinden kan onder bepaalde condities na 1995 worden voortgezet. Uitvoering hiervan geschiedt door tussenkomst van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Onzekerheid als gevolg van M&O

De uitvoering van de Abw is M&O-gevoelig omdat de uitkering afhankelijk is van door derden verstrekte informatie.

Aard M&O-gevoelige gegevens

De door derden verstrekte gegevens betreffende de leefvorm, de leeftijd van betrokkene, de leeftijd van tot het huishouden behorend(e) kind(eren), de aanwezigheid van vermogen, het bezit van een woning, het bezit van een auto, de aanwezigheid van spaargeld en het inkomen van het huishouden.

M&O-maatregelen

Met ingang van 1 januari 1996 is de nieuwe Abw in werking getreden. Ten opzichte van de vorige wet zijn wijzigingen aangebracht in de uitkeringssystematiek om partnerfraude te verminderen. De nieuwe wet kent alleen nog een onderscheid naar leefvorm, waarbij het partnerbegrip/gezamenlijke huishouding is aangescherpt. De fraudegevoelige onderscheidingen naar woonsituatie zijn verdwenen.

Daarnaast zijn in 1996 inspanningen verricht die in latere jaren effect zullen hebben op de fraudebestrijding. Deze betreffen de oprichting van een centraal inlichtingenbureau; de gegevensuitwisseling met de Nederlandse-Antillen en Aruba; en de implementatie van preventie-aanbevelingen van de Regionale interdisciplinaire fraudeteams (Rif's). Deze inspanningen worden nader toegelicht in par. 2.2, onderdeel B2 van het algemene deel van deze verantwoording.

Waarom nog resterende M&O-onzekerheid

Resterende onzekerheid blijft aanwezig omdat in de periode tussen vaststelling van het uitkeringsrecht en het moment van herbeoordeling van dit recht de omstandigheden kunnen zijn gewijzigd. Daarnaast is de uitvoering van de Abw in medebewind oorzaak van enige M&O-onzekerheid, omdat de Minister van SZW wel verantwoordelijk is voor een landelijk rechtmatige (incl. fraudebestrijding) en doelmatige uitvoering van de wet maar niet voor het functioneren van de gemeentelijke uitvoeringsorganisatie en voor bijstandsverlening in individuele gevallen.

Globale schatting omvang bestaande onzekerheid

In 1996 is voor in totaal f 9 492 mln aan Abw-uitgaven gedaan aan gemeenten voor gemiddeld circa 505 000 personen. De uitkeringen aan thuiswonenden beneden de 65 jaar zijn hiervan het meest misbruikgevoelig. In 1996 ging het om f 8 974 mln aan uitkeringen (94,5 % van alle Abw-uitgaven) en volgens voorlopige cijfers gemiddeld om circa 484 400 personen (1995: f 9 118 mln resp. f 492 600).

Voor de omvang van de fraude in de Abw wordt verwezen naar par. 2.2, onderdeel D2 van het algemeen deel van deze verantwoording.

Toezichtactiviteiten

In 1996 heeft het ministerieel toezicht op de uitvoering van de Abw zich uitgestrekt tot alle gemeenten. Daartoe is door de rijksconsulenten een regulier onderzoek inzake de uitvoering in 1995 verricht. Vervolgens is op basis van een risico-analyse nog bij 337 gemeenten een dossieronderzoek gehouden waarbij de rechtmatige wetsuitvoering (incl. gemeentelijke declaratie) is getoetst. In dit dossieronderzoek zijn op gestructureerde wijze M&O/ handhavingsaspecten verwerkt als verificatie, sanctietoepassing, debiteurenbeleid en -uitvoering, heronderzoeken, en toepassing van de richtlijn sociale zekerheidsfraude.

Vaststelling van de rijksvergoeding over 1995 op basis van deze onderzoeksgegevens vindt in de loop van 1997 plaats. Naast deze repressieve onderzoeken zijn in 1996 actuele onderzoeken verricht waarbij per gemeente een beeld is gevormd over de aanwezigheid van risico's inzake de handhaving. In 1996 betrof dit de wetselementen: beleidsplannen, toeslagenverordeningen en herbeoordelingen. Een samenvatting van de betreffende toezichtsbevindingen zijn in par. 2.2, onderdeel C2 van het algemene deel van deze verantwoording weergegeven.

Resultaat toezichtrapportages

In 1996 zijn over het jaar 1994 voor 612 gemeenten de rijksvergoedingen vastgesteld; voor 21 gemeenten moet dit nog plaatsvinden. Over 1993 zijn nog voor 35 gemeenten resterende vergoedingen vastgesteld. Voor 1 gemeente dient de rijksvergoeding over 1993 nog te worden vastgesteld.

In het vaststellingsproces Abw over 1994 zijn vorig jaar op grond van het maatregelenbeleid 113 corrigerende maatregelen getroffen waarbij de rijksvergoeding is verlaagd. Hierbij waren 90 gemeenten betrokken. Het totaalbedrag aan correcties betrof circa f 17,4 miljoen. Daarnaast is over 1993 nog voor ruim 1 miljoen aan correcties op de vergoedingen bij 11 gemeenten toegepast.

De specificaties hiervan luiden:

jaaraantal gemeentenwetsartikelaantal maatregelenbedrag maatregelen
19931147a00
  47b136 300
  47c5226 920
  506809 959
   121 073 179
     
19949047a512 465 431
  47b759 084
  47c352 604 135
  502012 253 953
   11317 362 603

In 1996 is geen toepassing gegeven aan de mogelijkheid van een voorlopige financiële maatregel in gevallen dat de uitvoering van de wet door de gemeenten ernstige tekortkomingen vertoont door de aan de gemeenten te verstrekken voorschotten lager vast te stellen. Vanwege de vernieuwing van het maatregelenbeleid zijn de per 1 januari 1996 nog lopende kortingen op de bevoorschotting opgeheven.

Artikel U1402 – Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw)

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 1996476 900476 900
Nota van wijziging:– 1 500– 1 500
Mutaties 1e suppletore:   
– Uitstel sancties Boetewet800800
– Doorwerking uitvoering 1995– 86 900– 86 900
Mutaties 2e suppletore:   
– Overloop1 9001 900
– Koppeling uitkeringen 19969 6009 600
– Uitvoering 1996– 10 800– 10 800
Mutaties slotwet:– 7 936– 7 936
Realisatie 1996382 064382 064

Voor de verplichtingen op dit artikel geldt dat deze op grond van artikel 4, lid 6 van de Comptabiliteitswet door de Minister van Financiën zijn aangewezen als «verplichtingen = kas».

Toelichting Rekening

Het verschil ad ruim f 93 mln (circa 20%) tussen begroting en realisatie is vooral toe te schrijven aan in de loop van 1996 doorgevoerde uitvoeringsmutaties, die in beide suppletore begrotingswetten zijn ingeboekt. Daarnaast leidden de koppeling in 1996 van de uitkeringen aan de loonontwikkeling en het uitstel van de sanctiemaatregelen voor werklozen tot hogere uitgaven.

Volume-/prestatiegegevens

 BegrotingRealisatie
– budget (x f 1 000)475 400382 064
– volume (in personen)25 10019 200
– gemiddelde uitkering (x f 1)18 94019 900

Het volume is voorlopig. Op het moment van opstellen van de rekening ontbreken nog definitieve gegevens over het 4e kwartaal 1996.

Het verschil ad ruim f 93 mln (circa 20%) tussen begroting en realisatie valt uiteen in een volume- en een prijscomponent, te weten:

– bijna 5 000 minder uitkeringen;

– een gemiddelde uitkering die bijna f 1 000 hoger is dan oorspronkelijk was geraamd.

Het lagere volume is voor ruim 4 500 uitkeringen het gevolg van de doorwerking van de meevallende ontwikkeling van de werkloosheid in 1995. Voor het overige deel is – vanwege het nog ontbreken van betrouwbare statistische gegevens over 1996 – thans nog niet met zekerheid een verklaring te geven. Een mogelijke oorzaak zou echter kunnen zijn dat het aandeel van gedeeltelijk arbeidsongeschikten in de Ioaw-populatie lager is dan was voorzien. Het thans nog ontbrekende statistische materiaal zal naar verwachting pas begin 1998 door het CBS beschikbaar kunnen worden gesteld.

De stijging van de gemiddelde uitkering met f 960 ten opzichte van de begroting is voor ongeveer de helft toe te schrijven aan de koppeling in 1996 van de uitkeringen aan de loonontwikkeling. Voor het overige deel is de stijging thans nog niet goed verklaarbaar. Deze stijging wijst overigens wel in dezelfde richting als welke bij de meevallende volume-ontwikkeling als mogelijke oorzaak is aangegeven. Een gedeeltelijk arbeidsongeschikte Ioaw'er krijgt namelijk per definitie een gedeeltelijke Ioaw-uitkering als aanvulling tot het sociaal minimum bóven zijn/haar gedeeltelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering. Een werkloze Ioaw'er krijgt doorgaans een volledige Ioaw-uitkering.

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Aard van de regeling

Werkloze werknemers die na het bereiken van de leeftijd van 50 jaar, doch voor het bereiken van de leeftijd van 57,5 jaar werkloos zijn geworden, alsmede gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, die een uitkering op grond van een arbeidsongeschiktheidswet ontvangen op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% en die voor het bereiken van de 50-jarige leeftijd werkloos zijn geworden zijn de doelgroep van deze wettelijke regeling. Voor beide categorieën geldt dat zij gedurende de volledige uitkeringsduur een uitkering op grond van de werkloosheidswet, alsmede voorzover van toepassing een loondervingsuitkering alsmede een vervolguitkering op grond van die wet hebben ontvangen. De Ioaw garandeert een aanvulling op het inkomen tot aan het bruto minimumloon.

De Ioaw wordt uitgevoerd door de gemeenten. SZW verstrekt hen in voorschot geldmiddelen om de uitkeringen te kunnen voldoen. De rijksvergoeding over het verslagjaar wordt vastgesteld twee jaar daarna aan de hand van de declaratie van de gemeente (incl. accountantsverklaring) en het rapport van de rijksconsulent van SZW.

Onzekerheid als gevolg van M&O

In vergelijking met de Abw is de Ioaw minder gevoelig voor M&O vanwege het ontbreken van een vermogenstoets, een beperkte inkomenstoets en een zeer beperkte invulling van de arbeidsplicht.

Verder is door de leeftijd van de cliënten samenloop met studiefinanciering niet mogelijk.

Aard M&O-gevoelige gegevens

De door derden verstrekte gegevens betreffende de leefvorm, de leeftijd van betrokkene, de leeftijd van tot het huishouden behorend(e) kind(eren), en inkomen van het huishouden.

M&O-maatregelen

De maatregelen die ter bestrijding van M&O zijn genomen bij de herinrichting van de Abw zijn tevens doorgevoerd in de Ioaw.

Waarom nog resterende M&O-onzekerheid

De uitvoering van de Ioaw in medebewind is oorzaak van enige M&O-onzekerheid omdat de minister van SZW wel verantwoordelijk is voor een landelijk rechtmatige (incl. fraudebestrijding) en doelmatige uitvoering van de Ioaw, maar niet verantwoordelijk is voor het functioneren van de gemeentelijke uitvoeringsorganisatie en voor bijstandsverlening in individuele gevallen.

Globale schatting omvang bestaande onzekerheid

In 1996 is voor f 382 mln aan Ioaw-uitkeringen verstrekt aan gemiddeld circa 19 200 personen (1995 resp. f 377 mln en 19 500). Voor al deze personen is sprake van een misbruikrisico. Het is niet bekend hoe groot de omvang van fraude met Ioaw-uitkeringen is. Evenmin zijn er uit de fraudestatistiek van het CBS betrouwbare cijfers beschikbaar over de opgespoorde uitkeringsfraude in de Ioaw. Gelet op de Ioaw-populatie (gedeeltelijk arbeidsongeschikten en oudere werklozen) is wel aannemelijk dat het misbruikrisico en het feitelijke misbruik beperkter is bij de Abw.

Toezichtactiviteiten

Het toezicht op de uitvoering van deze door de gemeenten uitgevoerde wet is geïncorporeerd in het onderzoek van de rijksconsulent zoals dat in 1996 heeft plaats gevonden en dat is toegelicht bij artikel U 1401 Algemene bijstandswet (Abw).

Het resultaat van de toezichtrapportages is in de hierna volgende tabel weergegeven.

jaaraantal gemeentewetsartikelaantal maatregelenbedrag maatregelen
1993438116 653
  39322 000
   438 653
     
199432382383 735
  3910153 203
   33236 938

Artikel U1403 – Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz)

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 1996101 300101 300
Nota van wijziging:– 500– 500
Mutaties 1e suppletore:   
– Uitstel sancties Boetewet200200
– Doorwerking uitvoering 1995– 9 700– 9 700
Mutaties 2e suppletore:   
– Overloop2 5002 500
– Koppeling uitkeringen 19962 3002 300
Mutaties slotwet:106106
Realisatie 199696 20696 206

Voor de verplichtingen op dit artikel geldt dat deze op grond van artikel 4, lid 6 van de Comptabiliteitswet door de Minister van Financiën zijn aangewezen als «verplichtingen = kas».

Toelichting Rekening

Het verschil ad ruim f 4 mln (circa 4%) tussen begroting en realisatie is vooral toe te schrijven aan in de loop van 1996 doorgevoerde uitvoeringsmutaties, die in beide suppletore begrotingswetten zijn ingeboekt. Daarnaast hebben de koppeling in 1996 van de uitkeringen aan de loonontwikkeling en het uitstel van de sanctiemaatregelen voor werklozen tot hogere uitgaven geleid.

Volume-/prestatiegegevens

 BegrotingRealisatie
Uitkeringen   
– budget (x f 1 000)99 70095 547
– volume (in personen)5 5004 100
– gemiddelde uitkering (x f 1)18 09023 305
   
Onderzoekskosten  
– budget (x f 1 000)1 100659
– volume (in personen)1 100800
– gemiddelde uitkering (x f 1)1 000825

De volumegegevens zijn voorlopig. Op het moment van opstellen van de rekening ontbreken nog definitieve gegevens over het 4e kwartaal 1996.

Uitkeringen

Het verschil ad ruim f 4 mln (4%) tussen begroting en realisatie valt uiteen in een volume- en een prijscomponent, te weten:

– circa 1 400 minder uitkeringen;

– een gemiddelde uitkering die ruim f 5 200 hoger is dan oorspronkelijk was geraamd.

Het lagere volume is voor ongeveer 1100 uitkeringen het gevolg van de doorwerking van de meevallende ontwikkeling van de werkloosheid in 1995. Voor het overige deel is – vanwege het nog ontbreken van betrouwbare statistische gegevens over 1996 – thans niet met zekerheid een verklaring te geven. Een mogelijke oorzaak zou echter kunnen zijn dat het aandeel van gedeeltelijk arbeidsongeschikten in de Ioaz-populatie lager is dan was voorzien. Het thans nog ontbrekende statistische materiaal zal naar verwachting pas begin 1998 door het CBS beschikbaar kunnen worden gesteld.

De stijging van de gemiddelde uitkering met ruim f 5 200 ten opzichte van de begroting is opmerkelijk groot. Een aanzienlijk deel van deze stijging is terug te voeren op eerdergenoemde doorwerking van de meevallende ontwikkeling van de werkloosheid in 1995. De gemiddelde uitkering bedroeg in dat jaar f 20 858 (bij een raming van f 19 240). Ten opzichte van de gerealiseerde gemiddelde uitkering 1995 is de gemiddelde uitkering in 1996 slechts ruim f 2 400 hoger. Van dit verschil is een relatief klein deel toe te schrijven aan de koppeling van de uitkeringen in 1996 aan de loonontwikkeling. Voor het overige deel is de stijging thans nog niet goed verklaarbaar. Deze stijging wijst overigens wel in dezelfde richting als welke bij de meevallende volume-ontwikkeling als mogelijke oorzaak is aangegeven. Een gedeeltelijk arbeidsongeschikte Ioaz'er krijgt namelijk per definitie een gedeeltelijke Ioaz-uitkering als aanvulling tot het sociaal minimum bóven zijn/haar gedeeltelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering. Een werkloze Ioaz'er krijgt doorgaans een volledige Ioaz-uitkering, tenzij het eigen vermogen een in de Ioaz bepaalde grens niet te boven gaat (dit laatste geldt overigens óók voor een gedeeltelijk arbeidsongeschikte).

Onderzoekskosten

De gerealiseerde uitgaven voor onderzoekskosten in verband met de beoordeling van aanvragen om een Ioaz-uitkering zijn bijna f 0,45 mln (40%) lager dan was begroot. Oorzaak is zowel een lager aantal onderzoeken als een lagere prijs per onderzoek. De volumemeevaller houdt verband met het lagere aantal aanvragen om een Ioaz-uitkering, waardoor het aantal in te stellen onderzoeken eveneens lager is uitgekomen dan was geraamd. Een mogelijke oorzaak voor de lagere gemiddelde prijs per onderzoek is op dit moment nog niet bekend.

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Aard van de regeling

Voormalige zelfstandigen met een leeftijd van 55 tot 65 jaar die vanwege een te laag inkomen hun bedrijf of zelfstandig beroep hebben moeten beëindigen vanwege een te laag inkomen, alsmede gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen die ongeacht hun leeftijd een uitkering op grond van de AAW ontvangen op basis van een arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% en hun bedrijf of zelfstandig beroep hebben moeten beëindigen vanwege hun arbeidsongeschiktheid kunnen op grond van de Ioaz een uitkering ontvangen waarmee hun inkomen wordt aangevuld tot aan het bruto minimumloon.

De Ioaz wordt uitgevoerd door gemeenten. SZW verstrekt hen in voorschot geldmiddelen om de uitkeringen te kunnen voldoen. De rijksvergoeding over het verslagjaar wordt vastgesteld twee jaar daarna aan de hand van de declaratie van de gemeente (incl. accountantsverklaring) en het rapport van de rijksconsulent van SZW.

Onzekerheid als gevolg van M&O

Onzekerheid bij de uitvoering van de Ioaz betreft dezelfde aspecten als bij de Abw en de Ioaw. In tegenstelling tot de Ioaw bestaat er voor de Ioaz wel een vermogenstoets voor vermogen net boven de tweehonderdduizend gulden. Voorts is er een beperkte inkomenstoets en een zeer beperkte invulling van de arbeidsplicht. Door de leeftijd van de cliënten is samenloop met studiefinanciering niet mogelijk.

Aard M&O-gevoelige gegevens

De door derden verstrekte gegevens betreffende de leefvorm, het inkomen van het huishouden, de aanwezigheid van vermogen.

M&O-maatregelen

Dezelfde maatregelen voor Abw en Ioaw werken door in de Ioaz. De vaststelling van het vermogen wordt gebaseerd op rapporten van het ministerie van Landbouw en Visserij en van het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf.

Waarom nog resterende M&O-onzekerheid

De aard van de resterende onzekerheid is gelijk aan de Abw en Ioaw.

Globale schatting omvang bestaande onzekerheid

In 1996 is voor f 95,5 mln aan Ioaz-uitkeringen verstrekt aan gemiddeld circa 4 100 personen (1995: f 83,4 mln resp. 4 000). Het is niet bekend hoe groot de omvang van uitkeringsfraude met Ioaz-uitkeringen is. Evenmin zijn er uit de fraudestatistiek van het CBS betrouwbare cijfers beschikbaar over de opgespoorde uitkeringsfraude in de Ioaz. Gelet op de Ioaz-populatie (gedeeltelijk arbeidsongeschikten en oudere zelfstandigen) is wel aannemelijk dat het misbruikrisico en het feitelijke misbruik beperkter is bij de Abw.

Toezichtsactiviteiten

Het toezicht op de uitvoering van deze door de gemeenten uitgevoerde wet is geïncorporeerd in het onderzoek van de rijksconsulent zoals dat in 1996 heeft plaatsgevonden en dat is toegelicht bij artikel U 14.01 Algemene bijstandswet.

Het resultaat van de toezichtrapportages is in de hierna volgende tabel weergegeven.

jaaraantal gemeentenwetsartikelaantal maatregelenbedrag maatregelen
199313912 000
     
199415381243 737
  39416 000
   1659 737

Artikel U1404 – Financiële afwikkeling afgesloten regelingen

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 199600
Mutaties 2e suppletore:   
– Uitvoering 19963 0003 000
Mutaties slotwet:– 985– 985
Realisatie 19962 0152 015

Toelichting Rekening

De uitgaven op dit artikel hebben een onvoorspelbaar karakter. Daardoor worden in de begroting nihilramingen opgenomen. Op de afgesloten regelingen worden uiteraard geen nieuwe uitkeringen meer verstrekt. Het gaat hier dan ook uitsluitend om nadeclaraties van gemeenten op grond van gerechtelijke uitspraken (bezwaar- en beroepsprocedures) naar aanleiding van geschillen in het verleden.

