25 479
Financiële verantwoordingen over het jaar 1996

nr. 16
FINANCIËLE VERANTWOORDING VAN HET MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN (XIII)

Deze financiële verantwoording bestaat uit:

– de rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten, zoals blijkt uit bijgevoegde staten, voorzien van een toelichting;

– de op deze rekening aansluitende saldibalans per 31 december 1996, voorzien van een toelichting.

De financiële verantwoording van het agentschap Senter bestaat uit de rekening van baten en lasten en van kapitaaluitgaven en -ontvangsten, zoals blijkt uit de bijgevoegde staten, voorzien van een toelichting en de balans per 31 december 1996, voorzien van een toelichting.

Den Haag, 29 augustus 1997

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

Rekening van verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 1996

   
INHOUDSOPGAVEBlz.
   
BEGROTINGSSTATEN4
   
TOELICHTING15
   
Algemeen deel15
   
 Het algemeen deel bestaat uit de volgende paragrafen:  
   
IInleiding15
IIKerncijfers EZ15
IIIFinancieel beheer27
IVVoorkoming misbruik en oneigenlijk gebruik29
VGrondslagen van de financiële verantwoording29
   
Artikelsgewijze toelichting31
   
 Uitgaven31
 Ontvangsten122
 Agentschap Senter137
   
Saldibalans per 31 december 1996 van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en de bij die saldibalans behorende toelichting151

Staat behorende bij de Wet van .. ..... 19.., Stb. ... en bij de financiële verantwoording over het jaar 1996 Rekening 1996 (inclusief slotwetmutaties) Ministerie van Economische Zaken (XIII) Onderdeel uitgaven en verplichtingen (bedragen x f 1000)

   (1) (2) (3)  (4) = (1) + (2) + (3) (5) (6) = (5) – (4)
Art.Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Mutaties (+ of –) op grond van eerste suppletore begroting Mutaties (+ of –) op grond van tweede suppletore begroting  Totaal geraamd Realisatie1Slotwetmutaties (+ of –) (+ = tekortschietend beschikbaar bedrag)
   verplichtingenuitgaven verplichtingen uitgaven verplichtingenuitgaven  verplichtingen uitgaven verplichtingenuitgaven verplichtingen uitgaven
  TOTAAL 3 714 810 432 990 – 103 141  4 044 659 3 900 642 – 144 017
                
01 Algemeen 633 389      677 852 664 791  
 03Loonbijstelling3 8183 8187 2547 254– 11 072– 11 072        
 04Prijsbijstelling  – 7 590– 7 5907 5907 590       
 05Onvoorzien774774  – 286– 286 488488  – 488– 488
 06Uitgaven post-actief personeel29 88129 881  – 6 937– 6 937 22 94422 94423 65623 656712712
 08Nog te verdelen bedragen  24 52424 524– 24 524– 24 524       
 13Bijdragen aan internationale organisaties2 8212 821  – 600– 600 2 2212 2212 2212 221   
 14Adviezen verstrekt door het Europees Octrooibureau8 9008 900  – 1 400– 1 400 7 5007 5005 6475 647 – 1 853– 1 853
 55Bijdrage aan het agentschap Senter32 62632 767– 16 5135 84037 3266 301 53 43944 90858 87642 9845 437– 1 924
 61Personeel en materieel EZ, exclusief CBS306 963309 91379379321 29916 303 329 055327 009323 219320 909– 5 836– 6 100
 62Personeel en materieel CBS244 515244 515  28 26728 267 272 782272 782269 374269 374– 3 408– 3 408
                
02 Industrieel en Algemeen Technologiebeleid 783 980      1 097 619 1 097 928  
 01Onderzoek en voorlichting ten behoeve van technologiebeleid 1 883   – 684  1 199 893 – 306
 02Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering224 322202 02060 53211 37628 407– 22 941 313 261190 455313 248184 949– 13– 5 506
 03Internationale en algemene technologiestimulering130 510130 00014 112– 9 336– 5 940– 67 891 138 68252 773132 40650 160– 6 276– 2 613
 04Overheidsaanschaffingen en bevordering van bedrijfsgerichte samenwerking25 00027 850  3 003  28 00327 85025 51022 646– 2 493– 5 204
 05InnovatieCentra43 12643 943  1 698496 44 82444 43944 82444 439   
 06Subsidies in het belang van de industriële ontwikkeling74 06991 9712 1502 15019 14514 938 95 364109 05994 620107 593– 744– 1 466
 07Internationale ruimtevaartprogramma's14 288139 995  28 1064 000 42 394143 99539 625150 914– 2 7696 919
 08Bevordering van de vliegtuigindustrie en ruimtevaart5 0005 000  5 0005 000 10 00010 00010 00010 000   
 09Speur- en ontwikkelingswerk132 04984 0004 223 – 31 27211 103 105 00095 103100 62897 475– 4 3722 372
 10Innovatiestimuleringsregeling    247247 247247125160– 122– 87
 11Garanties technologiebeleid   361 21312 50023 200 12 500384 41312 500384 413   
 12Technologische infrastructuur38 51125 522  2 040– 1 116 40 55124 40640 10225 037– 449631
 13Projecten gefinancierd uit het Fonds economische structuurversterking 16 796100 0009 384 – 12 500 100 00013 680100 00019 249 5 569
 14Gelden uit prioriteitencluster III75 00015 000  – 75 000– 15 000       
                
03 Industrie- en Dienstenbeleid 309 107      329 612 325 710  
 01Crisisbeheersing6591 2243 1701 585– 3 288– 2 467 541342179143– 362– 199
 03Versterking economische structuur17 62125 361  – 3 910– 7 645 13 71117 71613 43211 577– 279– 6 139
 04Industriële promotie14 50813 241  60312 14 56813 55313 60012 773– 968– 780
 05Steun scheepsbouw 17 603 5 00040 00030 120 40 00052 72340 00055 953 3 230
 06Herstelfinanciering en steun aan individuele bedrijven263263     2632632892952632
 08Bijdrage auto-ontwikkeling Nedcar B.V. 241 715      241 715 241 715   
 09Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 1981 4 700  6 900– 1 400 6 9003 3006 8313 254– 69– 46
 12Bijdrage aan de Industriefaciliteit 5 000   – 5 000       
                
04 Regionaal Beleid 355 175      306 303 295 965  
 01Bijdragen ten behoeve van regionale ontwikkelingsmaatschappijen en overige14 38333 075   – 7 700 14 38325 37514 33825 095– 45– 280
 04Voorwaardenscheppend beleid 7 800   – 2 001  5 799 2 445 – 3 354
 05Structuurversterkende projecten in het kader van de BRT-compensatie14 03515 000  – 14 035– 12 501  2 499 3 172 673
 06Projecten gefinancierd uit het Europees Fonds Regionale Ontwikkeling  9 8479 847 1 816 9 84711 6639 84711 576 – 87
 08Bevordering regionale bedrijfsinvesteringen101 31897 977   – 21 000 101 31876 977101 36178 705431 728
 09Regio-programma's96 258144 0007 053 – 21 717– 19 740 81 594124 26081 534119 848– 60– 4 412
 10Stimulering Ruimte voor Economische Activiteit79 30057 323133– 750– 5913 157 78 84259 73079 17255 124330– 4 606
                
05 Diensten, Midden- en Kleinbedrijf en Ordening 245 530      245 016 232 723  
  Midden - en Kleinbedrijf              
 01Voorlichting en advisering MKB30 81135 769– 600 1 947– 690 32 15835 07931 42134 899– 737– 180
 02Onderzoek en onderwijs MKB11 69216 8002 543 5 8824 862 20 11721 66216 88520 695– 3 232– 967
 03Borgstellingsregelingen850 85068 267 – 9 847264– 12 547 851 11445 873825 07743 530– 26 037– 2 343
 04Tegemoetkomingen aan zelfstandigen 1 142   – 1 142       
 05Bedrijfsbeëindigingshulp19 02619 026  595595 19 62119 62119 62119 449 – 172
 07Hulp waterschade  20 00020 0004 8322 832 24 83222 83222 73019 106– 2 102– 3 726
 08Bijdrage aan technostartersfondsen15 00015 000  – 5 000– 5 000 10 00010 0008 8885 888– 1 112– 4 112
                
  Diensten             
 11Brancheverbetering352 517     352 51791 725– 26– 792
 12Toeristisch beleid44 96051 45822– 1032 513– 768 47 49550 58747 46349 865– 32– 722
 13Garanties in verband met toerisme 1 000   – 1 000       
                
  Ordening             
 21Marktwerking6 6308 0144 3504 350360330 11 34012 69410 64511 603– 695– 1 091
 22Bijdrage Nederlands Meetinstituut26 53326 537  – 413– 2 386 26 12024 15126 10425 963– 161 812
                
07 Buitenlandse Economische Betrekkingen en Exportbevordering 285 085      284 064 251 037  
                
 01Internationale organisaties10 63710 652834834 – 15 11 47111 47111 46211 462– 9– 9
 02Bevordering van de buitenlandse economische betrekkingen6 2448 0145 4371 506927– 245 12 6089 27514 5936 5781 985– 2 697
 03Stimulering exportactiviteiten85 42250 300159 5191 915224 01111 553 468 95263 768262 04352 802– 206 909– 10 966
 04Economische voorlichting en exportpromotie23 17622 266  1 2871 027 24 46323 29324 82124 9123581 619
 05Economische hulp Oost-Europa242 487193 85397 810– 15 95511 709– 1 641 352 006176 257323 782155 283– 28 224– 20 974
                
08 Wet Investeringsrekening 365 000      380 000 324 795  
 01Investeringsbijdragen en investeringstoeslagen 365 000 15 000    380 000 324 795 – 55 205
                
09 Energiebeleid 737 544      724 193 707 693  
                
  Energiebeleid vanaf 1996             
 01Energiebesparingstechnologie167 23940 4157 480 – 22 351– 6 697 152 36833 718156 77863 9884 41030 270
 02Duurzame energie50 68915 2733 000 – 3 623– 6 420 50 0668 85349 4088 885– 65832
 03Energievoorzieningsonderzoek115 14049 8852 876 – 29 883– 25 654 88 13324 23180 52323 635– 7 610– 596
 04Beleidsondersteuning en overige uitgaven11 6228 444  – 7 009– 5 396 4 6133 0484 8043 007191– 41
 05Energieonderzoek-Centrum Nederland    64 42162 983 64 42162 98364 42162 911 – 72
 11Bijdragen ten behoeve van de mijnindustrie6 2506 250– 6 000– 6 0005050 300300710710410410
 12Garanties energiebeleid 7 849      7 8498727 213872– 636
                
  Doorsluisposten             
 21Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten163 350163 350  – 7 018– 7 018 156 332156 332148 252148 252– 8 080– 8 080
 22Uitkering aan houder certificaten Energiebeheer Nederland B.V.138 000138 000  5 00014 000 143 000152 000153 877153 87710 8771 877
                
  Afwikkeling energiebeleid tot 1996             
 31Adviesraden, normalisatiewerkzaamheden en overige uitgaven 568   – 10  558 304 – 254
 32Toepassing energiebesparingstechnologie en duurzame energie 233 842   – 20 795  213 047 189 787 – 23 260
 33Onderzoek en ontwikkelingswerk op energiegebied 68 310   – 14 907  53 403 39 550 – 13 853
 34Energieonderzoek-Centrum Nederland 2 460   450  2 910 1 510 – 1 400
 35Investeringssubsidies energiebesparing 2 898   2 063  4 961 4 064 – 897

1 De gerealiseerde bedragen zijn steeds afgerond naar boven (op duizenden guldens).

Mij bekend,

De Minister van Economische Zaken,

Staat behorende bij de Wet van .. ..... 19.., Stb. ... en bij de financiële verantwoording over het jaar 1996 Rekening 1996 (inclusief slotwetmutaties) Ministerie van Economische Zaken (XIII) Onderdeel ontvangsten (bedragen x f 1000)

   (1) (2) (3)  (4) = (1) + (2) + (3) (5) (6) = (5) – (4)
Art.Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Mutaties (+ of –) op grond van eerste suppletore begroting Mutaties (+ of –) op grond van tweede suppletore begroting  Totaal geraamdRealisatie Slotwetmutaties (+ of –) (+ = meer ontvangen)
   ontvangstenontvangsten ontvangsten  ontvangsten ontvangstenontvangsten
  TOTAAL5 383 571755 932717 866 6 857 3696 904 86047 491
          
01 Algemeen67 156   86 90683 658 
 01Diverse ontvangsten8 989 – 2 950 6 0395 986– 53
 11Ontvangsten Bureau voor de Industriële Eigendom45 888 57 45 94547 5141 569
 21Ontvangsten Centraal Planbureau1 639 1 132 2 7712 886115
 31Ontvangsten Centraal Bureau voor de Statistiek8 900 19 798 28 69822 891– 5 807
 41Terugontvangen bijdragen van Senter  413 413659246
 51Ontvangsten Rijks Geologische Dienst1 740 1 300 3 0403 722682
          
02 Industrieel en Algemeen Technologiebeleid91 996   151 282162 867 
 01Ontvangsten in verband met internationale ruimtevaartprogramma's4 200 700 4 9004 98787
 02Ontvangsten technische ontwikkelingskredieten70 000 29 000 99 000103 5894 589
 03Ontvangsten InnovatieCentra     99
 04Diverse ontvangsten technologiebeleid1 0002 50030 202 33 70235 0341 332
 05Ontvangsten uit het Fonds economische structuurversterking16 7969 384– 12 500 13 68019 2485 568
          
03 Industriebeleid177 591   700 230706 510 
 01Ontvangsten staalindustrie64 33028 024– 41 378 50 97652 9741 998
 03Ontvangsten uit bijdragen aan de industrie22 22133 000357 969 413 190416 9923 802
 04Ontvangsten Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 1981600   6001 080480
 06Opbrengst aandelen DSM90 440143 0242 000 235 464235 464 
          
04 Regionaal Beleid2 800   5 8304 791 
 03Diverse ontvangsten regionaal beleid2 800 3 030 5 8304 791– 1 039
          
05 Diensten, Midden- en Kleinbedrijf en Ordening149 651   144 936144 794 
 01Ontvangsten uit borgstellingsregelingen20 475 10 525 31 00031 422422
 11Ontvangsten voor toezicht op examens35   35 – 35
 12Opbrengst van casino's120 000 – 17 000 103 000103 438438
 13Opbrengst afgifte exploitatievergunningen speelautomaten4 500   4 5002 891– 1 609
 15Ontvangsten Nederlands Meetinstituut2 641 200 2 8412 726– 115
 21Diverse ontvangsten DMO2 000 1 560 3 5604 317757
          
07 Buitenlandse Economische Betrekkingen en Exportbevordering2 777   5 2326 437 
 01Ontvangsten BEB1 000 1 877 2 8773 715838
 02Ontvangsten Exportbevorderings- en Voorlichtingsdienst1 777 578 2 3552 722367
          
08 Wet Investeringsrekening50 000   90 00054 200 
 01Ontvangsten WIR50 00040 000  90 00054 200– 35 800
          
09 Energiebeleid4 841 600   5 672 9535 741 603 
 01Inkomsten uit aardgas4 500 000500 000318 267 5 318 2675 391 41473 147
 02Uitkering van Energiebeheer Nederland B.V.138 000 14 000 152 000153 8761 876
 03Ontvangsten voorraadheffing in verband met financiering Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten163 350 – 7 018 156 332148 251– 8 081
 04Dividend Ultra-Centrifuge Nederland N.V.11 000 3 757 14 75714 757 
 05Ontvangsten zoutwinning3 000 477 3 4773 477 
 06Diverse ontvangsten Energie26 250 1 870 28 12029 8281 708

Mij bekend,

De Minister van Economische Zaken,

Staat behorende bij de Wet van .. ..... 19.., Stb. ... en bij de financiële verantwoording over het jaar 1996 Rekening 1996 (inclusief slotwetmutaties) Ministerie van Economische Zaken (XIII) Agentschap Senter (bedragen x f 1000)

 (1)(2)(3)
Art. OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingMutaties (+ of –) op grond van eerste suppletore begroting Mutaties (+ of –) op grond van tweede suppletore begroting
1 Agentschap Senter   
      
  Totale baten45 30049 083– 3 783
  Totale lasten45 25048 099– 2 849
  Saldo van baten en lasten50984– 934
      
  Totale kapitaalontvangsten1 5001 839– 339
  Totale kapitaaluitgaven1 500979521

Mij bekend,

De Minister van Economische Zaken,

TOELICHTING

ALGEMEEN DEEL

I. Inleiding

De toelichting bij de rekening bevat per begrotingsartikel een inhoudelijke toelichting bij opmerkelijke verschillen tussen de begrotingsraming, zoals vastgesteld bij de oorspronkelijke begroting (de Wet van 4 april 1996, Stb. 242) en de uiteindelijke realisatie. Aangezien deze verschillen (in het merendeel van de gevallen) al in de eerdere suppletore begrotingen zijn toegelicht, heeft de toelichting bij de rekening veelal een samenvattend karakter en wordt zonodig verwezen naar de toelichting bij de betrokken suppletore begroting.

II. Kerncijfers EZ en verloop van de begrotingsuitvoering 1996

In de navolgende opstelling zijn kerncijfers ten aanzien van de EZ-begroting weergegeven. In de aansluitende tekstblokken is respectievelijk ingegaan op de uitgaven-, verplichtingen- en ontvangstenbegroting.

tabel 1: kerncijfers EZ

 Stand vaststellingswet 1996Stand 2e suppletore begroting 1996Realisatie 1996Realisatie 1995
Uitgaven totaal3 7154 0453 9013 688
– personele uitgaven444462453447
– materiële uitgaven140160160179
– beleids- en overige uitgaven,3 1313 4233 2883 062
waarvan voor:     
* industrieel en algemeen technologiebeleid7841 0981 098749
* industrie- en dienstenbeleid309330326120
* regionaal beleid355306296356
* diensten, MKB en ordening246245233320
* buitenlandse economische betrekkingen en exportbevordering285284251255
* WIR365380325372
* energiebeleid738724708842
* overige uitgaven49555148
* afrondingsverschil 1   
     
Aangegane verplichtingen totaal3 7564 5534 2624 309
waarvan voor:     
* industrieel en algemeen technologiebeleid762931914918
* industrie- en dienstenbeleid337674134
* regionaal beleid305286286399
* diensten, MKB en ordening1 0061 0431 009992
* buitenlandse economische betrekkingen en exportbevordering368870637459
* energiebeleid652659660714
* overige verplichtingen630688683693
* afrondingsverschil  – 1  
     
Stand verplichtingen ultimo  9 55110 069
waarvan voor:     
* reguliere verplichtingen  4 5914 756
* garantie-verplichtingen  4 9605 313
     
Ontvangsten totaal5 3846 8576 9056 245
– ontvangsten uit aardgas4 5005 3185 3914 997
– diverse ontvangsten EZ8841 5391 5141 248

Uitgaven

EZ heeft in 1996 relatief veel betaald, zowel ten opzichte van de realisatie 1995 als de oorspronkelijke raming 1996. Deze relatief hoge uitputting is toe te schrijven aan twee incidentele uitgaven, namelijk de afwikkeling van de staatsgegarandeerde leningen Fokker ad f 384,4 mln (artikel 02.11) en de betaling aan de Stichting NedCar ad f 241,7 mln (artikel 03.08). Indien de uitgaven meerjarig geschoond worden voor vergelijkbare incidentele posten1 blijkt dat de «reguliere» uitgaven 1996 ad f 2 901 mln beneden het niveau van de afgelopen jaren liggen. Zie hiervoor de aansluitende grafiek.

kst-25479-16-1.gif

Vergeleken met de vaststellingswet is in 1996 f 186 mln meer betaald dan geraamd, maar na correctie voor incidentele posten blijkt dat bij de «reguliere uitgaven» f 191 mln minder betaald te zijn, een afwijking van 6% ten opzichte van de raming. Aansluitend is een globale verschillenanalyse opgenomen. Dit overzicht geeft een «quick scan» van de voornaamste ramingsafwijkingen bij de reguliere EZ-uitgaven. De in dit overzicht opgenomen verklaringen voor de verschillen blijven beperkt tot steekwoorden. De vermelding van het artikelnummer bij de gespecificeerde posten maakt het echter mogelijk om de artikelsgewijze toelichting van de Rekening te raadplegen voor een meer uitgebreide verklaring.

tabel 2: verschillenanalyse (vaststellingswet-realisatie) reguliere uitgaven 1996

 raming vast- stel- lings- wetRea- lisa- tieverschilvoornaamste verklaring
absoluut%artikel/instrumentmln
P&M en overleg633665325%01.61: apparaat EZ, excl. CBS (o.a. loonbijst.)11
     01.62: apparaat CBS (oa. loonbijstelling)25
     subtotaal36
Technologie767694– 73– 9%02.02: uitgaven oude verplichtingen VTP– 17
     02.03: procedure EU-Cie voor Philips-bijdrage– 80
     02.06: uitgaven Marin (VUT), NMi, NNL e.a.16
     subtotaal– 81
Industrie67841725%03.03: uitgaven oude verplichtingen– 13
     03.05: opvoeren budget scheepsbouw38
     subtotaal25
Regionaal bel.355284– 71– 20%04.05: vertraging aanleg O/W-baan Beek– 12
     04.08: liquiditeit regio's decentrale IPR– 19
     04.09: m.n. EFRO-cofinanciering, OZL-progrm.38
     subtotaal– 55
DMO246214– 32– 13%05.03: verliesdeclaraties Borgstellingen MKB– 24
     subtotaal– 24
BEB & export285251– 34– 12%07.05: extracomptabele reserve TRHIO– 15
     07.05: uitgaven Kennisoverdracht MOE– 38
     07.05: uitgaven Investeringsbevordering MOE14
     subtotaal– 39
Energie738708– 30– 4%09.01-09.12: hogere uitgaven nieuw beleid42
     09.31-09.35: lagere uitgaven oud beleid– 73
     subtotaal– 31
Totaal*30922901– 191– 6%gespecificeerd verschil– 169

* excl. Fokker (02.11); Fes (02.13), NedCar (03.08), EFRO (04.06), Waterschade (05.07) en WIR (08.01).

Verplichtingen

In 1996 is voor een bedrag van f 4 263 mln aan verplichtingen aangegaan. Dit is f 507 mln meer dan geraamd was in de vaststellingswet. Net als bij de uitgaven houdt deze hogere realisatie voor een deel verband met incidentele posten. Het gaat daarbij met name om een Fes-bijdrage van f 100 mln die via de EZ-begroting toegezegd is aan het MARIN (artikel 02.13). Voor een globaal inzicht in de begrotingsbijstellingen bij de «reguliere verplichtingenbudgetten» 1996 wordt verwezen naar de aansluitende verschillenanalyses en de artikelsgewijze toelichting bij de Rekening.

Tabel 3: verschillenanalyse (vaststellingswet-realisatie) reguliere verplichtingen 1996

 raming vast- stel- lings- wetRea- lisa- tieverschilvoornaamste verklaring
absoluut%artikel/instrumentmln
P&M en overig630683538%01.06: lagere uitgaven wachtgelduitkeringen– 6
     01.55: uitvoering EZ-regelingen door Senter26
     01.61: apparaat EZ, excl. CBS (o.a. loonbijst.)16
     01.62: apparaat CBS (o.a. loonbijstelling)25
     subtotaal61
Technologie762802405%02.02: o.a. nw. initiatieven EET, Samenwerking89
     02.06: o.a. VUT/Marin, NLR, NMi20
     02.07: prijsbijstelling en nieuwe programma's25
     02.09: geringer beroep op TOK– 32
     02.14: doorschuiven TTi's naar 1997– 50
     02.14: overboeken Elektr. snlwg nr. 02.02/02.09– 25
     subtotaal27
Industrie337441124%03.05: opvoeren budget scheepsbouw40
     subtotaal40
Regionaal bel.305276– 29– 9%04.05: vertraging bij landingsbaan Eelde– 14
     04.09: vertraging EFRO-cofinanciering– 15
     subtotaal– 29
DMO1006986– 20– 2%05.03: garantieverlening Borgstellingen MKB– 26
     subtotaal– 26
BEB & export36863726973%07.03: exportkredietverzekering Ethiopië122
     07.03: exportfin.-arrangement Indonesië (EFI)60
     07.05: verruiming budget TRHIO69
     07.05: verruiming budget PSO13
     subtotaal264
Energie65266081%subtotaal0
Totaal*3756,04118,036210%gespecificeerd verschil337

* Excl. Fokker (02.11), Fes-verplichting MARIN (02.13), EFRO (04.06) en Waterschade (05.07).

Aansluitend zijn per hoofdbeleidsterrein grafieken en toelichtende teksten opgenomen die een beeld geven van de absolute en relatieve omvang van de individuele begrotingsposten, alsmede van de verschillen tussen de ramingen bij vaststellingswet en de realisaties 1996.

Hoofdbeleidsterrein 1: Algemeen

kst-25479-16-2.gif

Grafiek 2: verplichtingen hoofdbeleidsterrein Algemeen (mln gldns)

Toelichting Algemeen

De realisaties komen bij alle personele & materiële posten hoger uit. Deels is dit het gevolg van de in de loop van 1996 aan de ramingen toegevoegde loonbijstelling voor EZ-personeel. Daarnaast zijn de ramingen voor een aantal diensten, waaronder het CBS (01.62), verhoogd in verband met werkzaamheden voor «tweeden» en «derden». Uiteraard leidt dit ook tot verhogingen bij de ontvangstenbegroting van EZ.

De P&M-realisatie bij het kernministerie (01.61) ligt slechts beperkt boven de raming, omdat enkele verhogingen gedeeltelijk gecompenseerd worden door een relatief grote onderuitputting van het automatiseringsbudget.

De wachtgelduitkeringen (01.06) bleven beneden het voor 1996 geraamde budget.

De vastgelegde verplichtingen inzake opdrachten aan Senter (01.55) liggen beduidend hoger dan de raming voor 1996. Dit is met name het gevolg van het reeds in 1996 vastleggen van een aantal uitvoeringsopdrachten die betrekking hebben op 1997. Dit is dus een zuiver administratief verschijnsel.

De overige posten van Algemeen blijven achter bij de raming in verband met het verdelen van twee administratieve posten (01.03 loonbijstelling en 01.05 budget Onvoorzien) en geringere vergoedingen aan het Europees Octrooibureau (01.14).

Hoofdbeleidsterrein 2: Technologie

kst-25479-16-3.gif

Grafiek 3: verplichtingen hoofdbeleidsterrein Technologie (mln gldns)

Toelichting bij Technologie

Als «overgangsjaar» naar het nieuwe Samenwerkingsinstrument zijn in 1996 verplichtingen aangegaan in het kader van het Clusterbeleid (02.02). De hiervoor benodigde ruimte is binnen de EZ-begroting vrijgemaakt, met name ten laste van de budgetten voor andere onderdelen van artikel 02.02, zoals de Voorbereiding technologische productie (VTP) en de in 1996 beëindigde regeling PBTS, alsmede ten laste van het budget van het Technische ontwikkelingskrediet (TOK, 02.09). 1996 was ook het eerste jaar voor de subsidieregeling Economie, Ecologie en Technologie (EET, 02.02). Hiervoor is in 1996 voor een bedrag van f 46 mln aan verplichtingen gerealiseerd. De benodigde ruimte werd in de loop van 1996 aan de EZ-begroting toegevoegd.

De realisatie bij de Internationale ruimtevaartprogramma's (02.07) steekt uit boven de raming in verband met een bijstelling voor de prijs- en wis- selkoersontwikkeling en de deelname aan enkele nieuwe programma's.

Ook gingen dit jaar de nieuwe initiatieven Kredietregeling Elektronische Diensten-ontwikkeling (KREDO) en Kredietregeling Milieugerichte Productontwikkeling (MPO) van start (02.09). De verplichtingenrealisaties bedragen f 8,0, respectievelijk f 1,5 mln.

Ten behoeve van een verlengde afbouw van Fokkertoestellen is een garantie van f 12,5 mln verstrekt (artikel 02.11).

In 1996 heeft het Kabinet besloten om f 100 mln uit het Fes beschikbaar te stellen voor de financiering van investeringen in het Maritiem Research Instituut Nederland (Marin, 02.13).

In de ontwerp-begroting 1996 was op artikel 02.14 f 75 mln geraamd ten behoeve van de initiatieven Elektonische Snelwegen (ES) en Technologische Topinstituten (TTi's), waarvoor het Kabinet bij haar aantreden ruimte voor heeft gereserveerd. In de loop van 1996 is deze ruimte verdeeld over de artikelen 02.02, 02.09 (ES) en 02.12 (TTi's). De toezeggingen aan de TTi's konden in 1996 evenwel niet afgegeven worden, in verband met het langduriger selectieproces van de te subsidiëren instituten. De raming en realisatie van artikel 02.12 wijken daarom nauwelijks van elkaar af.

Hoofdbeleidsterrein 3: Industrie

kst-25479-16-4.gif

Grafiek 4: verplichtingen 1996 hoofdbeleidsterrein Industrie (mln gldns)

Toelichting bij Industrie

Gedurende 1996 is een budget van f 40 mln vrijgemaakt voor generieke steun aan de zeescheepsnieuwbouwsector (artikel 03.05). Voorts was ten behoeve van de afwikkeling van de reeds beëindigde Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen nog f 7 mln aan verplichtingenruimte nodig (03.09).

De realisaties bij de vernieuwingsprogramma's bleven wat achter bij de ramingen (03.03).

Hoofdbeleidsterrein 4: Regionaal beleid

kst-25479-16-5.gif

Toelichting bij Regionaal beleid

De realisaties bij de grootste verplichtingenbudgetten komen volledig overeen met de ramingen per ontwerp-begroting 1996. Bij drie posten zijn er significante afwijkingen.