In de loop van 1996 werd op grond van de toen bekende uitvoeringsgegevens verondersteld dat de uitgaven in dat jaar circa f 3 mln zouden gaan belopen. Uiteindelijk is niet meer dan ruim f 2 mln uitgaven gerealiseerd. Deze uitgaven zijn alleen gedaan voor de Wet Werkloosheidsvoorziening (WWV). Hoewel de aanvraagtermijn voor gelijkberechtigingsuitkeringen eind 1991 is afgelopen, zal naar het zich laat aanzien nog enige tijd rekening moeten worden gehouden met de afwikkeling van lopende bezwaar- en beroepsprocedures.

Voor de overige onder dit artikel vallende regelingen (BKR, uitkeringen echte minima en bijdrageregeling bijzondere controle) zijn in 1996 geen uitgaven verricht.

Voor de verplichtingen op dit artikel geldt dat deze op grond van artikel 4, lid 6 van de Comptabiliteitswet door de Minister van Financiën zijn aangewezen als «verplichtingen = kas».

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Toezichtsactiviteiten WWV

Het toezicht op de uitvoering van deze door de gemeenten uitgevoerde wet is geïncorporeerd in het onderzoek van de rijksconsulent zoals dat in 1996 heeft plaatsgevonden en dat is toegelicht bij artikel U 14.01 Algemene bijstandswet.

Het resultaat van de toezichtrapportages is in de hierna volgende tabel weergegeven.

jaaraantal gemeentenwetsartikelaantal maatregelen bedrag maatregelen
19937427441 845
     
1994174217195 547

Artikel U1406 – Experimenten activering uitkeringsgelden

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 19960226 100
Nota van wijziging:16 00016 000
Mutaties 1e suppletore:   
– Eindejaarsmarge26 6401 800
– Uitstel experimenten marktverruiming dienstverlening aan particulieren– 2 600– 2 600
Mutaties 2e suppletore:   
– Uitstel schoonmaakprojecten– 12 300– 12 300
– Uitvoering 19966 200– 138 000
Mutaties slotwet:–  1 344– 2 836
Realisatie 199632 59688 164

Toelichting Rekening

Verplichtingenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl. wet2e Suppl. wetSlotwetRealisatie
Experimenten activering uitkeringsgelden 26 6406 200– 26032 580
Dienstverlening particuliere marktsector16 000– 2 600– 12 300– 1 08416
Totaal artikel16 00024 040– 6 100– 1 34432 596

Uitgavenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl. wet2e Suppl. wetSlotwetRealisatie
Experimenten activering uitkeringsgelden226 1001 800– 138 000– 1 75288 148
Dienstverlening particuliere marktsector16 000– 2 600– 12 300– 1 08416
Totaal artikel242 100– 800– 150 300– 2 83688 164

In de begroting was slechts voorzien in aan te gane verplichtingen ad f 16 mln voor de «experimenten marktverruiming dienstverlening aan particulieren». Voor de «experimenten activering uitkeringsgelden» is bij de vaststelling van de begroting niet in verplichtingenruimte voorzien, omdat werd verwacht dat alle verplichtingen in 1995 zouden kunnen worden aangegaan. Dit bleek niet het geval te zijn, omdat bezwaarprocedures tegen eerdere afwijzingen niet tijdig afgerond konden worden.

Mede vanwege een herschikking van arbeidsplaatsen tussen de diverse lopende projecten, is daarom het verplichtingenbudget in de loop van 1996 voor nieuw aan te gane verplichtingen in dit kader verhoogd. De totale ruimte ad f 32,8 mln is nagenoeg geheel benut. De voor de «experimenten martkverruiming dienstverlening aan particulieren» beschikbare verplichtingenruimte is voor een groot deel niet benut.

Het verschil bij de uitgaven tussen begroting en realisatie vindt zijn oorzaak onder meer in een langere aanloopfase bij de diverse projecten dan bij de vaststelling van de begroting werd voorzien.

Volume-/prestatiegegevens

Overzicht 1.

Begrote en gerealiseerde uitgaven en aantallen werkenden per regeling in 1996

 BegrotingRealisatie
Experimenten activering uitkeringsgelden   
– budget (x f 1 000)226 10088 148
– volume op jaarbasis (in personen)12 5614 300
– gemiddelde kosten (x f 1)18 00020 500
   
Dienstverlening particuliere marktsector   
– budget (x f 1 000)16 00016
– volume op jaarbasis (in voltijds arbeidsplaatsen)1 2701,3*
– gemiddelde uitkering (x f 1)12 60012 600

* dit aantal komt overeen met 40 geplaatste personen

Experimenten activering uitkeringsgelden

In dit onderdeel worden de middelen beschikbaar gesteld voor de toegekende experimenten activering uitkeringsgelden. Doel van de experimenten is een aantal werkgelegenheidsplannen mogelijk te maken, waarin 20 000 langdurig werklozen gedurende maximaal twee jaar werkervaring kunnen opdoen. Aan de projecten wordt ter gedeeltelijke financiering van de loonkosten een subsidiebedrag van f 18 000 per arbeidsovereenkomst op jaarbasis toegekend. Hierbij wordt uitgegaan van een gemiddelde arbeidsduur van 32 uur per week, tenzij een afwijkende duur is gerechtvaardigd. Tot de doelgroep behoren personen die een Abw, Ioaw of Ioaz-uitkering ontvangen, tenminste één jaar werkloos zijn en gerechtigd zijn om in Nederland arbeid te verrichten.

Per eind 1995 waren 1 625 arbeidsovereenkomsten afgesloten met langdurig werklozen. Dit aantal is in 1996 met ongeveer 8 000 gestegen naar circa 9 600 per ultimo 1996. Niet alle 9 600 plaatsen zijn ook gedurende heel 1996 bezet geweest, omdat enerzijds de nieuwe instroom in de loop van het jaar heeft plaatsgevonden en anderzijds er ook uitstroom is geweest. Het budgettair beslag in 1996 komt overeen met een gemiddelde bezetting van ongeveer 4 300 (zie tabel); dit is echter geen indicatie van de feitelijke bezetting in 1996, maar louter een ramingstechnisch gegeven. Daarnaast zijn in bovenstaande tabel de gemiddelde kosten per arbeidsplaats f 2 500 hoger dan het standaardsubsidiebedrag ad f 18 000,-. Dit is toe te schrijven aan het verschil tussen bevoorschotting en realisatie. De teveel verstrekte voorschotten worden in 1997 verrekend met de dan te verstrekken voorschotten. Dit is analoog aan de situatie in 1995, toen eveneens meer voorschot was verstrekt. De toen teveel verstrekte voorschotten worden verrekend met de nadien te verstrekken voorschotten, waardoor inmiddels in 1996 ten gunste van het middelenartikel 1401 (Ontvangsten Bijstandszaken) ruim f 44 mln aan in 1996 verrekende voorschotten uit 1995 is verantwoord.

Over de verschillen tussen oorspronkelijke begroting en uiteindelijke realisatie kan voorts nog het volgende worden opgemerkt. Bij de in 1995 opgestelde raming voor de begroting 1996 is uitgegaan van een totaal budgettair beslag van deze experimenten ad ca. f 720 mln over vier jaar, ervan uitgaande dat alle toegekende 20 000 arbeidsplaatsen de mogelijkheid hebben om voor 2 jaar subsidie te krijgen. Daarbij is ook een inschatting gemaakt van de spreiding van instroom en bezetting gedurende deze periode. Concreet ging die raming er nog van uit dat alle instroom voor eind 1996 zou hebben plaatsgevonden, hoewel per project een langere instroomtermijn was toegestaan. Overigens is de instroomtermijn voor alle projecten in de loop van 1996 geharmoniseerd op eind 1997 (onder handhaving van de expiratiedatum van de regeling op 31 december 1998). De nog niet in 1996 (en 1995) gerealiseerde instroom (ca. 10 400) kan dus nog in heel 1997 plaatsvinden.

Een tweede reden voor het lager dan geraamde budgettaire beslag is dat op die arbeidsplaatsen waarop reeds uitstroom heeft plaatsgevonden de maximale subsidietermijn van 2 jaar niet volledig wordt benut door de projecten. Naar verwachting zal dit ook voor de nog zittende en komende instroom het geval zijn. Overigens houden de projecten de mogelijkheid om de ruimte die via de regeling en de beschikkingen is geboden maximaal te benutten.

Een en ander is aanleiding om de raming van het totale budgettaire beslag en de spreiding over de jaren te herzien. De daaruit voortvloeiende mutaties van het kasbeslag in 1997 en 1998 vallen echter buiten het bestek van deze financiele verantwoording over 1996.

Overzicht 2. Aangegane verplichtingen experimenten activering uitkeringsgelden t/m 1996 (aantallen projecten en plaatsen x 1; verplichtingen x f 1 000)

 Aantal projectenAantal plaatsenAangeganeverplichtingen
Stand 1 januari 19965719 260693 360
Mutaties in 19966+ 66023 760
Stand 31 december 19966319 920717 120

In 1996 is het aantal projecten in het kader van de experimenten activering uitkeringsgelden waarvoor goedkeuring is verleend, als gevolg van bezwaarschriften-procedures met zes uitgebreid van 57 naar 63. Daarnaast heeft dit jaar een geringe herschikking van aantallen toegekende arbeidsplaatsen plaatsgevonden. In totaal mogen de 63 projecten nu 19 920 mensen aan werk helpen. De hiermee gemoeide verplichtingen bedragen ruim f 717 mln. De totaal beschikbare verplichtingenruimte voor de jaren 1995 t/m 1998 ad f 720 mln is hiermee vrijwel volledig belegd.

Dienstverlening particuliere marktsector

Doel van het experiment is om werklozen in te zetten voor schoonmaakwerkzaamheden in de particuliere huishouding door tussenkomst van reguliere schoonmaakbedrijven. Het gaat om een pilot-project dat in drie regio's wordt uitgevoerd (namelijk Arnhem, Eindhoven en Rotterdam). Het budget is in de loop van 1996 bijgesteld vanwege een vertraagde invoering van het project (mei/juni in plaats van januari 1996). In 1996 hebben acht schoonmaakbedrijven declaraties ingediend voor door hen gemaakte kosten. In overleg met branche-organisaties, werkgevers en uitvoeringsorganisaties zal naar mogelijkheden worden gezocht om de resultaten van het experiment te verbeteren. In de loop van 1997 zal worden besloten over een landelijke doorstart van het experiment.

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Aard van de regeling

De Subsidieregeling experimenten activering van uitkeringsgelden voorziet in de mogelijkheid om aan de door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid toegekende experimenten subsidie te verstrekken. De subsidie dient als gedeeltelijke financiering van de loonkosten die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten, die in het kader van het experiment worden afgesloten met langdurig werkloze bijstands-gerechtigden. De subsidie bedraagt f 18 000 op jaarbasis en wordt toegekend naar rato van het aantal maanden dat de dienstbetrekking in het kader van het experiment heeft geduurd. De subsidie per arbeidsplaats wordt ten hoogste gedurende twee jaar verstrekt.

Tot de doelgroep van de regeling behoren personen die een uitkering ontvangen krachtens de Abw, Ioaw of Ioaz, tenminste één jaar werkloos zijn en gerechtigd zijn om in Nederland arbeid te verrichten. Bij de vaststelling van de periode van tenminste één jaar werkloosheid worden periodes van korte duur (ten hoogste 50 dagen of 400 uur gedurende een jaar) buiten beschouwing gelaten. De beloning mag (bij volledige werkweek) ten hoogste 120% van het wettelijk minumumloon (excl. vakantietoelage) bedragen. Voorts geldt de eis dat de hoogte van de beloning zodanig moet zijn dat de betrokkene geen aanspraak meer kan maken op aanvullende bijstandsuitkering.

SZW verstrekt aan de uitvoerende instantie voorschotten. De subsidie wordt na afloop van de subsidieperiode vastgesteld.

Onzekerheid als gevolg van M&O

De onzekerheid als gevolg van M&O is gering, gezien de objectief toetsbare eisen die gesteld worden aan de doelgroep en aan de arbeidsovereenkomst. Ter vermindering van dit risico zijn de beschikkinghouders hier afzonderlijk op geattendeerd.

Aard M&O-gevoelige gegevens

De van derden afkomstige gegevens betreffen de verklaring van de gemeente dat degene waarvoor subsidie wordt aangevraagd tot de doelgroep behoort. Daarnaast dient de beschikkinghouder zorg te dragen dat alleen arbeidsovereenkomsten worden aangegaan die aan de gestelde eisen van de subsidieregeling voldoen.

M&O maatregelen

Het bedrag van de subsidie wordt na afloop van het experiment vastgesteld nadat van de uitvoerende instantie een declaratie voorzien van een verklaring (volgens voorgeschreven protocol) van een registeraccountant is ontvangen. In deze verklaring dient tot uitdrukking te worden gebracht dat in de declaratie slechts arbeidsovereenkomsten worden verantwoord die aan de voorwaarden van de subsidieregeling voldoen.

Bovendien zal de Accoutantsdienst van SZW tijdens de looptijd van de regeling de beschikkinghouders tenminste éénmaal bezoeken. De accountantsdienst onderzoekt aan de hand van de administratie de naleving van de subsidievoorwaarden en is gericht op het in een vroeg stadium bijsturen van een onrechtmatige uitvoering.

Resterende M&O-onzekerheid

Gezien de getroffen maatregelen wordt voldoende waarborg aanwezig geacht om het potentiële M&O-risico af te dekken.

Artikel U1407 – Tijdelijke specifieke uitkering sociale vervoersvoorzieningen Wvg

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 1996  
Nota van wijziging50 00050 000
Mutaties 2e suppletore:  
– Uitvoering 1996708708
Mutaties slotwet:44
Realisatie 199650 71250 712

Toelichting Rekening

Dit artikel is bij nota van wijziging aan de ontwerp-begroting toegevoegd ten behoeve van door gemeenten te maken kosten van vervoer van bewoners in AWBZ-instellingen (verpleegtehuizen, psychiatrische ziekenhuizen, etc.). Het beschikbare begrotingsbedrag van f 50 mln. is volledig toegedeeld op grond van een door het ministerie van VWS verstrekte opgave van de AWBZ-instellingen over 1994. Na toedeling van het budget is gebleken dat enkele niet in de VWS-opgave opgenomen instellingen wel aan de gestelde eisen voldoen. Deze instellingen zijn daarom alsnog onder de werking van de tijdelijke uitkering gebracht, hetgeen ruim f 0,7 mln. meeruitgaven met zich mee heeft gebracht.

Voor de verplichtingen op dit artikel geldt dat deze op grond van artikel 4, lid 6 van de Comptabiliteitswet door de Minister van Financiën zijn aangewezen als «verplichtingen = kas».

Volume-/prestatiegegevens

De uitgaven in het kader van de tijdelijke regeling hebben het karakter van een lump-sum, waardoor volume- en prestatiegegevens minder van belang zijn. Wel kunnen enige ramingsgegevens worden genoemd die als uitgangspunt hebben gediend voor de omvang van de bijdrage en de verdeling ervan. De bijdrage is bestemd voor instellingen waar gehandicapten woonachtig zijn en die ingevolge artikel 8 van de AWBZ zijn erkend. Deze instellingen zijn geconcentreerd in circa 300 gemeenten, en hebben een capaciteit van ongeveer 120 000 plaatsen. Verondersteld is dat ongeveer 20 000 bewoners een beroep op een Wvg-voorziening hebben gedaan. In de loop van 1997 zal een evaluatie naar het werkelijke beroep op de voorzieningen worden gedaan. Naar verwachting komen de resultaten hiervan in het najaar 1997 beschikbaar.

Artikel U1408 – Tijdelijke regeling kinderopvang voor alleenstaande ouders met kinderen in de Abw

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 1996  
Nota van wijziging85 00085 000
Mutatie 2e suppletore:  
– Uitvoering 1996– 12 000– 12 000
Mutaties slotwet:1 2861 286
Realisatie 199674 28674 286

Toelichting Rekening

Eind februari 1996 is de Regeling kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders 1996 in de Staatscourant gepubliceerd. In juni 1996 is op grond van door gemeenten gevraagde nadere uitleg een wijziging van de regeling in de Staatscourant opgenomen. Doordat gemeenten pas na publicatie van de regeling eind februari 1996 – en soms nog wat later vanwege de gerezen vragen die eerst moesten worden opgelost – een start konden maken met het creëren van extra kinderopvangplaatsen, is het niet mogelijk gebleken zodanig méér opvangplaatsen te realiseren dat al in 1996 het gehele begrotingsbedrag van f 85 mln. kon worden besteed. Uiteindelijk is op basis van ingediende aanvragen aan ruim 500 gemeenten totaal ruim f 74 mln voorschot verstrekt voor het creëren van extra plaatsen.

Volume-/prestatiegegevens

Omdat gemeenten de afrekeningen pas in de tweede helft van 1997 indienen, kan op dit moment nog geen informatie worden geleverd over aantallen gecreëerde kinderopvangplaatsen.

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Aard van de regeling

Met ingang van 1 januari 1996 is de «Regeling kinderopvang en buitenschoolse opvang alleenstaande ouders 1996» in werking getreden tot en met 31 december1996. Deze regeling beoogt de uitstroom naar werk en of scholing van alleenstaande ouders in de bijstand te vergroten door het bieden van subsidie aan gemeenten, waarmee zij kinderopvangmogelijkheden voor deze ouders kunnen vergroten. De gemeenten kunnen kinderopvangplaatsen inkopen bij aanbieders van kinderopvang, danwel zelf in kinderopvangplaatsen voorzien.

Onzekerheid als gevolg van M&O/Aard M&O-gevoelige gegevens

Er is M&O gevoeligheid in verband met de eis dat het om extra gecreëerde kinderopvangplaatsen moet gaan (art.1f). Deze eis houdt in dat plaatsen die gerealiseerd worden in het kader van de SZW-regeling geen plaatsen mogen vervangen (verdringen) die door de gemeenten werden gefinancierd via de VWS-stimuleringsregeling. In sommige gevallen kan moeilijk te achterhalen zijn of het om extra kinderopvangplaatsen gaat, omdat instellingen niet fysiek hoeven uit te breiden in capaciteit en toch extra kinderopvangplaatsen kunnen creëeren door nog wat «in te dikken». Dit criterium staat echter wel in de regeling omschreven. De jaaropgave vereist een accountantsverklaring waarvoor dit criterium getoetst moet zijn. Toetsing gebeurt o.a. door af te meten aan de stand van het aantal kinderopvangplaatsen op 31.12 1995 vanuit de VWS-stimuleringsmaatregel. Dit is een hard gegeven. Echter, de onbezette plaatsen VWS en de bedrijfsplaatsen mogen van deze VWS-stand afgetrokken worden. Dit zijn geen harde cijfers.

Een ander aspect van M&O gevoeligheid betreft een tweede vorm van verdringing. De jaaropgave vereist dat indien gemeenten reeds uit eigen gelden kinderopvangplaatsen voor deze doelgroep realiseerden, dit niet «omgeklapt» mag worden naar plekken te betalen vanuit deze regeling. Dit moet geverifieerd worden op de gemeentelijke begroting.

M&O maatregelen

Het subsidiabele bedrag wordt per beschikking vastgesteld nadat van de gemeente een jaaropgave (declaratie) voorzien van een verklaring van een registeraccountant (of een Accountant-administratieconsulent) is ontvangen. Deze verklaring moet vaststellen dat de doelgroepcriteria zijn nageleefd, de verdringing niet heeft plaatsgevonden en dat er een bezettingsgraad is geweest.

Resterende M&O-onzekerheid

Geen.

Artikel U1409 – Koopkrachtreparatie negatieve inkomenseffecten ten gevolge van een hogere nominale ziekenfondspremie

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 1996  
Mutaties 1e suppletore:   
– Koopkrachtreparatie74 00074 000
Mutaties 2e suppletore:   
– Koopkrachtmaatregel5 0005 000
Mutaties slotwet:– 13 624– 13 624
Realisatie 199665 37665 376

Toelichting Rekening

Het kabinet heeft besloten om het in 1996 opgetreden koopkrachtverlies, dat onder meer werd veroorzaakt door een hogere nominale ziekenfondspremie, voor de meest kwetsbare groepen te compenseren. Hiervoor is in 1996 in totaal f 79 mln beschikbaar gesteld. Van dit bedrag is f 65,4 mln in 1996 tot uitbetaling gekomen. Een groot deel van het in 1996 niet-bestede budget ad f 13,6 mln. zal naar verwachting in 1997 alsnog worden uitgekeerd.

Voor de verplichtingen op dit artikel geldt dat deze op grond van artikel 4, lid 6 van de Comptabiliteitswet door de Minister van Financiën zijn aangewezen als «verplichtingen = kas».

Volume-/prestatiegegevens

 Begroting Realisatie
Uitkeringen  
– budget (x f 1 000)67 00061 696
– aantal toekenningen (in personen)909 000893 200
– in 1996 tot betaling gekomen toekenningen (in personen) 840 000
– gemiddelde uitkering (x f 1)7473
   
Uitvoeringskosten  
– budget (x f 1 000)12 0003 680
– gemiddelde kosten per uitkering (x f 1)134
– idem in procenten van de gemiddelde uitkering (x 1%)185

Verwacht was dat 909 000 personen recht zouden hebben op deze compensatie voor het opgetreden koopkrachtverlies. Het aantal toekenningen in 1996 bedraagt ruim 893 000, en is daarmee slechts marginaal achtergebleven bij de verwachtingen. Het aantal toekenningen kan in 1997 nog stijgen door nieuwe toekenningen voor individuele huursubsidie voor de periode juli 1996 – juni 1997. Van de 893 000 toekenningen zijn er in 1996 840 000 tot betaling gekomen. Ruim 50 000 toekenningen zijn derhalve nog niet betaald; dit is met name veroorzaakt door het nog ontbreken van enkele gegevens of door verhuizing van belanghebbende. Naar verwachting zullen deze toekenningen in de loop van 1997 alsnog worden betaald. De gemiddelde uitkering ad f 73 is berekend met behulp van het aantal tot betaling gekomen toekenningen.

De uitvoering is uitbesteed aan het ministerie van VROM. De uitvoeringskosten zijn in 1996 lager uitgekomen dan was geraamd. Overigens zullen voor deze kosten in 1997 nog betalingen moeten worden verricht.

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Aard van de regeling

De koopkrachtreparatieregeling 1996 (Stcrt.1996, nr. 159) regelt de compensatie van het in 1996 optredend inkomensverlies als gevolg van de hogere nominale ziekenfondspremie in 1996. Vanaf 1997 wordt dit inkomensverlies als toeslag verwerkt in de huursubsidietabellen. Afhankelijk van de samenstelling van het huishouden (eenpersoons/meerpersoons) wordt een eenmalige toelage van f 50 respectievelijk f 100 verstrekt aan alle huursubsidie-ontvangers in het tijdvak 1995–1996. De uitvoering van de regeling vindt namens SZW door VROM plaats omdat wordt aangesloten bij de infrastructuur van IHS (individuele huursubsidie). Hierdoor vallen de uitgaven tevens onder de controle-organisatie van VROM. SZW wordt conform de geldende comptabele voorschriften voor deze uitgaven belast.

Ultimo december 1996 was aan circa 94% van de rechthebbenden (839 300 personen) de toelage betaalbaar gesteld.

Onzekerheid als gevolg van M&O

De uitvoering van de koopkrachtreparatieregeling is alleen afhankelijk van door derden verstrekte gegevens inzake het bank/postrekeningnummer. De overeenkomst tussen tenaamstelling en bank/postrekeningnummer wordt voorafgaand aan de uitbetaling gecontroleerd. Hierdoor wordt het potentiële M&O-risico afgedekt.

Artikel U1501 – Subsidies algemeen

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 199627 48828 358
Mutaties 1e suppletore:   
– Overboeking van het Gemeentefonds inzake subsidie Stichting KBOH1 6001 600
– Technische correctie verplichtingenruimte– 5 0000
Mutaties 2e suppletore:   
– Subsidie NCCZ– 200– 200
– Loonbijstelling 1996152152
– Desaldering LVO3 9003 900
– Rif Twente2 400600
– Uitvoering 1996– 917– 1 017
– Aanvulling desaldering LVO388388
– Desaldering schippersinstellingen390390
– Overboeking naar V&W voor schippersinstellingen– 390– 390
Mutaties slotwet:– 6 913– 2 133
Realisatie 199622 89831 648

Toelichting Rekening

Verplichtingenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Ondersteuning17 055– 3 4791 448– 2 94712 077
Instellingen9 921– 793 392– 3 14610 088
Overig512158883– 820733
Totaal27 488– 3 4005 723– 6 91322 898

Uitgavenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Ondersteuning17 0551 521– 352– 1 11317 111
Instellingen9 921– 793 3923413 268
Overig1 382158783– 1 0541 269
Totaal28 3581 6003 823– 2 13331 648

Toelichting Rekening

Aan verplichtingen is uiteindelijk 17% (f 4,590 mln) minder aangegaan dan bij de begroting werd geraamd. De oorzaak hiervan ligt geheel bij begrotingstechnische boekingen; het gaat hier om ruimte voor verplichtingen die in 1995 zijn geboekt en in 1996 niet meer nodig was. Deze belopen een bedrag van -/- f 10 mln. Gecorrigeerd daarvoor is er 19% (f 5,352 mln) meer verplicht dan bij de begrotingsopstelling geraamd. De belangrijkste verklaringen daarvoor zijn een terugbetaling van de Landelijke Veranderingsorganisatie (LVO) als gevolg van afrekeningen over 1994 en 1995 die weer aan de organisatie beschikbaar zijn gesteld en de subsidie voor het Regionaal Interdisciplinair Fraudeteam (Rif) Twente.

De kasuitgaven bedroegen uiteindelijk 12% (f 3,29 mln) meer dan aanvankelijk geraamd. Dit bedrag is het saldo van meeruitgaven (de belangrijkste zijn de subsidies aan de Stichting Kwaliteits- en bruikbaarheidsonderzoek van hulpmiddelen voor gehandicapten en ouderen (KBOH) en de terugbetaling aan de LVO) en een onderuitputting aan het einde van het jaar. Deze bestaat uit projecten Arbeidsmarkt (f 1,1 mln), Misbruik en Oneigenlijk gebruik (f 0,5 mln), Arbeidsverhoudingen (f 0,3 mln) en diversen (f 0,3 mln). De onderuitputting op Arbeidsmarkt wordt met name veroorzaakt, doordat het Nationaal Orgaan Sociale Werkvoorziening geen gebruik heeft gemaakt van de geboden mogelijkheid om nieuwe projecten in te dienen.

De besteding van het budget voor misbruik en oneigenlijk gebruik (dat deel uitmaakt van het artikelonderdeel ondersteuning, waaruit subsidies voor projecten worden betaald) wordt beschreven in par. 2 van het algemeen deel van deze toelichting Beleid gericht op de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik.

Artikel U1502 – Emancipatie

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 199611 04511 045
Mutaties 1e suppletore:   
– Technische correctie verplichtingenruimte– 6 3870
Mutaties 2e suppletore:   
– Loonbijstelling 1996128128
– Correctie verplichtingenruimte4 6500
Mutaties slotwet:– 349– 1 091
Realisatie 19969 08710 082

Toelichting Rekening

Verplichtingenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Ondersteuning5 283– 7373 400– 4 9822 964
Instellingen5 762– 5 6501 3784 6336 123
Totaal11 045– 6 3874 778– 3499 087

Uitgavenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Ondersteuning5 2833500– 3 1062 527
Instellingen5 762– 3501282 0157 555
Totaal11 0450128– 1 09110 082

Dit artikel heeft twee onderdelen:

1. ondersteuning, waar subsidies van korte duur verstrekt worden aan landelijke opererende expertisebureaus en

2. instellingen, die voor langer dan een jaar gesubsidieerd worden.

Ondersteuning

Bij de uitgaven is f 2,75 mln en bij de verplichtingen f 2,31 mln minder gerealiseerd (respectievelijk 52% en 44%) ten opzichte van de begroting.

Bij de verplichtingen heeft begin 1996 een technische correctie van de verplichtingenruimte (-/- f 1,0 mln) plaatsgevonden. Dit houdt verband met de bij Slotwet 1995 opgehoogde verplichtingenraming, waardoor in de daaropvolgende jaren de verplichtingenraming is verlaagd. Ook heeft een overboeking (uitgaven en verplichtingen) plaatsgevonden ad f 0,35 mln van «Instellingen» naar dit onderdeel. Later in het jaar is het verplichtingenbudget opgehoogd om geplande uitgaven in volgende jaren te kunnen realiseren (Stichting Opportunity: f 2,90 mln en overige meerjarige projecten: f 0,50 mln). Aan het eind van het jaar zijn minder verplichtingen aangegaan bij met name het project Positieve actie/Stichting Opportunity en overige meerjarige projecten omdat in afwachting op de behandeling van de Beleidsnota «Emancipatie in uitvoering» in de Tweede Kamer terughoudend werd omgegaan met het aangaan van verplichtingen. Hierdoor zijn ook minder uitgaven gedaan dan was geraamd. Tevens is een overboeking verwerkt van «Instellingen» naar «Ondersteuning» ad f 0,305 mln bij de verplichtingen.

Bij de uitgaven is een bedrag van f 0,034 mln eveneens overgeboekt van «Ondersteuning» naar «Instellingen».

Instellingen

Bij het verplichtingenbudget is ca. f 0,36 mln (6%) meer en bij de uitgaven ca. f 1,79 mln (31%) meer gerealiseerd ten opzichte van de begroting. Bij de verplichtingen is ook bij dit onderdeel het budget begin van het jaar gecorrigeerd voor in 1995 aangegane verplichtingen. Tevens is het budget verlaagd vanwege een overboeking (uitgaven en verplichtingen) ad f 0,35 mln naar «Ondersteuning». Daarna is het verplichtingenbudget opgehoogd vanwege de uitdeling van de loonbijstelling (f 0,128 mln) en is een aanvullend budget (f 6,188 mln) verkregen vanwege het aangaan van verplichtingen in 1996 om uitgaven in latere jaren te kunnen realiseren. Tevens is een overboeking verwerkt bij de verplichtingen ad f 0,305 mln van «Instellingen» naar «Ondersteuning». Bij de uitgaven is een bedrag van f 0,034 mln overgeboekt van «Ondersteuning» naar «Instellingen». De hogere uitgaven zijn het gevolg van de uitdeling van de loonbijstelling en vanwege nieuwe aangegane verplichtingen.

Toelichting op uitvoering DCE-subsidies (zie bijlage 6 bij de begroting 1997)

– Landelijke ondersteuning (budget: f 5,4 mln)

Uit dit budget worden de landelijke emancipatie steunpunten gefinancieerd. Het verplichtingenbudget is nagenoeg geheel volgens planning uitgeput. Bij enkele organisaties wijken de toegekende middelen op grond van ingediende begrotingen enigszins af van de raming. Daartegenover staat dat aan het IIAV incidenteel een subsidie is verleend om een noodzakelijke investering mogelijk te maken. Bij de uitgaven is een geringe onderuitputting gerealiseerd van ca. f 0,2 mln hetgeen voortvloeit uit de reservering herijking Emancipatie ondersteuningsbeleid.

– Opportunity 2000 (budget: f 2,2 mln)

In de beleidsbrief Emancipatiebeleid 1996 is aangegeven dat het beleid onder andere toegespitst zal worden op het gebied van «Arbeid, zorg en inkomen». Als gevolg hiervan is gestart met de oprichting van de Stichting Opportunnity in Bedrijf met als doel te stimuleren dat bedrijven en instellingen vanuit hun eigen economisch belang het potentieel van vrouwen beter zullen benutten. Door de late start van het project zijn minder verplichtingen en uitgaven gedaan dan gepland.

– Emancipatie in uitvoering (budget: f 0,6 mln)

Het in de beleidsnota opgenomen werkprogramma is nagenoeg geheel gerealiseerd. Bij de uitgaven en verplichtingen doet zich een geringe onderuitputting voor vanwege de vertraagde behandeling van de nota «Emancipatie in uitvoering» in de Tweede Kamer.

– Projecten Emancipatiewerkers (budget: f 1,0 mln)

Volgens planning zouden in totaal 20 projecten interdepartementaal gerealiseerd moeten worden vanaf de start van de projecten in 1993. Hiervan zijn 5 projecten in 1996 beëindigd en zijn 3 nieuwe projecten opgestart. Per ultimo 1996 zijn nog 10 EW-projecten die volgens de vigerende regeling in 1997 zullen aflopen.

– Meerjarige emancipatieprojecten (budget: f 2,084 mln)

Alle geplande projecten bij dit onderdeel over economisch zelfstandigheid, herverdeling van betaald en onbetaalde arbeid, beeldvorming en vrouwen en openbaar bestuur, vrouwen en techniek zijn gerealiseerd. Het project «Intermediairs en voorlichters voor allochtone oudere vrouwen 50+» is door bijzondere omstandigheden niet doorgegaan. Ook is in 1996 geen besluit genomen over het project Beeldvorming NOS.

– Eenmalige projecten en aktiviteiten (budget: f 0,524 mln)

Dit onderdeel heeft betrekking op eenmalig vernieuwende landelijke emancipatieprojecten en aktiviteiten die passen binnen de prioriteiten van het emancipatiebeleid. Per ultimo 1996 bedroeg het aantal eenmalige projecten/aktiviteiten 17.

Artikel U1503 – Migratie

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 199660 81660 806
Mutaties 1e suppletore:   
– Terugboeking i.v.m. niet-sluiten regelingen500500
– Overboeking naar BuiZa voor contributie IOM– 1 210– 1 210
Mutaties 2e suppletore:   
– Loonbijstelling 19964848
– Kredietgaranties500500
– Uitvoering 1996– 5 200– 5 200
Mutaties slotwet:– 1 231– 1 221
Realisatie 199654 22354 223

Toelichting Rekening

Vooruitlopend op de overdracht van de verantwoordelijkheid voor het remigratiebeleid aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken per 1 januari 1997, zijn de remigratieregelingen opengehouden voor nieuwe aanvragen. Bij 1e suppletore wet zijn de in 1995 ingeboekte besparingen teruggedraaid.

Verder is gedurende de begrotingsuitvoering 1996 de nationale contributie aan de IOM (International Organization for Migration) in Geneve structureel naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken overgeboekt. Omdat SZW de relatie met IOM in Nederland heeft beëindigd, is overeengekomen dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken de primaire verantwoordelijkheid draagt voor de relatie met IOM.

Voorts is de reguliere loonbijstelling 1996 verwerkt en het budget verhoogd met f 0,5 mln als gevolg van een ramingstechnische bijstelling in verband met het opnemen van gegarandeerde leningen door het Emigratiebestuur ten behoeve van Braziliaanse boeren. Verder is het budget per saldo verlaagd met f 5,2 mln. Enerzijds als gevolg van een verlaging van de raming van het aantal remigratieuitkeringen (-/- f 6,2 mln), anderzijds moet nog rekening worden gehouden met een nabetaling van f 1 mln over 1995. Ten opzichte van de ontwerp-begroting verplichtingen (f 60,816 mln.), respectievelijk uitgaven (f 60,806 mln.) is f 6,593 mln. (11%) minder verplicht, respectievelijk minder uitgegeven f 6,583 mln. (11%).

Verplichtingenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

Artikel-onderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Remigratieregeling52 62070– 5 207– 52946 954
Basisremigratieregeling380130  510
IOM2 009 – 731– 2701 008
NMI1 882 74– 251 931
Uitvoeringskosten2 785– 910712– 282 559
Kredietgarantie migratie1 140 500– 3791 261
Totaal60 816– 710– 4 652– 1 23154 223

Uitgaven-raming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

Artikel-onderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Remigratieregeling52 62070– 5 207– 52946 954
Basisremigratieregeling380130  510
IOM2 009 – 731– 2701 008
NMI1 882 74– 251 931
Uitvoeringskosten2 775– 910712– 182 559
Kredietgarantie migratie1 140 500– 3791 261
Totaal60 806– 710– 4 652– 1 22154 223

Remigratieregelingen

De remigratieregelingen hebben betrekking op een financiële ondersteuning aan remigranten op basis van de Basisremigratiesubsidieregeling en de Remigratieregeling voor ouderen. De uitvoering van beide regelingen is volledig overgedragen aan de SVb. Ten opzichte van de ontwerp-begroting (f 52,816) is f 5,666 mln (11%) minder verplicht en uitgegeven. Enerzijds is door het lager gerealiseerde volume aan het eind van het jaar een onderuitputting van ca. f 6,7 mln ontstaan, anderzijds is over 1995 een bedrag van ca. f 1,0 mln. nabetaald. Het budget voor de basisremigratieregeling is, afgezien van de mutatie bij 1e suppletore wet, in verband met het alsnog openhouden van de remigratieregelingen, nagenoeg gerealiseerd.

IOM

Op dit budget zijn de uitgaven verantwoord in het kader van de samenwerking tussen SZW en de IOM op het terrein van de remigratie. Ten opzichte van de ontwerp-begroting (f 2 mln.) is f 1 mln (50%) minder verplicht en uitgegeven. Doordat de overeenkomst met de IOM per 1 mei 1996 is beëindigd, is de subsidie lager uitgekomen dan geraamd bij ontwerp-begroting 1996.

NMI

Op dit budget is de subsidie aan het Nederlands Migratie Instituut (NMI) in verband met voorlichtingsactiviteiten van de remigratieregelingen verantwoord. Ten opzichte van de ontwerp-begroting (f 1,882 mln.) is f 0,049 mln (3%) meer verplicht en uitgegeven. Dit wordt veroorzaakt door hogere gerealiseerde personeelsuitgaven dan geraamd.

Uitvoeringskosten

Op dit budget zijn de uitgaven in verband met uitvoeringskosten SVb, IOM en NMI verantwoord. Ten opzichte van de ontwerp-begroting verplichtingen (f 2,785 mln.), respectievelijk uitgaven (f 2,775 mln.) is f 0,226 mln. (8%) minder verplicht, respectievelijk f 0,216 mln. (8%) minder uitgegeven. Deze onderuitputting wordt veroorzaakt door de beëindiging van de relatie van SZW met IOM in Nederland. Met het Ministerie van Buitenlandse Zaken is overeengekomen dat Buiza in het vervolg de primaire verantwoordelijkheid draagt voor de relatie met IOM.

Kredietgarantie migratie

Op dit budget zijn de uitgaven in verband met de garantie van de door het Emigratiebestuur verstrekte leningen ten behoeve van Braziliaanse boeren verantwoord. Ten opzichte van de ontwerp-begroting (f 1,140 mln.) is f 0,120 mln (11%) meer verplicht en uitgegeven dan de oorspronkelijke begroting. Dit wordt veroorzaakt doordat de naar Brazilië geëmigreerde Nederlandse boeren hun aflossingsverplichtingen minder zijn nagekomen dan verwacht, waardoor de Staat vanwege de verleende garantie de aflossingen diende over te nemen.

Volume-/prestatiegegevens (bedragen x f 1 mln.)

 Uitgaven Ontwerp- begrotingRealisatieVolume Ontwerp- begrotingRealisatieGemiddeld bedrag Ontwerp- begrotingRealisatie
Remigratie-uitkering52,646,94 6504 05011 31511 580
Basissubsidie-regeling0,40,545708 5007 285
Uitvoeringskosten SVb1,02,44 6954 120210590

Bij deze realisatiecijfers (op transactiebasis) is rekening gehouden met een verrekening in 1997 van uitkeringen van het 4e kwartaal 1996 ad f 0,953 mln.

Als gevolg hiervan komen de uitgaven voor de Remigratieregelingen f 0,7 mln en voor de Basisremigratieregeling f 0,253 mln lager uit.

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Aard van de regeling

De Basissubsidieregeling, waarvoor iedere remigrant in aanmerking kan komen, voorziet in de kosten van vervoer en in de kosten van verblijf voor een periode van 2 maanden. De remigratieregeling geldt voor remigranten uit de doelgroep van 50 jaar en ouder en voorziet in een uitkering bij leven waarvan de hoogte afhankelijk is van de gezinssamenstelling en het verblijfsland. De regelingen wordt uitgevoerd door de SVb.

Het remigratiedossier is met ingang van 1997 overgedragen aan de minister van Binnenlandse zaken.

Onzekerheid als gevolg van M&O

Beide regelingen zijn fraudegevoelig onder meer omdat: een blijvend vertrek naar het remigratieland niet altijd controleerbaar is; de uitkering afhankelijk is van de samenstelling van de remigrerende eenheid; de uitkering afhankelijk is van het in leven zijn.

M&O-maatregelen

De controles op het in leven zijn van de uitkeringsgerechtigde zijn opgenomen in het handhavingsplan van de SVb. Deze controles vinden jaarlijks plaats waardoor het risico wordt begrensd. Ook worden onderzoeken ter plaatse ingesteld. In het handhavingsplan 1996 is voorzien dat aan de hand van de rapportages betreffende de levensbewijzen de huidige procedure zal worden geoptimaliseerd.

Resterende M&O-onzekerheid

De resterende onzekerheid houdt verband met de controlebeperkingen die bestaan respectievelijk zijn aangebracht. Uitschrijving uit het GBA en uit de registers van de Vreemdelingendiensten garanderen niet altijd een blijvend vertrek van de (gehele) eenheid. Vanwege de gevolgde methodiek bestaat een maximaal risico op het in leven zijn van 1 jaar.

Globale schatting omvang bestaande onzekerheid

Het bedrag dat in 1996 aan migratie-subsidies en -uitkeringen is uitgekeerd is nog niet bekend.

Het verslag van de handhavingsactiviteiten van de SVb over 19951 bevat geen specifieke kwantitatieve informatie over de resultaten van het handhavingsbeleid bij de remigratieregelingen. Het verslag over 1996 is nog niet beschikbaar.

Het aantal gerechtigden is in 1996 met 30 gestegen naar 4 661, ofwel een stijging van 0,6%. De jaarlijkse stijging zwakt daarmee verder af. In 1993 en 1994 trad nog een stijging op van circa 9%.