In verband met vertraging in de besluitvorming rond de verlenging van de start- en landingsbaan op het vliegveld Eelde kon de voor 1996 voorziene toezegging opnieuw geen doorgang vinden (04.05).

In 1996 is binnen de EZ-begroting ruimte vrijgemaakt voor een terugbetaling van eerder uit Brussel ontvangen subsidies, naar aanleiding van het – in de visie van de Europese Commissie – te laat financieel afsluiten van enkele EFRO-projecten (artikel 04.06).

In verband met vertraagde besluitvorming in Brussel inzake Interreg-programma's werd slechts een deel van de voor EFRO-cofinanciering geraamde ruimte in 1996 benut (04.09).

Hoofdbeleidsterrein 5: Diensten, MKB en Ordening

kst-25479-16-6.gif

Grafiek 6: verplichtingen hoofdbeleidsterrein Diensten, MKB en Ordening (mln gldns)

*) gezien de aard (garanties) en de omvang (850 mln) zijn bij de BBMKM kasramingen en -realisaties vermeld, i.p.v. verplichtingengegevens

Toelichting Diensten, MKB en Ordening

De realisatie wijkt bij de meeste posten niet ingrijpend af van de raming bij ontwerp-begroting. De enkele uitzonderingen zijn toegelicht.

Bij de Borgstellingen MKB (05.03) is aanmerkelijk minder uitbetaald dan voorzien was, omdat er gelet op het gunstige economische getij minder verliesdeclaraties aan EZ zijn voorgelegd. In 1996 is voor een bedrag van f 824 mln aan garanties verleend door EZ uit hoofde van de Borgstellingsregeling (geraamd was: f 850 mln).

In de ontwerp-begroting was niet voorzien dat de afwikkeling van de schaderegelingen naar aanleiding van de watersnood in 1995 nog een nasleep zou hebben in 1996 (05.07).

In 1996 zijn met drie participatiemaatschappijen voor technostarters leningovereenkomsten afgesloten. Uitgegaan was van een groter aantal overeenkomsten (05.08).

Hoofdbeleidsterrein 7: Buitenlandse Economische Betrekkingen

kst-25479-16-7.gif

Grafiek 7: verplichtingen hoofdbeleidsterrein Buitenlandse Economische Betrekkingen (mln gldns)

Toelichting Buitenlandse Economische Betrekkingen

Bij het Programma Economische Samenwerkingsprojecten (PESP) en andere onderdelen van artikel 07.02 ligt de realisatie hoger dan oorspronkelijk geraamd in verband met de aanbieding van financiële pakketten aan Indonesië en China en de introductie van het WTO-Trustfund voor minder ontwikkelde landen.

In het kader van het hiervoor genoemde financiële pakket voor Indonesië is het Exportfinancieringsarrangement Indonesië (EFI) geïntroduceerd (07.03). Voorts is in de loop van 1996 een individuele exportkredietverzekering voor de leverantie van kapitaalgoederen aan Ethiopië (07.03) afgegeven.

De realisatie van de verplichtingen voor Kennisoverdracht gericht op Midden- en Oost-Europa (07.05) komt – bezien op totaalniveau vrijwel overeen met de raming bij ontwerp-begroting 1996. Wèl is wat meer ruimte ingezet voor het Programma Samenwerking Oost-Europa (PSO) en wat minder voor de Multilaterale projecten en de Trustfunds.

Voor Investeringsbevordering gericht op Midden- en Oost-Europa (07.05) is aanmerkelijk meer gerealiseerd dan voorzien. Alle instrumenten (IFMOE, TRHIO, Lease en IBTO) vertonen een hogere realisatie, maar deze is verreweg het grootst bij de Tijdelijke Regeling Herverzekering Investeringen Oost-Europa (TRHIO). Deze verruiming van de mogelijkheden voor het verstrekken van herverzekeringen voor investeringsrisico's kwam tot stand door het besluit om de minimaal aan te houden kasdekking voor schades op te trekken tot 1 : 5,5.

Hoofdbeleidsterrein 9: Energie

kst-25479-16-8.gif

Grafiek 8: verplichtingen hoofdbeleidsterrein Energie (mln gldns)

*) exclusief de beleidsmatig niet relevante doorsluisposten COVA (09.21) en EBN (09.22) **) om zuiver administratieve verschillen te vermijden is de bijdrage aan ECN die in de ontwerp-begroting verdeeld was over de artikelen 09.01, -.02, -03 en -.04 in deze grafiek gepresenteerd onder artikel 09.05, waar de bijdrage uiteindelijk verantwoord is

Toelichting Energie

Zowel bij artikel 09.01 als bij artikel 09.02 ligt de realisatie van verplichtingen per saldo wat hoger dan oorspronkelijk geraamd (respectievelijk f 7 en f 8 mln). Bij de onderliggende instrumenten en programma's van beide artikelen hebben zich wel significante herallocaties voorgedaan. Zo is bij artikel 09.01 meer ruimte ingezet voor de Novem-programma's Woningbouw en Diensten en minder voor de Tenderregeling Industriële energiebesparing (TIEB). Bij artikel 09.02 is meer verplichtingenruimte besteed aan de onderdelen Warmtepompen en het programma Energiewinning uit afval en biomassa en minder aan de onderdelen ZON-Thermisch, ZON- Photovoltaïsch en Windenergie.

De afwijkingen tussen raming en realisatie bij de overige artikelen zijn klein of beleidsmatig niet relevant.

kst-25479-16-9.gif

Ontvangsten

Grafiek 9: ontvangsten EZ, excl. aardgas, WIR, EBN en COVA (mln gldns)

Toelichting ontvangsten

In 1996 is beduidend meer ontvangen dan voorzien. De majeure meevallers zijn de opbrengsten uit de verkoop van de aandelen DAF (03.03) en DSM (03.06).

Bij de meer reguliere ontvangsten van EZ zijn substantiële meevallers opgetreden bij de ontvangsten uit hoofde van het Technisch ontwikkelingskrediet (02.02) en de Borgstellingen MKB (05.01).

De niet geraamde ontvangst bij artikel 02.04 bestaat in hoofdzaak uit een desaldering (verrekening bijdrage Defensie inzake Fokker) en is geen budgettaire meevaller.

De lagere ontvangsten bij de Staalindustrie (03.01) en Casino's (05.12) vloeien voort uit afdrachten die niet in 1996, maar op latere momenten plaatsvinden. De tegenvaller in 1996 wordt derhalve in latere jaren goedgemaakt.

Bij de aardgasbaten (niet-Fes deel en niet-belastingontvangsten) op de EZ-begroting is een meevaller van f 891 mln opgetreden, dankzij een grotere afzet door de stenge winter 1995/1996 en een hogere prijs in verband met de gestegen olieprijs en dollarkoers.

III. Financieel beheer

Inleiding

1996 kenmerkte zich in voorname mate door de in productieneming per 1 juni, van het nieuwe financieel-administratieve systeem ter ondersteuning van het gedecentraliseerde – financieel beheer, de begrotingsvoorbereiding en de verantwoording, het FAS.

De forse inspanningen voorafgaande aan die datum, zijn gevolgd door eveneens nogal wat energie en creativiteit eisende werkzaamheden om de onvermijdelijk optredende «kinderziekten» te verhelpen.

Veel capaciteit is tevens opgegaan aan het ontwikkelen van (doelmatigheids)kengetallen.

Bij het CBS is een start gemaakt met het ontwerp en de ontwikkeling van een geïntegreerd systeem (op basis van een standaardpakket) ter ondersteuning van de bedrijfsvoering: planning, budgettering, financieel beheer, tijdschrijven, etc..

De overgang van CDIU naar de belastingdienst en de fusie van de RGD met TNO-geo, vroegen veel financieel-administratieve aandacht.

De AO (structuur en werking)

Dynamische organisaties en processen veroorzaken een voortdurende noodzaak tot het actualiseren van de AO en het toetsen van de naleving.

Voorts vergt het vergroten van de efficiency van (beheers)processen dat er nadrukkelijk aandacht wordt besteed aan de transparantie ervan: planmatige benadering op basis van risico-analyses, het schriftelijk rapporteren en het zichtbaar repareren van onvolkomenheden, het ordenen en toegankelijk maken van bevindingen, zodat de navolgende schakels in de toezicht- en controleketen gebruik kunnen maken van de zichtbare uitkomsten van de werkzaamheden in de voorfase(n).

De AO van het CPB is geheel kritisch herijkt en afgerond beschreven.

Het CBS heeft nog de nodige energie te stoppen in het goed ordenen en zichtbaar laten werken en maken van het debiteurenbeheer en de tijdschrijfactiviteiten bij werken voor opdrachtgevers.

Het project- en verplichtingenbeheer heeft opnieuw de benodigde aandacht gehad.

Bij projecten (en dus ook bij projectbeheer) is sprake van externe effecten: de opstart en de doorloop van gesubsidieerde projecten is veelal mede afhankelijk van vergunningen, meedoen van c.q. samenwerken met derden, marktontwikkelingen, stand van de technologische kennis in bedrijven, etc.. Het interne projectbeheer is er op gericht om periodiek de noodzaak van het openstaan van verplichtingen te scannen. Het is een aanvulling op de individuele aandacht die lopende projecten krijgen en dient als een soort vangnet.

Automatisering

Zoals gemeld is het nieuwe systeem ter ondersteuning van het financieel beheer in ruime zin, per 1 juni operationeel. Daaraan gekoppeld is een inkoopondersteunende applicatie.

In ontwikkeling is een applicatie voor «human resource management» binnen datzelfde standaardpakket.

Diverse onderdelen van de rijksoverheid werken samen door uitwisseling van ervaringen met en kennis van het toepasbaar maken van de ruime functionaliteit van dit standaardpakket. Daarmee wordt ook bereikt dat betrokken onderdelen gezamenlijk opereren naar de leverancier toe.

Kengetallen

Formulering en operationeel maken van ramings -en doelmatigheidskengetallen zijn in 1996 zodanig geweest, dat er geen grote wijzigingen en aanvullingen meer in het verschiet liggen. In aansluiting op de rijksbrede aanpak zal in 1997 en volgende jaren de ontwikkeling van kengetallen op het vlak van doeltreffendheid de aandacht op eisen.

Belangrijk is nu vooral de waarborging van de integriteit van de gegevensverzameling ter staving van de realisatiebeschrijving. Het interpreteren van kengetallen en de hantering ervan als sturingsfactor, is een derde aspect in het drieluik van de invoering ervan.

Afwijkingen tussen planning ( = begroting) en de realisatie vergt toetsing aan (veelal nog te ontwikkelen) normen.

Planning & controlcyclus

Het meer transparant maken van de planning en de realisaties van de apparaatskosten ten behoeve van management- en beheersdoeleinden, is het doel van de planning en control cyclus die sedert drie jaar binnen EZ wordt gehanteerd.

Deze cyclus kent een drietal fasen: het werkplan, de managementrapportage (marap) en de jaarrapportage (jarap).

De toepassing betreft nu nog de zelfstandige diensten en de centrale directies. Invoering bij de beleidsonderdelen is in voorbereiding. Een eerste stap is het voornemen in 1997 te komen tot een decentralisatie van het geïntegreerde personeelsbeheer op DG-niveau. Een belangrijke voorwaarde bij deze voorbereiding vormt invoering van integrale managementverantwoordelijkheid voor apparaatskosten.

Alle fasen van de planning en control cyclus (werkplannen, maraps, jaraps) zoals die nu geldt voor de zelfstandige diensten en de centrale directies, zijn gestructureerd volgens het navolgende model:

– (strategische) doeleinden van het onderdeel,

– omgevingseffecten die een rol spelen,

– beschrijving van de primaire processen,

– interne organisatorische zaken, prestaties en producten

– opleidingsplanning,

– informatiseringsplannen,

– de totale capaciteits (apparaatskosten) inzet.

In de ontwikkeling past het streven naar sturing door het centrale departementale management op output/prestaties, die ook gekoppeld zijn aan de inzet (input) van apparaatsmiddelen.

Kritische succesfactoren (waarin moet een onderdeel echt goed zijn om de bestaansreden waar te maken?) zijn in ontwikkeling en moeten uiteindelijk een belangrijke rol spelen in de communicatie tussen ambtelijke departementale top en de decentrale, integraal verantwoordelijke managers.

Opmerkingen van de Algemene Rekenkamer over de financiële verantwoording 1995

Naar aanleiding van de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer over de financiële verantwoording 1995 (Kamerstukken II 1995/96, 24 830, nrs. 1–2, blz. 172) zijn in de toelichting op de Saldibalans de uitstaande garantieverplichtingen afzonderlijk weergegeven, zijn de majeure bijstellingen van verplichtingen gespecificeerd en is de post deelnemingen verbijzonderd.

Voorts zijn de door de Algemene Rekenkamer geconstateerde verschillen in de financiële verantwoordingen van Senter en EZ weggenomen.

IV. Voorkoming misbruik en oneigenlijk gebruik

Het geheel van de door EZ getroffen maatregelen biedt een voldoende waarborg voor een doeltreffende bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O). Zie hiervoor onder meer de diverse rapportages aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 22 150, nrs. 5 en 11).

Een belangrijk aspect bij M&O is de juistheid van de door derden aangeleverde gegevens. Deze gegevens worden bij het beleidsinstrumentarium van EZ gewaarborgd door controle (gecertificeerde jaarrekeningen van de aanvragers en accountsverklaringen bij eindafrekeningen). Op deze wijze wordt de kans op M&O zoveel mogelijk beperkt.

In 1995 is het initiatief genomen tot een actualisatie van de M&O-gevoeligheid van het beleidsinstrumentarium. Daarbij is het accent gelegd op het aspect «derdengegevens». Deze actualisatie is in 1996 afgerond en leidde opnieuw tot de conclusie dat de getroffen maatregelen een voldoende waarborg vormen. Omdat het beleidsinstrumentarium een dynamisch geheel is, met wijzigingen in bestaande instrumenten en de introductie van nieuwe initiatieven, wordt de exercitie periodiek – in beginsel jaarlijks – herhaald. Begin 1997 is een nieuw actualisatieronde in gang gezet.

Rijksbreed geldt dat zowel de uitvoering van de uitkerings- en wachtgeldregelingen als de BTZR (Besluit Tegemoetkoming Ziektekosten Rijkspersoneel) bijzondere aandacht vragen ter voorkoming van M&O. Bij de uitvoering in 1996 zijn – voor wat betreft de uitgaven die ten laste komen van de EZ-begroting geen afwijkingen van materieel belang waargenomen.

V. Grondslagen van de financiële verantwoording

Algemeen

De structuur van de financiële verantwoording van het ministerie dient in samenhang te worden gezien met de van toepassing zijnde wettelijke regelingen en voorschriften.

De financiële verantwoording is opgesteld overeenkomstig de artikelen 65, 66, 67 en 69 van de Comptabiliteitswet.

Voorzover niet anders vermeld, worden de activa en passiva gewaardeerd tegen nominale waarde.

Aanschaffingen van materiële vaste activa worden als uitgaven van het dienstjaar aangemerkt en worden derhalve niet geactiveerd.

De intra- en extra comptabele vorderingen en schulden en de financiële rekeningen van de diensten behorende tot het ministerie zijn in de saldibalans samengevoegd met die van het ministerie.

Uitgaven en ontvangsten

De begrotingsuitgaven en ontvangsten zijn verantwoord volgens het kasstelsel. Voorschotten op subsidies worden derhalve in het jaar van betaling als uitgaven ten laste van de desbetreffende begrotingsartikelen geboekt. Terugbetalingen op betaalde voorschotten worden ten gunste van het desbetreffende begrotingsartikel in de ontvangstenbegroting gebracht in het jaar van terugontvangst.

Verrekeningen met andere ministeries vinden eveneens plaats op basis van het kasstelsel. Bepalend voor het dienstjaar is de valutadatum waarop de boeking door de Rijkshoofdboekhouding is verwerkt.

Onder de beperkende bepalingen van artikel 23 van de Comptabiliteitswet bestaat de mogelijkheid uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband te verantwoorden. Dit betreft met name met derden te verrekenen uitgaven en ontvangsten.

Verplichtingen

Verplichtingen in de projektadministratie van het FAS1 blijven als verplichtingen geregistreerd totdat met de belanghebbende een definitieve eindafrekening is opgemaakt.

De garantieverplichtingen zijn, afhankelijk van hun aard opgenomen voor:

– het bedrag van het feitelijk risico (borgstellingskredieten);

– het bedrag van de restantverplichtingen (exploitatie-, lening en financieringsgaranties);

– het nominale bedrag waarvoor de garantie is afgegeven.

Extra-comptabele vorderingen en schulden

De vorderingen en schulden (inclusief leningen) zijn voor de nominale waarde opgenomen. Als gevolg van wettelijke voorschriften inzake buiten invorderingstelling en afboeking, is een afwaardering wegens vermoedelijke oninbaarheid niet toegestaan.

Rente-opboekingen vinden plaats per valutadatum.

Deelnemingen

De deelnemingen zijn opgenomen voor de verkrijgingswaarde. Herwaardering, bijvoorbeeld op grond van zichtbare balanswaarden, vindt niet plaats. Het op bijlage 3 gepresenteerde overzicht van de deelnemingen geeft een beeld van alle door EZ beheerde deelnemingen met vermelding van de grootte van het gestorte aandelenkapitaal ultimo 1996 en de opbrengst in 1996 (bedragen x f 1 mln). De ontvangen dividenden zijn verantwoord op de ontvangstenartikelen van EZ.

Afrondingen

In de stukken worden veel bedragen afgerond weergegeven, in duizenden of miljoenen guldens. Afronden gebeurt in principe volgens de gebruikelijke regel (dus f 500,00 en meer naar boven afronden op f 1000,00, minder dan f 500,00 afronden naar beneden).

De rekening, ten aanzien van het onderdeel uitgaven en verplichtingen, vormt daarop een uitzondering. Om te voorkomen dat de slotwet minder ruimte bevat dan gerealiseerd is, wordt daar in kolom 5 «realisatie verplichtingen en uitgaven» bij ieder artikel steeds naar boven afgerond. Dus f 0,01 (1 cent) wordt afgerond op f 1000,00.

In de tabellen in de toelichting op de rekening zijn deze afgeronde bedragen ook opgenomen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

UITGAVEN

01.00 ALGEMEEN

Artikel 01.03 Loonbijstelling

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 19963 8183 818
Realisatie 1996
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd– 3 818– 3 818

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

Bij eerste suppletore begroting is de, door het Ministerie van Financiën uitgekeerde, loonbijstelling van f 7,401 mln aan dit artikel toegevoegd. Bij tweede suppletore begroting is dit artikel geheel leeggeboekt in verband met de verdeling van de loonbijstelling over de EZ-begroting. Onderstaande tabel geeft een specificatie van deze verdeling.

  (x f 1000)
01.61Apparaatsuitgaven EZ (incl. CBS)– 4 823
01.55Agentschap Senter– 865
02.05InnovatieCentra– 385
02.06NNI (incl. VUT)– 16
02.06VUT NNI– 410
02.06Marin– 25
02.06VUT Marin– 2 030
02.06TNO– 727
02.12STW– 286
05.01IMK– 279
05.01KNOV/NCOV– 63
05.02EIM– 121
05.12NBT– 410
05.22NMi– 281
09.05ECN– 621
09.05VUT ECN– 102
 Aanvulling t.l.v. 01.0698
 Aanvulling loonbijstelling 1996 instituten127
 Totaal– 11 219

Artikel 01.04 Prijsbijstelling

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1996
Realisatie 1996
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

Bij eerste suppletore begroting is een negatieve prijsbijstelling uitgedeeld (- f 7,59 mln). Hiervoor is bij tweede suppletore begroting compensatie geleverd binnen de EZ-begroting.

Artikel 01.05 Onvoorzien

Verplichtingen en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1996774774
Realisatie 1996
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd– 774– 774

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

Bij tweede suppletore begroting is dit artikel met f 0,15 mln verlaagd in verband met een overboeking naar het Ministerie van Algemene Zaken voor de Stichting Nederland Wereldtentoonstellingen en met f 0,136 mln in verband met een budgetoverheveling naar artikel 01.61, onderdeel materieel. De resterende ruimte is vrijgevallen.

Artikel 01.06 Uitgaven post-actief personeel

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199629 88129 881
Realisatie 199623 65623 656
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd– 6 225– 6 225

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

Bij tweede suppletore begroting 1996 is de raming verlaagd met f 6,9 mln in verband met de verwachtte daling van de wachtgeldkosten. Deze daling werd voornamelijk mogelijk gemaakt door enerzijds de gewijzigde toerekeningssystematiek waardoor de instroom van wachtgelders teruggedrongen werd en anderzijds een voortgaande uitstroom. Uiteindelijke bleek de daling f 0,7 mln minder te bedragen dan geraamd.

Toelichting realisatie 1996

Kengetallen

 raming 1996realisatie 1996
Wachtgeld (verplichtingen x f 1 mln)29 63123 347
Aantal wachtgelders ultimo van het jaar508463

Met ingang van 1996 worden de ontslaguitkeringen aan post-actieven behorende tot de sector Rijk, verricht door USZO. USZO is een privaatrechtelijke instelling waarin ook de voormalige Dienst Uitvoering Ontslaguitkeringsregelingen is opgegaan. De controle van USZO is ingaande 1996 opgedragen aan de gemeenschappelijke accountantsdienst ABP/USZO (GAD). Als resultaat zal per departement een verklaring worden verstrekt over de in rekening gebrachte programma-uitgaven. Daarnaast komt er één accountantsverklaring bij de in rekening gebrachte apparaatskosten. De AD van BIZA voert een review uit op de controle van de GAD.

De controle op deze kosten over de afgelopen jaren had als uitkomst, dat onzekerheden en onjuistheden werden geconstateerd inzake de programma-uitgaven. Blijkens de beschikbare informatie is deze problematiek ook in 1996 nog actueel. De controlebevindingen over 1996 waren bij het opmaken van deze verantwoording nog niet beschikbaar.

Artikel 01.13 Bijdragen verstrekt aan internationale organisaties

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 19962 8212 821
Realisatie 19962 2212 221
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd– 600– 600

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

De onderschrijding wordt verklaard door twee mutaties die bij tweede suppletore begroting 1996 zijn geautoriseerd. Het betrof hierbij enerzijds een verhoging in verband met een stijging van de contributie OMPI/WIPO (f 0,019 mln) en anderzijds een daling bij de vergoedingen aan het EOB ten behoeve van pensioenuitgaven van oud-EOB medewerkers (f 0,619 mln).

Artikel 01.14 Adviezen verstrekt door het Europees Octrooibureau

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 19968 9008 900
Realisatie 19965 6475 647
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd– 3 253– 3 253

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

De onderschrijding van de uitgaven aan adviezen EOB wordt voor een belangrijk deel verklaard door de mutatie die bij tweede suppletore wet 1996 werd aangebracht. Daarbij is de raming verlaagd met f 1,4 mln in verband met minder ingediende verzoeken voor adviezen op nieuwheidsonderzoeken dan verwacht. Het resterende overschot wordt met name veroorzaakt door het achterblijven van het aantal door het EOB uitgebrachte adviezen (verwerkingssnelheid van de verzoeken).

Toelichting realisatie 1996

Kengetallen

 raming 1996realisatie 1996
Budget (verplichtingen x f 1 mln)8,9005,647
Aantal adviezen2 6201 592
Gemiddeld budget per advies0,00340,0035

Toelichting op kengetallen

De lichte stijging van het gemiddelde budget per advies wordt veroorzaakt door een stijging van de tarieven die door het EOB in rekening worden gebracht. De daling van het aantal adviezen is hierboven reeds toegelicht.

Artikel 01.55 Bijdrage aan het agentschap Senter

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199632 62632 767
Realisatie 199658 87642 984
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 26 250+ 10 217

Toelichting realisatie 1996

In 1996 is het budget voor de uitvoeringskosten van het door Senter uitgevoerde EZ-instrumentarium met ruim f 26 mln verhoogd. Voor het overgrote deel is de dekking hiervoor afkomstig uit de bestaande beleidsbudgetten.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de realisatie en raming van de uitvoeringskosten op verplichtingenbasis, uitgesplitst naar de verschillende Directoraten-Generaal:

(bedragen x f 1 000)raming 1996realisatie 1996verschil
DG Industrie & Diensten17 64035 291+ 17 651
DG Economische Structuur5 14512 193+ 7 048
DG Energie5 7535 135– 618
DG Buitenlandse Economische Betrekkingen4 0886 257+ 2 169
Totaal32 62658 876+ 26 250

Naast de vastlegging van het reguliere budget heeft DG I&D nog f 1,7 mln aanvullend verplicht voor de uitvoering van het instrumentarium 1996. Verder is f 16 mln verplicht voor de uitvoering van de instrumenten ten behoeve van 1997, waarvan f 11 mln voor de WBSO.

De overschrijding bij het DG ES wordt veroorzaakt door een aanvullende verplichting van f 2,8 mln voor de uitvoering van de WBSO-1996, alsmede de vastlegging van de verplichting voor de uitvoering van de IOP-regeling voor het jaar 1997 met f 3,2 mln.

Door DG BEB is in 1996 voor de instrumenten PSO en BSE aanvullend f 1,4 mln verplicht. Daarnaast is eind 1996 nog f 0,7 mln verplicht voor de uitvoeringskosten van het Joint Implementation Centre.

Artikel 01.61 Personeel en materieel EZ, exclusief CBS

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1996306 963309 913
Realisatie 1996323 219320 909
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 16 256+ 10 996

Toelichting realisatie 1996

(x f 1 000)verplichtingenuitgaven
Artikelonderdeelbegrotingrealisatieverschilbegrotingrealisatieverschil
Personeel      
* kernministerie incl. buitendiensten en excl. CBS216 027223 8527 825216 027223 4817 454
Materieel      
* Kernministerie29 76632 9553 18929 76632 8223 056
* Automatisering16 78811 921– 4 86719 57313 016– 6 557
* Voorlichting6 5218 0391 5186 8946 049– 845
* Accountantsdienst13 4652 771– 6943 4653 400– 65
* Externe opdrachten div. 4203 3252 9055292 3091 780
* AEP en secretaris generaal2 3261 764– 5621 6261 492– 134
* BIE6 4648 8982 4346 4648 3661 902
* CPB3 7524 5197673 7524 519767
* ECD5 6936 3206275 6936 320627
* SodM1 4241 399– 251 4241 614190
* RGD12 73914 5691 83013 12215 8752 753
* CDIU1 5781 617391 5781 61739
* NMa01 2701 27002929
Totaal306 963323 21916 256309 913320 90910 996

1 Incl. inhuur.

Personeel

De overschrijding zoals gepresenteerd in bovenstaand overzicht wordt voor het overgrote deel bepaald door wijzigingen die bij eerste en tweede suppletore begroting 1996 werden geautoriseerd (f 9,97 mln). Het betrof ondermeer loonbijstelling, enkele desalderingen en overhevelingen van artikel 01.06 (post actief personeel). Het overschot dat dan resteert, is opgebouwd uit diverse mee- en tegenvallers op de onderliggende artikel-onderdelen.

Materieel

De overschrijding op het onderdeel Materieel kernministerie wordt voor het overgrote deel veroorzaakt door een aantal mutaties die bij tweede suppletore begroting 1996 werden geautoriseerd (f 2,0 mln). Deze hadden onder meer betrekking op een overheveling ten behoeve van automatisering, een overheveling van de Rijks Gebouwendienst en een verhoging van het budget ten behoeve van de aanschaf van kantoormeubilair. De overschrijding die resteert is het saldo van diverse kleinere mee- en tegenvallers. De twee meest omvangrijke daarvan zijn een besparing op de uitgaven aan beveiliging als gevolg van het afsluiten van een nieuw, goedkoper contract (f 0,6) en hogere uitgaven aan woon–werkverkeer (f 1,2 mln) welke deels een administratief-technische achtergrond heeft en deels veroorzaakt wordt door wijziging van het betaalmoment van het contract met de NS (vervoers managementplan).

De onderschrijding op het onderdeel Automatisering wordt veroorzaakt door het niet of slechts gedeeltelijk starten van enkele ontwikkelingsprojecten.

Het onderdeel externe opdrachten is bij de tweede suppletore begroting verhoogd met f 2,9 mln voor extra inhuur van externe adviseurs, onder andere in verband met de verkoop van aandelen DSM.

Wat betreft de overige materiële onderdelen wordt nog nader ingegaan op de onderdelen Voorlichting, BIE, CPB, ECD, SodM, RGD en CDIU.

apparaatsuitgaven kernministerie (verplichtingen x f 1 000)
 begroting 1996realisatie 1996
a) Personeel (excl. buitendiensten)125 495128 985
b) Interne zaken29 76632 955
– huisvestingskosten3 9154 958
– bewaking3 3502 939
– schoonmaak gebouwen1 2951 067
– telefoon1 9251 863
– drukwerk/portikosten4 9004 491
– reis- en verblijfkosten8 2659 270
– kantine1 9001 839
– aanschaffingen1 9962 530
– algemene uitgaven2 2203 998
c) Automatisering16 78811 921
d) Centraal voorlichtingsbudget6 5218 039
e) Budget tbv externe opdrachten/studies4203 325
f) Budget materieel departementale AD386331
Totaal179 376185 556

Kengetallen

KernministerieBudget personeel1Budget materieel1Personeel in fteGem. budget per fte
(bedragen x f 1 mln)begrotingrealisatiebegrotingrealisatiebegrotingrealisatiebegrotingrealisatie
Algemene leiding1,51,90,70,617,116,80,130,15
Beleidsontwikkeling en uitvoering:        
– Industrie en diensten24,825,311,710,9248,5250,50,150,14
– Economische structuur24,724,810,710,2242,7246,20,150,14
– Energie12,612,65,05,3125,1126,10,140,14
– Buitenlandse economische betrekkingen515,715,35,16,3139,0148,00,150,15
– EVD10,110,83,74,5128,0126,50,110,12
Ondersteuning:        
– algemene economische politiek3,53,61,21,137,036,70,130,13
– voorlichting23,33,42,83,137,238,20,160,17
– interne zaken8,99,26,54,4146,0143,10,110,10
– financiën36,35,81,81,869,560,60,120,13
– accountantsdienst43,03,00,80,632,033,00,120,11
– personeel, organisatie en informatie7,38,13,52,888,298,20,120,11
– juridische zaken23,83,81,81,134,534,50,160,14
Overig:        
– Overige personeelsuitgaven93,698,7      
– Overige materiële uitgaven  0,95,6    
– Opleidingsplaatsen    41,114,2  
Totaal219,1226,356,258,31 385,91 372,6  

1 Het totaal van de personele en de materiële uitgaven in 1996 is het totaal van respectievelijk de onderdelen 010 t/m 070 en de onderdelen 110 t/m 160.

2 Van de ondersteunende diensten valt het gemiddelde apparaatsbudget per fte van deze twee ondersteunende hoger uit. Bij voorlichting bevat het materiële budget eveneens het centrale voorlichtingsbudget en bij juridische zaken bevat het materiële budget eveneens de proceskosten.

3 Directie Financiën en Financiering & Deelnemingen.

4 Exclusief externe accountants.

5 Inclusief dienst Herijking (4 fte).

Voorlichting

De begrote voorlichtingsbudgetten bleken goed te zijn ingeschat. Met uitzondering van de EZ-brede voorlichtingsactiviteiten, waarop een volledige uitputting is gerealiseerd, zijn de beleidsbudgetten nagenoeg volledig uitgeput, bijna 98%.De realisatie is als volgt:

(x f 1 000)VerplichtingenUitgaven
– communicatieprojecten DG-BEB157116
– communicatieprojecten DG-E881793
– communicatieprojecten DG-ES2 8851 818
– communicatieprojecten DG-I&D2 3221 718
– EZ-brede voorlichtingsprojecten1 7931 604
afronding1
Totaal8 0396 049

Onderstaand overzicht is een weergave van het aantal begrote voorlich- tingsprojecten ten opzichte van het gerealiseerde.

Beleidsonderdeelbegrootgerealiseerd
– DG BEB18 + 417
– DG E15 + 213
– DG ES23 + 221
– DG I&D22 + 118
– EZ-breed2222

Aan de 18 voorgenomen DG BEB-projecten zijn in de loop van 1996 vier projecten toegevoegd. Deze aanvullingen betroffen de BEB-organisatiebrochure na de herijking, de handleiding Staatssteun, de brochure instrumenten voor «Internationaal Ondernemen» en de advertentiekosten conferentie Midden en Oost-Europa. Een vijftal projecten werd uiteindelijk niet uitgevoerd vanwege nog lopende discussies over «thema's en regio's» en terughoudendheid als gevolg van discussies rond de herijking. Het realisatiepercentage van de verplichtingen was 92,4%.

Naast de 15 begrote projecten bij DG E leidden actuele ontwikkeling in 1996 tot het opnemen van 2 extra projecten. Het ene project betrof de communicatiestrategie van DG E en het andere betrof de Energie-investeringsaftrekregeling. Van de begrote projecten zijn er vier niet tot uitvoering gekomen. De projecten hadden betrekking op energiebesparing en ketenbeheer in de industrie. De programma-overeenkomsten met Novem voorzagen al in een efficiëntere vorm hierin. Voorts zijn een tentoonstelling over bodemverzakkingen en voorlichting over de wet Energiedistributie niet uitgevoerd; de tijd was hier niet rijp voor. Het realisatiepercentage van de verplichtingen bedroeg 96,3%.

De 23 voorgenomen DG ES-projecten zijn in 1996 met twee projecten aangevuld. Deze hadden betrekking op de Nieuwe wet Kamers van Koophandel en de Starterskrant. In totaal zijn 21 projecten vormgegeven. Niet alle uitgevoerde projecten hebben tot uitgaven geleid. Het bleek namelijk mogelijk om ruimte te vinden in de afzonderlijke projectbudgetten. Het budget van de niet gerealiseerde uitgaven is aangewend ter financiering van de twee nieuwe projecten. Het realisatiepercentage van de verplichtingen bedroeg 95,8%.

Bij DG I&D waren 22 projecten begroot. In de loop van 1996 is daar de engelstalige ruimtevaartbrochure bijgekomen, doch deze is vertraagd en wordt nu in mei 1997 verwacht. Voorts zijn vier projecten die betrekking hadden op kwaliteitszorg, normen, certificering en open grenzen naar 1997 doorgeschoven. Het hierdoor vrijvallend budget is extra aangewend voor Elektronische Snelwegen en Milieutechnologie. Het realisatiepercentage van de verplichtingen bedroeg 98,9%.

De EZ-brede communicatie-activiteiten worden gevormd door de kernactiviteiten zoals persvoorlichting, speeches en interne en externe informatievoorziening via bladen, magazines en elektronische media. Daarnaast verdienen enkele ontwikkelingen aparte vermelding. Zoals het P&O-Jaarbulletin 1995, de uitbreiding van de EZ-winkel op Internet en de directeurenconferentie ter bevordering van de interne communicatie.

Bureau voor de Industriële Eigendom

materieel (verpl. x f 1 000)begrotingrealisatieverschil
huisvestingkosten1 6302 293663
bureaukosten6521 021369
reis- en verblijfkosten19524247
automatisering1 538748– 790
overig algemeen2 2231 509– 714
kantinekosten789921
aanschaffingen1482 9862 838
totaal6 4648 8982 434

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen en toelichting realisatie 1996

De overschrijding van het materiële budget bedraagt f 2,4 mln. Hiervan is bij tweede suppletore begroting 1996 reeds f 1,6 mln geautoriseerd. Het betrof met name aanvullende budgetten voor investeringen in o.a. automatisering (aanschaffingen in technische infrastructuur en geautomatiseerde bibliotheek- en verkoop administraties), kantoormeubilair en hogere overige apparaatskosten. De resterende overschrijding wordt veroorzaakt door het opstarten van een project met het oogmerk het efficienter toegankelijk maken van (inter)nationale octrooi-informatie op CD-rom en informatie uit het octrooiregister. Het betreft hier met name investeringen (aanschaffingen) in hardware en inhuur van externe expertise ten behoeve van de ontwikkeling van daarvoor benodigde software.

Kengetallen

 Aantal fte'sBudget (x f 1 mln)
 begrotingrealisatiebegrotingrealisatie
Produkt en/of activiteit     
– Publicaties8,03,51,240,47
– Adviezen6,014,00,440,43
– Informatie verstrekken34,034,00,590,54
– Instandhouden rechten20,028,0
– Verlenen rechten25,027,5
– Overig98,068,54,197,46
Totaal materieel  6,468,90
Totaal personeel191,0175,515,1214,85
Gemiddeld budget per fte  0,110,14

Toelichting op kengetallen

Het verschil ten aanzien van de personele omvang wordt veroorzaakt door de gevolgen van de reorganisatie van het BIE. Per saldo is de formatieve omvang van het Bureau teruggebracht naar 175,5 fte. De relatief beperkte daling van de personele kosten wordt veroorzaakt door tussentijdse bijstellingen zoals de loonbijstelling. Voor een onderbouwing van de verschillen ten aanzien van het materiële budget wordt verwezen naar de boven gegeven uitsplitsing naar kostensoorten. De personele en materiële mutaties leiden per saldo tot een stijging van het gemiddelde budget per fte.

Centraal Planbureau

materieel (verpl. x f 1 000)begrotingrealisatieverschil
huisvesting46048424
bureaukosten780776– 4
reis- en verblijfkosten30032626
automatisering1 8021 637– 165
overig algemeen1501 034884
kantinekosten1801877
aanschaffingen8075– 5
totaal3 7524 519767

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen en toelichting realisatie 1996

Bij tweede suppletore begroting is f 0,424 mln toegevoegd aan de begroting van het CPB ten gunste van de post overige algemene kosten. Dit bedrag is het gevolg van de administratieve afwikkeling van in voorgaande jaren gepleegde fraude. De resterende overschrijding van f 0,46 mln op de post overige algemene uitgaven is het gevolg van directe kosten verbonden aan werken voor derden, waarvoor ook ontvangsten zijn gerealiseerd. De onderschrijding op automatiseringskosten wordt veroorzaakt door lagere investeringskosten.

Kengetallen

 Aantal fte'sBudget (x f 1 mln)
 begrotingrealisatiebegrotingrealisatie
Activiteiten:     
– Centraal Economisch Plan7,512,00,200,34
– Macro-economische Verkenning5,55,00,140,14
– Tussenrapportages/CPB-report1,52,00,040,05
– Beleidsondersteuning4,53,00,120,08
– Databeheer, onderhoud instrumentarium15,512,50,410,36
– Conjunctuursignalering2,02,00,050,05
– Commissies, vergaderingen3,53,00,090,08
– Externe contacten4,03,00,110,08
– Diversen4,06,50,110,19
– Onderzoeksprojecten48,055,01,261,56
– Onderzoeksprojecten voor derden14,015,00,210,43
– Ondersteunende diensten (incl. leiding)39,040,01,021,14
Totaal materieel  3,754,52
Totaal personeel149,01159,01, 213 ,7016,61
Gemiddelde budget per fte  0,120,13

1 Inclusief personeel (14 fte) gefinancierd uit inkomsten van derden.

2 Totaaltelling is inclusief de toegerekende uren van stagiaires, contractanten e.d. Tussen deze uren en de geraamde inzet van 149,0 fte is in de realisatiecijfers geen onderscheid te maken.

Toelichting op kengetallen

De inzet ten behoeve van het Centraal Economisch Plan is als gevolg van het verbreden van de economische verkenning tot het jaar 2000 en het opnemen van enkele bijzondere onderwerpen, o.a. de bedrijfstakkenstructuur in Nederland en West-Duitsland en de plannen voor een Economische en Monetaire Unie in Europa, groter dan geraamd. De inzet voor onderzoeksprojecten bleek hoger dan geraamd. Dit werd onder andere veroorzaakt doordat de geraamde inzet voor enkele projecten onvoldoende bleek te zijn om tot een kwalitatief hoogwaardige afronding te komen. Daarnaast werd voldaan aan de wens van het Kabinet en de ICES om zo snel mogelijk met een tussenrapportage te komen met de eerste resultaten van de «Lange Termijn Studie 1997».

Economische Controledienst

materieel (verpl. x f 1 000)begrotingrealisatieverschil
huisvestingskosten28534964
bureaukosten82589974
reis- en verblijfkosten3 4003 806406
automatisering1 023934– 89
overig algemeen90272182
kantinekosten20233
aanschaffingen (regulier)5037– 13
totaal56936320627

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen en toelichting realisatie 1996

Bij tweede suppletore begroting is het budget van de ECD verhoogd met f 0,831 mln ten behoeve van de posten huisvestings- en reis- en verblijfkosten. Een deel van deze verhoging (f 0,576 mln) was bestemd voor de aanschaf van dienstauto's, deze aanschaf is echter niet gerealiseerd, omdat besloten is tot een nieuw reiskostenvergoedingensysteem. De post huisvesting werd verhoogd met f 0,135 mln tot f 0,42 mln. Deze verhoging was mede gebaseerd op een begroting van de Rijksgebouwendienst. Deze verhoging bleek ruim voldoende voor de realisatie van f 0,349 mln. De overschrijding op de post bureaukosten is onder andere het gevolg van het gebruik van mobiele telefoons. Ook wordt meer gebruik gemaakt van fax, modem en inlichtingenlijnen. Daarnaast stegen de fotokopieerkosten door het, op verzoek en ten behoeve van het Ministerie van Justitie, kopiëren van een aantal zeer grootschalige onderzoeken. De ECD is verplicht belasting af te dragen over de reiskosten van de rechercheurs die de kosten van de vergoeding voor «regulier» woon-werkverkeer te boven gaan. Doordat de onderzoeken in 1996 langduriger werden, en de rechercheurs daarom langer naar hetzelfde onderzoek moesten reizen, viel deze afdracht hoger uit dan geraamd, waardoor het geraamde bedrag op de reis- en verblijfkosten overschreden werd. De onderschrijding van de post automatisering is het gevolg van vertragingen bij twee projecten. Het betreft het opzetten van een managementinformatiesysteem en het opzetten van een recherche-informatiesysteem. Een groot deel van de overschrijding van de post overig algemeen wordt veroorzaakt door de bijdrage van de ECD aan een onderzoek van het Ministerie van Justitie van f 0,133 mln. Deze bijdrage was niet geraamd. Daarnaast is de overschrijding een gevolg van de toename van vertaalkosten en de doorberekening van de kosten van het gebruik van politiebureau's en politiefaciliteiten.

Kengetallen

 Aantal fte'sBudget (x f 1 mln)
 begrotingrealisatiebegrotingrealisatie
Activiteiten:     
– Assurantiebemiddeling en -fraude10,012,10,280,39
– Bestrijding BV-fraude10,07,90,280,20
– Deponeren jaarstukken9,06,30,250,21
– Economische mededinging8,07,70,220,25
– Handelsregister7,07,20,190,23
– Overige marktwerking6,03,00,170,10
– Tarieven gezondheidszorg5,08,20,140,27
– Ontbinding rechtspersonen3,02,00,080,07
– Consumentenkrediet2,07,60,060,25
– Faillisementsfraude18,014,90,500,49
– Effecten en kredietwezen en Anti witwas wetgeving16,014,90,440,49
– EG-fraude15,012,00,420,39
– Strategische goederen14,08,00,390,26
– Chemisch wapenverdrag10,09,00,280,29
– Drugsprecursoren8,011,00,220,36
– Merkenfraude7,012,00,190,39
– Sanctiewetgeving4,02,00,110,07
– Internationale wetgeving4,010,11nvt
– Ondersteunende diensten49,048,11,361,55
Totaal materieel  5,696,32
Totaal personeel205,0193,915,9017,51
Gemiddelde budget per fte  0,110,12

1 De inzet voor internationale wetgeving kon niet separaat zichtbaar worden gemaakt. Deze is «verweven» in de activiteiten op het gebied van strategische goederen, sanctiewetgeving en EG fraude.

Toelichting op kengetallen

De totaal geplande inzet voor onderzoeken is niet gehaald. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat recherche-medewerkers in toenemende mate ingeschakeld worden in algemene ondersteunende processen als automatisering en onderzoeksvoorbereiding (informatie-verzameling, centrale analyse). Daarnaast kampte de ECD met een aantal vacatures en nam de formatie af met drie, tijdelijk toegekende, fte's. De inzet met betrekking tot de activiteiten tarieven gezondsheidszorg en consumentenkrediet nam toe door een toename van het aantal langdurige onderzoeken. Voor de opsporing van merkenfraude en drugsprecursoren was een grotere inzet nodig omdat «het aanbod» op deze terreinen groter was dan geraamd.

Staatstoezicht op de Mijnen

materieel (verpl. x f 1 000)begrotingrealisatieverschil
huisvesting12214119
bureaukn218161– 57
reis/verblijf840826– 14
automat.13014818
overig alg.698112
kantine572
aanschaf. 4035– 5
totaal1 4241 399– 25

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen en toelichting realisatie 1996

De begroting 1996 voor materieel bedroeg f 1,4 miljoen. Noch bij de eerste suppletore, noch bij de tweede suppletore begroting is dit bedrag gewijzigd. Als gevolg van gewijzigde inzichten tijdens de uitvoering van de begroting 1996 heeft een herallocatie van middelen plaatsgevonden. De huisvestingskosten vertonen een overschrijding, hetgeen met name een gevolg is van hoger uitvallende servicekosten. De bureaukosten zijn aanzienlijk lager dan aanvankelijk was geraamd. De belangrijkste oorzaak hiervoor is een aanzienlijke besparing op het verbruik van kantoorartikelen. Per saldo heeft het het SodM een kleine budgetonderschrijding.

Kengetallen

 Aantal fte'sBudget (x f 1 mln)
 begrotingrealisatiebegrotingrealisatie
Activiteiten:     
– Toezicht18,915,70,970,94
– Beleidsadvisering5,35,60,190,28
– Opsporing0,50,80,050,06
– Beschikkingen1,70,90,060,04
– Overhead19,122,40,160,30
Totaal materieel  1,421,61
Totaal personeel45,545,44,705,20
Gemiddelde budget per fte  0,130,15
  realisatie 1995raming 1996realisatie 1996
Activiteiten (aantallen in mensdagen):
1.Toezicht    
 Zorgsysteemdocumenten239125104
 Veiligheidsrapporten316457535
 Projectmatig inspecteren443570434
 Routine-inspecties1 063764695
 Administratieve gegevensstromen575499563
 Incidentenonderzoek153220257
 Overleg met ondernemingen432428473
 Overig8381 011971
 Subtotaal4 0594 0744 032
2.Beleidsadvisering   
 Nadere regelgeving331388551
 Advisering692513522
 Overig291258368
 Subtotaal1 3141 1591 441
4.Opsporing152133213
5.Beschikkingen282299242

Toelichting op kengetallen

De onderschrijding van het aantal mensdagen in het kader van projectmatig inspecteren is het gevolg van het feit dat door een efficiënte opzet van projectgroepen de projecten sneller werden voorbereid en hierdoor een aanzienlijke tijdwinst kon worden gemaakt ten opzichte van voorgaande jaren. Als gevolg van benodigde extra capaciteit in het kader van andere toezichtsactiviteiten (veiligheidsrapporten, verwerken van administratieve gegevensstromen en het uitvoeren van bedrijfsinterne audits) is het vooraf geraamde minimum aan inspecties niet gerealiseerd. De extra capaciteit ten behoeve van veiligheidsrapporten was noodzakelijk omdat gedurende het jaar meer rapporten zijn ingediend dan werd geraamd. In het kader van de beleidsadvisering hebben met name de advisering over de implementatie van EG-Richtlijnen in nationale wetgeving en een aantal andere wetgevende zaken aanzienlijk meer tijd gevergd dan werd geraamd. Aan opsporingsactiviteiten is meer tijd besteed dan geraamd als gevolg van het groter aantal processen verbaal dat is opgemaakt en vanwege de gecompliceerdheid van de ongevallen en voorvallen.

Rijks Geologische Dienst

materieel (verpl. x f 1 000)begrotingrealisatieverschil
huisvestingkosten1 7161 868152
bureaukosten1 5341 417– 117
reis- en verblijfkosten1 0111 177166
automatisering1 3191 789470
overig algemeen4 0824 560503
kantinekosten2002044
aanschaffingen2 8773 554677
totaal12 73914 5691 855

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen en toelichting realisatie 1996

Bij tweede suppletore begroting is het materiële budget van de RGD verhoogd met f 2,2 mln. Het betrof hier een verhoging van het budget aanschaffingen in verband met investeringen in hard- en software, een verhoging van het budget voor overig algemeen in verband met kosten voor betaalde projecten en een verhoging van het budget voor huisvestingskosten in verband met Arbo-investeringen. Deze mutaties vormen de belangrijkste verklaringen voor de overschrijdingen op de desbetreffende budgetten. De overschrijding van de post automatisering wordt met name verklaard door hogere onderhoudskosten voor hard- en software, uitbesteding van systeembeheer en externe ondersteuning bij de invoering van een nieuw planningssysteem. De belangrijkste oorzaak voor de onderschrijding op de post bureaukosten is het niet tijdig drukklaar krijgen van enkele kaartbladen en publicaties. De overschrijding op de post reis- en verblijfkosten wordt veroorzaakt door hogere exploitatiekosten van dienstauto's en meer binnenlandse reizen.

Kengetallen

 Aantal fte's1Budget (x f 1 mln)
 begrotingrealisatiebegrotingrealisatie
Advies en informatie390,662,32
Informatisering en bestandsbeheer232,863,16
Inventarisaties501,650,94
Thematisch onderzoek271,200,86
Europese samenwerking1
Buitenland30,100,03
Ondersteunende diensten576,287,29
Totaal materieel  12,7514,60
Totaal personeel20020015,4018,68
Gemiddeld budget per fte (excl. de fte's uit inkomsten derden)  0,140,17

1 Incl. personeel (6,5 fte) gefinancierd uit inkomsten derden

Toelichting op kengetallen

Als gevolg van een gewijzigde planningsmethodiek zijn de activiteiten waaraan de personele capaciteit wordt toegerekend met ingang van januari 1996 gewijzigd. Als gevolg hiervan kan geen confrontatie gemaakt worden tussen begroting en realisatie. Ten aanzien van de budgetten was dit nog wel mogelijk. Deze verschillen worden voor het overgrote deel verklaard door de mutaties die bij tweede suppletore zijn aangebracht. Deze kostenstijgingen zijn tevens de oorzaak van de toename van het gemiddelde budget per fte.

Centrale Dienst In- en Uitvoer

materieel (verpl. x f 1000)begrotingrealisatieverschil
huisvesting300239– 61
bureaukosten628557– 71
reis- en verblijfkosten145141– 4
automatisering3753794
overig algemeen20288
kantinekosten105257152
aanschaffingen51611
Totaal1578161739

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen en toelichting realisatie 1996

Bij tweede suppletore begroting is een bedrag van f 0,832 mln overgeheveld naar het Ministerie van Financiën ter financiering van inicidentele kosten die gemoeid zijn met de overgang van het CDIU naar laatstgenoemd ministerie. Voorts werd de materiële begroting van de CDIU verhoogd met 0,12 mln. Deze verhoging kwam geheel ten gunste van de post kantine; in verband met de overgang van de CDIU naar het Ministerie van Financiën werd afgerekend met de overige bewoners van het pand waarin de CDIU gehuisvest is. Deze afrekening bleek overigens wat hoger dan geraamd. De resterende overschrijding op de post kantinekosten wordt veroorzaakt door een onvoorziene vervanging van meubilair in het bedrijfsrestaurant. De onderschrijding op de huisvestingskosten kent een aantal oorzaken. Door energiebesparende maatregelen daalden de energiekosten. Daarnaast werd minder uitgegeven aan het onderhoud en de bewaking van het gebouw. De onderschrijding op bureaukosten wordt grotendeels veroorzaakt door dalende portikosten als gevolg van een terugval in de vergunningenafgifte. De overschrijding op aanschaffingen is het gevolg van onvoorziene aanschaf van meubilair en een kantoormachine.

Kengetallen

 Aantal fte'sBudget (x f 1mln)
 begroting 1996realisatie 1996begroting 1996realisatie1996
Activiteiten:    
– Vergunningenafgifte 159,055,71,041,06
– Overige activiteiten30,029,00,540,56
Totaal materieel  1,581,62
Totaal personeel89,084,76,236,29
Gemiddeld budget per fte  0,090,09

1 Betreft onder andere vergunningen voor textiel, ijzer en staal, schoeisel en strategische goederen.

De realisatie van de materiële uitgaven blijkt hoger dan geraamd. Voor een toelichting hierop wordt kortheidshalve verwezen naar de toelichting op «Materieel CDIU 1996».

Artikel 01.62 Personeel en materieel CBS

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1996244 515244 515
Realisatie 1996269 374269 374
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 24 859+ 24 859

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen en toelichting realisatie 1996

(verpl. x f 1 000)begrotingrealisatieverschil
Personeel   
– personeel CBS (incl. servicekrachten)195 185203 5248 339
Materieel   
huisvestingskosten9 1009 514414
bureaukosten12 00013 4571 457
reis- en verblijfkosten7 6008 6891 089
vorming en opleiding3 5003 378– 122
automatiseringskosten4 3006 0631 763
overig algemeen8 33012 6884 358
aanschaffingen4 50012 0617 561
Totaal244 515269 37424 859

Personeel

Bij de tweede suppletore is een verhoging van dit artikel voor f 13,036 mln geautoriseerd, waarvan f 2,362 mln voor loonbijstellingen, f 4,759 mln extra uitgaven ten behoeve van werken voor opdrachtgevers, f 0,5 mln voor extra personeelkosten en f 5,050 mln verschuiving van materieel naar personeel. De overschrijding van de personele uitgaven met f 8,339 mln betreft hoofdzakelijk loonbijstellingen en individuele loonontwikkelingen, alsmede extra kosten die gemaakt zijn ten behoeve van werken voor opdrachtgevers.

Materieel

Bij de tweede suppletore begroting is op dit artikelonderdeel een verhoging geautoriseerd van f 15,231 mln, waarvan f 15,039 mln extra uitgaven ten behoeve van werken voor opdrachtgevers, f 4,792 mln voor aanschaf van meubilair en f 0,45 mln voor de uitvoering van het businessplan. Daarnaast is een bedrag van f 5,050 mln verschoven van materieel naar personeel.

De overschrijding van materiële uitgaven met f 16,520 mln is hoofdzakelijk veroorzaakt door aanschaf van meubilair en pc's en extra uitgaven ten behoeve van werken voor opdrachtgevers. Deze extra uitgaven voor werken voor opdrachtgevers zijn van invloed op nagenoeg alle kostensoorten. Het werken voor opdrachtgevers heeft geleid tot hogere portikosten, hogere reis- en verblijfkosten, extra inhuur van extern automatiseringspersoneel (deze uitgaven zijn verantwoord onder automatiseringskosten) en uitbesteden van statistisch werk. Daarnaast is er sprake van hogere kosten voor het uitbesteden van drukwerk en hogere automatiseringskosten vanwege extra inhuur van specialisten.

Kengetallen

 Aantal fte'sBudget (x f 1 mln)
Deelgebieden:begr.'96real. '96begr.'96real. '96
Landbouw, nijverheid en milieu303,26,108,49
Handel, transport / dienstverlening440,08,8511,60
Kwartaire sector en leefmilieu242,14,876,49
Sociaal-economische demografie389,17,8310,44
Presentatie en integratie195,83,945,90
Gegev.verzameling / waarn.coörd. 319,36,428,92
Research en ontwikkeling233,14,696,21
Algemene ondersteuning196,23,954,93
Dienstleiding en staf133,73,692,87
Totaal materieel  49,3365,85
Totaal personeel2 452,52 329,0195,19204,36
Gemiddeld budget per fte  0,100,12

Toelichting op kengetallen

Een verdeling van het gerealiseerde aantal fte's over de verschillende deelgebieden is thans niet mogelijk.

02.00 INDUSTRIEEL EN ALGEMEEN TECHNOLOGIEBELEID

Artikel 02.01 Onderzoek en voorlichting ten behoeve van technologiebeleid

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 19961 883
Realisatie 1996893
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd– 990

Toelichting realisatie 1996

De op dit artikel verrichte betalingen vloeien voort uit in het verleden (tot en met 1994) aangegane verplichtingen.

Artikel 02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1996224 322202 020
Realisatie 1996313 248184 949
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 88 926– 17 071

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

De verhoging van de verplichtingenraming met bijna f 89 mln is hoofdzakelijk het gevolg van de volgende mutaties:

– het opvoeren van f 21,2 mln verplichtingenruimte voor de subsidieregeling Economie, Ecologie en Technologie. Dekking hiervoor komt uit de middelen welke uit het Prioriteitencluster III voor dit initiatief gereserveerd zijn;

– de doorwerking van een temporisatie van f 35 mln uit 1995 in het kader van de voorbereiding Technologie Produktie (zie ook Kamerstukken II 1995/96, 24 529, nr. 2, blz 11);

– een temporisatie uit 1996 van ruim f 55 mln naar 1997 teneinde een voor 1997 geraamde overheveling van ruim f 138 mln naar het Ministerie van V&W te kunnen financieren;

– een temporisatie van f 50 mln naar het jaar 1996 uit de jaren 1997 t/m 2000;

– een overheveling van ruim f 36 mln uit artikel 02.09 Speur- en ontwikkelingswerk voor het starten van een aantal samenwerkingsprojecten (f 33 mln), alsmede de subsidieregeling Haalbaarheidsprojecten MKB (f 3 mln);

Toelichting realisatie 1996

Op dit artikel zijn onder meer verantwoord de betalingen en verplichtingen inzake:

* de Nationale Technologieprogramma's zoals:

– de Programmatische Bedrijfsgerichte Technologie Stimulering (PBTS);

– het besluit Subsidies Informatietechnologie;

– het Innovatiegerichte Onderzoeksprogramma (IOP);

– en het Flankerend Beleid.

* het voor technologieprojecten bestemde gedeelte van de middelen die beschikbaar zijn voor de versterking van de economische structuur (VTP);

* de middelen voor stimulering van strategische samenwerking (voorheen clusterbeleid genoemd);

* en het beleidsonderbouwend onderzoek op technologiegebied.

Vanaf 1996 worden op dit artikel tevens de volgende nieuwe beleidsinstrumenten verantwoord:

* de Subsidieregeling Maritiem Onderzoek (Stcrt 1995, 124);

* de Subsidieregeling Haalbaarheidsprojecten MKB, om de kennisdifussie naar het MKB te bewerkstelligen;

* en de Subsidieregeling Economie, Ecologie en Technologie (EET).

Bij Senter zijn de uitvoering van de Nationale Technologie programma's (m.u.v. het Flankerend Beleid), het IOP, de middelen voor stimulering van strategische samenwerking en de subsidieregelingen Maritiem Onderzoek en de Haalbaarheidsprojecten MKB ondergebracht.