Net als in eerdere jaren waren de gerechtigden naar Marokko voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor de stijging. De uitkeringen naar Turkije daalden in 1996 evenwel, dit in tegenstelling tot eerdere jaren. Ook bij de Europese landen trad een daling op.

De volgende tabel geeft voor de jaren 1992–1996 de verdeling van het aantal gerechtigden naar woonland en clusters daarvan.

Land19921993199419951996
Turkije2 1892 3182 5002 6372 610
vm. Joegoslavië14314415514181
Spanje175184184180170
Portugal5059585958
overig Europa1818181817
Marokko9041 1351 2981 4871 596
overig Afrika2734394550
Chili3136534863
overig Amerika1619171616
Totaal3 5533 9474 3224 6314 661

Toezichtactiviteiten

In de amvb van juni 1994 is geen paragraaf opgenomen waarin wordt geregeld welke toezichtmaatregelen de minister heeft jegens de SVb. Een wijziging van deze amvb, waardoor de minister aan de SVb aanwijzingen kan geven voor een juiste uitvoering van de regeling is in voorbereiding. In het contract met de SVb zijn bepalingen opgenomen die het mogelijk maken dat de Minister zich er van kan vergewissen dat de uitvoering rechtmatig en doelmatig geschied. Zo wordt ondermeer de periodieke informatievoorziening aan de minister van SZW geregeld, worden regels vastgesteld met betrekking tot terugvordering en anticumulatie. In 1996 is het advies van de Raad van State ontvangen over de voorgestelde wijzigingen. Het advies wordt momenteel verwerkt. De minister van Binnenlandse Zaken zal begin 1997 de amvb tekenen. Onderdeel van de overeenkomst tussen SZW en de SVb is een controleprotocol. Hierin worden ondermeer normen gegeven voor de controle door de accountant van de SVb. Zo is geregeld dat zijn verklaring bij de remigratie-verantwoording betrekking heeft op de uitvoeringstechnische rechtmatigheid en ook M&O-aspecten omvat.

Resultaat aan onrechtmatigheid en onzekerheid

De accountantsverklaring wordt in de maand juli van het volgende jaar ontvangen. De strekking van de verklaring moet inzicht geven in de uitvoeringstechnische rechtmatigheid van de uitgaven. Uit de in juli 1996 ontvangen accountantsverklaring over 1995 blijkt dat de uitvoeringstechnische rechtmatigheid van de uitgaven is gewaarborgd.

De Accountantsdienst SZW heeft in november 1996 een zogenaamd dossierreview uitgevoerd waarbij de kwaliteit van de accountscontrole uitmondend in de accountantsverklaring is vastgesteld. De Accountantsdienst heeft positief geoordeeld over de kwaliteit en is van mening dat de uitgaven inzake de remigratieregelingen rechtmatig zijn. Op grond van deze bevindingen zal tot vaststelling van de rijksvergoeding over 1995 worden overgegaan.

Vaststellingen

In 1996 zijn geen formele vaststellingen verricht met betrekking tot voorgaande jaren.

Artikel U1504 – Voorzieningen in het kader van de wet gewetensbezwaren militaire dienst

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 199613 57413 574
Mutaties 1e suppletore:   
– Overboeking van Defensie aanvulling weddes2 7002 700
Mutaties 2e suppletore:   
– Loonbijstelling 19967070
– Effecten beëindiging– 3 451– 3 451
Mutaties slotwet:193193
Realisatie 199613 08613 086

Toelichting Rekening

Begin 1996 is een overboeking verwerkt van het Ministerie van Defensie in verband met de aanvulling van de wedde eerste oefening voor een dienstplichtige of een persoon die vervangende dienstplicht vervult. Gedurende de begrotingsuitvoering 1996 is de reguliere loonbijstelling 1996 verwerkt en de raming verlaagd als gevolg van het besluit van Defensie tot versnelling van de afschaffing van de dienstplicht. Hierdoor is de opkomstplicht voor erkende gewetensbezwaarden beëindigd per 1 februari 1996.

Ten opzichte van de ontwerp-begroting (f 13,574 mln.) is f 0,488 mln (4%) minder verplicht en uitgegeven.

Verplichtingen/uitgaven-raming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

Artikel-onderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Zakgelden11 5582 700– 3 38155711 434
Overige vergoedingen en kosten2 01600– 3641 652
Totaal13 5742 700– 3 38119313 086

Op dit artikel zijn de uitgaven in het kader van de (financiële) rechtspositie van de tewerkgestelde erkende gewetensbezwaarden verantwoord.

Zakgelden

Op dit budget zijn de uitgaven in verband met het individueel tewerkstellen van erkende gewetensbezwaarden in een de militaire dienst vervangende burgerdienst en het afsluiten van vergoedingscontracten voor de te leveren arbeidsprestatie, de zgn. zakgelden, verantwoord. Bij de ontwerp-begroting 1996 werd uitgegaan van gemiddeld 500 tewerkstellingen. Het aantal tewerkgestelden is uitgekomen op gemiddeld 341. Als gevolg van het lager volume is ca. f 4,3 mln. minder verplicht en uitgegeven, daartegenover is door een stijging van het gemiddeld voorzieningenbedrag per tewerkgestelde ca. f 3,8 mln. meer verplicht en uitgegeven.

Ten opzichte van de stand ontwerp-begroting (f 11,558 mln.) is f 0,124 mln. (1%) minder verplicht en uitgegeven.

Overige vergoedingen en kosten

Op dit budget zijn de uitgaven in verband met de regeling voor kostwinnersvergoedingen, NWW-premie, Ziekenfondsraad en DOV-kaarten verantwoord. Ten opzichte van de stand ontwerp-begroting (f 2,016 mln.) is f 0,364 mln. (18%) minder verplicht en uitgegeven. Dit wordt veroorzaakt door een lager beroep op de regeling voor kostwinnersvergoedingen en nabetalingen zakgelden over voorgaande jaren dan geraamd.

Volume-/prestatiegegevens; kosten voor tewerkgestelde erkende gewetensbezwaarden

OmschrijvingBegrotingRealisatie
Totaal kosten voorzieningen (x f 1 000)13 57413 086
Gemiddeld aantal tewerkstellingen500341
Gemiddeld voorzieningenbedrag27 14838 375

De stijging van het gemiddeld voorzieningenbedrag per tewerkgestelde van f 27 148 (begroting) naar f 38 375 (realisatie) is toe te schrijven aan de aanvulling van de wedde eerste oefening voor een dienstplichtige of een gewetensbezwaarde die vervangende dienst vervult. Het Ministerie van Defensie heeft daartoe besloten in het kader van de afschaffing van de dienstplicht en opkomstplicht voor erkende gewetensbezwaarden per 1 februari 1996.

Artikel U1505 – Spaarwetten en regelingen

Opbouw verplichtingen- en uitgavenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000,–)

 Verplichtingen 1996 Uitgaven 1996
Stand ontwerp-begroting 1996029 563
Mutaties 1e suppletore:   
– Eindejaarsmarge0685
Mutaties 2e suppletore:   
– Jeugdspaarwet: uitvoering 1996 6 000
Mutaties slotwet:4 915– 182
Realisatie 19964 91536 066

Toelichting Rekening

Begin 1996 is de overheveling via de eindejaarsmarge van niet-bestede middelen van 1995 naar 1996 verwerkt. Gedurende de begrotingsuitvoering 1996 is de raming van het aantal te premiëren jeugdspaarovereenkomsten met 18 000 tot 103 000 bijgesteld. Afgezet tegen een gemiddelde premie van f 336,- resulteerde dit in een verhoging van het budget met ca. f 6,0 mln. De uitgavenmutatie slotwet betreft lagere kasuitgaven voor de spaareffectenregeling, als gevolg van een lager aantal spaareffecten dan waarmee rekening was gehouden. Daarnaast is bij slotwet een technisch-administratieve correctie op de verplichtingen aangebracht; de in 1992 vastgestelde verplichtingenraming van de Jeugdspaarwet is achteraf te laag gebleken.

Dit heeft geen consequenties voor de kasuitgaven en evenmin voor de doorwerking naar latere jaren.

Verplichtingenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

Artikel-onderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Jeugdspaarwet0004 9154 915
Spaareffectenregeling00000
Totaal0004 9154 915

Uitgaven-raming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Jeugdspaarwet27 7006856 000– 1834 367
Spaareffectenregeling1 86300– 1641 699
Totaal29 5636856 000– 18236 066

Jeugdspaarwet

Op dit budget zijn de uitgaven verantwoord die betrekking hebben op de betalingen van premies op grond van de Jeugdspaarwet. Ten opzichte van de stand ontwerp-begroting is f 6,666 mln. (24%) meer uitgegeven dan het aanvankelijk beschikbare bedrag (f 27,7 mln.). De stijging van de uitgaven is toe te schrijven aan een hoger dan geraamd aantal gepremiëerde spaarovereenkomsten. De verplichtingenstand bij de ontwerp-begroting was nihil, omdat na het sluiten van de JSW-regeling in 1992 geen nieuwe spaarovereenkomsten zijn aangegaan. De verplichtingenmutatie ad f 4,915 mln bij Slotwet is een technisch-administratieve bijstelling: de in 1992 vastgestelde raming van de Jeugdspaarwet is achteraf te laag gebleken. Dit heeft geen consequenties voor de kasuitgaven en evenmin voor de doorwerking naar latere jaren.

Spaareffectenregeling

Op dit budget zijn de uitgaven verantwoord die betrekking hebben op de betalingen van premies op grond van de Spaareffectenregeling. De door het WEBEFO (werknemersbeleggingsfonds) betaalde spaareffecten-premies worden maandelijks bij het departement gedeclareerd. Ten opzichte van de stand ontwerp-begroting is f 0,164 mln. (9%) minder uitgegeven dan het aanvankelijk beschikbare bedrag (f 1,863 mln.). De onderuitputting is het gevolg van een lager aantal spaareffecten dan waarmee rekening was gehouden in de oorspronkelijke raming.

JSW volume-/prestatiegegevens 1987 t/m 1996

Realisatie-jaarUitgaven (in f mln.)Aantal gepremiëerde JSW-rekeningenGemiddeld betaalde premie (x f 1)
198748124 000386
198847124 000380
198948128 000374
199052141 000370
199154145 000367
199250132 000368
199345119 000369
199440108 000370
199547120 000392
1996 (raming)2882 000341
1996 (realisatie)34103 000335

De premiëring vanaf 1996 heeft vooral betrekking op in 1987 en later geopende spaarrekeningen, waarover 10% premie over alleen de inleg wordt verstrekt. Uit gegevens over de betaaljaren tot en met 1994 is gebleken dat de instroom vanaf 1987, als gevolg van de in dat jaar ingegane «rente-maatregel» (geen premie meer over de rente), sterk is verminderd. Tezamen met de gevolgen van de JSW-intrekking eind 1991 resulteert dat in sterk afnemende aantallen en een aanzienlijke daling van de hoogte van het gemiddelde premiebedrag.

Ontvangsten

Artikel M1101 – Algemene ontvangsten

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000)

 Ontvangsten 1996
Stand ontwerp-begroting 19969 411
Mutaties 2e suppletore:  
– Uitvoering 1996500
Mutaties slotwet:287
Realisatie 199610 198

Toelichting Rekening

Op dit artikel worden diverse ontvangsten verantwoord, namelijk ontvangsten van het ABP, royalties SDU-uitgeverij, certificatie Arbodiensten, Rijtijdenwet, Vergunningen kernenergie en overige ontvangsten. Bij de diverse budgetten deden zich gedurende de begrotingsuitvoering 1996 kleine afwijkingen van de raming voor, die per saldo resulteerden in f 0,5 mln meerontvangsten. Ten opzichte van de 2e suppletore wet is op al deze ontvangsten per saldo een hogere ontvangst gerealiseerd van f 0,287 mln. Ten opzichte van de ontwerp-begroting is f 0,787 mln (8%) meer ontvangen dan geraamd (f 9,411 mln).

Ontvangsten-raming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Algemene ontvangsten7 7480– 1562527 844
Overige ontvangsten1 6630656352 354
Totaal9 411050028710 198

Algemene ontvangsten

Op dit onderdeel zijn diverse ontvangsten verantwoord, namelijk van het ABP terugontvangen premies voor de AAW, contractueel vastgelegde ontvangsten Stoomwezen b.v., tewerkstelling SZW-personeel bij Stoomwezen b.v., retributies Rijtijdenwet en Algemeen-Verbindend-Verklaren van CAO's, ontvangsten met betrekking tot het Bijdragenbesluit Kernenergiewet, ouderbijdrage bij vakantie-opvang, gestort pensioenverhaal, inhoudingen inkoop diensttijd en terugbetaalde voorschotten. Ten opzichte van de stand ontwerp-begroting is f 0,096 mln. (1%) meer ontvangen dan geraamd (f 7,748 mln.).

Overige ontvangsten

Op dit onderdeel zijn diverse overige algemene ontvangsten verantwoord, namelijk de ontvangsten met betrekking tot de Regeling Certificatie Arbodiensten, royalties N.V. SDU. Ten opzichte van de stand ontwerp-begroting is f 0,691 mln. (41%) meer ontvangen dan geraamd (f 1,663 mln.).

Artikel M1201 – Ontvangsten Arbeidsmarkt

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000)

 Ontvangsten 1996
Stand ontwerp-begroting 1996336
Mutaties 2e suppletore:  
– Uitvoering 199625 600
Mutaties slotwet:8 142
Realisatie 199634 078

Toelichting Rekening

De ontvangsten op dit artikel hebben onder andere betrekking op de terugvorderingen bij de uitvoering van de wettelijke regelingen JWG, Banenpools en WSW.

Ten opzichte van de stand ontwerp-begroting is ruim f 33 mln meer ontvangen. Bij de JWG (f 26,5 mln) en de Banenpools (f 5,5 mln) zijn bedragen teruggevorderd in het kader van het vaststellings- en maatregelenbeleid. Bij de WSW (f 1,8 mln) hebben terugvorderingen o.a. te maken met het niet realiseren van arbeidsplaatsen en/of verstrekken van onjuiste populatiegegevens door Bestuurlijke eenheden.

Ontvangstenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Ontvangsten CBA336  – 94242
Ontvangsten WSW  1 0007251 725
Ontvangsten JWG  21 3005 27026 570
Ontvangsten Banenpools  3 3002 2415 541
Totaal336 25 6008 14234 078

De ontvangsten op het artikelonderdeel CBA zijn minder omdat de bestuursvergoeding CBA over het eerste kwartaal 1997 niet (zoals in voorgaande jaren) voor het einde van 1996 is ontvangen.

Ten opzichte van het jaar daarvoor is bij het onderdeel WSW minder ontvangen (1995: ca. f 6,9 mln). Van tevoren is moeilijk in te schatten in hoeverre Bestuurlijke eenheden de volgens hen geraamde arbeidsplaatsen daadwerkelijk zullen realiseren. Bij het onderdeel JWG zijn dit jaar hogere ontvangsten gerealiseerd ten opzichte van het vorig jaar. Met de in gebruikname van een nieuw geautomatiseerd beheer- en informatiesysteem (BIAS) is met het Ministerie van Financiën overeengekomen om met ingang van 1 januari 1996 – conform de voorschriften van de Comptabiliteitswet – verrekeningen ten gunste van dit ontvangstenartikel te verantwoorden. Aangezien het BIAS-systeem eerst ultimo februari 1996 operationeel is geworden, zou de realisatie in 1996 f 15 mln hoger uitkomen als reeds in het eerste kwartaal 1996 rekening gehouden was met het bruto-netto boeken (zie artikel U.1203). Overigens heeft het effect van het bruto-netto boeken zich ook voorgedaan bij de bijstands-ontvangsten (M1401). Bij het onderdeel Banenpools zijn de ontvangsten eveneens hoger ten opzichte van het vorig jaar (1995: f 0,4 mln). De ontvangsten zijn het gevolg van geconstateerde onjuistheden en onrechtmatigheden door de directie Toezicht. Dit zijn terugvorderingen door het Rijk in het kader van het vaststellings- en maatregelenbeleid.

Artikel M1301 – Samenloop van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen met WSW-loon

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000)

 Ontvangsten 1996
Stand ontwerp-begroting 1996768 000
Mutaties 1e suppletore:  
– Doorwerking realisatie 1995– 17 000
Mutaties 2e suppletore:  
– Prijsmutatie 19953 500
– Uitvoering 1996– 25 000
Mutaties slotwet:4 044
Realisatie 1996733 544

Toelichting Rekening

De ontvangsten op dit artikel vloeien voort uit de in de arbeidsongeschiktheidswetten (AAW, WAO en WAMIL)opgenomen anticumulatiebepalingen die de samenloop van uitkeringen en loon tegengaan ingeval uitkeringsgerechtigden in WSW-verband werkzaam zijn en uit hoofde daarvan loon ontvangen. Het niet (langer) genoten deel van de uitkering wordt afgedragen aan het Rijk. De realisatie van deze ontvangsten is ca. 4,5% achtergebleven bij de oorspronkelijke raming. De voornaamste oorzaken hiervan zijn een daling van de gemiddelde prijs (met uitzondering van de AAW-sec) en de doorwerking van de algemene volumedaling bij de arbeidsongeschiktheidsregelingen ten gevolge van de Wet Terugdringing Beroep Arbeidsongeschiktheidsregelingen (TBA).

In de navolgende tabel worden de gerealiseerde ontvangsten nader gespecificeerd en vergeleken met de onderbouwing van de raming in de ontwerpbegroting 1996. Hierbij zij opgemerkt, dat in verband met een (vertraagde) afrekening door het TICA in de realisatie een bedrag van ca. f 14,5 mln is begrepen betreffende de jaren 1994 en 1995.

 Ontwerp-begrotingkasrealisatie**
AAW  
Niet uitbetaalde uitkeringen (x f 1 mln.)627,5608,5
Volume (x 1 000 uitk.jaren)42,036,8
Gemiddelde (niet uitbetaalde) uitkering (x f 1)14 95616 535
   
WAO (excl. gecombineerde AAW/WAO*)140,4124,9
Niet uitbetaalde uitkeringen incl. gecombineerde AAW/WAO (x f 1 mln.)352,4290,2
Volume (x 1 000 uitk.jaren)19,418,6
Gemiddelde (niet uitbetaalde) uitkering (x f 1)18 16615 602
waarvan:   
ten laste van het AAf (gecombineerde AAW/WAO) (x f 1 mln.)212,0165,3
Volume (x 1 000 uitk.jaren)13,913,0
Gemiddelde (niet uitbetaalde) uitkering (x f 1)15 27212 715
   
WAMIL  
Niet uitbetaalde uitkeringen (x f 1 mln.)0,10,1
Totaal768,0733,5

* de gecombineerde AAW/WAO-uitkeringen zijn reeds onder de AAW opgenomen.

** voorlopige cijfers.

In de AAW-sec bevinden zich met name de vroeggehandicapten en zelfstandigen.

Bij de gecombineerde AAW/WAO betreft het arbeidsongeschikten, die vanaf 1976 zijn ingestroomd. Dit in afwijking van de WAO excl. gecombineerde AAW/WAO waar het arbeidsongeschikten betreft die vóór 1976 zijn ingestroomd.

In het algemeen kan worden gesteld dat er sprake is van een daling van de instroom in de samenloop WSW en een stijging van de uitstroom.

Bij de AAW-sec is sprake van een volumedaling, maar tevens van een prijsstijging. De reden hiervoor dient te worden gezocht in de omstandigheid dat meer personen geheel in plaats van gedeeltelijk zijn afgeschat dan verwacht in de WSW-populatie.

De gecombineerde AAW/WAO geeft zowel een daling van het volume als van de prijs te zien doordat meer personen zowel geheel als gedeeltelijk zijn afgeschat dan oorspronkelijk was geraamd.

Bij de WAO excl. gecombineerde AAW/WAO is sprake van een daling van de prijs. De verklaring hiervoor is dat het gemiddelde arbeidsongeschiktheidspercentage is gedaald in de samenloop tussen WSW en WAO.

Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Aard van de regeling

In de AAW en de WAO zijn anticumulatiebepalingen opgenomen die de samenloop van uitkering en loon tegengaan ingeval uitkeringsgerechtigden in WSW-verband werkzaam zijn en uit hoofde daarvan loon ontvangen. De besparingen worden door het Tica in voorschot aan SZW overgemaakt. In het verslagjaar wordt het bedrag aan te ontvangen gelden over het daaraan voorafgaande jaar vastgesteld aan de hand van de jaarrekening van het Tica.

Onzekerheid als gevolg van M&O

De uitvoering van de anticumulatieregelingen in de AAW en de WAO is M&O-gevoelig omdat de toepassing van deze bepalingen afhankelijk is van door derden verstrekte gegevens. De onzekerheid betreft de volledigheid van de ontvangen middelen.

Aard van de M&O-gevoelige gegevens

Deze gegevens betreffen de melding van indiensttreding bij een sociale werkplaats, het loon dat uit hoofde daarvan wordt genoten en de loonmutaties die daarna plaatsvinden.