Het jaar 1996 was overigens het laatste waarin nog verplichtingen van de Nationale Technologieprogramma's (met uitzondering van het IOP) konden worden aangegaan. Datzelfde geldt voor de middelen voor stimulering van strategische samenwerking. In 1997 zal een nieuw samenwerkingsinstrument (Besluit Subsidies Bedrijfsgerichte Technologische Samenwerking; de BTS) van kracht worden.

In onderstaande tabel is de raming voor elk onderdeel van dit artikel afgezet tegen de uiteindelijke realisatie, zowel voor verplichtingen als voor uitgaven.

ArtikelonderdeelVerplichtingenUitgaven
 geraamdrealisatiegeraamdrealisatie
Overige aktiviteiten003 500318
Stimulering Strategische Samenwerking083 69313 4095 815
Voorbereiding Technologische Produktie68 25038 62650 22025 173
PBTS89 52561 36659 90174 799
IOP19 81120 65126 96523 639
Informatietechnologie021 0589 90813 467
Kennisdiffusie MKB06 01701 647
Maritiem Onderzoek4 8705 7354 1222 859
Flankerend beleid31 23212 12822 87519 147
Infralijn en beleidsonderbouwend onderzoek9 66816 7577 5309 063
EET-programma046 06405 050
TWA9661 1539511 060
KMO001 2001 332
Oude verplichtingen001 4391 579
Totaal224 322313 248202 020184 949

Binnen het in de nota «Kennis in Beweging» geëntameerde beleid, is in 1996 één zogenaamd groot technologieproject gehonoreerd op het artikelonderdeel Stimulering Strategische Samenwerking. Daarmee was een bedrag van f 50 mln gemoeid. Omdat hiervoor geen gepubliceerde regeling bestaat, is deze subsidie aan zowel de Kamer als de Europese Commissie gemeld. Ultimo 1996 liep de EU-goedkeuringsprocedure nog.

Voor overige projecten ter stimulering van strategische samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijven is voorts circa f 33,7 mln toegezegd (waarvan f 6,4 mln aan TNO). De Tweede Kamer wordt over deze projecten jaarlijks separaat geïnformeerd.

Op het artikelonderdeel Voorbereiding Technologische Produktie zijn in het verslagjaar verplichtingen aangegaan tot een totaalbedrag van f 38,6 mln. De Tweede Kamer wordt over deze projecten eveneens seperaat geïnformeerd.

In het kader van de PBTS zijn door Senter 270 (1995: 301) aanvragen behandeld, waarvan er 135 zijn gehonoreerd (1995: 138), hetgeen een verplichtingenbeslag van bijna f 59,9 mln vergde (1995: f 96,9 mln). Daarnaast zijn 9 referentieprojecten gehonoreerd, hetgeen een bedrag van f 0,4 mln vergde.

Uit hoofde van het IOP is (inclusief de niet project gebonden stimuleringsmaatregelen) voor f 20,7 mln (1995: 20,7 mln) aan verplichtingen aangegaan, het betreft hier 85 subsidie-aanvragen, waarvan er 64 zijn gehonoreerd (1995: 63).

In het kader van de IT-regeling zijn door Senter 172 aanvragen behandeld waarvan er 74 zijn gehonoreerd (1995: 78), hetgeen tot een verplichtingenbeslag van f 21,0 mln (1995: f 23,5 mln) heeft geleid.

Voor de subsidieregeling Haalbaarheidsprojecten MKB (Stcrt. 1995–248) zijn in 1996 320 aanvragen gehonororeerd, hetgeen tot een verplichtingenbeslag van f 6 mln heeft geleid.

In het kader van de subsidieregeling Maritiem Onderzoek zijn door Senter 22 aanvragen gehonoreerd voor een verplichtingenbedrag van f 5,7 mln.

De in het kader van het Flankerend Beleid aangegane verplichtingen zijn als volgt te specificeren:

TechnologiegebiedToezeggingenBedrag
 1996199519961995
Informatietechnologie10271,64,4
Materiaaltechnologie4161,09,4
Biotechnologie560,31,4
Milieutechnologie11241,16,8
Electronische snelweg1608,10
Totaal467312,122,0

De toegezegde bedragen hebben met name betrekking op de thema's specifiek beleidsonderbouwend onderzoek, kennisopbouw, kennisoverdracht en beleidsevaluaties.

Toezeggingen van enige financiële omvang zijn:

– bijdragen tot een totaal van f 0,4 mln aan het interdepartementale onderzoeksprogramma duurzame technologische ontwikkeling;

– een opdracht van f 1,5 mln voor het uitvoeren van een benchmarkstudie terzake Informatie en Communicatietechnologie;

– een bijdrage van f 0,3 mln voor het proefprogramma Transito Cognito dat tot doel heeft kennisoverdracht van materiaaltechnologie tussen onderwijsinstellingen, intermediaire organisaties en bedrijven te bewerkstelligen;

– een opdracht van f 0,7 mln voor het ontwikkelen van een module voor de beoordeling van software gerelateerde projecten.

Onder het technologiegebied electronische snelweg zijn 10 toezeggingen begrepen aan de publieke sector met een totaal van f 5,5 mln.

Op het artikelsub Infralijn/Overige Activiteiten, aangegane verplichtingen f 16,8 mln (1995 f 4,6 mln), zijn onder meer toezeggingen gedaan aan:

– NWO in het kader van het onderzoeksthema receptoren f 2 mln;

– het Waterloopkundig Laboratorium f 1,6 mln voor de ontwikkeling van een geïntegreerd model voor het stedelijk waterbeheer in samenwerking met het bedrijfsleven;

– TNO voor de vestiging in Eindhoven f 7,5 mln;

– het Centrum voor Micro-Elektronica voor f 0,6 mln teneinde JESSI bij het midden- en kleinbedrijf te introduceren;

– In het kader van beleidsonderbouwend onderzoek tenslotte, zijn toezeggingen gedaan tot een totaalbedrag van circa f 2,9 mln. In 1995 was dat circa f 1,7 mln.

Vanwege de belangstelling vanuit de industrie voor het EET-programma is besloten het budget te verhogen van f 20 mln naar f 50 mln. Er zijn in totaal 121 aanvragen, met een projectomvang van ca f 1,1 miljard, ingediend waarvan er 33 door de adviescommissie EET goed genoeg werden bevonden voor de kwalificatieronde. Uiteindelijk zijn er 28 projecten definitief ingediend en zijn daarvan 13 met een subsidie-omvang van f 50 mln goedgekeurd. Hiervoor is in 1996 een budget van f 45 mln toegezegd aan het programmaburo EET, de resterende f 5 mln zal in 1997 worden toegezegd.

Voor de uitvoeringskosten is aan het programmabureau EET (een samenwerking tussen NOVEM en Senter) een bedrag van f 1,1 mln beschikbaar gesteld.

De kosten van de Technisch Wetenschappelijke Attaché's kenden in vergelijking met 1995 het volgende verloop:

jarenaantal postenaantal fteoperationele kosten
1995591,0 mln
1996791,2 mln

Als gevolg van de uitbreiding van het aantal posten zijn de operationele kosten toegenomen.

Tot slot zij nog vermeld dat in het kader van het ultimo 1996 beëindigde programma Kleine en Middelgrote Ondernemingen, dat beoogde de bij TNO beschikbare kennis over te dragen aan het MKB, nog betalingen zijn verricht tot een bedrag van f 1,3 mln.

Artikel 02.03 Internationale en algemene technologiestimulering

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1996130 510130 000
Realisatie 1996132 40650 160
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 1 896– 79 840

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Als gevolg van een vertraagde goedkeuring door de Europese Commissie van een aantal projecten op het onderdeel Micro-elektronicastimulering is de uitgavenraming bij Nota van Wijziging op de tweede suppletore begroting met f 70 mln neerwaarts bijgesteld.

Toelichting realisatie 1996

Op dit artikel worden de betalingen en verplichtingen terzake van internationale technologieprojecten verantwoord, te weten de Subsidieregeling Bedrijfsgerichte Technologie Stimulering in Internationale Projecten (BTIP) alsmede de (ook nationaal georiënteerde) Micro-elektronicastimulering (MES). Het Europese programma Eureka maakt deel uit van de BTIP. Voor het Eureka secretariaat is ruim f 0,2 mln uitgetrokken in 1996.

De BTIP wordt uitgevoerd door Senter. Voor de BTIP geldt de volgende tabel:

(bedragen x f 1 mln)BudgetEureka ProjectB/PBudgetMou Ned.-Israël ProjectB/P
realisatie 199415,6340,460,440,10
realisatie 199528,1460,611,060,17
realisatie 199610,9300,361,130,37
raming 199622,5500,451,060,17
verschil met real. – 11,6– 20– 0,09+ 0,1– 3+ 0,20

De afhandeling van in 1996 ingediende BTIP-projecten heeft vertraging opgelopen omdat de commissie die de projecten beoordeelt zodanig laat in 1996 bijeen is gekomen dat vastlegging van goedgekeurde projecten niet meer in 1996 plaats kon vinden. De afwikkeling van deze projecten zal in 1997 plaatsvinden. Als gevolg hiervan valt het aantal gerealiseerde projecten in 1996 lager uit dan geraamd en daarmee ook het gerealiseerde verplichtingenbudget.

In het kader van afspraken met Indonesië over technologische samenwerking is een bijdrage toegekend aan MARIN (f 3,6 mln) voor het opzetten van researchprojecten in Indonesië in samenwerking met het Indonesian Hydrodynamic Laboratory.

Daarnaast is aan de regering van Indonesië een faciliteit aangeboden (Stcrt. 1996, 58) welke te doel heeft de technologische samenwerking tussen enerzijds Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen en anderzijds Indonesische bedrijven en kennisinstellingen te stimuleren. Senter is veranwoordelijk voor de uitvoering van deze faciliteit. In het kader van deze faciliteit zijn door Senter 3 projecten gehonoreerd, hetgeen een verplichtingenbeslag van f 1,8 mln vergde.

De MES kent in vergelijking met voorgaande jaren het volgende beeld:

jaaraantal verplichtingenbedraggemiddelde subsidie %
199412111,4 mln28% (bandbreedte >25 <55%)
199513104,4 mln29% „
199615112,0 mln27% „

De omvang van het gesubsidieerde, door het bedrijfsleven geëntameerde onderzoek bedraagt ongeveer f 416,2 mln. De toezeggingen hebben grotendeels betrekking op projecten in het kader van JESSI, ADDT, LCD, Consumer IC, Mechatronica, Radiologie 2001, DAB en strategische samenwerkingsprojecten met universiteiten.

Het merendeel van deze toezeggingen is verleend onder het voorbehoud van instemming door de Europese Commissie. Ultimo 1996 liep deze goedkeuringsprocedure nog.

De overige verplichting ad f 0,5 mln betreft begeleidingskosten met betrekking tot eerdergenoemde projekten.

Tot slot zij nog vermeld dat in het verslagjaar is teruggekomen op de in 1995 vastgestelde subsidie van het projekt D2TV. Daarmee was een bedrag van f 2,25 mln gemoeid.

Artikel 02.04 Overheidsaanschaffingen en bevordering van bedrijfsgerichte samenwerking

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199625 00027 850
Realisatie 199625 51022 646
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 510– 5 204

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij slotwet zijn twee overboekingen verwerkt. In de eerste plaats is f 3,5 mln bijgedragen aan het Ministerie van Verkeer & Waterstaat voor de bouw van een combinatie van een oliebestrijdingsvaartuig met een hydrografisch opnemingsvaartuig. In de tweede plaats is f 2,5 mln overgeboekt naar het Ministerie van Defensie als bijdrage in de de aanschaf van drie patrouillevaartuigen. Deze middelen zijn binnen het totaal van de EZ-begroting vrijgemaakt.

Toelichting realisatie 1996

Op dit artikel worden de volgende uitgaven en verplichtingen verantwoord:

– het Innovatieve Overheids Aanschaffingenbeleid (IOA);

– de samenwerkingsprogramma's tussen de Ministeries van Economische Zaken en Defensie op het gebied van onderzoek en ontwikkeling van defensietechnologie en -materiaal (Codema);

– de subsidieregeling Stimulering Technologisch Onderzoek door Collectiviteiten (BTOC) In het kader van IOA en Codema zijn in het verslagjaar 15 projectvoorstellen (aanvullend) gehonoreerd. Daarmee is een verplichtingenbedrag van f 20,5 mln gemoeid. Dit is als volgt verdeeld:

(bedragen x f 1 mln)BedragCodema ProjectB/PBedragIOA ProjectB/P
realisatie 199410,091,17,761,3
realisatie 199513,991,53,960,6
realisatie 199619,0131,51,520,7
raming 199615,092,74,960,8
Verschil met real.+ 4,0+ 4– 0,2– 3,4– 4– 0,1

Het Ministerie van Defensie voert projecten onder de Codema-regeling uit met een financiële bijdrage van EZ. In 1996 zijn door Defensie 4 projecten meer gestart dan door EZ geraamd, waardoor tevens de bijdrage van EZ hoger uitvalt. De realisatie van het aantal IOA-projecten (en daarmee ook het gerealiseerde budget) valt lager uit dan geraamd omdat twee projecten niet op de EZ-begroting verantwoord worden, maar overgeboekt zijn naar de begrotingen van de Ministeries van V&W en Defensie.

De uitvoering van de BTOC is in handen van Senter. In 1996 zijn 19 (1995: 23) projectvoorstellen gehonoreerd, hetgeen een verplichtingenbeslag van f 5 mln (1995: f 5 mln) vergde.

Artikel 02.05 InnovatieCentra

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199643 12643 943
Realisatie 199644 82444 439
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 1 698+ 496

Toelichting realisatie 1996

Het afgelopen jaar heeft een afronding laten zien van de verzelfstandigingsoperatie van de ICa. Het is daarmee ook een jaar geweest dat zicht heeft gegeven op een aantal nieuwe ontwikkelingen.

In de eerste plaats is de integratie tussen ICNN (Stichting InnovatieCentra-Netwerk Nederland) en CME (Centra voor Micro-Electronica) tot een afronding gekomen. Met ingang van 1997 is er sprake van één geïntegreerde organisatie.

Ook is een start gemaakt met de integratie van ICNN en een deel van het IMK-netwerk. De planning is er op gericht dit traject met ingang van 1998 te hebben afgerond.

Tot slot is ook in 1996 de evaluatie gestart naar het functioneren en presteren van het ICNN. Verwacht wordt dat deze evaluatie vlak voor de zomer 1997 zal zijn afgerond.

De aansluitende tabellen geven inzicht in de activiteiten van het ICNN. De opgenomen gegevens zijn anders dan de gegevens die vermeld waren in de ontwerpbegroting 1996. Ofschoon dit impliceert dat het het niet mogelijk is om de kengetallen qua raming en realisatie te vergelijken, is gekozen voor afwijkende gegevens omdat deze een grotere informatieve waarde hebben.

Activiteiten19951996
1Adviezen > 1 uur7 2005 700
2Adviezen < 1 uur13 70014 100
3Voorlichtingsbijeenkomsten420400
 – deelnemende bedrijven10 3008 600
 – deelnemende personen4 7205 640
4Adviezen > 1 uur naar belangrijkste branches in %   
 – metaal en elektro2528
 – overige industrie1619
 – bouwnijverheid56
 – groothandel1413
 – zakelijke dienstverlening1516
 – overige branches2518
5Adviezen > 1 uur naar soort in %   
 – productontwikkeling4844
 – productieverbetering2525
 – bedrijfsvoering2731
6Adviezen > 1 uur naar grootte bedrijven in %   
 – minder dan 5 personen4241
 – 5 tot 50 personen4343
 – meer dan 50 personen1516

Artikel 02.06 Subsidies in het belang van de industriële ontwikkeling

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199674 06991 971
Realisatie 199694 620107 593
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 20 551+ 15 622

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Voor de afkoop van toekomstige VUT-uitgaven van het Maritiem Research Instituut Nederland, alsmede de VUT-uitgaven van het NNI is de raming in 1996 voor in totaal f 8 mln verhoogd. Van dit bedrag is f 2 mln afkomstig uit artikel 01.03 Loonbijstelling en is f 6 mln vrijgemaakt binnen de EZ-begroting. De mutatie in de uitgavenraming wordt, naast de hiervoor genoemde verplichtingenmutatie, hoofdzakelijk veroorzaakt door een versnelling met f 8,6 mln van de uitgaven welke verricht zijn op in het verleden aangegane verplichtingen voor de Stichting Technische Wetenschappen.

Toelichting realisatie 1996

De in 1996 verrichte uitgaven en aangegane verplichtingen hebben betrekking op de financiering van:

 19961995
 uitg.verpl.uitg.verpl.
– TNO55,053,655,353,9
– Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium6,38,34,44,4
– Maritiem Research Instituut Nederland9,89,83,73,7
– N.V. NEHEM3,84,05,35,2
– Stichting Centrum voor Micro Elektronica4,94,95,24,9
– Nederland Normalisatie Instituut2,62,42,12,4
– CMO2,508,84,5
– Nederlands Instituut voor Maritiem onderzoek0,50,400
– NBBI0,60,40,10,1
– Centum voor Onderzoek, Advies en Onderwijs0,80,80,91
– Nederland Distributieland0,810,31
– Instituut voor Nederlandse Kwaliteit0,60,80,60,8
– Stichting Bos en Hout0,40,500,5
– Stichting Koning Willem I0,10,20,10,1
– Bureau EG-Liaison2,12,40,80,3
– Maritiem Informatiecentrum0,40,400
– Raad voor de Accreditatie0,20,400
– Raad voor de Certificatie000,20,3
– NMI2,44,400
– STW13,8000
Totaal107,694,688,183,1

Nederlandse Organisatie voor Toegepast-Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO)

Op grond van de TNO-Wet van 19 december 1985 wordt de jaarlijkse bijdrage aan TNO ad f 53,6 mln in het kader van het doel- en stimuleringsprogramma «om niet» ter beschikking gesteld. Wel worden er door het departement afspraken gemaakt over de besteding van de door EZ beschikbaar gestelde middelen. Deze afspraken worden vastgelegd in de toezegging van het voorafgaande jaar (1996 dus in 1995)

 19961995
– Materiaaltechnologie8,58,5
– Produkt- en Produktietechnologie3,63,6
– Energie5,46,5
– Milieutechnologie3,33,3
– Bouw3,03,0
– Biotechnologie2,62,6
– Technologie en Beleid1,01,0
– Informatietechnologie2,72,7
– Vervoerstechnologie0,60,6
– Clusterprojecten (en nog nader in te vullen beleid)6,96,2
– Stimuleringsprogramma TNO (excl. f 2,2 uit overloop 1994)16,015,9
Totaal53,653,9

De uitgaven hebben voor f 54,3 mln betrekking op de bijdrage voor het jaar 1996 (inclusief loonbijstelling 1996) en voor f 0,7 mln op de afwikkeling van het TNO stimuleringsprogramma (de zgn. KNOV-middelen).

Het onder de verplichtingen opgenomen bedrag heeft betrekking op de loonbijstelling over de subsidie 1996 ad f 0,7 mln en de voorlopige bijdrage 1997 ad f 52,9 mln.

Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR)

Het NLR houdt zich bezig met toegepast onderzoek op het gebied van de ruimtevaart- en de vliegtuigontwikkeling in brede zin.

EZ verstrekt jaarlijks via het Ministerie van Verkeer en Waterstaat een vaste bijdrage van f 4,5 mln in het exploitatietekort van het NLR (jaarlijks circa f 30 à f 35 mln, exclusief de bijdragen aan de investeringen).

Daarnaast is in 1996 specifiek een bijdrage toegezegd van f 3,9 mln als cofinanciering van door de Europese Unie toegezegde subsidie's aan internationale technologie-programma's.

Maritiem Research Instituut Nederland (MARIN)

Naast de missiebijdrage, die de vorm heeft van een «lump sum» van f 1,7 mln, is in het verslagjaar de bijdrage van het Rijk aan de jaarlijkse VUT-kosten van het instituut afgekocht met een bedrag van f 8,1 mln.

In de missiebijdrage nemen overigens de departementen OC&W en V&W eveneens voor f 1,7 mln deel.

N.V. NEHEM

De in 1996 aangegane verplichtingen ad f 4,0 mln betreffen de basisfinanciering 1996 ten behoeve van de signaalfunctie van NEHEM. Deze basisfinanciering is in lijn met de met NEHEM ten tijde van de verzelfstandiging gemaakte afspraken. Deze afspraken behelzen:

– EZ verstrekt tot en met 1995 een basisfinanciering ad f 5 mln ter dekking van de kosten die verband houden met de signaleringsfunktie;

– de basisfinanciering zal gedurende de jaren 1996 tot en met 1999 worden verminderd tot nihil (1996: f 4 mln; 1997 f 3 mln; 1998 f 2 mln; 1999 nihil);

– EZ verstrekt een «overbruggingsfinanciering» ad f 4,3 mln waarmee NEHEM in staat gesteld wordt marktconforme arbeidsvoorwaarden (met name een flexibele pensioenregeling) aan haar personeel aan te bieden «in ruil» voor de bestaande rechtspositieregeling;

– NEHEM is verplicht de (renteloze) lening terug te betalen op basis van een overeengekomen percentage van de winst. Voorzover de lening in 2010 nog niet geheel is afgelost, zal het restant alsdan worden kwijtgescholden.

Uit hoofde van de uitgestelde aflossing over 1994 en 1995 is in het verslagjaar rente ontvangen. De vordering van EZ blijft ultimo 1996 onveranderd f 4,149 mln

Stichting Centrum voor Micro Electronica (SCME)

Het SCME houdt zich bezig met activiteiten op het gebied van bewustwording en toepassing van micro-electronica. In 1996 is een exploitatie-subsidie toegezegd van f 4,9 mln. Voor 1997 is een samengaan van het SCME en het ICNN voorzien.

Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) In 1996 is de volgende subsidie aan het NNI verstrekt:

– een taakgerichte bijdrage van f 0,8 mln voor de wettelijke taken (richtlijn 83/189 en GATT-overeenkomst) die door het NNI worden uitgevoerd;

– en een projectgerichte bijdrage van f 1,1 mln.

Laatstgenoemde bijdrage heeft enerzijds tot doel de kansen en bedreigingen voor het Nederlandse bedrijfsleven ten aanzien van Europese en internationale normalisatie te signaleren en anderzijds het bedrijfsleven, op die gebieden waar erkende nationale economische belangen in het geding zijn, bij dat normalisatieproces te betrekken. Naast deze bijdragen is voor VUT-uitkeringen nog f 0,5 mln toegezegd en betaald.

Op de in 1992 in het kader van een reorganisatie van het instituut verstrekte achtergestelde renteloze lening van f 2,5 mln is in 1996 een bedrag van 1,9 mln terugontvangen.

Nederlands Meetinstituut (NMi)

Met ingang van 1996 wordt op dit artikel de bijdrage aan het fundamenteel onderzoek voor standaardenontwikkeling en -beheer voor de industrie geraamd. In 1996 is f 4,4 mln beschikbaar gesteld (inclusief een nabetaling over 1995 ad f 0,2 mln).

Bureau EG-Liaison (EGL)

Aan het EGL is een maximale subsidie van f 2,4 mln verstrekt voor voorlichtings- en begeleidingsactiviteiten aan en ten behoeve van bedrijven in het kader van de EU-kaderprogramma's. Deze relatief hoge bijdrage in relatie tot voorgaande jaren is het gevolg van intensivering van de activiteiten om de Nederlandse deelname aan deze programma's te vergroten.

Op 1 januari 1997 is het EGL geïntegreerd in het agentschap Senter

Artikel 02.07 Internationale ruimtevaartprogramma's

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199614 288139 995
Realisatie 199639 625150 914
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 25 337+ 10 919

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

De verplichtingenraming is bij tweede suppletore begroting verhoogd naar aanleding van inflatie- en wisselkoersontwikkelingen, kostenoverschrijdingen welke binnen de afgesproken bandbreedte van 20% blijven en de deelname in enkele nieuwe programma's.

Toelichting realisatie 1996

Op dit artikel worden met name de bijdragen aan het Internationale Ruimtevaart Agentschap (ESA) verantwoord. Voorts betreft het uitgaven in het kader van het Sciamachy-project (Duits-Nederlands samenwerkingsproject) en via het NIVR uitgevoerde nationale programma's.

De in 1996 verrichte uitgaven en verplichtingen hebben betrekking op de volgende programma's:

( x f 1 mln)19951996
 uitgavenverplichtingenuitgavenverplichtingen
– General budget13,513,510,310,3
– Telecom projecten4,30,011,73,2
– Ruimtetransport67,493,099,812,8
– Basistechnologie5,90,02,24,3
– Aardoberservatie43,120,622,49,0
– Ruimtestation12,830,54,50,0
Totaal147,0157,6150,939,6

De commiteringen in 1996 hebben voor f 10,3 mln betrekking op verplichte jaarlijkse bijdragen zoals het general budget, voor f 13,4 mln zijn het aanpassingen van lopende verplichtingen aan inflatieen wisselkoersontwikkelingen danwel kosten-overschrijdingen binnen de bandbreedte van 20%. De resterende f 15,9 mln betreffen nieuwe programma(onderdelen). Er werd voor f 5,1 mln ingeschreven op de technologieprogramma's GSTP en ARTES I. Ten behoeve van de nationale ontwikkelingskosten van het ozonmonitoringinstrument IMS en de IASI satelliet is f 5,0 mln toegezegd aan het NIVR. Door EUMETSAT werd ultimo 1996 overigens besloten het IMS instrument niet te plaatsen op METOP 1 en 2. De mogelijkheid bestaat nog dat het IMS meegaat bij de lancering van METOP 3.

Ten behoeve van de ontwikkeling van de ERA-robotarm werd aan het NIVR f 4,3 mln toegezegd. Het betreft kosten die niet onder het ESA contract worden vergoed.

Ten slotte werd f 1,5 mln toegezegd via het Ministerie van V&W aan het remote sensing programma van de BCRS.

Naast EZ verstrekken ook de Ministeries van OC&W, VROM, LNV en V&W bijdragen aan ESA-programma's. Tegenover de rijksbijdragen aan de programma's staan ESA-opdrachten aan de Nederlandse industrie en overige uitgaven van ESA via ESTEC in Nederland. In de onderstaande tabel zijn de gegevens opgenomen:

jarenbetaalbaar gesteld door het Rijkopdrachten ESA aantal bedrijventotaal bedrag
1994147 mln6893 mln
1995177 mln61216 mln
1996192 mln*106 mln

* gegeven op dit moment nog niet beschikbaar

De uitgaven van ESTEC in Nederland bedragen gemiddeld genomen f 500 mln per jaar. In deze f 500 mln zit een groot deel van de hierboven genoemde opdrachten aan bedrijven.

Artikel 02.08 Bevordering van de vliegtuigindustrie en ruimtevaart

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 19965 0005 000
Realisatie 199610 00010 000
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 5 0009+ 5 000

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

De hogere realisatie met f 5 mln is het gevolg van de doorwerking van een mutatie die bij tweede suppletore begroting 1995 is verwerkt (zie Kamerstukken II 1995/96, 24 529, nr. 2, blz. 14) en betreft het doorschuiven van het budget wat beschikbaar is voor het geval het NIVR-revolving fund in enig jaar tekorten heeft.

Toelichting realisatie 1996

Ten laste van dit artikel worden de bijdragen aan de Stichting Nederlands Instituut voor Vliegtuigindustrie en Ruimtevaart (NIVR) verantwoord.

Eind 1996 is er aan het NIVR-revolving fund 10 mln toegevoegd vanuit de EZ begroting waardoor het saldo ultimo 1996 ruim 24,6 mln bedraagt. Door het wegvallen van de royalty-opbrengsten van Fokker was deze ophoging van het revolving fund noodzakelijk.

In het verslagjaar heeft het NIVR volgens de voorlopige cijfers ruim f 43,3 mln aan inkomsten genoten. Deze ontvangsten bestaan uit:

 1996
Specifieke financiering Ruimtevaartprojecten19,7 mln
Defensieprogramma's8,3 mln
Airbus royalties2,8 mln
Overig2,5 mln
Verhoging revolving fund10,0 mln
Totaal43,3 mln

Hiertegenover staan uitgaven in het kader van algemene en specifieke vliegtuig- en ruimtevaarttechnologie-ontwikkelingsprogramma's ten bedrage van ongeveer f 55 mln. Deze zijn als volgt te specificeren:

 1996
Ruimtevaartprojecten18,7 mln
Luchtvaarttechnologie en research16,7 mln
Ruimtevaarttechnologieprogr.15,2 mln
Bureaukosten4,4 mln
Totaal55,0 mln

Het exploitatietekort over 1996 bedraagt op basis van de thans bekende gegevens dus ongeveer f 11,7 mln. Dit bedrag zal worden onttrokken aan het «Revolving Fund» dat na deze onttrekking nog f 24,6 mln bedraagt.

Artikel 02.09 Speur- en ontwikkelingswerk

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1996132 04984 000
Realisatie 1996100 62897 475
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd– 31 421+ 13 475

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Majeure posten die ten grondslag liggen aan de verlaging van de verplichtingenraming met ruim f 31 mln zijn:

– een overheveling van ruim f 39 mln naar artikel 02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering voor het starten van een aantal samenwerkingsprojecten (f 35,7 mln), alsmede de subsidieregeling Haalbaarheidsprojecten MKB (f 3,3 mln);

– het opvoeren van f 20 mln verplichtingenruimte voor de kredietregeling elektronische dienstenontwikkeling (KREDO). Voor f 16,7 mln zijn deze middelen afkomstig uit artikel 02.14 gelden uit Prioriteitencluster III. De overige f 3,3 mln is rechtstreeks uit de rijksbegroting beschikbaar gesteld (tranche 1997 van de cluster III-middelen);

– in verband met de late tweede tenderdatum van de KREDO-regeling was het niet meer mogelijk de projecten nog in 1996 vast te leggen. Om deze reden is een temporisatie van f 12 mln verplichtingenruimte naar 1997 verwerkt.

Toelichting realisatie 1996

Op dit artikel worden de aangegane verplichtingen en betalingen uit hoofde van het Besluit Technische Ontwikkelingskredieten (TOK), de KREDO- en de MPO-regeling verantwoord. Al deze instrumenten worden uitgevoerd door Senter.

Voor wat betreft de realisatiegegevens van het TOK geldt de volgende tabel:

(bedragen x f 1 mln)KredietTOK-klein ProjectK/PTotale projectomvang bij een kredietperc. van 40%KredietTOK-groot ProjectK/P
realisatie 199556,5511,1114140,4313,5
realisatie 199648,7520,9412242,5410,6
raming 199662,5501,2515655,0318,3
verschil met real. – 13,8+ 2– 0,31 – 12,5+ 1– 7,7

In 1996 is de TOK-regeling toegankelijker gemaakt voor het MKB (onder andere door een vereenvoudiging bij het indienen van aanvragen). Het aantal projecten (TOK-klein) is echter niet toegenomen omdat middelgrote ondernemingen minder beroep op de regeling hebben gedaan door gunstige economische ontwikkelingen in 1996. Het gevolg hiervan is wel dat het krediet per project substantieel lager is uitgevallen dan geraamd en daarmee ook het totale verleende krediet.

In 1996 is de Kredietregeling Elektronische Dienstenontwikkeling (KREDO) van kracht geworden (stcrt. 1996, 112). Doel van de regeling is bij te dragen aan de totstandkoming van de elektronische snelwegen in Nederland door het stimuleren van de ontwikkeling van nieuwe elektronische diensten door individuele bedrijven. In 1996 zijn 12 aanvragen gehonoreerd, hetgeen een verplichtingenbeslag van f 8,0 mln vergde.

In 1996 is de Kredietregeling Milieugerichte Produktontwikkeling (MPO) van kracht geworden (stcrt. 1996, 117). De regeling beoogt de ontwikkeling te stimuleren van produkten die het milieu zo min mogelijk belasten. In 1996 zijn 7 aanvragen gehonoreerd wat een verplichtingenbeslag van f 1,5 mln vergde.

Artikel 02.10 Innovatiestimuleringsregeling

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1996
Realisatie 1996125160
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 125+ 160

Toelichting realisatie 1996

De INSTIR (generieke bevordering van het innovatieve speur- en ontwikkelingswerk in Nederland) is per 1 oktober 1991 beëindigd. De afwikkeling van deze regeling betreft het afhandelen van bezwaar- en beroepsschriften door Senter.

Artikel 02.11 Garanties technologiebeleid

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1996
Realisatie 199612 500384 413
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 12 500+ 384 413

Toelichting realisatie 1996

Naar aanleiding van de aan Fokker verleende surséance van betaling hebben zes banken de Staat op de verstrekte garanties voor de ontwikkelingsfinanciering aangesproken.

In februari 1996 is een bedrag van f 384,4 mln (inclusief rente) betaald, waarvan 23,2 mln met betrekking tot de FO-60 kon worden verrekend met Defensie. Uit hoofde van deze betaling is een evengrote vordering bij de bewindvoerders van Fokker ingediend. Gelet op het achtergestelde karakter van de leningen moet de kans op terugbetaling op nihil worden geschat.

Voornoemd bedrag is als volgt opgebouwd (bedragen x f 1 000):

– lening Fokker 70104 000
– lening Fokker 10051 230
– overeenkomst 1993180 000
– rente i.v.m. betalingsachterstand2 782
Subtotaal338 012
– garantie Fokker (restant)46 400
– afrondingsverschil+ 1
Totaal384 413

In het kader van het faillissement van Fokker is eveneens in 1996 een garantie voor het boedelkrediet verstrekt van 155 mln. Dit boedelkrediet is in 1996 in zijn geheel afgelost waardoor deze verplichting nog in het boekjaar werd ingetrokken.

Lopende de onderhandelingen over een mogelijke herstart is daarnaast een garantie verstrekt van 12,5 mln met betrekking tot de financiering van de verlengde afbouw van Fokkertoestellen.

Artikel 02.12 Technologische infrastructuur

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199638 51125 522
Realisatie 199640 10225 037
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 1 591– 485

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Uit artikel 02.14 Gelden uit Prioriteitencluster III is f 50 mln overgeheveld voor de opzet van Technologische Topinstituten. Omdat een definitieve selectie niet meer in 1996 plaats kon vinden zijn deze middelen bij tweede suppletore begroting naar 1997 doorgeschoven (met uitzondering van f 2 mln aanloopkosten).

Toelichting realisatie 1996

Het budget op dit artikel wordt gebruikt voor de voorbereiding en uitvoering van beleid voor de technologische onderzoeksinfrastructuur, onderwijs en arbeidsmarkt, kennisoverdracht, publieksvoorlichting en technologie & samenleving.

Een deel van het budget wordt aangewend ter financiering van projecten op het gebied van technologische vernieuwing. Uit dit onderdeel werden onder meer het KIM-programma, de Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid en een subsidie ten behoeve van de Stichting Wetenschap en Techniek Nederland bekostigd (f 13,478 mln).

Voor onderzoek en voorlichting ten behoeve van technologiebeleid (o.a. beleidsonderbouwend onderzoek en evaluatiestudies) is in 1996 voor f 4,359 mln aan opdrachten verstrekt.

Weer een ander deel (f 20,585 mln) heeft betrekking op de Stichting voor de Technische Wetenschappen (STW). STW is onderdeel van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en bevordert het technisch wetenschappelijk onderzoek en de toepassingen daarvan. EZ heeft in 1996 ten behoeve van 1997 een basissubsidie verstrekt. Daarmee financiert STW onderzoekprojecten die industrieel relevant zijn. De totale uitgaven van STW voor het 'Open Technologieprogramma' bedragen jaarlijks circa f 55 mln.

In 1996 is een nieuw artikelonderdeel gecreëerd ten behoeve voor de nog op te richten Technologische Top Instituten (TTI's). In 1996 zijn slechts verplichtingen aangegaan en uitgaven gedaan ter ondersteuning van het voorbereidings- en besluitvormingsproces (f 1,68 mln).

Artikel 02.13 Projecten gefinancierd uit het Fonds economische structuurversterking

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199616 796
Realisatie 1996100 00019 249
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 100 000+ 2 453

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Uit het Fonds economische structuurversterking (Fes) is een bijdrage van f 100 mln aan het Maritiem Research Instituut Nederland verstrekt voor investeringen in testfaciliteiten op het gebied van hydromechanica en maritiem onderzoek.

Toelichting realisatie 1996

De op dit artikel verantwoorde projecten maken deel uit van de «Investeringsimpuls 1994». De financiering van deze projecten loopt via het Fonds economische structuurversterking.

In 1994/1995 zijn de subsidietoezeggingen aan NOBIS (f 25,0 mln) en HPCN (f 35,0 mln) vastgelegd. In 1996 is de bijdrage van EZ aan het investeringsprogramma van MARIN (f 100,0 mln) als verplichting vastgelegd.

Nederlands onderzoeksprogramma Biotechnologische in-situ Sanering (NOBIS)

In 1996 zijn 2 inschrijfrondes gehouden. Bij deze ronden zij 23 voorstellen ingediend, waarvan er 11 zijn geselecteerd voor uitvoering. Voor 4 van deze 11 voorstellen wordt eerst een voorbereidende definitiestudie uitgevoerd. In totaal zijn thans 30 projecten geselecteerd met een totale waarde van f 23,6 mln.

Het aantal NOBIS-deelnemers is ten opzichte van 1995 gestegen van 16 tot 44 waardoor het draagvlak voor het initiatief in 1996 sterk is vergroot.

Niet alleen bedrijfsleven, maar ook provinciale en gemeentelijke overheden raken in NOBIS geinteresseerd en hebben als probleembezitter van vervuilde grond voorstellen voor haalbaarheidsonderzoeken ingediend.

Inmiddels is nu ook een onderzoek gestart naar de kosten-baten van deze wijze van bodemreiniging ten opzichte van de klassiekere, veelal kostbare methoden.

In 1996 is vanuit het communicatie- en kennisoverdrachtsbeleid van NOBIS de periodieke uitgave «Nobis-nieuws» gestart en is eind 1996 een symposium gehouden op gebied van In Situ-bodemreiniging en de ontwikkelingen daarin bij NOBIS.

High Performance Computing and Networking (HPCN)

In 1996 is door HPCN een gerichte tender op het aandachtsgebied «Apparaten en Systemen» uitgeschreven. Er werden 11 projectvoorstellen ontvangen, waarvan er uiteindelijk 2 zijn gehonoreerd.

Het «JERA-project» heeft tot doel de gelijktijdige ontwikkeling van nieuwe commerciële web-diensten en de daarvoor noodzakelijke gedistribueerde, fout tolerante en schaalbare architectuur. Met dit project wordt ingespeeld op de snelle groei van Internet.

Het project «SIMULTAAN» heeft tot doel de ontwikkeling van trainingssimulatoren voor complexe (besturings)vraagstukken in de vervoers- en defensie-industrie en de ruimtevaartsector.

Eind 1995 is het platform HPCN opgericht. Dit platform biedt de mogelijkheid voor kennisuitwisseling, samenwerking en interactie tussen de verschillende HPCN-projecten. Daarnaast vervult het platform een makelaarsfunctie tussen kennisaanbod en het gebruik van HPCN-toepassingen. Het platform is in 1996 goed van de grond gekomen en ontwikkelt zich tot een netwerk van mensen en faciliteiten, waarop huidige en nieuwe gebruikers en aanbieders van HPCN een beroep kunnen doen.

MARIN

In 1996 is aan MARIN een overheidsbijdrage van f 100 mln toegezegd voor het doen van investeringen in testfaciliteiten en uitrusting van dit instituut. De investeringen zijn noodzakelijk om te waarborgen dat MARIN ook in de toekomst haar positie in deze kennismarkt weet te handhaven of zelfs uit kan breiden. De projectactiviteiten in 1996 hadden hoofdzakelijk betrekking op de diverse aanbestedingsprocedures voor de inhuur van een architect, een aannemer, een ingenieursbureau etc. In 1997 zal, na afronding van deze procedures, een begin worden gemaakt met de daadwerkelijke bouw van de onderzoeksfaciliteiten.

Artikel 02.14 Gelden uit prioriteitencluster III

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199675 00015 000
Realisatie 1996
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd– 75 000– 15 000

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

De middelen welke uit het Prioriteitencluster III aan de EZ-begroting op dit artikel zijn toegevoegd zijn naar de volgende artikelen overgeheveld:

– f 50 mln naar artikel 02.12 Technologische infrastructuur voor het initiatief Topinstituten;

– f 15 mln naar 02.09 Speur- en ontwikkelingwerk als budget voor de kredietregeling elektronische dienstenontwikkeling (KREDO);

– f 10 mln naar artikel 02.02 Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering in het kader van de Elektronische Snelweg.

03.00 INDUSTRIE- EN DIENSTENBELEID

Artikel 03.01 Crisisbeheersing

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 19966591 224
Realisatie 1996179143
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd– 480– 1 081

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Ter aanvulling van het budget voor het onderdeel overheidsaanschaffingen is f 2,7 mln overgeheveld naar artikel 02.04 Overheidsaanschaffingen en bevordering bedrijfsgerichte samenwerking. Verder is een compensatie van bijna f 0,6 mln verwerkt naar artikel 03.05 Steun Scheepsbouw als onderdeel van dekking voor de f 10 mln intensivering bij tweede suppletore begroting op dat artikel.

Toelichting realisatie 1996

De op dit artikel verantwoorde uitgaven en aangegane verplichtingen hebben betrekking op de aan EZ gedelegeerde taken op het gebied van crisisbeheersing tijdens nood- en rampsituaties in vredestijd, het instandhouden van telecommunicatievoorzieningen ten behoeve van het functioneren van het Ministerie van Economische Zaken onder buitengewone omstandigheden alsmede het uitwerken van beleidsplannen ter zake van de industriële mobilisatie.

Zowel de realisatie van de uitgaven als van de verplichtingen is lager dan geraamd omdat het project distributiemodules, dat beoogt de uitreiking van distributiebonnen te koppelen aan de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens en het registratiesysteem van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, vertraging heeft opgelopen.

Artikel 03.03 Versterking economische structuur

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199617 62125 361
Realisatie 199613 43211 577
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd– 4 189– 13 784

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Als onderdeel van de dekking voor de f 10 mln intensivering van het besluit subsidies zeescheepsnieuwbouw is bij tweede suppletore begroting f 3,405 mln aan verplichtingenruimte overgeheveld naar artikel 03.05 Steun Scheepsbouw. Zowel bij de tweede suppletore begroting als bij slotwet is de uitgavenraming neerwaarts aangepast als gevolg van herijkingen van de uitfinanciering van in het verleden aangegane verplichtingen.

Toelichting realisatie 1996

Op dit artikel worden de uitgaven en verplichtingen verantwoord inzake:

– het programma Toeleveren en Uitbesteden (T&U);

– de bijdragen aan branches dan wel platforms en dergelijke ter stimulering van initiatieven om op geboden kansen in te spelen, dan wel om knelpunten binnen een bedrijfstak weg te nemen;

– niet-technologie-georiënteerd beleidsonderbouwend en actiegericht onderzoek.

Tevens vindt op dit artikel de afwikkeling van de in 1990 beëindigde Regeling Bevordering Structuurversterkende Projecten plaats.

Het T&U-programma wordt deels uitgevoerd door Senter en deels door het NIVR (voor wat betreft de product/markt combinatie Vliegtuigindustrie).

Uit hoofde van het T&U-programma zijn door Senter in 1996 15 verplichtingen (1995: 24) aangegaan, waarmee een bedrag van f 4,5 mln is gemoeid (1995: f 6,5 mln).

Aan het NIVR is uit hoofde van het programma T&U voor de PMC-vliegtuigindustrie f 0,4 mln toegezegd.

De bijdragen aan branches, platforms en overige samenwerkingsverbanden bedragen in totaal f 7,0 mln, waaronder f 2,6 mln voor het basisontwerp van een tunnelgraafmachine.

Tot slot zijn in het kader van het niet-technologie-georiënteerde actiegerichte en beleidsonderbouwende onderzoek 19 verplichtingen aangegaan, die circa f 1,6 mln vergden. Daarvan heeft f 0,9 mln betrekking op ingehuurd advies voor de financiële relatie met NedCar.

Artikel 03.04 Industriële promotie

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199614 50813 241
Realisatie 199613 60012 773
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd– 908– 468

Toelichting realisatie 1996

Op dit artikel worden de uitgaven terzake van het promoten van Nederland als vestigingsplaats voor buitenlandse investeerders verantwoord.

De in het verslagjaar aangegane verplichtingen en verrichte betalingen hebben voornamelijk betrekking op:

– het organiseren van respectievelijk deelnemen aan seminars, briefings en beurzen op diverse terreinen;

– het vervaardigen en actueel houden van enkele tientallen leaflets en brochures, waaronder het toonaangevende naslagwerk voor de buitenlandse investeerder, de Investment Guide;

– het (doen) verrichten van onderzoek op het gebied van verschillende deelfacetten die de concurrentiepositie van Nederland ten opzichte van de ons omringende landen bepalen;

– de periodieke uitgave van de NFIA-Newsletter voor de VS, Japan, Taiwan en Europa, toegesneden op de specifieke situatie in de desbetreffende donorlanden;

– het voeren van enkele intensieve Direct Mail campagnes waarin de positieve kanten van Nederland op een aantal thema's zijn benadrukt;

– het plaatsen van wervingsadvertenties in vakbladen en specials.

Een vergelijking tussen de raming en realisatie geeft het volgende overzicht:

Artikelonderdeelaantal postenverplichtingengemiddeld per post in 1996
raming 1996realisatie 1996
Werving USA46 0006 0731 518
Werving Japan22 0321 820910
Werving Korea1400407407
Werving Taiwan11 150830830
Werving Singapore15008787
Werving Europa3 1102 905
Adviezen derden1 3161 478
Totaal 14 50813 600 

Ten aanzien van de lage realisatie met betrekking tot de post in Singapore kan worden opgemerkt dat het installeren van de post later in het jaar heeft plaatsgevonden dan oorspronkelijk gepland was.

In het verslagjaar werden door inspanning van het Commissariaat voor Buitenlandse Investeringen in Nederland en in goed samenspel met de acquisiteurs van lagere overheden 88 investeringsprojecten gerealiseerd die na realisatie naar schatting ruim 3 824 arbeidsplaatsen tot stand zullen brengen.

De nadere specificatie is als volgt (ter vergelijking de resultaten over 1995):

Herkomst van bedrijven (donorgebieden)Aantal projectenInvestering in mln DflArbeidsplaatsen
 199619951996199519961995
Noord-Amerika46511 5433112 5512 401
Azië3331159198709819
Europa913291456564560
Totaal88951 9939653 8243 780
Aard der projectenAantal projectenInvestering in mln DflArbeidsplaatsen
 199619951996199519961995
Produktie/Assemblage12151 6056681 1961 297
Distributie28242191801 074830
Int.Dienstverlening Algemeen10156736366563
Europese hoofdkantoren14196818429496
Call Centers1043246690487
Overig (o.a. Marketing/Sales)141821769107
Totaal889519939653 8243 780
Verdeling naar regioAantal projectenInvestering in mln DflArbeidsplaatsen
 199619951996199519961995
Groningen1250,0130,045200
Friesland0104,5010
Drenthe20271,003240
Overijssel3362,0148,8367165
Flevoland219,530,018200
Gelderland5425,145,5373143
Utrecht7614,82,822282
Noord-Holland2842179,466,08401 021
Zuid-Holland19181 038,047,0447260
Zeeland0106,4020
Noord-Brabant147253,7341,0946531
Limburg71089,7143,52421 148
Totaal88951 9939653 8243 780

Artikel 03.05 Steun scheepsbouw

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199617 603
Realisatie 199640 00055 953
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 40 000+ 38 350

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

In verband met het uitblijven van de ratificatie door de VS van het OESO-akkoord over wereldwijde afbouw van scheepsbouwsteun heeft de Europese Commissie besloten de richtlijn met betrekking tot scheepsbouwsteun te verlengen. In het licht hiervan is in eerste instantie een budget van f 30 mln vrijgemaakt binnen de EZ-begroting. Bij tweede suppletore begroting is dit budget verhoogd naar f 40 mln.

Toelichting realisatie 1996

Ten laste van dit artikel worden verplichtingen aangegaan die voortvloeien uit het Besluit subsidieregeling Zeescheepsnieuwbouw.

In juli 1994 is in OESO-verband een principe akkoord bereikt over herstel van normale concurrentieverhoudingen in de scheepsbouw. Overeengekomen werd dat met ingang van 1996 geen steun meer zou worden verstrekt. Doordat de VS (en toen nog Japan) het akkoord niet geratificeerd hebben is de bestaande subsidieregeling in eerste instantie met één jaar verlengd. De VS heeft het akkoord nog steeds niet geratificeerd zodat inmiddels besloten is het steunkader ook voor 1997 te verlengen.

In het verslagjaar werden 52 aanvragen ingediend, betrekking hebbend op een totaal orderbedrag van f 1,5 miljard. De voor 1996 beschikbare verplichtingenruimte werd dan ook volledig uitgeput. Er konden 46 projecten (aanvullend) worden gehonoreerd, waarmee een orderbedrag van f 1,2 miljard gemoeid is.

Een vergelijking met voorgaande jaren geeft het volgende overzicht:

Jaaraanvragengehonoreerd
 ingediendorderbedragaantalorderbedrag
1994521,2 mld450,9 mld
1995932,4 mld741,9 mld
1996521,5 mld541,2 mld

Op het onderhavige artikel is in het verslagjaar f 56,0 mln betaald. Hiervan heeft f 55,6 mln betrekking op verplichtingen uit hoofde van de regeling Generieke Steun en f 0,4 mln op nog openstaande verplichtingen inzake de in 1987 beëindigde Rente Overbruggings Regeling.

Artikel 03.06 Herstelfinanciering en steun aan individuele bedrijven

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1996263263
Realisatie 1996289295
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 26+ 32

Toelichting realisatie 1996

De in 1996 aangegane verplichtingen en verrichte betalingen hebben betrekking op de aan de Nationale Investerings Bank verschuldigde beheerskostenvergoeding terzake van het beheer over een portefeuille van (EZ-)leningen, garanties en dergelijke.

Artikel 03.08 Bijdrage auto-ontwikkeling NedCar B.V.

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1996241 715
Realisatie 1996241 715
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd

Toelichting realisatie 1996

Op dit artikel is een gedeelte van de verplichtingen vastgelegd die voor de Staat voortvloeien uit de overeenkomst van 31 augustus 1991 met Volvo Car Corporation (VCC) en Mitsubishi Motors Corporation (MMC).

In deze overeenkomst is onder meer geregeld dat voornoemde partijen ieder f 700 mln ter beschikking zullen stellen voor de ontwikkeling van en de investeringen voor een nieuwe modellenreeks die in de NedCar-vestiging te Born worden geproduceerd. Met de betaling van 241,7 mln aan de Stichting Nedcar Projectfinanciering is de Staatsgegarandeerde lening, die een onderdeel vormt van de financiering van de 700 mln, afgelost.

Ter informatie zij vermeld dat NedCar per 31 december 1996 aan de Stichting in totaal, inclusief de door de Europese Commissie opgelegde rente, f 455 mln heeft betaald (waarvan f 28,2 mln in 1996).

Daartegenover heeft de Stichting tot en met ultimo 1996 f 700 mln als Staatsbijdrage in de ontwikkeling van de opvolger(s) van de V-400 aan NedCar ter beschikking gesteld.

Laatstgenoemd bedrag is als volgt gefinancierd:

– van NedCar ontvangen royalty's en rente f 455,0 mln

– de begin 1996 afgeloste Staatsgegarandeerde lening f 241,7 mln

– door MMC en VCC aan NedCar verstrekte leningen, waarvan de rentelasten voor rekening van de Staat komen f  3,3 mln

Totaal f 700,0 mln

De geaccumuleerde rente die over de periode 1 juni 1994 tot en met 31 december 1996 door de Staat aan MMC/VCC is verschuldigd, bedraagt circa f 8,3 mln.

Artikel 03.09 Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 1981

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 19964 700
Realisatie 19966 8313 254
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 6 831– 1 446

Toelichting realisatie 1996

De Garantieregeling PPM richt zich op de bevordering van de tot standkoming van deelnemingen door particuliere participatiemaatschappijen, met name in middelgrote en kleine ondernemingen. De Staat stelt zich garant voor maximaal 50% van de hoofdsom met een maximum van f 1,25 mln per participatie. De regeling is in 1995 beeindigd. Eind 1995 zijn echter nog aanvragen voor de PPM-regeling ingediend welke, gezien de behandel- en bezwaartermijnen, niet meer in 1995 konden worden vastgelegd. Bij tweede suppletore begroting is derhalve een verplichtingenbudget van f 6,9 mln binnen de EZ-begroting vrijgemaakt teneinde deze aanvragen in 1996 alsnog te kunnen verantwoorden.

Artikel 03.12 Bijdrage aan de Industriefaciliteit

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 19965 000
Realisatie 1996
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd– 5 000

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Op grond van het gebruik dat in de afgelopen jaren van de Industriefaciliteit is gemaakt, alsmede de verwachtingen voor de toekomst, is bij tweede suppletore begroting de uitgavenraming met f 5 mln tot nihil bijgesteld.

Toelichting realisatie 1996

Tezamen met een aantal banken, verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen heeft de Staat in 1993 de Industriefaciliteit opgericht. Dit financiële instrument, waarvoor ruim f 892 mln beschikbaar is, heeft tot doel het aanbod van risicokapitaal voor (middel)grote ondernemingen te vergroten.

Teneinde tijdig en als gelijkwaardige partij te kunnen voldoen aan de verplichtingen die de Staat uit hoofde van de overeenkomst jegens de participanten heeft, is in 1993 de Stichting Financiering Industriefaciliteit opgericht. Deze Stichting neemt namens de Minister van Economische Zaken deel in de via de Industriefaciliteit te verlenen financieringen. De Stichting verkrijgt haar financiële middelen uit de EZ-begroting, hetzij in contanten, hetzij in de vorm van garanties.

De overheidsbijdrage in de Industriefaciliteit bedraagt maximaal f 200 mln. In 1993 is – in contanten – f 70 mln aan de Stichting ter beschikking gesteld, zodat er nog een verplichting resteert van f 130 mln.

In 1996 is de Industriefaciliteit geëvalueerd. Mede op basis van deze evaluatie wordt gestreefd naar voortzetting van de faciliteit na 31 december 1996. Inmiddels hebben 24 van de 27 participanten ingestemd met een voortzetting van de faciliteit tot 31 december 1999. Het totaal toegezegde bedrag is door het uittreden van de drie participanten verlaagd tot f 823 mln.

In 1996 is het bedrag van f 2,2 mln, dat in 1995 op afroep beschikbaar was gesteld, opgevraagd. Ultimo 1996 beschikte de Stichting over circa f 64 mln aan liquide middelen.

04.00 REGIONAAL BELEID

Artikel 04.01 Bijdragen ten behoeve van regionale ontwikkelings- maatschappijen en overige

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199614 38333 075
Realisatie 199614 33825 095
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd– 45– 7 980

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij tweede suppletore begroting bleken de voor 1996 geraamde stortingen in het aandelenkapitaal van de LIOF en BOM niet nodig te zijn in verband met de liquiditeitspositie van deze maatschappijen. De hiermee verband houdende uitgaven van f 7,7 mln zijn daarom nu in latere jaren geraamd.

Toelichting realisatie 1996

Ten laste van dit artikel worden alle middelen verantwoord die aan de regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM's) besteed zijn. Ten laste van dit artikel komen ook de bijdragen voor de arbeidsplaatsenplannen uit de Perspectievennota Zuid-Limburg (PNL) en het Integraal Structuurplan Noorden des Lands (ISP).

ROM's

Voor een presentatie van de activiteiten van de ROM's wordt kortheidshalve verwezen naar de respectievelijke jaarverslagen. De in het verslagjaar aangegane verplichtingen hebben betrekking op de apparaatskostenvergoeding voor de vijf ROM's:

Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM)f 5,196 mln
Industriebank Limburgs Instituut voor Ontwikkeling en Financiering (LIOF)f 3,970 mln
Overijsselse Ontwikkelingsmaatschappij (OOM)f 2,064 mln
Gelderse Ontwikkelingsmaatschappij (GOM)f 1,129 mln
Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij (BOM)f 1,866 mln
 f 14,225 mln

In het verslagjaar is aan apparaatskosten een bedrag van f 14,283 mln uitbetaald. Daarnaast is op leningen die door EZ zijn overgenomen f 8,454 mln afgelost en f 2,208 mln rente betaald. Er vond in 1996 geen storting plaats in het aandelenkapitaal van de ROM's.

Arbeidsplaatsenplannen

Er werden in 1996 voor drie arbeidsplaatsen, twee in de provincie Groningen en een in de provincie Limburg, verplichtingen aangegaan ad f 0,112 mln. Er werden betalingen verricht ad f 0,149 mln.

Artikel 04.04 Voorwaardenscheppend beleid

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 19967 800
Realisatie 19962 445
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd– 5 355

Toelichting realisatie 1996

Op dit artikel worden alleen nog maar betalingen verricht voor verplichtingen die tot en met 1988 zijn aangegaan voor het Voorwaardenscheppend Beleid. Als gevolg van vertragingen bij de uitvoering van de infrastructurele werken, is het totaal van de bij EZ ingediende betalingsverzoeken lager dan oorspronkelijke geraamd.

In 1996 zijn er in totaal 5 betalingen verricht, waaronder «weg Veendam-Ter Apel» en «Tijdelijke verlegging A 35», «Zuiderbrug te Venlo» en de «Westelijke Buitenring Enschede»; deze projecten zijn hiermee financieel afgerond. Er staan nu nog 7 projecten open, die in de komende jaren zullen worden afgesloten.

Artikel 04.05 Structuurversterkende projecten in het kader van de BRT-compensatie

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199614 03515 000
Realisatie 19963 172
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd– 14 035– 11 828

Toelichting realisatie 1996

In 1984 is éénmalig een bedrag van 250 mln beschikbaar gesteld ter compensatie van het afschaffen van de Bijzondere Regionale Toeslag (BRT), een element uit de Wet Investerings Rekening (WIR). Deze gelden waren bestemd voor projecten in het Noorden des lands en in Zuid-Limburg.

Tot en met ultimo 1996 zijn verplichtingen aangegaan voor een bedrag van f 235,965 mln. De in 1996 nog beschikbare middelen van ruim f 14 mln zijn doorgeschoven naar 1998. Deze middelen zijn gereserveerd voor uitbreiding van vliegveld Eelde. Verwacht wordt dat commitering van deze gelden in 1998 kan plaatsvinden, wanneer (zoals het er nu naar uitziet) met de verlenging van de start- en landingsbaan wordt begonnen.

Ultimo 1996 staan er nog 5 projecten open waarvan de grootste verplichting een omvang heeft van f 59 mln. Het betreft de aanleg van de Oost-West baan voor Maastricht-Aachen Airport.

In 1996 zijn er 3 betalingen verricht, waaronder het project «Rijksweg 32 Heerenveen-Grouw», dat hiermee financieel is afgesloten.