M&O-maatregelen

Teneinde de gegevensuitwisseling tussen de WSW-bedrijven en de uitvoeringsinstellingen te verbeteren heeft in 1996 regelmatig overleg plaatsgevonden over het verbeteren van werkafspraken. In samenwerking met het Nationaal Overlegorgaan Sociale Werkvoorziening is onder andere een formulier ontwikkeld wat ertoe moet leiden dat de informatiestroom richting uitvoeringsinstellingen verbetert.

Resterende onzekerheid als gevolg van M&O

De volledigheid en juistheid van de registratie van de uitkeringsgegevens bij de SW-bedrijven is afhankelijk van de gegevens die door de betrokken werknemer worden verstrekt. De codering van de uitkeringsgegevens is relatief onbetrouwbaar. De SW-bedrijven hebben geen wettelijke verplichting om de uitkeringsgegevens van de werknemers te registreren en te controleren. Hierdoor ontstaat onzekerheid ten aanzien van de betrouwbaarheid van de door SW-bedrijven aan de uitvoerings-instantie verstrekte gegevens.

Globale schatting bestaande onzekerheid

Het Ctsv constateert bij de uitvoering van de AAW/WAO in 1995 dat de uitvoeringsinstellingen geen integrale analyse van misbruikrisico's hebben opgesteld en de getroffen maatregelen en de resterende onzekerheden inzake misbruik hebben toegelicht. Het Ctsv maakt in het rapport daarom een voorbehoud inzake M&O. Hieronder vallen ook de looncontroles, waardoor geen zekerheid bestaat over de volledigheid en de rechtmatigheid van de ontvangsten. Uit het rapport van het Ctsv blijkt dat de meeste bedrijfsverenigingen een sanctiebeleid hebben geïmplementeerd. De onrechtmatigheid van de AAW/WAO-uitkeringslasten in 1995 bedraagt 0,41% en blijft hiermee binnen de norm voor goedkeuring van 1%.

Toezichtsactiviteiten

Het toezicht op de uitvoering van de anticumulatieregelingen AAW/WAO maakt onderdeel uit van het toezicht door het Ctsv op de uitvoering van de AAW/WAO. Dit is beschreven in par. 2.2. van het algemeen deel van deze verantwoording.

Resultaat aan onrechtmatigheid en onzekerheid

Het Ctsv constateert ten aanzien van de arbeidsongeschiktheidsregelingen AAW/WAO dat er onzekerheden zijn met betrekking tot van derden verkregen gegevens die aan de berekening van de uitgaven en ontvangsten ten grondslag liggen. Gegeven deze onzekerheden acht het Ctsv de uitkeringslasten en de ontvangsten voldoen aan de Regeling rechtmatigheidsverklaring en rechtmatig (zie par. 2.2. van het algemeen deel van de toelichting).

Artikel M1302 – Overige ontvangsten SV

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000)

 Ontvangsten 1996
Stand ontwerp-begroting 19961 600
Mutaties 2e suppletore:  
– Uitvoering 199633 700
Mutaties slotwet:1 306
Realisatie 199636 606

Toelichting Rekening

Ontvangst-raming en realisatie per onderdeel (x f 1 000,-)

ArtikelonderdeelBegroting1e Supp. wet2e Supp.wetSlotwetRealisatie
Ontv. AKW1 000 19 7003620 736
Ontv. TW  12 300– 412 296
Ontv. BIA      
Ontv. Premiebijdr.     
Ontv. Reg. ex-mijnw.  1 7001 1982 898
Ov. Ontv. SV600  76676
Totaal1 600 33 7001 30636 606

Op dit artikel worden de ontvangsten verantwoord die met name betrekking hebben op de Algemene Kinderbijslagwet, de Toeslagenwet, de Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria, de premiebijdragen en de regelingen voor ex-mijnwerkers.

Vanwege het onvoorziene karakter van deze ontvangsten – terugontvangsten in het kader van de afwikkeling met betrekking tot oude jaren – worden deze in de ontwerpbegroting normaliter pro memorie geraamd. Voor 1996 werd in de ontwerpbegroting op dit artikel een bedrag geraamd van f 1,6 mln. Daarvan was f 1,0 mln ter dekking van de subsidie aan de Nationale Commissie Chronisch Zieken (zie ook uitgavenartikel 15.01, Subsidies Algemeen) en f 0,6 mln (te declareren bij het CTSV) ter compensatie van extra uitgaven van het Ministerie van Binnenlandse Zaken betreffende de activiteiten van de Nationale Ombudsman die zich mede uitstrekken tot de sociale verzekeringsinstellingen.

Op basis van de feitelijk gerealiseerde ontvangsten is de raming op dit artikel bij tweede suppletore wet en bij slotwet aangepast. De ontvangsten betreffen:

– voor ca. f 20,7 mln nadere afrekeningen over 1995 met betrekking tot de AKW;

– voor ca. f 12,3 mln nadere afrekeningen/herberekeningen van uitvoeringskosten TW over 1991 t/m 1994 (ca. f 8,9 mln) en 1995 (ca. f 3,4 mln);

– voor ca. f 2,9 mln nadere afrekeningen met betrekking tot de VVU-regeling over 1994 (ca. f 1,6 mln) en 1995 (ca. f 1,3 mln);

– voor ca. f 0,7 mln overige ontvangsten, hoofdzakelijk van het CTSV (f 0,6 mln Nationale Ombudsman).

Artikel M1401 – Ontvangsten bijstandszaken

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000)

 Ontvangsten 1996
Stand ontwerp-begroting 19964 400
Mutaties 2e suppletore:  
– Bijstelling 199639 400
– Uitvoering 199648 500
Mutaties slotwet:55 456
Realisatie 1996147 756

Toelichting Rekening

De begrote ontvangsten op dit artikel waren – evenals in vorige jaren – gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

1. de verrekeningen van teveel betaalde voorschotten vinden plaats ten laste danwel ten gunste van het betreffende uitgavenartikel (zgn. netto-boeken), en

2. alléén de ontvangsten in het kader van het vaststellings- en maatregelenbeleid worden ten gunste van dit ontvangstenartikel verantwoord.

Omdat op basis van de Comptabiliteitswet verrekeningen in enig jaar over een vorig jaar niet ten gunste van een uitgavenartikel mogen worden verantwoord, maar naar een ontvangstenartikel moeten worden geboekt, is destijds met het ministerie van Financiën overeengekomen dat eerst na ingebruikneming bij SZW van een nieuw geautomatiseerd beheer- en informatiesysteem (BIAS) deze verrekeningen met betrekking tot de bijstand c.a. – conform de voorschriften van de Comptabiliteitswet – ten gunste van dit ontvangstenartikel worden verantwoord (zgn. bruto-boeken). Hetzelfde geldt voor het ontvangstenartikel 1201 (Ontvangsten Arbeidsmarkt).

BIAS is inmiddels met ingang van 1996 in gebruik genomen. Daarmee is ook de gewijzigde boekingssystematiek geïmplementeerd. Hoofdzakelijk daardoor zijn de ontvangsten veel hoger uitgekomen dan de oorspronkelijke raming ad f 4,4 mln. Overigens zijn de ontvangsten voor dit artikel gelet op hun aard vooraf niet goed te ramen.

Ontvangstenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

ArtikelonderdeelBegroting1e Suppl. wet2e Suppl. wetSlotwetRealisatie
Ontvangsten Abw4 400 65 60020 73790 737
Ontvangsten Ioaw  8 2003288 528
Ontvangsten Ioaz  1 7001241 824
Overige ontvangsten BZ  12 40034 26746 667
Totaal artikel4 400 87 90055 456147 756

De in het onderdeel «overig» opgenomen ontvangsten betreffen voor het grootste deel verrekeningen in 1996 van in 1995 teveel betaalde voorschotten voor de experimenten activering uitkeringsgelden.

Artikel M1501 – Ontvangsten subsidies algemeen

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000)

 Ontvangsten 1996
Stand ontwerp-begroting 19960
Mutaties 2e suppletore:  
– Desaldering LVO3 900
– Aanvulling desaldering LVO388
– Terugbetaling schippersinstellingen1 855
Mutaties slotwet:342
Realisatie 19966 485

Toelichting Rekening

Op dit artikel worden terugbetalingen op voorschotten voor subsidies verantwoord, die na afloop van het jaar van toekenning worden ontvangen. Gezien de grote mate van onzekerheid omtrent de omvang van de terug te ontvangen bedragen, worden de ontvangsten op dit artikel in de begroting altijd op nihil geraamd. In 1996 zijn bedragen van de Landelijke Veranderingsorganisatie als gevolg van afrekeningen over 1994 en 1995 terugontvangen, die overigens onmiddellijk weer aan de organisatie ter beschikking zijn gesteld (zie artikel U15.01). Voorts was er sprake van een terugbetaling op subsidie voor schippersinstellingen en op subsidies van de directie Bijstandszaken.

Artikel M1502 – Ontvangsten emancipatie

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000)

 Ontvangsten 1996
Stand ontwerp-begroting 199650
Mutaties slotwet:139
Realisatie 1996189

Toelichting Rekening

De ontvangsten op dit artikel betreffen subsidie-afrekeningen en aflossingen op verstrekte leningen. De meerontvangsten zijn te verklaren doordat enkele subsidieafrekeningen onvoorzien hebben geleid tot een (hogere) terugvordering.

Artikel M1503 – Ontvangsten migratie

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000)

 Ontvangsten 1996
Stand ontwerp-begroting 19962 000
Mutaties 1e suppletore:  
– Terugboeken i.v.m. niet-sluiten regelingen1 500
Mutaties slotwet:– 3 199
Realisatie 1996301

Toelichting Rekening

Vooruitlopend op de overdracht van de verantwoordelijkheid voor het remigratiebeleid aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken per 1 januari 1997, zijn de remigratieregelingen opengehouden voor nieuwe aanvragen. Bij 1e suppletore wet is de in 1995 verwachte verlaging van de ontvangsten teruggedraaid.

Ontvangstenraming en realisatie per onderdeel (x f 1 000)

Artikel-onderdeelBegroting1e Suppl.wet2e Suppl.wetSlotwetRealisatie
Algemeen Werkloosheidsfonds2 0001 5000– 3 5000
Restituties (R)emigratie000301301
Diverse ontvangsten Remigratie00000
Totaal2 0001 5000– 3 199301

In de Werkloosheidswet is voorzien dat het TICA ten laste van het AWF bijdragen verleent aan SZW voor uitkeringen krachtens de remigratieregelingen voor personen die, waren zij in Nederland gebleven, nog recht op een WW-uitkering zouden hebben gehad. De lager dan geraamde ontvangsten zijn het gevolg van het niet tijdig indienen door de SVb van declaraties bij het TICA over 1994 en 1995. De betreffende ontvangsten ad f 3,5 mln. komen in 1997 binnen.

Artikel M1504 – Tewerkstellingsvergoedingen

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000)

 Ontvangsten 1996
Stand ontwerp-begroting 199612 000
Mutaties 2e suppletore:  
– Effecten beëindiging– 3 000
– Uitvoering 19962 500
Mutaties slotwet:343
Realisatie 199611 843

Toelichting Rekening

Bij het individueel tewerkstellen van erkende gewetensbezwaarden wordt met de werkgever een vergoedingscontract afgesloten voor de te leveren arbeidsprestatie. Gedurende de begrotingsuitvoering 1996 is de raming bijgesteld op basis van de uitvoering 1996 en als gevolg van het besluit van het ministerie van Defensie tot versnelling van de afschaffing van de dienstplicht, waardoor de opkomstplicht voor erkende gewetensbezwaarden is beëindigd per 1 februari 1996. Bij de ontwerp-begroting 1996 werd uitgegaan van een raming van gemiddeld 500 tewerkstellingen. Het aantal tewerkgestelden is uitgekomen op gemiddeld 341 personen. Als gevolg van een enerzijds lager gerealiseerde volume en anderzijds een hoger gerealiseerde vergoeding is per saldo ten opzichte van de ontwerpbegroting f 0,882 mln minder ontvangen dan geraamd. Daarnaast is f 0,725 mln meer ontvangen dan geraamd bij de ontwerp-begroting. Dit is voornamelijk veroorzaakt door de afrekening van de verschuldigde Ziekenfondspremie over 1994/1995 en diverse vorderingen op tewerkstellingsobjecten. Per saldo is ten opzichte van de ontwerp-begroting (f 12,0 mln.) f 0,157 mln (1%) minder ontvangen dan geraamd.

Volume-/prestatiegegevens; ontvangen respectievelijk aan tewerkstellingsobjecten gefactureerde vergoedingen voor tewerkgestelde erkende gewetensbezwaarden.

OmschrijvingBegrotingRealisatie
Gemiddeld aantal tewerkstellingen500341
   
Ontvangen vergoedingen (x f 1 000)11 980  
Gemiddeld geraamde vergoeding23 960  
   
Gefactureerde vergoedingen (x f 1 000) 11 098
Gemiddeld gefactureerde vergoeding 32 545*
   
Openstaande vordering per ultimo 1996 (x f 1 000) 302

* In de realisatie 1996 is een bedrag van ca. f 1,5 mln opgenomen dat betrekking heeft op 1995. Verder bedraagt het openstaand saldo per 1-1-1996 ca. f 1,6 mln. Na deze correcties komt het gemiddeld gefactureerd vergoedingenbedrag op ca. f 23 454.

Artikel M1505 – Ontvangsten Jeugdspaarwet

Opbouw ontvangstenramingen vanaf de stand ontwerp-begroting (x f 1 000)

 Ontvangsten 1996
Stand ontwerp-begroting 199630
Mutaties slotwet:199
Realisatie 1996229

Toelichting Rekening

Op dit artikel zijn de teruggevorderde premies inzake de Jeugdspaarwet (JSW) verantwoord. De teruggevorderde premies hebben voornamelijk betrekking op zgn. dubbele spaarrekeningen, d.w.z. door één persoon bij verschillende spaarinstellingen gesloten JSW-overeenkomsten. De hogere gerealiseerde ontvangsten zijn het gevolg van meer terugvorderingen.

SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 1996

SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 1996 VAN HET MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Onder- deelOMSCHRIJVINGBEDRAGOnder- deelOMSCHRIJVINGBEDRAG
 Uitgaven ten laste van de begroting 199522 010 846 693 Ontvangsten ten gunste van de begroting 1995852 660 067
1)Uitgaven ten laste van de begroting 199623 852 469 7552)Ontvangsten ten gunste van de begroting 1996981 228 726
3)Liquide middelen23 231    
   4)Rekening-courant RHB44 014 214 435
5)Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)3 291 2256)Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)18 527 675
 Subtotaal45 866 630 904 Subtotaal45 866 630 903
7)Openstaande rechten0 7a)Tegenrekening openstaande rechten0
8)Extra-comptabele vorderingen17 531 7328a)Tegenrekening extra-comptabele vorderingen17 531 732
9a)Tegenrekening extra-comptabele schulden1 648 9759)Extra-comptabele schulden1 648 975
10)Voorschotten57 951 952 82410a)Tegenrekening voorschotten57 951 952 824
11a)Tegenrekening openstaande verplichtingen4 326 451 34411)Openstaande verplichtingen4 326 451 344
12)Deelnemingen012a)Tegenrekening deelnemingen0
 Totaal108 164 215 779 Totaal108 164 215 779

TOELICHTING OP DE SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 1996

INHOUDSOPGAVE

RubriekOmschrijvingPagina
1Uitgaven ten laste van de begroting127
2Ontvangsten ten gunste van de begroting127
3Liquide middelen128
4Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding128
5Uitgaven buiten begrotingsverband129
6Ontvangsten buiten begrotingsverband130
7Openstaande rechten132
8Extra-comptabele vorderingen132
9Extra-comptabele schulden137
10Voorschotten138
11Verplichtingen150
12Deelnemingen159

De cijfers in de toelichting zijn afgerond op hele guldens. Over het algemeen zijn verplichtingen in de toelichting afgerond op honderd gulden. De cijfers in de rekening worden afgerond op duizend gulden naar boven. Voor de saldibalans en de toelichting daarop heeft het ministerie van Financiën geen afrondingsvoorschrift gegeven.

1) Uitgaven ten laste van de begrotingf45 863 316 448
     
Begrotingsjaar 1995  f22 010 846 693
     
 Verplichtingen Kas
Begrotingsjaar 1996f23 777 257 774f23 852 469 755
     
Apparaatskosten (Personeel en Materieel)f324 268 186f325 101 356
Beleidsuitgavenf23 452 989 588f23 527 368 399
     
Totaal hoofdstuk 15 van de rijksbegroting 1996f23 777 257 774f23 852 469 755

De uitgaven en ontvangsten over het jaar 1996 zijn in de rekening 1996 gespecificeerd per begrotingsartikel en in de toelichting bij de rekening onderbouwd. Het verschil ten opzichte van de opgenomen bedragen in de rekening 1996 wordt veroorzaakt doordat in de rekening 1996 per begrotingsartikel wordt afgerond op f 1 000,– naar boven.

2) Ontvangsten ten gunste van de begrotingf1 833 888 793
   
Begrotingsjaar 1995f852 660 067

In het onderstaand overzicht wordt een inzicht gegeven in de ontvangsten per artikel.

11.01Algemene Ontvangsten  f10 198 473
12.01Centraal Bureau Arbeidsvoorzieningf241 619  
 Wet Sociale Werkvoorzieningf1 725 142   
 Jeugdwerkgarantieplanf26 570 073  
 Banenpoolsf5 540 883  
    f34 077 717
      
13.01Samenloop AO-Uitk./WSW-loon  f733 544 338
13.02Regelingen Ex Mijnwerkersf2 897 545   
 Toeslagenwetf12 296 476  
 Algemene Kinderbijslagwetf20 736 160   
 Overige Ontvangstenf675 700   
    f36 605 882
14.01Algemene bijstandswetf90 737 597   
 Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers. (Ioaw)f8 527 981   
 Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen. (Ioaz)f1 823 906  
 Overige ontvangstenf46 666 916  
    f147 756 400
15.01Subsidies Algemeen  f6 484 605
15.02Emancipatie  f188 807
15.03Migratie  f300 538
15.04Tewerkstellingsvergoedingen  f11 843 087
15.05Jeugdspaarwet  f228 879
Totaal hoofdstuk 15 van de rijksbegroting 1996  f981 228 726
3) Liquide middelenf23 231
   
Het saldo bestaat uit drie posten, t.w.:   
   
Postbank concernblokf– 8 362
Totaal verschuldigde girale liquide middelenf– 8 362
   
Departementale kasf15 636
Kassen kasvoorschothoudersf15 958
Totaal chartale liquide middelenf31 593

Centraal en decentraal worden kassen aangehouden voor het doen van kleine materiële uitgaven. Het totaal saldo van de departementale kas sloot aan met het kasboek en is door de hoofdkassier akkoord bevonden. Een kasvoorschothouder wordt bij beschikking aangewezen. Deze dient maandelijks een kasstaat in over de in een verslagmaand gedane uitgaven en/of ontvangsten. In totaal zijn 13 kasvoorschothouders aangesteld. Het saldo van de concernblokrekeningen betreft de overloop van 31 december naar 1 januari. De saldi worden dagelijks afgeroomd. Dit proces wordt verstoord door de saldi op de postrekeningen van kasvoorschothouders, spoedbetalingen en incasso afschrijvingen die één dag kunnen blijven staan.

Op 31 december 1996 was dit voor f 8362,42 het geval.

4) Rekening-courant Rijkshoofdboekhoudingf44 014 214 435

Dit is de positie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid t.o.v. het ministerie van Financiën. Het ministerie van Financiën stelt de door SZW uit te geven begrotingsgelden beschikbaar. Nadat de Rekening 1996 aan de Tweede Kamer is aangeboden en de Algemene Rekenkamer geen bezwaren heeft, die goedkeuring in de weg staan, wordt tot verrekening overgegaan. Het saldo stemt overeen met het dagafschrift van 31 december 1996 en de daarop gecorrigeerde overloopposten van de Rijkshoofdboekhouding van het ministerie van Financiën. Van deze overeenstemming is een saldobevestiging afgegeven aan de Departementale Accountantsdienst van het ministerie van Financiën.

5) Uitgaven buiten begrotingsverbandf3 291 225
(intra-comptabele vorderingen)   
   
De specificatie van deze post is als volgt:   
   
Intra-comptabele vorderingenf3 063 524
Te verrekenen Huisvestingskostenf89 002
Voorzittersschap EU conferentiesf66 941
Ouderen Organisatie Projectenf40 000
Te verrekenen voorschotten na ontslagf22 240
Te verrekenen posten Analyse & Onderzoekf8 742
Diverse vorderingenf776
 f3 291 225
Intra-comptabele vorderingenf3 063 524

Dit bedrag heeft betrekking op vorderingen die ontstaan buiten de activiteiten van het departement en daardoor buiten begrotingsverband geregistreerd worden. Het departement heeft hierin slechts een «doorgeefluikfunctie». Het belangrijkste deel zijn de zogenaamde ESF vorderingen, tevens vallen hieronder onderzoeksprojecten onder toezicht van de Commissie Onderzoeksprojecten Sociale Zekerheid (COSZ), kosten inzake Project Evaluatie Stelselherziening (PES) en loonkosten voor jeugdigen die binnen het departement werkervaring opdoen en worden betaald door respectievelijk het College van Toezicht Sociale Verzekeringen en het Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds voor de Overheid.

Te verrekenen Huisvestingskostenf89 002

Dit betreft het ten laste van de overige zakelijke gebruikers van het pan Vismarkt 16 te Groningen komende aandeel in de huisvestingskosten. De totale kosten van dit bij het Rijksconsulentschap Sociale Zekerheid in de regio Noord in gebruik zijnde pand, zijn aanvankelijk door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid betaald.

Voorzittersschap EU conferentiesf66 941

Dit zijn gemaakte kosten, met betrekking tot een conferentie in het kader van het voorzitterschap van de Europese Unie, die in 1997 verrekend worden met de Europese Unie.

Ouderen Organisatie Projectenf40 000

In 1996 is een subsidie toegekend aan 3 ouderenorganisaties met als doel het geven van voorlichting en begeleiden van ouderen bij het aanvragen van voorzieningen. Dit project wordt in samenwerking met de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer uitgevoerd. In 1997 zullen deze ministeries hun aandeel overmaken.

Te Verrekenen voorschotten na ontslagf22 240

Het ministerie geeft aan betrokkenen voorschotten totdat de Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en onderwijs (USZO) tot toekenning van de uitkering overgaat. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verrekent de verstrekte voorschotten met betrokkenen.

Te verrekenen posten Analyse & Onderzoekf8 742

Dit bedrag is een saldo van twee projecten, inzake beleidsevaluatie onderzoek Arbeidsomstandigheden vervoer en Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO) longitudinale bewegingsapparaten problematiek, die in het 1e kwartaal 1997 tot verrekening komen.

Diverse vorderingenf776
   
Geleased Personeel Stoomwezenf776
 f776
6) Ontvangsten buiten begrotingsverbandf18 527 675
(intra-comptabele schulden)   
   
De specificatie van deze post is als volgt:  
   
Afdracht Loonheffingf7 522 322
Door te betalen Europees Sociaal Fonds-geldenf4 859 663
Afdracht Pensioenpremief1 732 079
Loopbaanonderbrekingf1 584 966
A. & O. Fondsf1 144 742
Milieu en Klimaatf406 456
Dienstverlening Particuliere Marktf366 516
Vacatiegelden Ontslagcommissief291 600
Sociale Conferentief202 275
Gezondheid, Veiligheid op werkf178 500
Te verrekenen Directie Coördinatie Emancipatie.f100 000
Klachtenbehandeling aanstellingskeuringen.f72 000
Diverse schuldenf66 556
 f18 527 675
Afdracht Loonheffingf7 522 322

Dit bedrag is het totaal van de in december 1996 ingehouden Loonheffing op salarissen en zakgelden (inclusief de heffing over het spaarloon) en is in januari 1997 afgedragen aan de Ontvanger der Rijksbelastingen.

Door te betalen Europees Sociaal Fonds-geldenf4 859 663

Tot en met 1995 is voor een aantal initiatieven een doelstellling 4, door de Europese Unie subsidie aan Nederland toegezegd. De toezegging omvat in totaal een bedrag van 256 190 658,– ECU. De ontvangsten worden door het departement aan projecten doorbetaald.

Per 31 december 1996 is een saldo van f 4 859 663,– nog door te betalen aan projekten in het kader van het Europees Sociaal Fonds.

Saldo 1 januari 1996 f50 030 758  
Ontvangen gelden Europees Sociaal Fonds 1996 f3 460 614  
Betaalde gelden Europees Sociaal Fonds 1996–/–f48 631 709  
    f4 859 663
Afdracht pensioenpremief1 732 079

Dit bedrag betreft de in december 1996 ingehouden pensioenpremie op de salarissen van ambtenaren en is in januari 1997 aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds afgedragen.

Loopbaanonderbrekingf1 584 966

In het kader van het project Loopbaanonderbrekening is van de Europese Unie een bedrag van f 1 674 966,30 ontvangen, waarvan voor f 90 000,– een voorschot is verstrekt ten bate van St. Landelijk Centrum Opbouwwerk.

A. & O. Fondsf1 144 742

Deze ontvangsten hebben betrekking op door het departement betaalde loonkosten inzake projecten ten bate van jeugdigen, gehandicapten en herintreders die binnen het departement werkervaring opdoen. Deze kosten worden gedeeltelijk vergoed door het genoemde fonds door middel van het verstrekken van subsidie.

Milieu en Klimaatf406 456

Dit bedrag is van de Europese Unie ontvangen als voorschot op het I – Risk project, dat in 1997 zal worden afgerond.

Dienstverlening Particuliere Marktf366 516

Ten behoeve van het Experiment Marktverruiming in de Schoonmaakbranche is in 1995 van het Europees Sociaal Fonds een totaalbedrag van f 1 160 396,– ontvangen. Hiervan is tot een bedrag van f 793 880,– aan voorschotten in 1996 verstrekt aan de Raad voor de Arbeidsverhouding (RAS).

Vacatiegelden Ontslagcommissief291 600

Dit bedrag is een saldo van een ontvangen voorschot van het Centraal Bureau voor Arbeidsvoorziening en betaalde declaraties aan de Arbeidsbureaus.

Sociale Conferentief202 275

In het kader van de Armoede-nota is in samenwerking met het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een Sociale Conferentie georganiseerd. Het aandeel van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is in 1996 ontvangen.

Gezondheid, Veiligheid op werkf178 500

Dit geld is bestemd voor een conferentie, die in het najaar van 1997 wordt georganiseerd. De afrekening zal plaatsvinden met de Europese Unie.

Te verrekenen Directie Coördinatie Emancipatief100 000

Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft reeds geld overgemaakt voor een project in samenwerking met Top-Link. Verrekening zal plaatsvinden in 1997.

Klachtenbehandeling aanstellingskeuringenf72 000

Dit bedrag is ontvangen van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport inzake eerdergenoemd project en zal aan het einde van het jaar 1997 worden verrekend.

Diverse schuldenf66 556
   
Af te dragen Omzetbelastingf23 305
Commissie preventie rampen gevaarlijke stoffenf13 200
Afdracht premie werknemersverzekeringenf8 988
Bijdragen Personeelsfonds/Personeelsverenigingf4 803
Te reserveren Loonbeslagf4 800
Nucleaire veiligheid Oost-Europaf4 312
Met derden te verrekenenf6 011
Diverse schulden TEGMDf1 138
 f66 556
   
7) Openstaande rechten
Geen.
   
8) Extra-comptabele vorderingenf17 531 732

Deze post betreft de vorderingen die binnen de begrotingsactiviteiten zijn ontstaan. Onder het hoofd ontvangsten in 1996 staan de werkelijke ontvangsten, de definitief buiten invordering gestelde en de ingetrokken vorderingen.

 1 januari 1996Ingesteld in 1996Ontvangen in 199631 december 1996
t/m 1993f3 951 899  f2 510 514f1 441 385
1994 9 485 370   3 649 450 5 835 920
1995 4 525 204   4 243 980 281 224
1996  f75 856 555 65 883 352 9 973 203
 f17 962 473f75 856 555f76 287 295f17 531 732

Analyse

Saldo 1 januari  f17 962 473
Ingesteld in 1996  f75 856 555
   f93 819 027
Ontvangen in 1996f65 320 878  
Definitief buiten invordering gesteld/ingetrokkenf10 966 417f76 287 295
Saldo 31 december  f17 531 732
     
Buiten invordering gesteld1,89% van het saldof331 506
Voorlopig buiten invordering gesteld6,19% van het saldo f1 084 830
Dubieus2,37% van het saldo f414 818

Dubieuze vorderingen zijn vorderingen die overgedragen zijn aan de landsadvocaat of het incassobureau Intrum Justitia. Als invordering niet haalbaar blijkt, bijvoorbeeld door gebrek aan financiële middelen, wordt een vordering gedurende een periode van 5 jaar voorlopig buiten invordering gesteld.

Specificatie van de vorderingen naar vorderingsgroep:

 1 januari 199631 december 1996
Privatisering Stoomwezenf7 487 527f5 487 527
Subsidies 2 221 070 769 865
Coöperatie Holambra/UNAI   5 484 915
Kredietgaranties 2 418 431 0
Pension- en Tewerkstellingsvergoedingen TEGMD 1 781 897 373 811
Remigratieuitkeringen 856 652 761 710
Bijstand 1 059 351 1 135 073
Uitvoering Wet Sociale Werkvoorziening 93 800 821 636
Algemene vorderingen 1 148 011 912 225
Credit – nota's 318 281 1 238 387
Keuringen 200 443 178 702
Personeel 117 744 82 091
Diverse vorderingen 259 265 285 791
 f17 962 473f17 531 732

In onderstaand overzicht wordt inzicht gegeven in de ouderdom van de vorderingen.

 1 januari 199631 december 1996
t/m 1993f3 951 899f1 441 385
1994 9 485 370 5 835 920
1995 4 525 204 281 224
1996   9 973 203
 f17 962 473f17 531 732

Hieronder volgt een specificatie per vorderingsgroep en een toelichting daarop.

Privatisering Stoomwezenf5 487 527

Het saldo betreft de vordering op de Dienst van het Stoomwezen B.V. i.v.m. de privatisering van deze dienst. De afspraak is dat deze vordering in 6 termijnen afgelost dient te zijn, waarvan de laatste termijn vervalt in 1998.

Specificatie naar ouderdom

 1 januari 1996Ingesteld in 1996Ontvangen in 199631 december 1996
1994f7 487 527f0f2 000 000f5 487 527
Subsidiesf769 865

Deze vorderingen zijn ontstaan naar aanleiding van door het ministerie verstrekte subsidies, welke na beëindiging van een project worden verrekend.

Specificatie naar ouderdom

 1 januari 1996Ingesteld in 1996Ontvangen in 199631 december 1996
t/m 1993f423 536  f171 114f252 422
1994 465 587   463 800 1 788
1995 1 331 947   1 303 892 28 055
1996f f7 013 783 6 526 183 487 600
 f2 221 070f7 013 783f8 464 989f769 865
Coöperatie Holambra/UNAI 5 484 915

Dit zijn ingestelde vorderingen op de Coöperatieve Holambra en op de boeren te Unai. De vorderingen zijn inclusief de verschuldigde rente. Met de Coöperatieve Holambra is een overeenkomst gesloten inzake de afwikkeling van de vordering.

 1 januari 1996Ingesteld in 1996Ontvangen in 199631 december 1996
1996f f5 484 915f0f5 484 915
 f0f5 484 915f0f5 484 915
Kredietgarantiesf0

Dit betrof een oorspronkelijke vordering van f 2 418 431,– van het Emigratiebestuur uit hoofde van doorbetaalde aanspraken op kredietverlening. In mei 1996 is, na mede-ondertekening door debiteur Coöperatie Holambra II van de akte van cessie, de vordering van het Emigratiebestuur overgegaan naar de minister van SZW. De kredietgaranties zijn ingetrokken, omdat de daarmee samenhangende hypothecaire lening in 1996 is afgelost.

Specificatie naar ouderdom

 1 januari 1996Ingesteld in 1996Ontvangen in 199631 december 1996
t/m 1993f1 278 875f0f1 278 875f0
1994 1 139 556 0 1 139 556 0
 f2 418 431f0f2 418 431f0
Pension- en Tewerkstellingsvergoedingen TEGMDf373 811

Uit hoofde van de wet Tewerkstelling Gewetensbezwaarden Militaire Dienst werden gewetensbezwaarden in vervangende dienst bij tewerkstellingsobjecten geplaatst. Deze objecten betalen hier een vergoeding voor. De post betreft de vorderingen per 31 december 1996 op deze tewerkstellingsobjecten.

Specificatie naar ouderdom

 1 januari 1996Ingesteld in 1996Ontvangen in 199631 december 1996
t/m 1993f52 184f0f13 974f38 209
1994 18 690 0 0 18 690
1995 1 711 023 0 1 696 026 14 997
1996   9 538 273 9 236 359 301 914
 f1 781 897f9 538 273f10 946 360f373 811
Remigratieuitkeringenf761 710

Deze vorderingen hebben o.a. betrekking op teruggevorderde remigratie-uitkeringen. Deze vorderingen zijn ontstaan, doordat geremigreerde personen binnen de wettelijke bepaalde tijd weer naar Nederland terugkeerden.

Specificatie naar ouderdom

 1 januari 1996Ingesteld in 1996Ontvangen in 199631 december 1996
t/m 1993f540 150f0f55 699f484 451
1994 316 502 0 39 244 277 258
 f856 652f0f94 942f761 710
Bijstandf1 135 073

Bij het vaststellen van de definitieve kostenvergoedingen aan de gemeenten uit hoofde van diverse wetten in het kader van de sociale zekerheid (op basis van de bevindingen van de Rijksconsulenten) ontstaan vorderingen als de op basis van de voorlopige kostenopgaven verrichte voorschotbetalingen hoger zijn dan de vastgestelde definitieve kostenopgaven. Tevens valt in deze vorderingsgroep de te verhalen bijstand bij particulieren (schippersleningen).

Specificatie naar ouderdom

 1 januari 1996Ingesteld in 1996Ontvangen in 199631 december 1996
t/m 1993f1 005 265f0f833 926f171 339
1994 21 677 0 3 115 18 562
1995 32 409 0 7 224 25 185
1996   922 983 2 996 919 987
 f1 059 351f922 983f847 262f1 135 073
Uitvoering Wet Sociale Werkvoorzieningf821 636

Dit betreft de vorderingen wegens teveel betaalde voorschotten op subsidies bij Werkvoorzieningschappen in het kader van de Wet Sociale Werkvoorziening.

Specificatie naar ouderdom

 1 januari 1996Ingesteld in 1996Ontvangen in 199631 december 1996
1995 93 800   93 800 0
1996   1 772 436 950 800 821 636
 f93 800f1 772 436f1 044 600f821 636
Algemene vorderingenf912 225

Deze vorderingen kunnen niet ondergebracht worden bij de eerdergenoemde categorieën. Zij bestaan uit verkoop van het oude meubilair, kosten i.v.m. projecten A&O-fonds, kosten pensioenbijdragen Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds en REM-bijdragen SV.

Specificatie naar ouderdom

 1 januari 1996Ingesteld in 1996Ontvangen in 199631 december 1996
t/m 1993f267 243  f3 134f264 109
1994 18 760   0 18 760
1995 862 007   725 072 136 935
1996  f9 438 891 8 946 471 492 421
 f1 148 011f9 438 891f9 674 677f912 225
Credit-nota'sf1 238 387

Dit betreft de ontvangen credit-nota's die in 1996 niet zijn verrekend.

Deze worden in 1997 verrekend.

Specificatie naar ouderdom

 1 januari 1996Ingesteld in 1996Ontvangen in 199631 december 1996
1994f2 143  f2 143f0
1995 316 138   315 114 1 024
1996  f37 768 291 36 530 928 1 237 363
 f318 281f37 768 291f36 848 185f1 238 387
Keuringenf178 702

Deze posten betreffen de overgenomen vorderingen van het Stoomwezen met betrekking tot de uitgevoerde keuringen vóór de privatisering en vorderingen wegens een tweetal keuringen verricht in 1996 door de Arbeidsinspectie.

Specificatie naar ouderdom

 1 januari 1996Ingesteld in 1996Ontvangen in 199631 december 1996
t/m 1993f198 263  f21 251f177 012
1994 2 180   490 1 690
1995 0   0 0
1996  f1 711 1 711 0
 f200 443f1 711f23 452f178 702
Personeelf82 091

Deze vorderingen hebben o.a. betrekking op in het verleden teveel betaalde salarissen, stagevergoedingen, voorschotten wachtgeld, afbetalingsregelingen en afrekeningen lease auto's.

Specificatie naar ouderdom

 1 januari 1996Ingesteld in 1996Ontvangen in 19961 december 1996
t/m 1993f19 068  f8 330f10 738
1994 557   52 504
1995 98 119   91 369 6 749
1996  f127 209 63 110 64 099
 f117 744f127 209f162 862f82 091
Diverse vorderingenf285 791

Diverse vorderingen hebben betrekking op de volgende vorderingsgroepen: Buitenlandse dienstreizen, Inkoop diensttijd Pensioen, Schippersleningen, APV-afrekeningen, Kernenergie, Zakgelden TEGMD, Rijtijdenbesluit, Vergoeding dienstreizen EU, dubieuze debiteuren Stoomwezen, Jeugdspaarwet, afrekening via de personeelsadministratie en nog te ontvangen rente.

Specificatie naar ouderdom

 1 januari 1996Ingesteld in 1996Ontvangen in 199631 december 1996
t/m 1993f167 314  f124 210f43 104
1994 12 190   1 050 11 140
1995 79 760   11 482 68 278
1996  f3 788 061 3 624 793 163 268
 f259 265f3 788 061f3 761 535f285 791
9) Extra-comptabele schuldenf1 648 975
   
Rijksvergoedingenf1 411 167

De schulden zijn een gevolg van nog aan gemeenten te verrichte terugbetalingen van opgelegde maatregelen, die op grond van een bezwaar van de gemeenten zijn teruggedraaid. Het betreffen in feite rijksvergoedingen inzake Abw, Ioaw, Ioaz, BP, JWG, WWV en WSW.

Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en onderwijs (USZO)f237 808

Dit betreft het nog te betalen bedrag inzake de non-activiteitsuitkeringen over het jaar 1996.

10) Voorschottenf57 951 952 824

In de saldibalans worden de voorschotten verantwoord die op 31 december 1996 openstaan. In de toelichting wordt inzicht gegeven in de ouderdom van deze voorschotten en de wijze waarop de voorschotten worden afgerekend. In deze toelichting worden opgenomen de voorschotten verdeeld in jaren waarin ze zijn betaald. Deze wijze van verantwoorden is voorgeschreven in de comptabele regelgeving. Voorschotten die in januari 1996 zijn verstrekt en die betrekking hebben op regelingen in 1995 en eerdere jaren worden in de toelichting op de saldibalans opgenomen als voorschotten 1996.

In 1996 is het Beleid-, Informatie- en Afhandeling Systeem (BIAS) in gebruik genomen. Met dit systeem wordt de departementale, administratieve procesgang ondersteund van de in de afdelingen 12 en 14 van de begroting opgenomen regelingen. In BIAS vinden alle individuele vastleggingen plaats betreffende de aan de uitvoeringsorganen (gemeenten en ZBO's) te vergoeden kosten; van bevoorschotting tot en met de definitieve vaststelling.

Deze vastleggingen worden vervolgens, geaggregeerd naar het niveau van de te onderscheiden regelingen, periodiek in de centrale financiële administratie verwerkt.

Het tijdstip van verwerken in de centrale financiële administratie van de in BIAS vastgelegde gegevens wordt bepaald door de productie van de betaalopdracht (zgn. betaalrun) in BIAS.

Dit betekent dat eerst dan alle sedert de vorige betaalopdracht in BIAS vastgelegde gegevens in de centrale financiële administratie worden verwerkt. De vaststellingen in de periode vanaf 9 december 1996 zijn op 31 december nog niet in BIAS verwerkt, doch wel in de centrale financiële administratie en deze saldibalans.

De specificatie van de voorschotten is als volgt:

Hoofdbeleidsterrein/Artikel1 januari 199631 december 1996
11.01Personeel en Materieelf3 766 848f5 140 092
11.02Centrale Materiële Voorzieningen 239 871 0
11.03Post-actieven 0 25 677
11.04Automatisering 3 750 416 6 189 344
11.05Onderzoek 19 064 906 17 677 568
11.06Voorlichting 861 338 320 382
Totaal 11f27 683 379f29 353 063
      
12.02Wet Sociale Werkvoorzieningf9 214 767 725f11 091 485 519
12.03Jeugdwerkgarantiewet 783 179 920 918 825 029
12.04Banenpools 916 299 494 1 039 695 786
12.05Inkoop Sociale Diensten ARBVO 0 34 990 600
Totaal 12f10 914 247 139f13 084 996 934
      
13.01Algemene Kinderbijslagwetf13 775 000.000f20 327 422 886
13.02Toeslagenwet 1 447 541 097 2 183 251 880
13.06Regelingen VUT-ex mijnwerkers 158 192 424 102 871 317
13.09Tijdelijke wet beperking regeling inkomensgevolgenarbeidsongeschiktheidscriteria 0 466 876
Totaal 13f15 380 733 521f22 614 012 959
      
14.01Algemene bijstandswetf22 266 568 885f20 814 429 972
14.02Wet inkomensvoorzieningen oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers 846 854 803 832 279 761
14.03Wet inkomensvoorzieningen oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen 180 486 285 187 995 878
14.04Financiering afwikkeling afgesloten regelingen (WWV en Bijzondere controle) 168 850 – 777 602
14.06Experimenten activering uitkeringsgelden 60 687 000 104 627 191
14.08Tijdelijke regeling kinderopvang voor alleenstaande ouders met kinderen in de Abw 0 74 285 180
Totaal14f23 354 765 823f22 012 840 380
      
15.01Subsidies algemeenf55 501 987f46 325 995
15.02Emancipatie 12 989 462 16 081 859
15.03Migratie 53 732 596 102 522 341
15.04Voorzieningen ihkv Tewerkstelling erkende gewetensbezwaarden militaire dienst 6 365 296 2 212 300
15.05Spaarwetten en -regelingen 1 604 443 1 699 083
Totaal 15f130 193 784f168 841 578
      
Rekeningen buiten begrotingsverbandf16 902 337f41 907 911
Totaal f49 824 525 982f57 951 952 824

Toelichting

Hoofdbeleidsterrein 11 (Apparaatskosten)f29 353 063

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f3 978 772f f2 931 002f1 047 770
1994 3 588 568   2 842 367 746 202
1995 20 116 038   14 289 491 5 826 547
1996   21 732 544 0 21 732 544
 f27 683 379f21 732 544f20 062 859f29 353 063

Dit saldo betreft de openstaande voorschotten op de kosten van personele uitgaven (o.a. doorlopende reisvoorschotten), automatisering, onderzoeksprojecten en voorlichting. Behoudens de doorlopende reisvoorschotten komen de voorschotten over het algemeen binnen 2 jaren na de verstrekking tot afrekening. De saldi over t/m 1993 en 1994 betreffen voornamelijk de doorlopende reisvoorschotten.