Artikel 04.06 Projecten gefinancierd uit het Europees Fonds Regionale Ontwikkeling

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1996
Realisatie 19969 84711 576
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 9 847+ 11 576

Toelichting realisatie 1996

De op dit artikel aangegeven betalingen vloeien voort uit voor 1990 aangegane verplichtingen, toen EFRO-toezeggingen vanuit de Europese Commissie nog via de EZ-begroting werden geraamd. Sinds 1990 vindt de uitvoering van het Europese Structuurbeleid gedecentraliseerd plaats op provincieniveau.

Alle projecten waarvoor voor 1 januari 1989 een beschikking is afgegeven, dienden voor 30 september 1995 financieel door de Commissie te zijn afgesloten, zoals vastgelegd is in artikel 12 van de EFRO-verordening. Voor 1 april 1995 moest Nederland hiervoor een definitief betalingsverzoek bij de Commissie indienen.

De Nederlandse Staat heeft een procedure aangespannen bij het Europese Hof van Justitie te Luxemburg in verband met een verschil van mening over het tijdstip van afsluiting van een aantal projecten. Hangende de procedure hebben op een aantal projecten begin 1996 terugbetalingen plaatsgevonden aan de Commissie ad f 9,847 mln.

Daarnaast bestaat er onzekerheid over de ontvangst van door Brussel nog verschuldigde bedragen ad f 6,572 mln. De Staatssecretaris heeft de Tweede Kamer hierover per brief ingelicht en vragen naar aanleiding hiervan schriftelijk beantwoord.

Voor een drietal projecten heeft de Commissie echter in 1995 schriftelijk verlenging verleend. Dit zijn de Oost-West baan van vliegveld Maastricht-Aachen Airport tot en met 2001 en de S23 Kerkrade tot 1 april 1998. Het project «Zuiderbrug» te Venlo had tot 1 april 1996 uitstel gekregen en is in dat jaar afgesloten. Voor het project Oostersluis (provincie Groningen) was reeds eerder ingestemd met verlenging tot eind 1996. Dit project zal in 1997 financieel worden afgesloten

Artikel 04.08 Bevordering regionale bedrijfsinvesteringen

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1996101 31897 977
Realisatie 1996101 36178 705
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 43– 19 272

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Gezien de liquiditeitspositie bij het Samenwerkingsverband Noord-Nederland heeft EZ in 1996 niet het totale geraamde voorschot hoeven uit te betalen. De raming van de uitgaven is daarom met ruim f 19 mln neerwaarts bijgesteld.

Toelichting realisatie 1996

Op dit artikel worden de aangegane verplichtingen en de uitgaven uit hoofde van zowel de centrale als de decentrale Investeringspremieregeling (IPR) verantwoord. De specificatie van de betalingen en aangegane verplichtingen luidt als volgt:

 VerplichtingenUitgaven
– IPR-centraalf 50,780 mlnf 44,354 mln
– IPR-decentraalf 50,580 mlnf 33,642 mln
– Oude verplichtingen/PSOLf 0,709 mln
 f 101,360 mlnf 78,705 mln

In het kader van de centrale IPR zijn in het verslagjaar 15 subsidieaanvragen gehonoreerd, die beslag legden op f 50,780 mln aan verplichtingen (1995: 11 toezeggingen; totaal f 43,693 mln). In het verslagjaar zijn 53 betalingsverzoeken afgedaan, waarmee een bedrag van f 44,3 mln gemoeid was (1995: 81 betalingen; totaal f 65,7 mln).

De toezeggingen in 1996 zijn als volgt over de provincies verdeeld:

provincieinvesteringenarbeidsplaatsenprojectensubsidie
Groningen97,270 mln74517,773 mln
Friesland57,729 mln23538,305 mln
Drenthe182,900 mln170318,367 mln
Overijssel76,400 mln16014,500 mln
Gelderland20,977 mln
Limburg10,858 mln
 414,299 mln6391550,780 mln

Van de 15 toezeggingen zijn er 12 industrieel, 2 dienstverlenend en 1 toeristisch. Het betreft 7 uitbreidingen en 8 vestigingen.

In een vijftal gevallen ging het om een commitering als gevolg van een beslissing op een bezwaarschrift; hierdoor is ook in de provincie Gelderland – vanaf 1992 geen IPR-gebied meer – voor een tweetal projecten subsidie toegekend.

bedragen x f 1 mlnBegroting 1996Realisatie 1996
Totale premie5151
Aantal projecten1315
Gemiddelde premie per project3,923,39
Te realiseren arbeidsplaatsen650639
Premie per arbeidsplaats0,0780,079
Investeringen450414

Uit de decentrale IPR worden alleen in de drie Noordelijke provincies verplichtingen aangegaan. De uitvoering van de decentrale IPR voor de drie noordelijke provincies is ondergebracht bij het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN). De grens van de subsidiabele grondslag van de decentraal uit te voeren projecten ligt op 10 mln. De aansluitende tabel geeft het overzicht van de in behandeling zijnde SNN danwel afgehandelde toekenningen in 1996.

provincieprojectenin behandeling per 31/12/96 (in f mln)toekenningen in 1996 (in f mln)
Groningen7619,613,4
Friesland14724,724,5
Drenthe505,75,2
 27350,043,1

De Premieregeling Stimulering Ontwikkeling Lelystad (PSOL) is met ingang van 1-1-1995 opgehouden te bestaan. Op dit artikelonderdeel worden daarom alleen betalingen verricht op nog openstaande verplichtingen. In 1996 zijn er 5 betalingsverzoeken gehonoreerd met een totale omvang van f 0,709 mln.

Artikel 04.09 Regio-programma's

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199696 258144 000
Realisatie 199681 534119 848
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd– 14 724– 24 152

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Als gevolg van een vertraagde besluitvorming bij de Europese Commissie kon de bijdrage in co-financiering van programma's niet meer in 1995 worden vastgelegd. De om deze reden in 1995 onbenut gebleven verplichtingenruimte van ruim f 7 mln is bij eerste suppletore begroting opgevoerd teneinde alsnog de vastlegging te kunnen doen. Bij tweede suppletore begroting bleek zich opnieuw een vertraging in de Brusselse besluitvorming voor te doen ten aanzien van de Intereg-programma's zodat een bedrag van f 22,6 mln in 1996 onbesteed bleef.

Toelichting realisatie 1996

Op dit artikel worden aangegane verplichtingen en betalingen verantwoord voor het Integraal Structuurplan Noorden des Lands (ISP) en de bijdragen voor de EFRO-cofinanciering aan Europese programma's. Daarnaast komt een deel van de gedane betalingen voort uit in het verleden aangegane verplichtingen voor de Regio-gelden (Midden-Gelderland, Twente en Helmond en omstreken) en de PNL/OZL-programma's in Zuid-Limburg

In de volgende tabel zijn de in 1996 aangegane verplichtingen en de gerealiseerde uitgaven gespecificeerd.

(bedragen x f 1 mln)aantal verplichtingenverplichtingen-bedragaantal betalingenbetalingsbedrag
ISP272,7902474,552
Regio-gelden20,100303,636
PNL30,767
OZL10,016143,019
EFRO-co-financiering248,6276837,874
Totaal2981,533139119,848

ISP

In het kader van de Decentralisatie-Impuls zijn alle ISP-IV projekten per 1 januari 1993 overgedragen aan het Samenwerkingsverband Noord-Nederland. In 1995 is een begin gemaakt met ISP-V. Het SNN heeft uit hoofde van ISP IV en ISP-V in 1996 voor de volgende clusters projektbijdragen gecommiteerd:

ClusterAantal projectenbedrag (x f 1 mln)
AGRO-business113,549
Havenverbonden activiteiten117,876
MKB, Toerisme en Industrie2510,844
Gezamenlijke thema's/Algemeen41,299
Co-financiering:   
– doelstelling 2/5b Groningen/Drenthe2012,105
– doelstelling 5b Friesland125,000
– doelstelling 5b Overijssel71,331
– overig169,422
Totaal9571,426

Voor meer informatie over de voortgang van het Integraal Structuurplan Noorden des Lands wordt naar het ISP-jaarverslag verwezen, dat jaarlijks aan de Kamer toegezonden wordt.

OZL

Zoals aangegeven in de nota «Regio's zonder grenzen» (Kamerstukken II 1989/90, 21 571 nrs. 1–2) liep het programma voor Oostelijk Zuid-Limburg eind 1994 af. Vanaf 1996 vinden er op dit onderdeel alleen nog maar betalingen en eventuele corrigerende verplichtingen plaats.

EFRO-cofinanciering

In 1995 hebben de vastleggingen plaatsgevonden voor de doelstelling 1,2 en 5b-programma's voor de periode 1994–1996/1999. Op deze projecten hebben in het boekjaar de gebruikelijke betalingen plaatsgevonden. In 1996 hebben verplichtingen alleen betrekking gehad op de Communautaire Initiatieven, onder meer voor Konver in de Kop van Noord-Holland (Actieplan Kop en Munt) en Interreg II in de grensgebieden met België en Duitsland.

Programma'sAantalVerplichtingen (x f 1 mln)
Interreg II205,792
Konver (Kop en Munt)21,880
MKB-programmamanagement10,939
Herziening Stride10,016
Totaal248,627

Artikel 04.10 Stimulering Ruimte voor Economische Activiteit

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199679 30057 323
Realisatie 199679 17255 124
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd– 128– 2 199

Toelichting realisatie 1996

In het verslagjaar zijn aan de vier grote steden toezeggingen gedaan van in totaal f 25,0 mln conform afspraken in het kader van het Grote Stedenbeleid (GSB). De verdeling is: Amsterdam (f 9,375 mln), Rotterdam (f 7,125 mln), Den Haag (f 5,5 mln) en Utrecht (f 3 mln).

Via een tenderprocedure hebben 7 projecten buiten de vier hierbovengenoemde steden een bijdrage uit de StiREA gehad, zes ad f 7,5 mln en één ad f 5 mln.

Voor de StiREA zijn in 1996 vier betalingen verricht voor in totaal f 6,25 mln. Op openstaande verplichtingen van het Bedrijfsomgevingsbeleid zijn 52 betalingen verricht ad f 45,14 mln.

Tevens zijn op dit artikel verplichtingen met een omvang van f 4,172 mln aangegaan voor onderzoek voor beleidsevaluaties en voor de interventietaken. Voor dit deel zijn er 96 betalingen verricht met een totale omvang van f 3,734 mln.

05.00 DIENSTEN, MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF EN ORDENING

Artikel 05.01 Voorlichting en advisering MKB

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199630 81135 769
Realisatie 199631 42134 899
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 610– 870

Toelichting realisatie 1996

De uitgaven ten laste van dit artikel kunnen ingedeeld worden in de categorieën gesubsidieerde instellingen, subsidieregelingen en overige uitgaven

Gesubsidieerde instellingen

Het betreft het IMK-Netwerk. Het IMK netwerk bestaat uit IMK Nederland en 12 regionale vestigingen. De personeelsbezetting bedroeg in 1996 376 fte's. Het IMK geeft voorlichting en advies op het gebied van bedrijfsvoeringsaspecten (financiering, marketing en personeel e.d.) aan ondernemers uit het MKB. De invulling van deze activiteiten wordt vastgelegd in zogenaamde activiteitenplannen die ter goedkeuring aan EZ worden voorgelegd. Het IMK ontwikkelt ook adviesprodukten voor het MKB met behulp van EZ subsidie. De in 1996 gecommiteerde en betaalde bedragen zijn als volgt opgebouwd:

OmschrijvingCommiteringBetaling
Sociaal plan 1986f 0,675 mln
Sociaal plan 1990f 0,702 mln
Reorganisatie IMKN/OCAPf 0,460 mln
IMKN 1994f 0,122 mln
IMKN 1995f 0,268 mlnf 0,522 mln
IMKN 1996f 22,658 mlnf 22,658 mln
Starterscursussenf 1,000 mln
Totaalf 23,926 mlnf 25,225 mln
IMK19951996
– aandeel doelsubsidie in opbrengst45 %43%
– aantal baliecontacten119 51982 872
– aantal gesprekken12 9538 873
– aantal collectieve activiteiten1 2581 131

Subsidieregelingen

De Subsidieregeling Collectieve Bedrijfsontwikkeling 1992 resp. 1994 had als doelgroep ondernemerscollectiviteiten en subsidieerde externe kosten voor ruimtelijk-economisch onderzoek. De CBO regeling is met ingang van 1995 afgeschaft. Het beheer (afwikkeling) van de regeling wordt uitgevoerd door IMK-N. In 1996 is f 0,381 mln betaald.

CBO (bedragen x f 1 000)19951996
Beleidsbudget verplichtingen499
Beleidsbudget kas933386
– uitvoeringskosten8755

Overige

Adviesdiensten KNOV/NCOV

Na de ombuigingen uit het regeerakkoord is van de adviesdiensten Koninklijk Nederlands Ondernemers Verbond/Nederlands Christelijk Ondernemersverbond (MKB Nederland) in 1996 alleen nog de ruimtelijk economische advisering gesubsidieerd (tot 1995 respectievelijk 1996 werden ook zogenaamde oriëntatiegesprekken en vervolgadvisering gesubsidieerd). Deze activiteit betreft de vergoeding van 17 functionarissen ruimtelijke ordening. Deze functionarissen ondersteunen ondernemerscollectiviteiten met gerichte adviezen bij gemeenschappelijke problemen op het gebied van de ruimtelijke ordening. In 1996 is besloten de subsidie ten behoeve van de ruimtelijke ordeningsconsulenten te verlengen tot 1 juni 1997. In 1996 is voor f 2,773 mln subsidie toegezegd en f 1,999 mln betaald.

Adviesdiensten KNOV/NCOVrealisatie 1995raming 1996realisatie 1996
– oriëntatiegesprekken4 400
– adviesopdrachten950745415
– ruimtelijke ordeningsconsulenten181717

Projecten Markt & Ondernemerschap

Het betreft hier activiteiten voor voorlichtings- en bewustwordingsactiviteiten gericht op (potentiële) startende ondernemers en het ondernemerschap van vrouwen en allochtonen, activiteiten ter ondersteuning van het beleid op het terrein van deregulering (bedrijfseffectentoetsen, projekten administratieve lasten en dergelijke), activiteiten op het terrein van het externe emancipatiebeleid en activiteiten op het terrein van ondernemerschap en MKB (aanjaagprojekten, instrumentenontwikkeling, tijdelijke sponsoring en dergelijke). Belangrijkste commiteringen in 1996 (totaal f 1,833 mln) hadden betrekking op de projecten Vrouwen in de bouw, Opportunity in bedrijf, een internationaal congres over de kwaliteit van de regelgeving en enkele pilots over vrouwelijk ondernemerschap. In 1996 is f 2,233 mln betaald.

Artikel 05.02 Onderzoek en onderwijs MKB

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199611 69216 800
Realisatie 199616 88520 695
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 5 193+ 3 895

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Voor de versterking van het eigen vermogen van het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (EIM) is binnen de EZ-begroting een verplichtingenbedrag van f 6,751 mln vrijgemaakt.

Toelichting realisatie 1996

Gesubsidieerde instellingen

Het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (EIM) heeft tot taak ontwikkelingen in het MKB en in specifieke sectoren te onderzoeken en te analyseren. De doelgroep voor de produkten van het EIM bestaat uit (de organisaties binnen) het MKB en de overheid.

Vanaf 1995 zijn nieuwe subsidievoorwaarden met het EIM overeengekomen. Hierdoor is de exploitatiesubsidie door EZ aan het EIM omgezet in een doelsubsidie. Deze is bedoeld als activiteitensubsidie voor het verzamelen, bijhouden, bewerken en beschikbaar stellen van basisinformatie over het MKB en als subsidie van projecten voor het op deze basisinformatie betrekking hebbende jaarlijks onderzoeksprogramma met EZ-beleidswensen (1996: f 8,174 mln).

Het wijzigen van de subsidierelatie moet leiden tot een doelmatiger inzet van subsidiegelden, een grotere zelfstandigheid voor het EIM en een betere afstemming van de onderzoeksprogrammering op de behoeften van EZ en het midden- en kleinbedrijf. Er heeft in 1996 een eenmalige vermogensversterking plaatsgevonden van f 4 mln.

EIM19951996
Beleids budget verplichtingen (x f 1 mln)8,19512,174
Beleidsbudget kas (x f 1 mln)10,90812,271
– aandeel EZ-subsidie van het totale budget30%28%*
– opbrengsten (x f 1 mln)13,50216,345*
– uitgebrachte rapporten283262
– gepubliceerde artikelen7765
– verzorgde lezingen11190

* Cijfers uit de begroting EIM. Realisatie nog niet bekend.

Subsidieregeling Applicatie-onderwijs Ondernemers (SAO)

Ter afhandeling van oude subsidie-aanvragen en uitvoeringskosten voor de regeling Applicatie-onderwijs Ondernemers 1989 (SAO), die per 1 januari 1993 is beëindigd, zijn in 1996 nog uitgaven verricht voor een bedrag van f 0,029 mln.

Regeling Tegemoetkomingen Cursorisch Ondernemersonderwijs 1988 (COO)

De betalingen vloeien voort uit in het verleden aangegane verplichtingen met betrekking tot de Regeling Tegemoetkomingen COO (f 3,119 mln), respectievelijk het project Stimulering marktgericht COO (f 0,5 mln). Voor dit laatste project zijn in in 1995 middelen beschikbaar gesteld om de gesubsidieerde instellingen de kans te geven de omslag naar een marktconforme positie te laten maken, dit in verband met het afschaffen van de Regeling Tegemoetkomingen COO.

De afrekeningen over de cursusjaren 1988/1989 t/m 1993/1994 zijn begin 1996 afgehandeld. Een deel van het budget voor het cursusjaar 1994/1995 is overgeheveld naar het budget voor het cursusjaar 1995/1996. Beleidsonderbouwend onderzoek OMKB Uit dit onderdeel worden evaluaties en verkennende onderzoeken voor bijstelling, onderbouwing en ontwikkeling van het beleid gefinancierd. In totaal zijn 23 projecten gecommiteerd. Het programma voor deze onderzoeken wordt jaarlijks vastgesteld. De grootste commiteringen in 1996 (totaal f 1,751 mln) betreffen de evaluaties van de Innovatiecentra (f 0,505 mln) en de Drank- en Horecawet en de vestigingswet bedrijven 1954 (f 0,214 mln) en de opstelling van een standaardkostenmodel IB en VpB (f 0,156 mln). In 1996 is f 2,473 mln betaald.

Starterscursussen

Door het IMK worden in samenwerking met de Kamers van Koophandel meerdaagse starterscursussen («Een eigen bedrijf beginnen») gegeven. Deze cursussen hebben tot doel om aspirantondernemers te leren een goed ondernemingsplan uit te werken. Voor vrouwelijke en etnische aspirantondernemers worden aparte cursussen gegeven. De uitvoering is opgedragen aan het IMK. In 1996 is f 0,979 mln betaald.

Overige onderwijsprojecten / Toezicht op ondernemersexamens

Het betreft hier individuele onderwijsprojecten die gericht zijn op cursusontwikkeling en kwaliteitsverbetering alsmede een bijdrage voor beroepenwedstrijden (f 0,185 mln). Daarnaast is een bijdrage van f 2,6 mln toegekend voor het project Bevordering ondernemerschap allochtonen.

Verder worden uitgaven voor vacatiegelden en reis- en verblijfskosten van gecommitteerden, die namens de minister toezicht houden op examens in het dagonderwijs, vanuit deze post vergoed. In 1996 is f 1,323 mln betaald.

MDW-onderzoek

Op dit (nieuwe) artikelonderdeel worden de uitgaven en verplichtingen geraamd voor het project Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit. Het doel van het project is het kritisch onder de loep nemen van concurrentiebeperkende, onnodig belastende en kwalitatief slechte regelgeving. In 1996 is voor f 0,175 mln aan adviezen ingewonnen.

Artikel 05.03 Borgstellingsregelingen

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1996850 85068 267
Realisatie 1996825 07743 530
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd– 25 773– 24 737

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Als gevolg van de gunstige economische ontwikkelingen is EZ minder op verstrekte borgstellingen aangesproken dan verwacht. De uitgavenraming is om deze reden gedurende het jaar met ruim f 24 mln verlaagd.

Toelichting realisatie 1996

De uitgaven ten laste van dit artikel betreffen de Kredietregeling Midden- en Kleinbedrijf (KMKB)1976 en 1985, de Regeling Borgstelling MKB-kredieten (RBMKB) 1988, het Besluit Borgstelling MKB-kredieten (BBMKB) 1994, de Watersnoodkredieten 1994 en Oude Borgstellingsfondsen. De aangegane verplichtingen bestaan voor ruim f 824 mln uit verleende garanties. Het saldo verplichtingen ultimo 1996 bestaat voor f 2 667,694 mln uit garanties.

Garanties

De verleende garanties uit hoofde van het Besluit BMKB 1994 betreffen de door de banken verleende borgstellingskredieten. De hieruit voortvloeiende borgstelling bedraagt 90% voor kredieten verstrekt aan gevestigde ondernemingen respectievelijk 100% voor kredieten verstrekt aan startende ondernemingen. De verleende garanties uit hoofde van de regeling Waterschadekredieten 1994 (WNK 1994) betreffen de door de banken verleende waterschadekredieten. De hieruit voortvloeiende borgstelling bedraagt 90% van de verleende kredieten. De borgstelling wordt vervolgens gedurende de looptijd volgens een vast schema verminderd.

Onderstaande tabel geeft de aanspraken op de borgstellingen weer.

Jaar199319941995realisatie 1996raming 1996
aantal kredietmeldingen3 1963 4144 0624 7733 900
aantal verliesdeclaraties474511382464580
aantal schuldregelingen232468454438470

Het effect op het aantal kredietmeldingen van de ophoging van het garantieplafond met f 100 mln vanaf 1996, alsmede het effect van een andere wijze van toedeling van de garantieplafonds, is bij het opstellen van de raming onderschat. Hierdoor valt de realisatie van het aantal kredietmeldingen hoger uit dan geraamd.

Uitgaven verliesdeclaraties

Aan de kredietinstellingen zijn in 1996 uit hoofde van door hen geleden verliezen op door de Staat gegarandeerde kredieten voorschotten verstrekt tot f 45,079 mln waarop f 2,146 mln in mindering van bezwaar werd terugontvangen uit hoofde van uitwinningen en afwijzingen; per saldo een bedrag van f 42,933 mln. Deze voorschotten worden in de debiteurenadministratie toegevoegd aan de «werkvoorraad in behandeling zijnde verliesdeclaraties». Het verloop van de werkzaamheden in de afgelopen vier jaar was als volgt:

Jaar (bedragen x f 1 mln)1993199419951996
werkvoorraad 1/130,03734,93534,71727,222
gedebiteerde verliesdeclaraties64,22767,46037,39743,834
subtotaal94,264102,39572,11471,056
werkvoorraad 31/1234,93534,71727,22229,238
vastgesteld59,32967,67944,89241,818

Rentesubsidie waterschadekredieten

Er is in 1996 voor rentesubsidies voortvloeiende uit de regelingen Waterschadekredieten 1994 en 1995 een verplichting aangegaan voor f 0,8 mln. Daarvan is een bedrag van f 0,568 mln uitbetaald.

Oude Borgstellingsfondsen

De meeste oude borgstellingsfondsen zijn inmiddels opgeheven. Ter voldoening van de lasten welke voortvloeien uit de opheffing van de betreffende borgstellingsfondsen (o.a. pensioenverplichtingen die EZ heeft overgenomen), is in 1996 f 0,029 mln verplicht en f 0,029 mln uitbetaald.

Artikel 05.04 Tegemoetkomingen aan zelfstandigen

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 19961 142
Realisatie 1996
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd – 1 142

Toelichting realisatie 1996

De regeling Tegemoetkoming Ziektekosten Zelfstandigen (TZZ) is per 1 april 1993 beëindigd (Stcrt. 1993, nr. 60). Er zullen geen uitgaven meer plaatsvinden.

Artikel 05.05 Bedrijfsbeëindigingshulp

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199619 02619 026
Realisatie 199619 62119 449
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 595+ 423

Toelichting realisatie 1996

Op dit artikel worden de uitgaven geraamd ten behoeve van een aantal Bedrijfsbeëindigingshulp (BBH) regelingen. Het betreft de volgende regelingen:

– Regeling Bedrijfsbeëindigingshulp; hoofdlijnen 1967 (regeling 1)

– Regeling Bedrijfsbeëindigingshulp; hoofdlijnen 1968 (regeling 2)

– Regeling Bedrijfsbeëindigingshulp; hoofdlijnen 1984 en latere jaren (regeling 6) laatste betaling in 1994 verricht.

Op grond van de regelingen 1 en 2 zijn aanspraken toegekend op welvaartsvaste of waardevaste, levenslange periodieke uitkeringen.

Per 1-7-1987 is de bedrijfsbeëindigingshulp gesloten voor nieuwe toetreders. Op grond van de bestaande toekenningen zullen nog tot in de jaren 2000 uitkeringen gedaan moeten worden. Voor het hiervoor geraamde bedrag is een verplichting vastgelegd die jaarlijks wordt bijgesteld.

Regeling 1 en 2realisatie 1995raming 1996realisatie 1996
Aantal uitkeringen4 1343 897 3 696
Gemiddeld uitkeringsbedrag in guldens4 9184 8005 028
Benodigd bedrag (x f 1 mln)20,33318,70618,583
Uitvoeringskosten (x f 1 mln)00,3200,865

Het verschil tussen de raming en de realisatie van de uitvoeringskosten wordt verklaard door het feit dat in 1996 niet alleen de uitvoeringskosten met betrekking tot 1996 zijn verrekend, maar eveneens de kosten voortvloeiend uit de uitvoeringsjaren 1994 en 1995.

Artikel 05.07 Hulp waterschade

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1996
Realisatie 199622 73019 106
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 22 730+ 19 106

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Voor de afwikkeling van aanvragen van de Subsidieregeling Waterschade 1995 is in 1996 per saldo voor ruim f 22 mln aan verplichtingenruimte en bijna f 20 mln aan uitgaven opgevoerd.

Toelichting realisatie 1996

Dit artikel bevat de door de Rijksoverheid beschikbaar gestelde middelen die bedoeld zijn als tegemoetkoming in de geleden schade door het niet-agrarisch bedrijfsleven als gevolg van de hoog-waterstanden van begin 1995, alsmede de daarmee verband houdende uitvoeringskosten. Ook de laatste afwikkeling van de watersnood 1993 werd uit dit artikel bekostigd. In één geval werd daarbij, na zorgvuldige overweging door het bestuur van de uitvoerende stichting SWBL, afgeweken van de regeling, hetgeen door EZ aanvaardbaar werd geacht.

De middelen zijn in 1996 via diverse geldstromen besteed:

– tegemoetkomingen op grond van de Subsidieregeling waterschade 1995 (65% van het getaxeerde schadebedrag met een drempel van f 2000,–, 90% indien bij watersnood 1993 ook getroffen, 100% externe evacuatiekosten, dan wel een forfaitair bedrag van f 1500,–);

– de uitvoeringskosten door de Stichting Watersnood Bedrijven Nederland 1995, alsmede IMK Gelderland en Limburg;

– de kosten van taxaties, uitgevoerd door het Bureau Coördinatie Experts;

– de kosten ten aanzien van het Bedrijvenfonds Hoogwater 1995.

Op grond van de Subsidieregeling waterschade 1995 zijn in 1996 aan 720 ondernemers uitkeringen verstrekt tot een bedrag van ruim f 7 mln. Er zijn 62 bezwaarschriften ingediend. Bij het Bedrijvenfonds zijn 398 aanvragen ingediend.

bedragen x f 1 mlnverplichtingen 1995verplichtingen 1996betalingen 1996
Subsidieregeling:    
– bedrag90,6137,2527,252
– aantal ondernemers11 372720720
Bedrijvenfonds Hoogwater 1995    
– bedrag13,6007,645
– aantal ondernemers331 
Taxaties:   
– bedrag3,5500,368
– aantal ondernemers6 03080 
Uitvoerings- en bestuurskosten:   
– Stichting Watersnood Bedrijven3,0001,070
– IMK2,1231,8782,771

Artikel 05.08 Bijdrage aan technostartersfondsen

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199615 00015 000
Realisatie 19968 8885 888
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd– 6 1129 112

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Naar aanleiding van het aantal aanvragen voor het oprichten van fondsen voor participatiemaatschappijen is het budget bij tweede suppletore begroting met f 5 mln neerwaarts bijgesteld.

Toelichting realisatie 1996

Het in de notitie «Werk door ondernemen» van juni 1995 aangekondigde beleidsvoornemen, om de ruimte voor innovatieve starters (technostarters) te vergroten op het gebied van financiering, heeft in oktober 1996 geleid tot de oprichting van drie Participatie-maatschappijen voor technostarters. Met elk van deze Participatiemaatsschappijen voor technostarters is een (renteloze) leningsovereenkomst gesloten. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd (zie Kamerstukken II 1995/96, 24 229, nr. 9 en Kamerstukken II 1996/97, 24 243, nr. 4)

Artikel 05.11 Brancheverbetering

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1996352 517
Realisatie 199691 725
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd– 26– 792

Toelichting realisatie 1996

Voor de commissies samenhangend met de Wet op de Accountants-administratieconsulenten werden in 1996 verplichtingen aangegaan tot een bedrag van f 0,009 mln en werd f 0,025 mln betaald. De met de Wet samenhangende uitgaven en ontvangsten komen ten laste respectievelijk ten gunste van de begroting van EZ en worden verantwoord op basis van accountantsrapporten. In 1996 werden nog slechts oude tuchtzaken (aanhangig voor 10 september 1993) gedeclareerd. In 1996 zijn de laatste oude tuchtzaken afgehandeld.