11.01Personeel & Materieelf5 140 092

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f416 966f f61 237f355 729
1994 378 475   340 614 37 860
1995 2 971 407   1 982 941 988 467
1996   3 758 036 0 3 758 036
 f3 766 848f3 758 036f2 384 792f5 140 092
Specificatie naar kostensoort:   
Personeelf2 928 949
Vorming en Opleiding 1 267 962
Beheer en Exploitatie 852 374
Onderzoekopdrachten 90 806
 f5 140 092
   
11.02 Centrale Materiële Voorzieningenf0

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f0f f0f0
1994 0   0 0
1995 239 871   239 871 0
1996   0   0
 f239 871f0f239 871f0

Dit betreft voorschotten voor het gebruik en onderhoud van kopieermachines, die in 1996 zijn overgeheveld naar artikel 11.01.

11.03 Post-actievenf25 677
 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
1996 0 25 677 0 25 677
  0 25 677 0 25 677

Dit bedrag betreft een voorschot aan een administratiekantoor inzake wachtgeld uitkering aan een voormalig medewerker van een door de Algemene Bijstand bekostigde welzijnsinstelling.

11.04 Automatiseringf6 189 344

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f0f f0f0
1994 256 000   256 000 0
1995 3 494 416   2 495 547 998 869
1996   5 190 474 0 5 190 474
 f3 750 416f5 190 474f2 751 547f6 189 344
Specificatie naar kostensoort:   
Softwaref4 675 945
Ontwikkeling Tools 1 078 020
Externe computerservicesf435 379
 f6 189 344
   
11.05 Onderzoekf17 677 568

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f3 561 806f f2 869 765f692 041
1994 2 945 172   2 236 831 708 341
1995 12 557 928   8 735 816 3 822 111
1996   12 455 074 0 12 455 074
 f19 064 906f12 455 074f13 842 413f17 677 568
Specificatie naar beleidsterrein:   
Beleidsonderzoekenf14 660 418
Arbeidsomstandigheden 2 458 644
Kernfysicaf558 506
 f17 677 568
   
11.06 Voorlichtingf320 382

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f0f f0f0
1994 8 921   8 921 0
1995 852 416   835 316 17 100
1996   303 282 0 303 282
 f861 338f303 282f844 238f320 382
Specificatie naar kostensoort:   
Productief287 792
Distributie 17 339
Overige voorlichtingskostenf15 252
 f320 382
Hoofdbeleidsterrein 12f13 084 996 934

Vanaf het inwerkingtreden (medio februari 1996) van het nieuwe geautomatiseerde verwerkingssysteem Beleid-, Informatie- en Afhandeling Systeem (BIAS) wordt een andere wijze van het «openstaand voorschot» gehanteerd.

Deze definitie houdt in dat de vaststellingen van de voorschotten, die de directie Toezicht verricht tussen de laatste betaalrun van het kalenderjaar (ca. 15 december) en het einde van het kalenderjaar als voorschot in de administratie open zijn blijven staan. De saldi zijn handmatig aan de werkelijke stand per 31 december 1996 aangepast en in de saldibalans opgenomen.

Dit geldt ook voor de wetten in Hoofdbeleidsterrein 14.

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f2 354 092 933  f1 785 978 638f568 114 295
1994 4 246 065 218   535 521 761 3 710 543 457
1995 4 314 088 988   12 173 041 4 301 915 947
1996  f4 504 423 235 0 4 504 423 235
 f10 914 247 139f4 504 423 235f2 333 673 440f13 084 996 934
12.02 Wet Sociale werkvoorzieningf11 091 485 519

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f2 224 104 504  f1 662 528 104f561 576 400
1994 3 508 455 800   3 052 000 3 505 403 800
1995 3 482 207 421   0 3 482 207 421
1996  f3 542 297 898   3 542 297 898
 f9 214 767 725f3 542 297 898f1 665 580 104f11 091 485 519

Het saldo t/m 1993 bestaat uit voorschotten 1991 en 1992 van de gemeente Eindhoven voor respectievelijk f 65 044 300 en f 67 472 200 en 1993 voor een bedrag ad. f 494 431 300. De afrekening vindt plaats als de jaaropgaven van de gemeenten of de bestuurlijke eenheden definitief zijn vastgesteld. Over het algemeen vindt dit plaats twee tot drie jaren na verstrekking van de voorschotten.

   
12.03 Tijdelijke voorziening gemeentelijke werkgelegenheidsplannen voor jongeren en Jeugdwerkgarantieplan (GWJ/JWG)f918 825 029

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f34 998 710  f34 240 213f758 497
1994 337 163 154   266 227 107 70 936 047
1995 411 018 056   12 173 041 398 845 015
1996  f448 285 470   448 285 470
 f783 179 920f448 285 470f312 640 361f918 825 029

Het openstaande saldo t/m 1993 betreft een in 1992 verstrekt voorschot aan de gemeente Almere. De voorschotten worden afgerekend bij de definitieve acceptatie van de door de gemeenten aangemelde initiatieven. In 1996 is voor meer dan 301 miljoen aan initiatieven gehonoreerd.

   
12.04 Banenpoolsf1 039 695 786

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f94 989 719  f89 210 321f5 779 398
1994 400 446 264   266 242 654 134 203 610
1995 420 863 511   0 420 863 511
1996 0f478 849 267   478 849 267
 f916 299 494f478 849 267f355 452 975f1 039 695 786

Deze voorschotten worden met de gemeenten verrekend. In 1996 is voor meer dan 355 miljoen aan voorschotten verrekend voor de jaren tot en met 1994. Het saldo t/m 1993 bestaat nog alleen uit voorschotten verstrekt in 1993.

   
12.05 Inkoop Sociale Diensten ARBVOf34 990 600

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f0f f0f0
1994 0   0 0
1995 0   0 0
1996 0 34 990 600 0 34 990 600
 f0f34 990 600f0f34 990 600
Hoofdbeleidsterrein 13f22 614 012 959

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f3 002 000 000  f0f3 002 000 000
1994 6 911 749 468   98 152 915 6 813 596 552
1995 5 466 984 053   11 522 288 5 455 461 766
1996 0f7 342 954 641 0 7 342 954 641
 f15 380 733 521f7 342 954 641f109 675 203f22 614 012 959
13.01 Algemene Kinderbijslagwetf20 327 422 886

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f3 002 000 000f f0f3 002 000 000
1994 6 077 600 000   18 000 000 6 059 600 000
1995 4 695 400 000   0 4 695 400 000
1996 0 6 570 422 886 0 6 570 422 886
 f13 775 000 000f6 570 422 886f18 000 000f20 327 422 886

Dit betreft de voorschotten aan de Sociale Verzekeringsbank voor de uitvoering van de Algemene Kinderbijslagwet. Het totaal omvat een voorschot op de uitkeringskosten en een voorschot op de uitvoeringkosten door de bank. De afrekening vindt plaats als het College van Toezicht Sociale Verzekeringen de jaaropgave voorzien heeft van een accountantsverklaring en de accountantsdienst van het ministerie van Sociale zaken een review heeft gepleegd. Afrekening van de voorschotten 1994 zal begin 1997 plaatsvinden.

13.02 Toeslagenwetf2 183 251 880

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f0f f0f0
1994 721 072 468   775 915 720 296 552
1995 726 468 629   11 510 814 714 957 815
1996   747 997 512 0 747 997 512
 f1 447 541 097f747 997 512f12 286 730f2 183 251 880

Het beheer van deze voorschotten wordt gevoerd door het Tijdelijke Instituut voor Coördinatie en Afstemming (TICA).

13.06 Regeling VUT-ex mijnwerkersf102 871 317

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f0f f0f0
1994 113 077 000   79 377 000 33 700 000
1995 45 115 424   11 473 45 103 951
1996 0 24 067 366 0 24 067 366
 f158 192 424f24 067 366f79 388 473f102 871 317

Dit voorschot is verstrekt aan het administratiekantoor Zuid-Limburg dat is belast met de uitvoering van de VUT-regeling ex-mijnwerkers. In 1996 is tweederde deel van het voorschot 1994 verrekend. Het restant voorschot 1994 alsmede het voorschot uit 1995 wordt in 1997 verrekend en het voorschot uit 1996 in 1998.

   
13.09 Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgenarbeidsongeschiktheidscritiria.f466 876

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f0f f0f0
1994 0   0 0
1995 0   0 0
1996 0 466 876 0 466 876
 f0f466 876f0f466 876
   
Hoofdbeleidsterrein 14f22 012 840 380

Zie toelichting Hoofdbeleidsterrein 12.

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f3 148 815 547  f3 127 457 306f21 358 241
1994 10 271 533 578   8 221 230 544 2 050 303 034
1995 9 934 416 698   115 942 901 9 818 473 797
1996  f10 123 684 697 979 389 10 048 420 128
 f23 354 765 823f10 123 684 697f11 465 610 140f21 938 555 20 0
   
14.01 Algemene bijstandswet (Abw)f20 814 429 972

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f3 059 303 861  f3 051 262 617f8 041 244
1994 9 797 500 772   7 817 146 194 1 980 354 578
1995 9 409 764 252   66 759 926 9 343 004 326
1996  f9 483 029 824   9 483 029 824
 f22 266 568 885f9 483 029 824f10 935 168 737f20 814 429 972

De afrekening van deze voorschotten vindt plaats als de uitgaven voor de gemeenten op basis van de jaaropgaven definitief zijn vastgesteld. Over het algemeen vindt dit plaats twee jaren na verstrekking van de voorschotten. In 1996 is voor bijna 11 miljard aan voorschotten verrekend.

   
14.02 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw)f832 279 761

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f78 271 418  f65 185 278f13 086 140
1994 389 256 418   326 491 835 62 764 583
1995 379 326 967   4 959 975 374 366 992
1996  f382 062 046   382 062 046
 f846 854 803f382 062 046f396 637 088f832 279 761

De afrekening vindt gelijktijdig met de Abw en de Ioaz plaats op basis van de jaaropgaven van de gemeenten. In 1996 is, voor de jaren tot en met 1994, ruim 392 miljoen verrekend.

14.03 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz)f187 995 878

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f11 240 268  f11 219 326f20 942
1994 84 771 247   77 415 537 7 355 710
1995 84 474 770   0 84 474 770
1996  f96 144 456   96 144 456
 f180 486 285f96 144 456f88 634 863f187 995 878

Ook deze regeling wordt gelijktijdig met de Abw en Ioaw afgerekend op basis van de jaaropgaven van de gemeenten. In 1996 is voor meer dan 88 miljoen de jaren tot en met 1994 afgerekend.

   
14.04 Financiële afwikkeling afgesloten regelingenf– 777 602

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f   f– 209 915f209 915
1994 5 141   176 978 – 171 837
1995 163 709   0 163 709
1996  f  979 389 – 979 389
 f168 850f0f946 452f– 777 602

Na definitieve vaststelling van de subsidie zullen in 1997 en volgende jaren deze bedragen worden verrekend.

   
14.06 Experimenten activering uitkeringsgeldenf104 627 191

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f0f f0f0
1994 0   0 0
1995 60 687 000   44 223 000 16 464 000
1996 0 88 163 191 0 88 163 191
 f60 687 000f88 163 191f44 223 000f104 627 191

Voor de uitvoering van de experimenten is aan de uitvoerende instanties van projecten (gemeenten en privaatrechtelijke instellingen) in 1995 een eerste ambtshalve voorschot verstrekt. Voorzover de uitvoerende instanties hebben voldaan aan de criteria zijn in 1996 met verrekening van de in 1995 te hoog bevoorschotte bedragen aanvullende voorschotten verleend. Afrekening vindt plaats binnen 6 maanden na afloop van deze regeling of zoveel eerder als een project is afgerond, op basis van de verantwoording van de uitvoerende instanties.

   
14.08 Tijdelijke regeling kinderopvang aan alleenstaande ouders met kinderen in de Abwf74 285 180

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
1996f0f74 285 180f0f74 285 180
 f0f74 285 180f0f74 285 180

Voor de uitvoering van deze regeling zijn in 1996 aan gemeenten voorschotten verleend ter grootte van 100% van het toegewezen subsidie. Afrekening zal plaatsvinden in 1998 na goedkeuring van de jaarverantwoording.

   
Hoofdbeleidsterrein 15f168 841 578

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f12 623 874  f11 384 487f1 239 387
1994 24 706 956   18 841 895 5 865 061
1995 92 862 953   20 736 949 72 126 005
1996 0f89 783 350 172 225 89 611 125
 f130 193 784f89 783 350f51 135 556f168 841 578
   
15.01 Subsidies Algemeenf46 325 995

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996 Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f9 683 837f f8 976 441f707 396
1994 15 034 297   12 361 247 2 673 050
1995 30 783 853   14 871 759 15 912 094
1996   27 033 455 0 27 033 455
 f55 501 987f27 033 455f36 209 447f46 325 995
Specificatie naar beleidsterrein:   
Arbeidsmarktf14 251 302
Bijstand 21 757 464
Arbeidsomstandigheden 3 956 183
Sociale verzekeringen 3 108 000
Handhavingsbeleid 1 536 753
Arbeidsverhoudingen 1 530 352
Financieel Economische Zaken 100 000
Internationale zaken 85 942
 f46 325 995
   
15.02 Subsidies Emancipatief16 081 859

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f2 940 037f f2 408 046f531 991
1994 3 411 621   1 999 610 1 412 011
1995 6 637 804   389 113 6 248 691
1996   7 889 166 0 7 889 166
 f12 989 462f7 889 166f4 796 769f16 081 859

Dit betreft voorschotten op subsidies die, na indiening van de exploitatiekosten, worden vastgesteld onder verrekening van de verstrekte voorschotten. In 1996 is voor 4,5 miljoen afgerekend.

   
15.03 Subsidies Migratief102 522 341

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f0f f0f0
1994 3 180 000   1 400 000 1 780 000
1995 50 552 596   1 947 376 48 605 220
1996   52 309 346 172 225 52 137 120
 f53 732 596f52 309 346f3 519 601f102 522 341

Deze voorschotten hebben betrekking op het verlenen van subsidies en de betalingen aan de Sociale Verzekeringsbank die de migratieregelingen uitvoert en op het subsidie in het kader aan migratie-instellingen.

Specificatie:   
Uitkeringen via Sociale Verzekeringsbankf98 234 638
Subsidies aan migratieinstellingenf4 287 703
 f102 522 341
   
15.04 Voorzieningen TEGmdf2 212 300

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f0f0f0f0
1994 3 081 038 0 3 081 038 0
1995 3 284 258 0 1 924 258 1 360 000
1996 0 852 300 0 852 300
 f6 365 296f852 300f5 005 296f2 212 300
Specificatie:   
GAKf1 572 300
Ziekenfondsraad 640 000
 f2 212 300
   
15.05 Spaarwetten en -regelingenf1 699 083

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f0f f0f0
1994 0   0 0
1995 1 604 443   1 604 443 0
1996 0 1 699 083 0 1 699 083
 f1 604 443f1 699 083f1 604 443f1 699 083

Dit betreft het voorschot aan het Webefo in het kader van de spaareffectenregeling. Dit voorschot wordt in 1997 omgezet in een definitieve bijdrage, nadat over de door Webefo verrichte uitgaven een accountantsverklaring is ontvangen.

   
Rekeningen buiten begrotingsverbandf41 907 911

Specificatie naar ouderdom

 1 januariVerstrekt in 1996Afgerekend in 199631 december
t/m 1993f5 850f0f5 850f0
1994 0 227 969 0 227 969
1995 16 896 487 14 163 907 0 31 060 394
1996 0 10 619 548 0 10 619 548
 f16 902 337f25 011 424f5 850f41 907 911
Specificatie naar beleidsterrein:   
Communautaire Initiatieven ESFf39 000 772
Arbeidsmarkt 883 880
Directie Coördinatie Emancipatie 800 000
Arbeidsomstandigheden 603 761
Analyse & Onderzoek 354 211
Bijstandszaken 259 437
Arbeidsinspectie 5 850
 f41 907 911

Dit betreft hoofdzakelijk betaalde voorschotten op projecten in het kader van de communautaire initiatieven ADAPT en Employment en Doelstelling 4 van de Europese Unie. Voor deze initiatieven en doelstelling worden gelden ter beschikking gesteld, waarop verplichtingen worden aangegaan en vervolgens voorschotten worden betaald. Het initiatief ADAPT heeft een doorlooptijd van mei 1995 tot augustus 1997. Doelstelling 4 heeft een doorlooptijd van 5 jaar. De overige posten betreffen uitgaven die met derden verrekend moeten worden o.a. als gevolg van het deelnemen in projecten door andere departementen. Voor een toelichting op deze posten zie de onderdelen 5 en 6.

11) Openstaande verplichtingenf4 326 451.344
   
Openstaande garantieverplichtingenf1 133 600
Openstaande verplichtingen begrotingsuitgavenf4 193 844 015
Openstaande verplichtingen buiten begrotingsverbandf131 473 729
 f4 326 451 344
   
Garantieverplichtingenf1 133 600
   
Per 31 december lopende garanties   
Werkenrode (Deze garantie is afgegeven tot het jaar 2012)f503 600
Nationaal Overlegorgaan Sociale Werkvoorzieningf630 000
 f1 133 600
Verplichtingenmatrix begrotingsuitgavenf4 193 844 015
   
Saldo verplichtingen 1 januarif4 291 224 203
Aangegane verplichtingen in het verslagjaar 23 777 240 731
 f28 068 464 935
Tot betaling gekomen in het verslagjaarf23 852 452 712  
Negatieve bijstellingen van in eerdere begrotingsjaren aangegane verplichtingenf22 168 208f23 874 620 920
Saldo verplichtingen 31 december  f4 193 844 015

Verdeling verplichtingen (exclusief garantieverplichtingen en buiten begrotingsverband) naar grootte:

Budgetbrieven Wet Sociale Werkvoorziening U 12.02f3 441 021 664
Experimenten activering uitkeringsgelden U 14.06f568 285 500
Jeugdspaarwet U 15.05f107 939 787
Subsidies U 15.01/15.02f35 666 979
Regeling VUT-ex mijnwerkers U 13.06f21 857 007
Onderzoek U 11.05f9 775 461
Apparaatskosten U 11.01/11.04f8 785 528
Voorlichting U 11.06f512 087
 f4 193 844 015

Verplichtingen per artikel

ArtikelOmschrijvingSaldo 31 december
U 11.01Apparaatskostenf2 583 062
U 11.05Automatiseringf6 202 467
U 11.06Onderzoekf9 775 461
U 11.07Voorlichtingf512 087
    
Totaal 11 (Ministerie)f19 073 077
    
12 (Arbeidsmarkt)   
    
U 12.02Wet Sociale Werkvoorzieningf3 441 021 664
    
13 (Sociale Verzekeringen)   
    
U 13.06Regelingen ex-mijnwerkersf21 857 007
    
14 (Bijstandszaken)  
    
U 14.06Experiment activering uitkeringsgeldenf568 285 500
    
U 15.01Subsidies algemeenf18 968 251
U 15.02Emancipatief16 698 729
U 15.05Spaarwetten en -regelingenf107 939 787
Totaal 15 (Overig Beleid)f143 606 767
    
Totaal generaalf4 193 844 015

In de toelichting zijn de bedragen afgerond op f 100,–.

Specificatie en Toelichting

Per artikel wordt een specificatie gegeven van de aard van de verplichtingen.