De overige uitgaven ad f 1,7 mln hebben voornamelijk betrekking op betalingen op oude verplichtingen inzake de Branchestructuurverbetering MKB en de Subsidieregeling Branchegewijze Informaticastimulering.

Artikel 05.12 Toeristisch beleid

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199644 96051 458
Realisatie 199647 46349 865
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 2 503– 1 593

Toelichting realisatie 1996

De uitgaven ten laste van dit artikel kunnen worden onderscheiden in instellingen waarbij EZ bijdraagt aan de financiering en overige uitgaven

Instellingen waarbij EZ bijdraagt aan de financiering

Deze categorie betreft de Algemene Nederlandse Vereniging van VVV's (ANVV), het Nederlands Burau voor Toerisme (NBT), het Nederlands Congresbureau (NCB) en de World Tourism Organization (WTO). Totaal is in 1996 gecommiteerd en betaald f 41,335 mln.

Uitgangspunt voor de medefinanciering door EZ van de ANVV is een meerjarig activiteitenplan, waarbij de financieringsverhouding is aangepast van aanvankelijk 75 : 25 naar thans 50 : 50. Dit activiteitenplan is medio 1995 door de ledenvergadering van de ANVV vastgesteld.

In 1996 is een bedrag van f 1,280 mln gecommiteerd en betaald.

Het NBT-beleid wordt afgestemd met EZ en concentreert zich op een aantal kerntaken, die in het Strategisch Marketingplan 1997–1999 zijn vastgelegd. In tegenstelling tot de situatie in de meeste andere landen is het NBT geen onderdeel van de overheid maar een zelfstandige organisatie, die tot doel heeft het toerisme naar en in Nederland te bevorderen. Financiering geschiedt op paritaire basis door bedrijfsleven en EZ, hetgeen internationaal gezien een zeer forse private bijdrage betekent.

In 1996 zijn nieuwe subsidievoorwaarden overeengekomen, waarbij werd overgegaan van lump-sum financiering naar een exploitatiebijdrage. In 1996 is in het kader van de beleidsnota Werken aan Concurrentiekracht de bijdrage aan het NBT gesteld op f 37,0 mln, exclusief f 0,263 mln loonbijstelling. Voor het NBT werden in 1996 verplichtingen aangegaan en betalingen verricht tot een bedrag van f 37,263 mln.

Onder de post NCB valt de EZ-participatie in het activiteitenprogramma van de Vereniging voor Nederlandse Congresbelangen (VNC), die in de plaats gekomen is van de vroegere Subsidieregeling Internationale Congressen (SIC). Deze laatste is per 31-12-1991 afgeschaft. Wel zijn er in het kader van de SIC-regeling enkele langlopende verplichtingen aangegaan, waarvan de laatsten zich tot na het jaar 2000 uitstrekken.

Voor het NCB werden in 1996 verplichtingen aangegaan tot een bedrag van f 2,550 mln en betaald.

Van de totale aangegane verplichtingen heeft f 0,242 mln betrekking op de contributie aan de World Tourism Organization, een internationale organisatie waarvan Nederland lid is.

Overige uitgaven

Onder deze categorie vallen de onderwerpen toeristische dienstverlening en informatievoorziening en het beleidsonderbouwend en -evaluerend onderzoek.

De onder de titel toeristische dienstverlening en informatievoorziening verantwoorde activiteiten worden aangewend ter verbetering van de bedrijfsvoering in de toeristische branche en het verbeteren van samenwerking in (het belang van) de sector. Daarnaast worden langs deze weg activiteiten ondersteund en eventueel ontwikkeld, die bijdragen aan grotere waardering voor het Nederlandse toeristische produkt door buitenlandse bezoekers. Voor deze categorie activiteiten is in totaal voor f 5,501 mln verplichtingen aangegaan en is f 5,440 mln betaald.

Het doel van beleidsonderbouwend en -evaluerend onderzoek is het vergroten van de kennis over de toeristisch-recreatieve sector en het breed beschikbaar laten komen van deze kennis. Een tweede doelstelling is het stimuleren van het toerisme zelf op internationaal niveau. Voor dit doel werden voor f 0,626 mln verplichtingen aangegaan en voor f 1,799 mln betalingen verricht.

Tot slot werd een bedrag van f 0,245 mln betaald op oude verplichtingen voor verbetering van het toeristisch produkt en een bedrag van f 1,045 mln ter stimulering van de congressector.

Artikel 05.13 Garanties in verband met toerisme

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 19961 000
Realisatie 1996
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd– 1 000

Toelichting realisatie 1996

Op dit artikel zijn garantieverplichtingen geraamd die voortkomen uit de kaderregeling Toeristische Accommodaties. Aangezien hierop in 1996 geen uitgaven zijn gedaan in het kader van het «oude» beleid zoals vastgelegd in de nota «Toeristisch beleid 1980–1984», is de uitgavenraming neerwaarts bijgesteld.

Artikel 05.21 Marktwerking

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 19966 6308 014
Realisatie 199610 64511 603
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 4 015+ 3 589

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij eerste suppletore begroting is een temporisatie van f 4,35 mln verwerkt in verband met de afkoop van een lopende verplichting jegens de Stichting Geschillen Commissies

Toelichting realisatie 1996

De uitgaven ten laste van dit artikel kunnen onderscheiden worden in gesubsidieerde instellingen en overige uitgaven

Gesubsidieerde instellingen

Onder «gesubsidieerde instellingen» worden verstaan instellingen die voor een belangrijk deel van subsidie afhankelijk zijn. Deze instellingen besteden een groter deel van hun inkomsten aan het eigen apparaat naarmate zij meer werkzaamheden zelf uitvoeren.

In 1996 werd aan de Stichting Geschillencommissies een bedrag van f 5,75 mln toegezegd en betaald. Dit bedrag betreft de subsidie 1996 ad f 1,4 mln, alsmede een eenmalige bijdrage van f 4,35 mln ter afkoop van de voorgenomen subsidies in 1997 en volgende jaren. Van de verplichtingen had f 0,124 mln betrekking op wachtgeldverplichtingen van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Konsumentenaangelegenheden (SWOKA, uitgaven f 0,103 mln).

Overige uitgaven

Het betreft voornamelijk subsidies voor doorlopende activiteiten en incidentele projekten van diverse consumentenorganisaties, alsmede diverse onderzoeken in het kader van de Wet Economische Mededinging (WEM). Er is sprake van een grote diversiteit van projekten met daarop afgestemde voorwaarden. In 1996 zijn hiervoor verplichtingen aangegaan voor f 4,843 mln en werden betalingen verricht tot een bedrag van f 5,750 mln.

Artikel 05.22 Bijdrage Nederlands Meetinstituut

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199626 53326 537
Realisatie 199626 10425 963
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd– 429– 574

Toelichting realisatie 1996

Het Nederlands Meetinstituut N.V. (NMi) is per 01-05-1989 opgericht en heeft de taken van de Dienst van het IJkwezen overgenomen. In 1996 heeft een reorganisatie plaatssgevonden, waarbij NMi N.V. is omgezet in NMi B.V., die bestaat uit de dochters NMi Van Swinden Laboratorium B.V. (VSL), NMi Certin B.V., NMi International en NMi Inspecties en Kansspeltechniek B.V. Boven de NMi B.V. is een nieuwe holding geplaatst met de naam Holland Metrology N.V., een 100% deelneming. Deze heeft twee dochters, nl. het reeds genoemde NMi B.V. en Calibra B.V. De vier basiscontracten die bij de privatisering tussen EZ en het NMi zijn overeengekomen, worden thans uitgevoerd door de 100% deelneming VSL B.V. en NMi Inspecties en Kansspeltechniek B.V. Op grond van deze basiscontracten worden jaarlijks beheers- en/of controle-overeenkomsten voor de uitvoering van de werkzaamheden afgesloten. In 1996 werden voor de uitvoering van deze contracten verplichtingen aangegaan tot een bedrag van f 25,173 mln. Dit bedrag is als volgt verdeeld :

– Kansspelcontractf 2,314 mln
– Contract Wetgeving en Internationale vertegenwoordigingf 1,702 mln
– Contract Standaardenbeheerf 13,357 mln
– Meetmiddelencontractf 7,800 mln

Voorts is een subsidie van f 0,456 mln gegeven voor werkzaamheden, die niet onder de basiscontracten vallen, maar wel voortvloeien uit het feit dat dochters van het NMi aangewezen zijn als het standaardeninstituut en de ijkinstelling. Van de overige verplichtingen ad f 0,475 mln betreft f 0,429 mln de bijdragen aan de internationale metrologische organisaties waarvan de Nederlandse staat lid is en die door EZ worden gedragen.

Enkele prestatiegegevens van het Nmi:

 realisatieraming
 19931994199519961996
aantal uren standaardenbeheer36 04536 94737 19138 82736 850
aantal uren meetmiddelencontract3 8493 9964 2573 8254 500
aantal controles75 15875 28165 26258 39160 000
aantal exploitatie-controles speelautomaten1 0201 0321 0561 0591 000
aantal lokale controles speelautomaten14 44511 3269 8348 62510 000
aantal uren assistentie bij wetgevingsprojekten7 0786 5496 5267 1116 900

07.00 BUITENLANDSE ECONOMISCHE BETREKKINGEN EXPORT-BEVORDERING

Artikel 07.01 Internationale organisaties

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199610 63710 652
Realisatie 199611 46211 462
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 825+ 810

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij eerste suppletore begroting is de raming verhoogd met f 0,834 mln. Het betrof een saldo van een verhoging van de contributie voor de World Trade Organisation (ad f 1,034 mln) en een verlaging van f 0,2 mln ten behoeve van het Ministerie van Justitie als bijdrage aan het Schengen-secretariaat.

Toelichting realisatie 1996

Benelux

Naar aanleiding van het advies van het Comité van Wijzen over de toekomstige rol en functie van de Benelux Economische Unie in december 1994 is de nauwere samenwerking tussen de Benelux-landen met name op politiek terrein doorgezet. Dat zal moeten leiden tot een herstructurering van de Benelux-taken en -activiteiten. Nederland heeft aangedrongen op een vacaturestop en een nul-groei van de begroting. In 1996 bedroeg de contributie f 5,125 mln (1995: f 5,148 mln).

WTO

De World Trade Organisation (WTO) is per 1 januari 1995 in werking getreden. De voorziene uitbreiding van de organisatie heeft in 1996 zijn beslag gekregen en tot verhoging van de contributie geleid met 8% ten opzichte van 1995. De contributie werd daarmee f 5,837 mln.

Internationale Grondstoffenorganisaties

Op dit onderdeel worden verantwoord de contributies aan een tiental internationale grondstoffenorganisaties (f 0,5 mln).

Artikel 07.02 Bevordering van buitenlandse economische betrekkingen

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 19966 2448 014
Realisatie 199614 5936 578
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 8 349– 1 436

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

De raming kende een verhoging bij eerste suppletore begroting als gevolg van de aanbieding van financiële pakketten aan Indonesië en China (f 1,753 mln en f 0,752 mln aan verplichtingen). Daarnaast is in het kader van aanbevelingen gedaan door de Task force exportinstrumentarium (de G-23) de verplichtingenraming met f 2,932 mln verhoogd. Bij tweede suppletore begroting is de verplichtingenraming naar aanleiding van de uitbreiding naar export van de regeling Kennisdragers in het MKB verhoogd met f 1 mln. In de slotwet is de raming verhoogd ten gunste van het WTO-Trustfund voor minder ontwikkelde landen. Hiertoe is f 4 mln overgeheveld van artikel 07.05 Hulp aan Oost-Europa.

Toelichting realisatie 1996

Op dit artikel worden verantwoord het Programma Economische Samenwerkingsprojecten (PESP), Beleidsonderbouwende en Economische Samenwerkingsactiviteiten (BSA) en de bijdragen aan rente-subsidies voor leningen aan Turkije. In 1996 zijn nieuwe artikelenonderdelen opgenomen voor het WTO-Trustfund, KIM-Export en Beurzenprogramma Indonesië.

De realisatie op subartikelniveau is als volgt:

ArtikelonderdeelVerplichtingenUitgaven
(bedragen x f 1000)1996199519961995
020 PESP9 9668 0915 8726 394
030 BOA   932
050 BSA627704700500
060 Beurzenprogramma Indonesië0    
130 KIM-Export0   
140 WTO-Trustfund4 000    
901 Turkse leningen  637
Totaal14 5938 7956 5787 863

Programma Economische Samenwerkingsprojecten (PESP)

Met ingang van 1995 is dit programma omgevormd tot een opdrachtenprogramma. Aansluiten bij de uitvoeringspraktijk betekent met name dat voor het PESP de onderbouwing van begrotingsposten is gestandaardiseerd en de afhandeling van het financiële traject is verbeterd.

De doelstelling van het (gewijzigde) PESP, thans geheten PESP 1995 (Stcrt. 1995, nr.71) is tweeledig:

– bevordering van de Nederlandse export naar andere dan hoog geïndustrialiseerde landen;

– het leveren van een bijdrage aan de versterking van de bilaterale economische betrekkingen met niet-westerse landen.

Het gaat om een programma van activiteiten in de voorfase van een project waarbij opdrachten aan Nederlandse bedrijven en deskundigen worden verleend.

Eind 1996 zijn de voorbereidingen voor uitbesteding aan Senter in gang gezet.

De produktiegegevens over 1996 en 1995 bedroegen:

Produktiegegevens:19961995
– behandelde aanvragen5655
– afgewezen/ingetrokken– 16– 17
– in behandeling– 11– 9
– gecommiteerd behandelde aanvragen2929
– gecommiteerd voorgaand jaar6  
– aanvullende commiteringen2 
Totaal gecommiteerd3729

In de hiernavolgende overzichten zijn gegevens opgenomen per land en per sector over gerealiseerde verplichtingen en behandelde aanvragen voor de jaren 1996 en 1995:

(bedragen x f 1 mln) 1996  1995  
Regioaantalbedrag%aantalbedrag%
Afrika61,08511%10,34%
Azië*216,06761%185,466%
Midden- en Oost-Europa40,8569%92,025%
Midden- en Zuid-Amerika10,2202%    
Midden Oosten51,73817%10,45%
Totaal379,966 298,1 

* incl. 2 aanvullende commiteringen

Sectoraantal1996 bedrag%aantal1995 bedrag%
Energie71,96320%20,34%
Industrie/machinebouw20,6997%51,822%
Landbouw51,15712%41,215%
Milieu20,8559%40,67%
Onderwijs   10,22%
Transport / Weg- en waterbouw*133,62835%134,050%
Diversen*81,66417%   
Totaal379,966 298,1 

* incl. 1 aanvullende commitering

Beleidsonderbouwende en Economische Samenwerkings Activiteiten (BSA)

Uit de BSA worden uiteenlopende zaken gecommiteerd. Het gaat om de volgende hoofdgroepen aan activiteiten:

– representatiekosten en aanverwante activiteiten in verband met bezoeken van/naar het buitenland;

– kosten verbonden aan activiteiten inzake voorbereiding en uitvoering respectievelijk bijwonen van vergaderingen van internationale organisaties, conferenties, seminars ter ondersteuning van de internationale economische samenwerking;

– bijdragen aan derden ten behoeve van studie-/onderzoeksactiviteiten in het kader van de internationale economische samenwerking. Betreft zaken als vrijwillige bijdragen aan internationale organisaties (ITTO-projecten), kosten statistieken grondstoffenorganisaties, Stuurgroep convenant Tropisch Hout, etc.;

– beleidsondersteunende activiteiten, zoals evaluatie, studie, externe advisering.

In 1996 werd voor een bedrag van f 0,627 mln verplichtingen aangegaan tegen f 0,704 mln in 1995.

Beurzenprogramma Indonesië

De verplichtingen in het kader van het beurzenprogramma Indonesië zijn niet aangegaan.

KIM-export

Door het niet tijdig kunnen opstellen van de regeling voor de KIM-export, is de verplichtingenruimte niet aangesproken.

WTO-Trustfund

De Staatssecretaris van Economische Zaken heeft in december 1996 in Singapore, tijdens de eerste ministeriële conferentie van de WTO, een bijdrage toegezegd aan het WTO Trustfund voor technische samenwerking. Het contract is inmiddels ondertekend, van Nederlandse zijde door onze ambassadeur bij de WTO. De Nederlandse bijdrage omvat f 4 mln. De WTO zal dit bedrag de komende jaren gebruiken om technische samenwerkingsactiviteiten te ontwikkelen en te financieren. Die zijn gericht op de integratie van ontwikkelingslanden en economieën in transitie (Midden- en Oost-Europa) in het multilaterale handelsstelsel. Het gaat erom dat deze landen in staat worden gesteld te voldoen aan de verplichtingen die zij aangaan in het kader van de WTO. Tevens is de bedoeling dat bedrijven in die landen worden ondersteund bij het gebruik maken van de mogelijkheden die het multilaterale handelsstelsel hen biedt om buitenlandse markten te betreden. Op 29 november 1996 heeft de Staatssecretaris per brief de Tweede Kamer geïnformeerd (Kamerstukken II, 1996/97, 25 074, nr. 2).

Turkse leningen

In 1996 is de verstrekte lening aan Turkije geheel afgelost.

Artikel 07.03 Stimulering exportactiviteiten

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199685 42250 300
Realisatie 1996262 04352 802
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 176 621+ 2 502

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

In het kader van de aanbieding van de financiële pakketten aan China en Indonesië is de verplichtingenraming bij eerste suppletore begroting verhoogd. De raming is verhoogd met f 138 mln en f 25 mln ten behoeve van respectievelijk Indonesië en China. In het kader van het financiële pakket voor Indonesië is bij tweede suppletore begroting de verplichtingenraming verhoogd met f 104,8 mln in het kader van de garanties herverzekering Inpres-8. Daarnaast is de verplichtingenraming verhoogd met f 122 mln in verband met het afgeven van een garantie voor kredietverzekering voor Ethiopië. Doordat de regeling met betrekking tot Inpres-8 projecten niet tijdig gereed was is de verplichting voor de garanties herverzekering Inpres-8 projecten niet aangegaan. Tevens is hierdoor slechts de helft van het Exportfinancieringsarrangement Indonesië aangesproken (circa f 60 mln). Deze mutaties zijn verwerkt in de slotwet. Daarin is eveneens verwerkt dat de verplichtingenrealisaties op het onderdeel BSE f 42 mln lager zijn uitgevallen dan aanvankelijk geraamd. Als gevolg van de bovenstaande verplichtingenmutaties is in de slotwet de uitgavenrealisatie f 11 mln lager uitgekomen dan aanvankelijk geraamd.

Toelichting realisatie 1996

Op dit artikel worden verantwoord het Besluit Subsidies Exportfinanciering (BSE) en het Exportfinancieringsarrangement Indonesië (EFI). Voorts worden op artikel 07.03 verantwoord de levering van kapitaalgoederen aan Argentinië en de nieuwe artikelonderdelen Garantie herverzekering Inpres 8 en Garantie Exportkredietverzekering Ethiopië.

De realisatie op onderdeelniveau is als volgt:

ArtikelsubVerplichtingenUitgaven
 1996199519961995
010 Besluit Subsidies Exportfinanciering79 635141 58648 80235 227
020 Levering kapitaalgoederen Argentinië  4 000 
030 Exportfinancieringsarrangement Indonesië60 264    
040 Garantie herverzekering Inpres 8     
050 Garantie Export kredietverzekering Ethiopië122 144   
 262 043141 58652 80235 227

Besluit Subsidies Exportfinanciering (BSE)

Het BSE bestaat sinds eind 1995 naast de reguliere exportfinancieringsfaciliteit (EFF) ook uit een rente-overbruggingsfaciliteit voor Indonesië en China (ROF). Bij de EFF dient de aanvrager aan te tonen dat hij in concurrentie is met een rente-gesteunde buitenlandse aanbieder. De ROF kent geen bewijslast. De EFF-subsidies zijn gemaximeerd op het gekapitaliseerde verschil tussen de refinancieringsrente en de contractrente; de ROF-subsidie is gemaximeerd op het verschil tussen de refinancieringsrente en de door de OESO vastgestelde commerciële referentierente (CIRR).

De aangegane verplichtingen bestaan uit voorlopige toezeggingen in afwachting van een eventuele orderverwerving en verhogingen op reeds aangegane verplichtingen. Niet alle voorlopige toezeggingen leiden tot orders. Op basis van ervaringsgegevens wordt uitgegaan van een intrekkingspercentage van 66 2/3 %. Naast de vijf aanvragen uit 1996 hebben 17 projecten voor 1996 definitief geleid tot een order. Hiermee is een subsidiebedrag in totaliteit f 73 mln aan subsidie gemoeid, goed voor een totale transactiewaarde van f 1 186 mln.

Evenals in de voorgaande twee jaren wordt veruit de meeste subsidie toegekend aan de zeescheepsnieuwbouw. In 1996 is 91% van het totaalbedrag aan commiteringen toegezegd aan deze sector. Dit grote beroep op het BSE wordt veroorzaakt door het uitblijven van de ratificatie van het OESO-scheepsbouwakkoord, waardoor de CIRR niet van toepassing is op scheepsbouw, en het tot het laatste kwartaal 1996 te overbruggen grote verschil tussen de pesetarente en de vaste OESO-rente van 8% voor scheepsbouw. Vooralsnog zijn er internationaal geen signalen die duiden op een snelle invoering van (gedeelten van) het nieuwe akkoord.

Het beroep op de ROF viel tegen. Slechts één bedrijf diende een aanvraag in. De verklaring hiervoor is dat de refinancieringsrente voor guldens globaal gelijk was aan de CIRR, waardoor het instrument in de ogen van de exporteurs weinig aantrekkelijk was. Het voor de ROF uitgetrokken budget ad f 43 mln is niet aangesproken.

Het BSE wordt sinds oktober 1992 uitgevoerd door Senter. De uitvoeringskosten over 1996 bedroegen f 0,8 mln.

Voor het BSE gelden de volgende gegevens (bedragen x f 1 mln):

* Uitvoeringsgegevens19961995
– kosten (in mln gldns)0,820,85
– aantal mensjaren (fte)4,163,84
* Produktiegegevens1996:bedragen1995:bedragen
 aantaltransactiesubsidieaantaltransactiesubsidie
– ontvangen aanvragen743 473136,8795 224277,0
waarvan       
– vervallen316911,3321007,7
– afgewezen7330,4411303,4
– ingetrokken191 0530,00201 37672,8
– in behandeling1286958,221477151,9
– gecommiteerd 19961331 39366,779372 714131,2
       
– gecommiteerd uit 19952434,469    
– aanvullende commiteringen2  8,3871231610,4
totaal commiteringen351 43679,635493 030141,6

1 Exclusief verhogingen op vóór respectievelijk 1995 en 1996 aangegane verplichtingen.

2 Betreft verhogingen op vóór respectievelijk 1995 en 1996 aangegane verplichtingen.

In 1996 bedroeg het gemiddelde budget per gehonoreerde aanvraag f 2,02 mln.

De onderverdeling naar regio's en sectoren van in 1996 (respectievelijk 1995) aangevraagde en gehonoreerde aanvragen ziet er als volgt uit:

 19961995
Gecommiteerd naar regioaantalsubsidieaantalsubsidie
Afrika21,915,035
Azië33,91143,312
Europese Unie2657,41550,799
Midden-Oosten10,015,286
Overige13,6926,731
Totaal*3366,837131,163
Gecommiteerd naar sector
Aannemerij34,300
Defensie10,614,991
Machinebouw20,9728,002
Telecom00,000
Scheepsbouw2761,02567,932
Overig transport00,0430,237
Totaal*3366,837131,163

* Exclusief verhogingen op vóór respectievelijk 1995 en 1996 aangegane verplichtingen.

Levering kapitaalgoederen Argentinië

De Staten-Generaal zijn hierover bij vertrouwelijke brief d.d. 21 juni 1995 geïnformeerd. In 1996 is een voorschot verleend van f 4 mln als gevolg van verkrijging van de order. Als zekerheid is op naam van EZ een bankgarantie gesteld. Naar verwachting zal in 1997 een tweede betaling plaatsvinden na uitlevering van de order.

Exportfinancieringsarrangement Indonesië (EFI)

Het EFI is onderdeel van het in 1995 door Nederland aangeboden Indonesië pakket dat beoogt de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven in Indonesië te versterken.

Met het EFI kan zachte financiering worden gegeven in twee varianten: a. Inpres-8 en b. niet-Inpres-8. De looptijd van het EFI is 4 jaar (1996 t/m 1999).

ad a. Beschikbaar is in totaal f 80 mln subsidie ten behoeve van f 200 mln Inpres-8 transacties.

De Inpres-8 projecten vragen expliciet financiering over 25 jaar tegen 3,5 % met een aflossingsvrije periode van 7 jaar. Om in aanmerking te komen voor subsidie moet een project niet commercieel haalbaar zijn, overeenkomstig afspraken in OESO-verband, voorzover het orderbedrag groter is dan SDR 2 mln (ongeveer f 5 mln). Dit deel van het EFI is open sinds 11 oktober 1996. Er zijn in 1996 13 aanvragen bij Senter ingediend waarvan twee een toezegging hebben ontvangen voor in totaal f 40 mln.

ad b. Beschikbaar is in totaal f 120 mln subsidie ten behoeve van f 300 mln niet-Inpres-8 transacties. Het betreft hierbij projecten waarvoor wordt getenderd zonder nader omschreven financieringsvoorwaarden. Ook hier geldt de eis van commerciële niet haalbaarheid. Dit deel van het EFI is open sinds 6 april 1996. Er zijn in 1996 27 aanvragen ingediend bij Senter, waarvan drie een subsidietoezegging hebben ontvangen voor een totaalbedrag van f 20,3 mln.

De totaal in 1996 toegezegde EFI subsidie bedraagt f 60,3 mln waarmee vijf orders voor een totaal orderbedrag van f 227,2 mln worden gesteund.

Uitvoeringsgegevens1996
kosten (in mln gldns)0,45
aantal mensjaren (fte's)2,0
Produktiegegevensaantaltransactie bedragsubsidie bedragaantal Inpres-8aantal overigtransactie bedrag Inpres-8
ontvangen aanvragen401 317,6406,31327677,8
waarvan       
vervallen0 000  
afgewezen4103,971,631100,0
ingetrokken10343,141,228210,9
in behandeling21643,4233,2615268,9
gecommiteerd5227,260,32398,0
totaal in portefeuille26870,5293,5818366,9
Aanvragen naar sector aantaltrans- actie- bedragsubsidie bedragaantal Inpres-8aantal overigtransactie bedrag Inpres-8
Aannemerij4207,079,2040
Machine- en apparatenbouw17380,8116,8512209,8
Techn ontwikkeling en advies23,91,2020
Grootmetaal366,823,72161,9
Telecom4181,273,031148,0
Zeescheepsbouw7355,966,425201,1
Overig transport3122,046,01257,0
Totaal401 317,6406,31327677,8
Gecommiteerd naar sector aantaltrans- actie- bedragsubsidie bedragaantal Inpres-8aantal overigtransactie bedrag Inpres-8
Aannemerij000000
Machine- en apparatenbouw000000
Techn. ontwikkeling en advies000000
Grootmetaal150,020,01050,0
Telecommunicatie148,020,01048,0
Zeescheepsbouw3129,220,3030
Overig Transport000000
Totaal5227,260,32398,0

Garantie herverzekering Inpres 8

Hieronder kunnen de jaren 13 t/m 25 van langlopende commerciële leningen die zijn gesubsidieerd via het Exportfinancieringsarrangement Indonesië worden herverzekerd. In 1996 is geen beroep gedaan op deze faciliteit.

Garantie Exportkredietverzekering Ethiopië

Onder dit artikelonderdeel wordt verantwoord een derde deel van de (terug)betalingsrisico's die de Staat loopt naar aanleiding van de levering van kapitaalgoederen aan Ethiopië. Het overige deel van het onderhavige risico wordt in gelijke mate gedragen door de Ministeries van Financiën en Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking.

Artikel 07.04 Economische voorlichting en exportbevordering

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199623 17622 266
Realisatie 199624 82124 912
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 1 645+ 2 646

Toelichting realisatie 1996

Onderstaand een vergelijking op artikelonderdeel niveau tussen de stand bij tweede suppletore begroting en de realisatie.

 BeschikbaarRealisatieVerschil
(x f 1000)Verplicht.UitgavenVerplicht.UitgavenVerplicht.Uitgaven
010 Bijdrg. aan instituten6 0206 0205 9635 963– 57– 57
120 Promotie9 0528 03210 01410 1059622 073
130 Voorlichting1 9301 7801 8531 853– 7773
140 Onderzoek450450295295– 155– 155
610 Informatie2 8142 8142 9192 919105105
620 Autom. en informatisering4 1974 1973 7773 777– 420– 420
Totaal24 46323 29324 82124 9123581 619

* -= minder gerealiseerd dan geraamd.

Door het Netherlands Trade and Investement Office is een lager beroep gedaan op de Stichting Bevordering Uitvoer. De bijdrage aan deze stichting was daarom ook vanuit de EVD lager. Hierdoor bleven de verplichtingen en uitgaven bij Bijdragen aan instituten achter bij de begroting. De overschrijding op de verplichtingen en uitgaven van Promotie is het gevolg van de stijging van het aantal promotionele activiteiten met 10% en de toename van het gemiddeld aantal deelnemers (34%). Daarnaast zijn ook enkele grote manifestaties georganiseerd: Holland manifestatie Vietnam en de Airshow Indonesië. Tenslotte is een groot beroep gedaan op de EVD voor het organiseren van economische missies.

Het achterblijven van de verplichtingen van Voorlichting komt doordat het aantal gerealiseerde activiteiten lager uitviel dan verwacht. Ten opzichte van 1995 steeg het aantal echter wel. Ook werden de activiteiten drukker bezocht dan voorgaande jaren.