Ministerie  f18 320 800
     
Artikel 11.01 Personeel & Materieel  f2 583 100
     
Externe specialistenf1 117 200   
Vorming en Opleidingf741 400   
Congressen en Seminarsf271 700  
Management en Beleidf122 200   
Onderzoeksopdrachtenf88 800  
Standaarddiensten RBBf84 000   
Veranderingsoperatiesf65 600  
Bijzondere diensten RBBf33 500   
Meubilair en stofferingf32 200  
Overige aanschaffingenf14 300   
Financiële opleidingenf6 500   
Overige voorlichtingskostenf5 700  
 f2 583 100   
     
Artikel 11.04 Automatisering  f6 202 500
     
Software/maatwerkf2 688 000  
Externe computerservicesf1 953 700   
Software datacommunicatief719 900   
Ontwikkelingstoolsf329 000  
Onderhoud hardware datacommunicatief224 100   
Overige uitgavenf95 000   
Overige hardwaref66 500  
Werkstationsf43 000   
Overige dienstenf37 200  
Datacommunicatie & externe databankenf22 200   
Software standaardpakkettenf21 300   
Onderhoud werkstationsf2 600  
 f6 202 500   
     
Artikel 11.05 Onderzoek  f9 775 500
     
Directie Analyse & Onderzoekf8 936 200  
Kernsfysische Dienstf429 500   
Directie Arbeidsomstandighedenf403 800  
Directie Arbeidsinspectief6 000   
 f9 775 500  
Artikel 11.06 Voorlichting  f512 100
     
Productiesf437 100   
Overige voorlichtingskostenf40 000  
Advies en begeleiding 35 000   
 f512 100  
Arbeidsmarkt  f3 441 021 700
     
Artikel 12.02 Wet Sociale werkvoorziening  f3 441 021 700
     
Saldo 1 januari  f3 398 586 200
Aangegaan in verslagjaar   3 590 871 100
   f6 989 457 300
Tot betaling gekomen in het verslagjaarf3 546 741 900   
Negatieve bijstelling van in eerdere begrotingsjaren aangegane verplichtingen 1 693 700f3 548 435 600
Saldo verplichtingen 31 december  f3 441 021 700

Het saldo aan openstaande verplichtingen per 31 december betreft het in 1996 bij beschikking toegezegde budget voor 1997 aan de werkvoorzieningsschappen. Dit bedrag komt in 1997 tot betaling.

Sociale Verzekeringen  f21 857 000
     
Artikel 13.06 Regelingen ex-mijnwerkers  f21 857 000
     
Saldo 1 januari  f47 501 900
Aangegaan in verslagjaar (Indexering uitkeringen)  f4 780 000
   f52 281 900
Tot betaling gekomen in het verslagjaarf26 824 900   
Negatieve bijstelling van in eerdere begrotingsjaren aangegane verplichtingenf3 600 000f30 424 900
Saldo verplichtingen 31 december  f21 857 000
     
Specificatie:     
     
Uitkeringenf21 834 200  
Uitvoeringskostenf22 800   
 f21 857 000  
     
     
Bijstandszaken  f568 285 500
Artikel 14.06 Experiment activering uitkeringsgelden  f568 285 500

Tot en met 1996 is voor f 717 120 691 verplichtingen aangegaan voor dit experiment, waarvan per ultimo 1996 een bedrag van f 568 285 500 openstaat. Het saldo komt in 1997 en 1998 tot betaling. Het subsidie betreft projecten ter reïntegratie van langdurig werklozen in het arbeidsproces.

Overig Beleid  f143 606 800
     
Artikel 15.01 Subsidies algemeen  f18 968 300
     
Specificatie naar instelling     
     
Rijksbijdrage Algemeen Mijnwerkersfondsf5 600 000   
Bijdrage uitstroom conducteurs, Amsterdamf4 000 000   
Nationale Commissie Chronisch Zieken (NCCZ)f2 200 000   
Kwaliteits- en Bruikbaarheidsonderzoek van hulpmiddelen voor gehandicapten en ouderenf2 000 000  
Regionaal Interdisciplinair fraudeteam Twentef1 857 000  
Organisatie voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek (OSA)f900 000  
Projecten > 500 000f16 557 000   
Projecten < 500 000f2 411 300   
 f18 968 300  
     
Artikel 15.02 Subsidies Emancipatief16 698 700

Dit betreft verplichtingen die zijn aangegaan voor subsidies aan emancipatieprojecten en -activiteiten zoals: subsidie voor films, boeken, seminars, conferenties et cetera.

Specificatie naar instelling     
     
Internationaal Informatiecentrum en Archief vrouwenbewegingf6 900 700  
Opportunity in Bedrijff2 478 100   
Instituut Vrouw en Arbeidf1 600 000  
Stichting Vrouwenalliantief1 010 000   
Vrouwenadviesbureau voor de Overheid Arachnef950 000   
Jong en Van Doorne – Huiskesf660 200   
Stichting Womens Exchange Programmaf550 000  
Totaal instellingen > 500 000f14 149 000  
Instellingen < 500 000f2 549 700  
 f16 698 700  
Artikel 15.05 Spaarwetten en -regelingen  f107 939 800

Dit betreft het saldo aan restverplichtingen in het kader van de jeugdspaarwet (Zilvervloot). Deze verplichtingen komen tot betaling in de jaren 1997 tot en met 2001.

Verplichtingen buiten begrotingsverband

Vanaf 1995 is een aantal werkgelegenheidsprojecten van start gegaan die gefinancierd worden door het Europees Sociaal Fonds (ESF). Het ministerie van Sociale Zaken & Werkgelegenheid fungeert in deze subsidiestroom als intermediair. De projecten worden bij het departement ingediend en, na een positieve beoordeling, wordt een subsidie toegekend. De gelden worden door het fonds aan het departement verstrekt. Het departement betaalt deze gelden door aan de aanvragers op de momenten dat de projecten zijn gestart. Op de toezeggingen, de aangegane verplichtingen, worden voorschotten betaald die in onderdeel 10 van de verantwoording zijn opgenomen.

Verplichtingenmatrices Europese Unie

Totaal     
Saldo 1 januari  f56 711 416
Aangegaan in het verslagjaar  f128 105 322
   f184 816 738
Tot betaling gekomen in het verslagjaarf48 579 446   
Negatieve bijstellingen van in eerdere begrotingsjaren aangegane verplichtingenf5 012 336f53 591 782
Saldo verplichtingen 31 december  f131 224 956

Specificatie verplichtingen

In het verslagjaar zijn de initiatieven van vóór 1995, t.w. Euroform, Now en Horizon, volledig afgewikkeld. Per 31 december staat nog een verplichting open voor technische bijstand voor de regeling Horizon van f 140 980. Het saldo verplichtingen bestaat nagenoeg geheel uit de in 1995 gestarte initiatieven.

Oude regelingen:     
Technische bijstand Horizon  f140 980
     
Regelingen 1995:    
Doelstelling 4  f77 380 134
Adapt  f22 856 523
Werkgelegenheid (Employment)  f30 718 601
Technische Bijstand Adapt en Employment  f87 216
     
Overige projecten  f41 501
Totaal verplichtingen  f131 224 956
     
Toezegging door Europese Unie: ECUKoers 2,1660
  per 31-12-1996
Doelstelling 4 156 201 658f338 332 791
Adapt 57 550 000f124 653 300
Werkgelegenheid (Employment) 42 439 000f91 922 874
  256 190 658f554 908 965

Toelichting

«Oude» Communautaire Initiatieven

Euroform     
Saldo 1 januari  f7 515 747
Aangegaan in het verslagjaar  f0
   f7 515 747
Tot betaling gekomen in het verslagjaarf4 654 544  
Negatieve bijstellingen van in eerdere begrotingsjaren aangegane verplichtingenf2 861 204f7 515 747
Saldo verplichtingen 31 december  f0
     
Now    
Saldo 1 januari  f2 280 801
Aangegaan in het verslagjaar  f230 749
   f2 511 550
Tot betaling gekomen in het verslagjaarf2 082 293  
Negatieve bijstellingen van in eerdere begrotingsjaren aangegane verplichtingenf429 257f2 511 550
Saldo verplichtingen 31 december  f0
     
Horizon    
Saldo 1 januari  f3 844 365
Aangegaan in het verslagjaar  f0
   f3 844 365
Tot betaling gekomen in het verslagjaarf2 267 722  
Negatieve bijstellingen van in eerdere begrotingsjaren aangegane verplichtingenf1 576 643f3 844 365
Saldo verplichtingen 31 december  f0

Technische Bijstand Communautaire Initiatieven

Now     
Saldo 1 januari  f211 655
Aangegaan in het verslagjaar  f31 446
   f243 100
Tot betaling gekomen in het verslagjaarf97 867   
Negatieve bijstellingen van in eerdere begrotingsjaren aangegane verplichtingenf145 233f243 100
Saldo verplichtingen 31 december  f0
     
Horizon    
Saldo 1 januari  f228 308
Aangegaan in het verslagjaar  f0
   f228 308
Tot betaling gekomen in het verslagjaarf87 328   
Negatieve bijstellingen van in eerdere begrotingsjaren aangegane verplichtingenf0f87 328
Saldo verplichtingen 31 december  f140 980

Projecten vanaf 1995

Doelstelling 4

Toegekend door ESFECU156 201 658f338 332 791
Koers per 31–122,1660  

In het kader van Doelstelling-4 worden projecten uitgevoerd waarin vooral laaggeschoolde, met werkloosheid bedreigde werknemers worden geschoold.

De projecten hebben een looptijd van maximaal 2 jaren.

De eerste projecten zullen in de loop van 1997 worden afgerond en afgerekend.

Het programma voorziet tevens in kosten voor Technische Bijstand. Deze omvat o.a. voorlichting, evaluaties en kosten ter bevordering van de uitvoering van het programma.

Saldo 1 januari  f0
Aangegaan in het verslagjaar  f95 510 529
   f95 510 529
Tot betaling gekomen in het verslagjaarf18 130 395   
Negatieve bijstellingen van in eerdere begrotingsjaren aangegane verplichtingenf0f18 130 395
Saldo verplichtingen 31 december  f77 380 134

ADAPT

Toegekend door ESFECU57 550 000f124 653 300

Projecten in het kader van ADAPT betreffen innovatieve acties, met internationale uitwisseling, ter bevordering van de scholing van werknemers van vooral het midden- en kleinbedrijf.

De projecten hebben vrijwel alle een looptijd van 1995–eind 1997, zodat de afronding en afrekening in de loop van 1998 zal kunnen plaatsvinden.

Het programma voorziet tevens in kosten voor Technische Bijstand. Deze omvat o.a. voorlichting-, evaluaties en kosten ter bevordering van de uitvoering van het programma.

Saldo 1 januari  f0
Aangegaan in het verslagjaar  f30 313 136
   f30 313 136
Tot betaling gekomen in het verslagjaarf7 456 613   
Negatieve bijstellingen van in eerdere begrotingsjaren aangegane verplichtingenf0f7 456 613
Saldo verplichtingen 31 december  f22 856 523

Werkgelegenheid (Employment)

Toegekend door ESFECU42 439 000f91 922 874

Projecten in het kader van Werkgelegenheid betreffen innovatieve scholingsacties, met internationale uitwisseling, met als doel:

– het bevorderen van gelijke kansen voor vrouwen;

– het vergroten van de kansen van gehandicapten en kansarmen op de arbeidsmarkt;

– het bevorderen van de deelname van jongeren aan scholing.

De projecten hebben vrijwel alle een looptijd van 1995–eind 1997, zodat de afronding en afrekening in de loop van 1998 zal kunnen plaatsvinden.

Het programma voorziet tevens in kosten voor Technische Bijstand. Deze omvat o.a. voorlichting, evaluaties en kosten ter bevordering van de uitvoering van het programma.

Saldo 1 januari  f42 501 823
Aangegaan in het verslagjaar  f2 019 462
   f44 521 285
Tot betaling gekomen in het verslagjaarf13 802 684   
Negatieve bijstellingen van in eerdere begrotingsjaren aangegane verplichtingenf0f13 802 684
Saldo verplichtingen 31 december  f30 718 601

Technische Bijstand voorbereiding Adapt en Werkgelegenheid

Saldo 1 januari  f87 216
Aangegaan in het verslagjaar  f0
   f87 216
Tot betaling gekomen in het verslagjaarf0   
Negatieve bijstellingen van in eerdere begrotingsjaren aangegane verplichtingenf0f0
Saldo verplichtingen 31 december  f87 216

Overige projecten

Saldo 1 januari  f41 501
Aangegaan in het verslagjaar  f0
   f41 501
Tot betaling gekomen in het verslagjaarf0   
Negatieve bijstellingen van in eerdere begrotingsjaren aangegane verplichtingenf0f0
Saldo verplichtingen 31 december  f41 501
   
12) DEELNEMINGEN

Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft per 31 december 1996 geen deelnemingen in ondernemingen en internationale instellingen.

Lijst met gebruikte afkortingen
  
AAWAlgemene Arbeidsongeschiktheidswet
ABPAlgemeen Burgerlijk Pensioenfonds
ABWAlgemene Bijstandswet
ACAudit Committee
ADAccountantsdienst
AIArbeidsinspectie
A&K-analyseAfhankelijkheids- en Kwetsbaarheidsanalyse
AKfAlgemeen Kinderbijslagfonds
AKWAlgemene Kinderbijslagwet
AMGArbo Management Group
AMvBAlgemene Maatregel van Bestuur
AnwAlgemene nabestaanden wet
A&ODirectie Analyse en Onderzoek
AOWAlgemene Ouderdoms Wet
ARAlgemene Rekenkamer
ArboArbeidsomstandigheden
ArbvoArbeidsvoorziening
AWBZAlgemene Wet Bijzondere Ziektekosten
AWfAlgemeen Werkloosheidsfonds
AWWAlgemene Weduwen en Wezenwet
AZLAdministratiekantoor Zuid-Limburg
BCFBBegeleidings Commissie Financieel Beheer
BIAWet Beperking Inkomensgevolgen Arbeidsongeschiktheidscriteria
BIASBeheer Informatie- en Afhandelings Systeem
BiZaMinisterie van Binnenlandse Zaken
BKRStichting Bureau Kredietregistratie
BuiZaBuitenlandse Zaken
BVBedrijfsverenigingen
BVOBedrijfsvereniging voor Overheidsdiensten
B&WBurgemeester en Wethouders
BZBijstandszaken
CafasCommissie Automatisering Financieel Administratieve Systemen
CAOCollectieve Arbeidsovereenkomst
CBACentraal Bestuur Arbeidsvoorziening
CBSCentraal Bureau voor de Statistiek
CPBCentraal Plan Bureau
CRICentrale Recherche Informatiedienst
CTSVCollege van Toezicht Sociale Verzekeringen
DCMODepartementale Commissie misbruik en Oneigenlijk Gebruik
DIDecentralisatie-Impuls
DIVOSADirecteuren van Overheidsinstellingen Sociale Arbeid
DUODienst Uitvoering Ontslag Uitkeringsregelingen
EAUExperimenten activering uitkeringen
ESFEuropees Sociaal Fonds
EUEuropese Unie
FEZFinancieel-Economische Zaken
FinMinisterie van Financiën
F-MISFinancieel Management Informatie Systeem
FSVFonds Sociale Vernieuwing
GBAGemeentelijke Basisadministratie
GISAIGeïntegreerd Informatiesysteem van de Arbeidsinspectie
GSDGemeentelijke Sociale Dienst
GVIGemeenschappelijke Verwijs Index
HMHerinrichting Ministerie
IBInlichtingenbureau voor gemeenten
IBGInformatie Beheer Groep
IHSIndividuele Huursubsidie
IOAWWet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
IOAZInkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
IOMInternational Organization for Migration
I-SZWInspectiedienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid
ITInformatietechnologie
IWInvaliditeitswetten
JSWJeugdspaarwet
JWGJeugdwerkgarantiewet
KBKinderbijslag
KBOHKwaliteit- en bruikbaarheidsonderzoek van hulpmiddelen voor gehandicapten en ouderen
KkrKoopkrachtreparatieregeling
KvKKamer van Koophandel
LINKLandelijk Informatiebureau Netwerk Kinderopvang
LisvLandelijk instituut sociale verzekeringen
LVOLandelijk Veranderingsorgaan
M&OMisbruik en Oneigenlijk gebruik
MEVMacro Economische Verkenningen
NCCZNationale Commissie Chronisch Zieken
NMINederlands Migratie Instituut
NOSWNationaal Overlegorgaan Sociale Werkvoorziening
NWWNieuwe Werkloosheids Wet
OMOpenbaar Ministerie
OVOpenbaar Vervoer
RBARegionaal Bureau Arbeidsvoorziening
RBBRijksbijdrageregeling Banenpools
Rif'sRegionale Interdisciplinaire fraudeteams
RINISRouteringsinstituut voor (Inter-)nationale Informatiestromen
RrRegeling rechtmatigheid
SAMALOSamenhang Allocatiemethodieken
SDUStaatsdrukkerij- en Uitgeverijbedrijf
StcrtStaatscourant
SVSociale Verzekeringen
SVBSociale Verzekeringsbank
SWISamenwerking Werk en Inkomen
SZWMinisterie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
TBATerugdringing Beroep op de Arbeidsongeschiktheidsregelingen
TIBToezicht Informatie Beheer
TICATijdelijk Instituut Coördinatie en Afstemming
TWToeslagenwet
TZDirectie Toezicht
USZOStichting Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en Onderwijs
UVIUitvoeringsinstellingen
V en MVrouwen en Minderhedenbeleid
VEOVrouwenstudies en Emancipatie Onderzoek
VISVerificatie Informatie Systeem
VNGVereniging Nederlandse Gemeenten
VROMMinisterie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieuhygiëne
VUTVervroegde Uittreding
V&WVerkeer en Waterstaat
VVTVWet gemeentelijke zorg voor houders van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf
VVUVrijwillig Vervroegd Uittreden ex-mijnwerkers
V&WMinisterie van Verkeer en Waterstaat
VWSMinisterie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WAMILWet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Militairen
WAOWet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering
WEBEFOWerknemersbeleggingsfonds
WEPWerkervaringsplaatsen
WIWWet Inschakeling Werkzoekenden
WSWWet Sociale Werkvoorziening
WULBZWet Uitbreiding Loondoorbetalingsverplichting bij Ziekte
WVAWet Vermindering Afdracht Loonbelasting en Premies Volksverzekeringen
WWWerkloosheidswet
WWVWet Werkloosheidsvoorziening
ZWZiektewet

XNoot
1

Bron: Ctsv, Rapportage beleidsplannen handhaving 1996, Zoetermeer, rapport R96/18, 1996.

XNoot
1

Bron: Ctsv, Rapportage collecterende functie, Zoetermeer, R96/20, 1996.

XNoot
1

Bron 1993–1995: Ctsv, Sociale verzekeringsfraude en administratieve sancties, Zoetermeer, R97/1, 1997; bron 1996: SVb.

XNoot
2

De hierna gepresenteerde cijfers met betrekking tot terugvordering en met betrekking tot de verlaging of beëindiging van uitkeringen zijn lager dan in werkelijkheid. Op het registratieformulier kunnen gemeenten alleen aangeven of terugvordering is ingesteld dan wel de uitkering is verlaagd of beëindigd, maar niet of beide reactiemogelijkheden zijn toegepast.

XNoot
1

Bron: Ctsv, Sociale verzekeringsfraude en administratieve sancties, Zoetermeer, 1997. Cijfers over 1996 zijn nog niet beschikbaar.

XNoot
1

Zie bv. Geuns, R v, L Hospers, P v Kesteren, B v Waveren, Effecten van de nieuwe verhaalsparagraaf; onderzoek naar de volume- en financiële efffecten van de nieuwe terugvorderings- en verhaalswetgeving van 1 augustus 1992, Den Haag: SZW/VUGA, 1996.

XNoot
1

SVb, Beleidsplan Handhaving 1996, Amstelveen, 1995; SVb, Beleidsplan Handhaving 1997, Amstelveen, 1997; Ctsv, Sociale verzekeringsfraude en administratieve sancties, Zoetermeer, rapport R97/1, 1997.

XNoot
2

SVb, Activiteitenverslag Handhaving 1995, Amstelveen, 1996.

XNoot
3

Bron: SVb.

XNoot
4

Deze f 15 miljoen voor de AKW wijkt af van de f 10 miljoen voor de AKW die elders in de Slotwet is weergegeven onder de noemer fraudebestrijding SVb. Genoemde f 10 miljoen betreft alleen de opbrengst van het onderzoek bij districtskantoren in Den Haag en Amsterdam, terwijl ook andere fraudebestrijdingsmaatregelen in de AKW reeds in 1996 besparingen opleveren.

XNoot
1

A. Verkaik, M.J. van Tiggelen, J. de Koning, JWG-signalement, Jaaroverzicht 1994, Den Haag: SZW/VUGA, 1996; A. Verkaik, E. van Dongen, M. van Tiggelen, JWG-signalement 1995. Jaaroverzicht, Den Haag: SZW/VUGA, 1996.

XNoot
1

Bron 1993–1995: Ctsv, Sociale verzekeringsfraude en administratieve sancties, Zoetermeer, R97/1, 1997: bron 1996: SVb.

XNoot
2

Bron: Ctsv, SVb.

XNoot
3

Bron: Ctsv.

XNoot
1

Bron: Ctsv, Sociale verzekeringsfraude en administratieve sancties, Zoetermeer, 1997. Cijfers over 1996 zijn nog niet beschikbaar.

XNoot
1

SVb, Activiteitenverslag Handhaving 1995, Amstelveen, 1996.

Naar boven