De verplichtingen en uitgaven voor Onderzoek zijn achter gebleven door het niet geheel uitputten van het budget van de landenprogramma's. Activiteiten konden in veel gevallen direct ingeschoven worden in het reguliere promotie-programma. Daarnaast konden de uitgaven voor onderzoeken relatief beperkt blijven.

De verplichtingen en uitgaven van informatie zijn overschreden door de omvorming van de bibliotheekcollectie. De verhuizing van de EVD naar een nieuw pand ging gepaard met het toegankelijk maken van de literatuurcollectie voor het publiek. De literatuurcollectie moest daarom worden geschoond, gehercodeerd en opnieuw worden ontsloten.

De verplichtingen en uitgaven van Beleidsontwikkeling, Informatisering en Automatisering zijn door veranderde prioriteitsstelling bij automatiseringsprojecten onder de begroting gebleven. Als gevolg van de beleidsintensivering op informatie-gebied is met name geïnvesteerd in de infra-structuur en de informatie-architectuur. De uitgaven voor onderhoud en beheer en systeemontwikkeling zijn daardoor ten opzichte van de voorgaande jaren gedaald.

Ten behoeve van inzicht in raming (ontwerp-begroting 1996) en realisatie worden de activiteiten van de EVD afgezet tegen de aantallen produkten en de personele inspanning die daarmee is gemoeid.

EVDUitgavenAantallenPersoneel in fte's
(bedragen x f 1000)realisatieraming O.B.1996realisatieraming O.B.1996realisatieraming
Promotionele activiteiten5 5005 000506077
Publiciteit buitenland:    54
– publicatielijnen;800980912   
– campagnes;900320254   
– diverse bijdragen100903  
Voorlichting      
– voorlichtingsbijeenkomsten;300240253022
– werkbezoeken en spreekdagen;600600212522
– Buitenlandse Markten (oplage);80055023/26004 00022
– Bestedingen Buitenland (oplage)35041050/7001 200811
– Vademecum Export (VE,oplage):250 80/230060/23001515
– landenoriëntaties53020240510
– informatiedossiers21550110180   
– gids voor exportinformatie301321 0001  
– CDROM2004  
Informatie verzoeken1 2241 19285 000110 0002734
Marktonderzoek/plan van aanpak200150231022
Overig niet toebedeeld6563 203  13 
Totaal uitgaven voorlichting en promotie12 65513 000  8989
Totaal personeel in fte    89  
Gemiddelde budget per fte  142    
De totale formatiesterkte van de EVD bedraagt 126,5 fte.      

Enkele kengetallen ter indicatie van de geleverde prestaties:

Algemene kengetallen:19961995
informatieverzoeken43 00043 000
opgevraagde publicaties25 000
uitgeleende publicaties2 3002 400
verkochte publicaties12 40012 000
kopieën416 700417 000
ontsloten publicaties14 05914 086
spreekdagen2121
voorlichtingsbijeenkomsten2523
handelspromotionele activiteiten5651
publicitaire activiteiten2320

Het aantal informatieverzoeken betreft het informatiesegment algemene marktinformatie. Het totaal aantal informatieverzoeken ligt veel hoger. Vanwege de open bibliotheekcollectie kunnen de bezoekers van de bibliotheek zelf de publicaties uit de kasten halen. Het aantal opvragingen is daarom niet meer van toepassing. Het aantal uitleningen daalt omdat de vraag naar recente informatie stijgt. Deze is doorgaans te vinden in tijdschriftartikelen die niet worden uitgeleend, maar worden gekopieerd. Het aantal jaargangen van tijdschriften, dat in de open collectie is opgenomen, is uitgebreid.

Onderstaand de verdeling voorlichtingsactiviteiten naar regio:

 Aantal activiteitenAantal deelnemers
 1996199519961995
EU/OESO exclusief Japan en Turkije114486197
Azië17161 031771
Midden Oosten2212396
Oost- en Midden Europa911706697
Afrika2473200
Oceanië020329
Zuid- en Midden-Amerika04048
Multilaterale financieringsinstellingen52430143
Totaal46452 8492 481

Ten opzichte van 1995 is het aantal activiteiten gestegen. Het aantal deelnemers laat een forse toename zien.

Verdeling handelspromotionele activiteiten naar regio:

 Aantal activiteitenAantal deelnemers
 1996199519961995
EU/OESO exclusief Japan en Turkije432328
Azie2825386461
Midden Oosten475485
Oost-en Midden-Europa113385149
Afrika426713
Zuid en Midden Europa11147
Algemeen/diverse landen401690
Totaal56411 098743

Het aantal activiteiten is ten opzichte van 1995 gestegen. Het aantal deelnemers laat eveneens een forse toename zien.

Artikel 07.05 Economische hulp Oost-Europa

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1996242 487193 853
Realisatie 1996323 782155 283
Verschil (+=meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd+ 81 295– 38 570

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij eerste suppletore begroting is de verhouding tussen extra-comptabele reserve en obligo-ruimte bij de TRHIO verruimd van 1:4 naar 1:5,5. Dat had tot gevolg dat de verplichtingenraming met f 75,030 mln is verhoogd. Een tweede verhoging van de verplichtingenraming is het gevolg van in 1995 onbenut gebleven verplichtingenruimte. Dit bedrag (f 20,574 mln) is toegevoegd aan de raming van 1996 op de onderdelen TRHIO (f 16,6 mln), IBTA (f 2,6 mln) en PSO (f 1,3 mln). De raming kende bij tweede suppletore begroting een opwaartse bijstelling als gevolg van een overboeking van f 11,231 mln van het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking. Het betreft ruimte die door OS was geraamd voor Bulgarije en Roemenië. Het PSO wordt aan deze landen opengesteld omdat zij de DAC-1 status niet hebben verkregen. In de slotwet is onder andere de afstorting van f 15 mln verwerkt in de extra-comptabele reserve ten laste van het onderdeel Tijdelijke Regeling Herverzekering Investeringen in Oost-Europa. Daarnaast is de overheveling van f 4 mln ten gunste van het WTO-trustfund voor minder ontwikkelde landen verwerkt (artikel 07.02 Bevordering van de buitenlandse economische betrekkingen).

Toelichting realisatie 1996

Op dit artikel worden de financiële middelen van EZ ten behoeve van de economische hulp aan Oost-Europa verantwoord.

De realisatie op per onderdeel is als volgt:

ArtikelsubVerplichtingenUitgaven
(bedragen x f 1000)1996199519961995
010 PSO75 15659 16238 84932 862
020 Leasefaciliteit30 00060 11030 00050 110
030 TRHIO129 31169 766   
040 IBTA118 17615 0009 78711 749
050 Investeringsfaciliteit50 65852 68950 65852 689
060 GOS-programma2  3 96610 652
110 Multilaterale projecten7 10210 1588 42112 459
111 OESO/CCET631625631625
120 Trustfunds5 500 5 500 
130 Beurzenprogramma Passage 3)  88120
140 PUM NMCP/EE14 6764 3733 6283 294
150 Eval. en beleidsond. Midden en Oost-Europa (EMOE)284172176368
160 Managementtraining (Passage)12 2883 8643 5793 980
Totaal323 782275 919155 283178 908

1 in 1996 werden verplichtingen voor het uitvoeringsjaar 1997 aangegaan; voor IBTA is tevens een aanvullende verplichting voor het uitvoeringsjaar 1996 aangegaan;

2 het GOS-programma is in 1994 opgegaan in het PSO;

3 in december 1993 werd voor het laatst gecommiteerd voor twee Clingendael-leergangen in 1994. De leergangen worden vanaf 1995 door Buza gefinancierd.

De economische hulp kan in twee categorieën worden verdeeld: faciliteiten gericht op kennisoverdracht en faciliteiten gericht op investeringsbevordering. De faciliteiten ter bevordering van kennisoverdracht worden uitgevoerd hetzij via Nederlandse kanalen, op bilaterale wijze, dan wel via bijdragen aan en/of projecten van multilaterale organisaties.

Onder deze twee categorieën vallen de volgende faciliteiten:

Kennisoverdracht:

bilateraal: het Programma Samenwerking Oost-Europa (PSO), de Subsidieregeling managementtraining Midden en Oost-Europa, het Programma Uitzending Managers Oost-Europa (PUM)

multilateraal: Multilaterale projecten, OESO CCET/NIS, Trustfunds;

Investeringsbevordering: de Leasefaciliteit, de Tijdelijke Regeling Herverzekering Investeringen Oost-Europa (TRHIO), de faciliteit Investeringsbevordering/Technische Assistentie (IBTA) en de Investeringsfaciliteit Midden- en Oost-Europa (IFMOE).

Daarnaast wordt nog één post besproken die niet onder beide categoriëen valt, namelijk de Evaluatie en beleidsondersteuning Midden en Oost-Europa (EMOE).

In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de verplichtingen van bovengenoemde categorieën over 1995 en 1996. De bedragen (x f 1 mln) zijn inclusief verplichtingen ad f 23,2 mln respectievelijk f 23 mln die in 1995, respectievelijk 1996 zijn aangegaan voor de uitvoeringsjaren 1996 en 1997.

 VerplichtingenVerhoudingen
 1996199519961995
Kennisoverdracht95 35378 18229,4%28,3%
Export- en Investerings-bevordering228 145197 56570,5%71,6%
Overig2841720,1%0,1%
Totaal323 782275 919  

Kennisoverdracht

Programma Samenwerking Oost-Europa (PSO)

Deze faciliteit wordt vanaf 1994 uitgevoerd door het agentschap Senter. Het instrument is opgezet als een opdrachtenprogramma. De uitvoeringskosten van het PSO 1996 bij Senter bedroegen in 1996 f 4,23 mln (ca. 5,6% van het gerealiseerde budget).

Met de volgende landen zijn landenbeleidsprogramma's overeengekomen waarin is neergelegd op welke aandachtsgebieden projecten zich moeten concentreren: Estland, Hongarije, Kroatië, Letland, Litouwen, Oekraïne, Polen, Slovenië, Rusland, Slowakije en Tsjechië. Voorts zijn van Ontwikkelingssamenwerking drie projecten in Bulgarije en vier in Roemenië overgenomen. In Bosnië zijn drie projecten gestart die het uitvloeisel zijn van het bezoek van de Staatssecretaris van Economische Zaken.

De onderverdeling naar landen is als volgt (gegevens exclusief identificatiemissies):

(bedragen x f 1 mln)AantalVerplichtingen
Land1996199519961995
Bosnië-Herzegovina3 1,5  
Bulgarije3 5,3 
Estland351,82,0
Hongarije675,96,0
Kroatië3 1,9  
Letland3322,0
Litouwen3522,1
Oekraine111312,511,4
Polen997,16,5
Roemenië5 3,4 
Rusland192721,520,4
Slovenië3421,8
Slowakije532,93,0
Tsjechië544,34,0
Totaal*818074,159,2

* inclusief aanvullende commiteringen

Managementtraining (Passage)

De Subsidieregeling managementtraining (Passage) is op 24 december 1992 in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 1992, nr. 250). De subsidieregeling beoogt Midden- en Oost-Europeanen in staat te stellen in Nederland bij een onderneming, instelling of organisatie relevante managementervaring op te doen.

De regeling voorziet in een bijdrage aan Nederlandse gastorganisaties die cursisten of stagiaires uit bedrijven of instellingen uit Midden- en Oost-Europa ontvangen. Met het Netherlands University Fund For International Cooperation (NUFFIC) is in december 1992 een overeenkomst gesloten voor de uitvoering van de regeling.

In tegenstelling tot de andere faciliteiten die na de boedelscheiding in 1993 alleen betrekking hebben op economische hulp, is deze faciliteit qua doelstellingen en criteria ongewijzigd gebleven. Dat betekent dat ook niet-economische projecten worden uitgevoerd.

In 1995 is voor het doen van subsidietoezeggingen in het uitvoeringsjaar 1996 een bedrag van f 3 mln ter beschikking gesteld en voor uitvoeringskosten een bedrag van f 0,279 mln. In 1996 is de regeling geëvalueerd. De conclusie was dat voortzetting van de huidige opzet van de Passageregeling is gerechtvaardigd, mits de regeling op een aantal punten wordt aangescherpt. Tevens zal gezocht moeten worden naar een verbreding van activiteiten op onderwijsgebied (onder andere beroepsonderwijs). Aanscherpingen in de regeling voor 1997 zijn gepubliceerd (Stcrt 1996, 248). In 1996 is voor het doen van subsidietoezeggingen in het uitvoeringsjaar 1997 een bedrag van f 2 mln ter beschikking gesteld en voor uitvoeringskosten een bedrag van f 0,288 mln.

In totaal zijn in 1996 1526 aanvragen goedgekeurd voor een bedrag van f 3,153 mln. Circa 25% van de goedgekeurde aanvragen betrof de Russische Federatie. Het merendeel van de overige aanvragen had betrekking op Polen, Tsjechië, Slowakije, Roemenië en Hongarije.

De volgende overzichten geven een beeld van het aantal aanvragen en het aantal goedgekeurde aanvragen per land en per sector in 1995 en 1996.

Land Bedragen x f 1 000)goedgekeurde aanvragen toegezegde subsidies in bedragen
 1996199519961995
Albanië181310752
Armenië22256
Azerbeidzjan2 28  
Bulgarije3060167196
Estland162663103
Georgië1257143
Hongarije169164390350
Kazachstan1357
Kirgystan 10 27
Letland227593204
Litouwen3944130162
Macedonië6 8 
Moldavië5 13  
Oekraïne206551213
Oezbekistan214547
Polen179195446482
Roemenië11585313324
Rusland398416649942
Slovenië131251
Slowakije259239255263
Tsjechië216133289235
Witrusland14324366
Totaal1 5261 6123 1533 773

Programma Uitzending Managers Oost-Europa (PUM)

Dit programma, dat door het NCW wordt uitgevoerd, stelt gepensioneerde en vervroegd uitgetreden managers ter beschikking voor tijdelijke advisering van bedrijven en non-profit organisaties in Midden- en Oost-Europa. De uitgezonden managers verrichten het werk op vrijwilligersbasis. Hun verblijfkosten worden betaald door het ontvangende land, terwijl de reiskosten voor rekening van het PUM komen. Tevens biedt het programma mogelijkheden voor individuele training van jonge managers afkomstig uit de geadviseerde bedrijven en voor meer algemene managementtrainingen en -cursussen.

In 1995 is voor de uitvoering van het PUM in 1996 een bedrag van f 3,6 mln beschikbaar gesteld en voor de uitvoering van managementtrainingen in 1996 een bedrag van f 0,4 mln. In 1996 is voor de uitvoering van het PUM in 1997 f 4,2 mln aan het NCW gecommiteerd en voor managementtrainingen in 1996 een bedrag van f 0,5 mln.

In 1995 en 1996 gerealiseerde uitzendingen en trainingen:

LandUitzendingenTrainingen
 1996199519961995
Baltische Staten384546
Hongarije20162 
Kroatië2 1  
Oekraïne22 16 
Polen90843  
Rusland937431  
Slovenië10 2 
Tsjechië/Slowakije201175
Wit-Rusland32361516
Overige landen 27 5
Totaal3272938132

Multilaterale projecten

De faciliteit richt zich op de ondersteuning van projecten van internationale organisaties. De projecten die onder deze faciliteit vallen, dienen consistent te zijn met de algemene doelstelling van het Nederlandse hulpbeleid. Het verschil met het PSO is gelegen in de uitvoering waarbij, na accoord van EZ met het projectvoorstel, de uitvoering inclusief de aanbesteding in handen is van de internationale organisatie.

In 1996 zijn deze faciliteiten extern doorgelicht. Geconstateerd is dat met betrekking tot de spin- off voor het Nederlandse bedrijfsleven verbeteringen moeten worden doorgevoerd. In 1996 zijn de voorbereidingen gestart voor de uitbesteding aan Senter.

De onderverdeling naar landen is als volgt:

LandAantalVerplichtingen
(bedragen x f 1 000)1996199519961995
Bosnië2 4 589  
Hongarije 1 43
Litouwen121 2501 740
Oekraïne 4 3 638
Rusland11219880
Slowakije1 103 
Grensoverschrijdende projecten248983 900
Totaal8117 10210 158

De projecten waaraan in 1996 werd bijgedragen waren van de volgende organisaties: EBRD, Joint Vienna Institute, EU/Phare, VN/ECE, VN/FAO en Wereldbank.

OESO CCET

In het kader van het algemeen werkprogramma van de OESO wordt technische assistentie op macro-economisch niveau ten behoeve van de versterking van de marktsector in de Oost-Europese landen geleverd. Het ging in 1996 om een bedrag van f 0,631 mln (1995: f 0,625 mln).

Trustfunds

In 1990, 1991 en 1992 zijn achtereenvolgens trustfunds ingesteld bij de Wereldbank, de EBRD en de IFC. Via de trustfunds wordt aan de betrokken organisaties de mogelijkheid geboden om Nederlandse consultants in te schakelen bij de voorbereiding van nieuwe, of de rehabilitatie/renovatie van bestaande projecten. Het gaat daarbij om activiteiten in de voorfase, zoals haalbaarheidstudies en investeringsvoorbereidingsstudies, van eventuele projecten in de publieke en/of private sector, te financieren door de bovengenoemde organisaties.

Door middel van de trustfunds kan met beperkte beleidsmatige inspanning van EZ de betrokkenheid van het Nederlandse bedrijfsleven, vooral ook bij de uitvoering van de uiteindelijke operationele activiteiten, worden vergroot. Naar aanleiding van de evaluatie in 1995 is in 1996 een aantal beleidsmatige wijzigingen doorgevoerd met als doel de spin-off te vergroten.

In 1996 is f 3 mln bijgestort voor het trustfunds van de Wereldbank en f 2,5 mln voor de EBRD. In 1996 werden 27 projecten goedgekeurd die, conform de afspraken met deze organisaties, aan EZ ter goedkeuring moeten worden voorgelegd (12 EBRD, 7 IFC en 8 Wereldbank).

Het totaal van de tot en met 1996 geleverde bijdragen aan de trustfunds bij de diverse internationale organisaties en de aantallen goedgekeurde projecten en daarmee gemoeide bedragen zijn in de volgende tabel opgenomen:

Internationale organisatie(bedragen x f 1000)t/m 1993t/m 1994t/m 1995Verplichtingent/m 1996
Wereldbank*15 85021 35021 35024 350
EBRD16 67816 67816 67819 178
IFC2 0004 0004 0004 000
Totaal34 52842 02842 02847 528

* Exclusief in 1990 door het Ministerie van Financiën toegezegde en betaalde f 4 mln.

Investeringsbevordering

De bevordering van investeringen wordt via een aantal voorwaardenscheppende, respectievelijk drempelverlagende wegen gerealiseerd:

– de Leasefaciliteit bevordert de export van kapitaalgoederen naar Oost-Europese landen, waarvoor het reguliere exportkredietverzekeringsinstrumentarium van de NCM niet van toepassing is;

– met de IBTA wordt de samenwerking tussen Nederlandse en Oost-Europese bedrijven gericht op investeringsbevordering en technische assistentie in Oost-Europa gestimuleerd;

– met de Investeringsfaciliteit stelt de Staat zich borg voor de verstrekking van risicodragend vermogen ten behoeve van investeringen in Oost-Europa;

– met de TRHIO worden niet-commerciële risico's verbonden aan gerealiseerde investeringen verzekerd.

Leasefaciliteit

De eind 1990 ingestelde Leasefaciliteit heeft tot doel het bevorderen van de kapitaalgoederenexport naar Midden- en Oost-Europese landen waarvoor NCM/Staat geen reguliere exportkredietverzekering biedt (Kamerstukken II, 1990/91, 21 937, nr. 1). Het gaat daarbij om kapitaalgoederen, die tot investeringen zullen leiden in de Oost-Europese landen. Onder de faciliteit kunnen fabricatie-, krediet- en onteigeningsrisico's worden verzekerd die het gevolg zijn van op leasebasis verstrekte kapitaalgoederen aan bedrijven in de desbetreffende landen. De maximum transactiewaarde is f 10 mln.

De faciliteit wordt uitgevoerd door een 100% dochteronderneming van de Nederlandsche Credietverzekerings Maatschappij (i.c. NCM-Oost) te Amsterdam, in samenwerking met de door de Staat daartoe opgerichte Stichting Economische Samenwerking Oost-Europa (SENO), die als herverzekeraar optreedt voor de NCM-dochter.

De middelen voor de herverzekering zijn grotendeels door middel van een achtergestelde lening van EZ aan SENO ter beschikking gesteld. De verkregen gelden worden door de stichting SENO belegd. De totale lening inclusief de bijgeschreven rente bedroeg ultimo 1996 f 215,0 mln.

In 1996 is een onderzoek naar de behoefte en omvang van andere financieringsvormen uitgevoerd. Naar aanleiding hiervan zijn eind 1996 de dekkingsmogelijkheden verruimd met koop-verkoop transacties met eenzelfde zekerheidsstelling als bij leasing. Voor Rusland waren de dekkingsmogelijkheden al eerder verruimd met koop-verkoop met eigendomsvoorbehoud.

Het risicodragend vermogen, bestaande uit de lening plus het gecumuleerde resultaat van SENO, bedraagt ultimo 1996 f 215,0 mln. Het totale netto-obligo komt uit op f188,475 mln. Dit betekent dat op 1 januari 1997 een resterende herverzekeringsruimte (totaal risicodragend vermogen minus netto-obligo) resteert van f 26,53 mln. Deze ruimte is nodig voor de behandeling van de aanvragen die bij NCM-Oost en SENO in de pijplijn zitten. Om deze reden is besloten niet tot terugvordering van (een deel van) de achtergestelde lening over te gaan.

JaarVerplichtingenUitgavenRenteCumulatiefTotaalRente over periode
 (1)(2)(3)(2) + (3) 
199011,911,90,011,9 
199136,921,40,533,8van 17/12/90 t/m 30/06/91)
199233,031,82,267,8van 01/07/91 t/m 30/06/92)
199322,038,74,7111,2van 01/07/92 t/m 30/06/93)
1994  9,9121,1van 01/07/93 t/m 31/12/94)
199560,150,16,1177,3van 01/01/95 t/m 31/12/95*
199630,030,07,7215,0van 01/01/96 t/m 31/12/96
Totaal193,9183,931,1215,0 

* incl. correctie op interest t/m 1995

In het volgend overzicht wordt inzicht gegeven in aantallen en bedragen totaal obligo van SENO per 31-12-1996.

De stand van het obligo per 31 december 1996:

StadiumAantalBedrag
(bedragen x f 1 mln)1996199519961995
Polis362264,933,5
Dekkingstoezegging282177,759,7
Goedgekeurd15045,90,0
Totaal7943188,593,2

De stand van het obligo bedroeg per 1 januari 1996 f 93,2 mln. Dit is de gecorrigeerde stand na de vaststelling van de jaarrekening SENO 1995, de uitsplitsing naar land en sector is hiervoor niet gecorrigeerd. Het verloop van het obligo in 1996 was als volgt:

Bedragen * f 1 000PolisDekkingstoezeggingGoed- keuringTotaal
Stand 01–01–96*)33 55659 685 93 241
Obligo-verloop in 1996    
– ingetrokken– 271– 31 918 – 32 189
– afschrijving     
– verhoging/verlaging MS1 000  1 000
– dekking–> polis4 536– 4 536  
– goedk.–>polis    
subtotaal38 82123 231062 052
     
In 1996 goedgekeurd en afgegeven26 05554 50145 867126 423
Totaalstand 31-12-199664 87677 73245 867188 475

De samenstelling naar land en sector geeft het volgende beeld:

LandAantalBedrag
(bedragen x f 1 mln)1996199519961995
Bulgarije 2 0,6
Georgië2 12,2 
Macedonië3 0,5  
Moldavië2 0,5 
Oekraïne461565,943,5
Oezbekistan1211,122,8
Polen781,51,7
Rusland261687,928,0
Wit-Rusland1 8,9 
Totaal8843188,596,6
SectorAantalBedrag
(bedragen x f 1 mln)199619951996,01995,0
Landbouw/veeteelt5233,50,5
Telecommunicatie5357,731,2
Toerisme1111,011,0
Transport743464,527,8
Voedselverwerking3221,714,3
Auto-industrie 1 11,8
Totaal8843188,596,6

Investeringsbevordering/Technische Assistentie (IBTA)

De IBTA, ingesteld in september 1991, richt zich op het opzetten en versterken van bedrijven in Oost-Europa, die (willen gaan) samenwerken met Nederlandse bedrijven. Het gaat hierbij om een financiële bijdrage ten behoeve van Investerings Bevorderende activiteiten en Technische Assistentie. De faciliteit wordt uitgevoerd door de Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO).

Aan de uitvoerder van de IBTA, de FMO, is in 1995 een budget van f 15,0 mln beschikbaar gesteld voor het uitvoeringsjaar 1996. Van dit budget was f 13,7 mln beschikbaar voor uitkeringen op basis van de Criterianota en f 1,3 mln voor de uitvoeringskosten van de FMO. Tevens is in 1996 een aanvullend bedrag beschikbaar gesteld voor het uitvoeringsjaar 1996 van f 2,1 mln, waarvan f 2 mln voor uitkeringen en f 0,1 mln voor de uitvoeringskosten. In 1996 werd voor het uitvoeringsjaar 1997 een bedrag van f 16,0 mln beschikbaar gesteld, waarvan f 14,6 mln voor uitkeringen en f 1,4 mln voor de uitvoeringskosten.

De FMO heeft op verzoek van EZ een rentedragende rekening voor de doelbijdragen geopend. Het positieve rentesaldo per ultimo jaar zal in dat kader worden teruggestort aan EZ.

De uitvoeringsovereenkomst die afliep per ultimo 1996 is met 1 jaar verlengd.

De onderverdeling naar landen van investeringsbevorderende activiteiten en technische assistentie levert het volgende beeld aan gerealiseerde contracten op. In 1996 is aan de component Technische Assistentie 5,6 maal zoveel geld besteedt als aan Investeringsbevordering. In 1995 lag deze verhouding nog op 3,2:1.

Investeringsbevordering (IB)

LandAantalVerplichting
(bedragen x f 1000).1996199519961995
Albanië1 86  
Bulgarije2 177 
Hongarije59477540
Letland1115080
Litouwen2111577
Oekraïne 1 74
Polen1112634735
Roemenië3 222 
Rusland36239396
Slowakije1659440
Tsjechië35233285
Overig* 11 746
Totaal32522 3923 373

* Albanië, Bulgarije en Roemenië in 1995

Technische assistentie (TA)

LandAantalVerplichting
(bedragen x f 1000). 19961996199519961995
Bulgarije1 280 
Estland4228164
Hongarije981 7551 069
Letland22190374
Macedonië2 166 
Polen23224 1743 248
Roemenië9 1 912 
Rusland872 1221 172
Slowakije76937433
Tsjechië11181 2052 822
Overig*273241 489
Totaal787213 34610 671

* Albanië, Bulgarije en Roemenië in 1995 en grensoverschrijdend in 1996.

Investeringsfaciliteit Midden- en Oost-Europa (IFMOE)

De Investeringsfaciliteit is een eind 1992 ingestelde faciliteit waarmee de Staat zich borg stelt voor achtergestelde leningen aan Oost-Europese ondernemingen waarin Nederlandse ondernemingen investeren. De maximum waarde per lening is f 5 mln.

Ten behoeve van de Investeringsfaciliteit houdt de NIB bij de Rijkshoofdboekhouding een rekening aan op de zogenaamde derdenrekening. Op deze rekening vinden de volgende transacties plaats:

– de jaarlijkse storting van het voor de faciliteit beschikbare bedrag door EZ;

– storting door de NIB van aan de Staat verschuldigde provisies;

– storting door de NIB van voor de Staat ontvangen bedragen uit hoofde van uitwinning van zekerheden en incassowerkzaamheden;

– afschrijving van door het Rijk uit hoofde van de overeenkomst verschuldigde bedragen.

Aan de uitvoerder van de Investeringsfaciliteit, de NIB, is voor het doen van borgstellingen in 1996 een bedrag van f 50 mln toegezegd. Tezamen met de in voorgaande jaren toegezegde f 139,851 mln is f 189,851 mln beschikbaar. Deze bedragen zijn gestort op de derdenrekening van de NIB bij de Rijkshoofdboekhouding. Tevens is daarop in 1996 gestort een bedrag ad. f 0,658 mln dat over 1996 aan provisies werd ontvangen. De totale vordering op de NIB bedraagt (incl. ontvangen provisies 1992 t/m 1996) f 190,509 mln.

In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in het aantal tot en met 1996 (resp. 1995) verstrekte borgstellingen per land. In totaal zijn ultimo 1996 borgstellingen verstrekt voor een bedrag van f 125,75 mln. De beheerskosten van de NIB worden niet apart in rekening gebracht, maar worden gedekt uit de rentemarge.

Gegevens IFMOE

LandenAantalBedrag
bedragen * f 1 mln1996199519961995
Estland116,756,75
Hongarije3315,6315,63
Polen10756,6142,78
Rusland557,137,15
Slowakije4320,4816,58
Tsjechië5319,1512,03
Totaal2822125,75100,92

Tijdelijke Regeling Herverzekering Investeringen Oost-Europa (TRHIO)

Met de, in 1991 ingestelde, TRHIO worden niet-commerciële risico's verbonden aan investeringen van Nederlandse bedrijven in Oost-Europa herverzekerd door de Staat. De maximum aanvangswaarde van de investering bedraagt f 20 mln.

Daartoe is een overeenkomst gesloten met Nederlandsche Credietverzekerings Maatschappij (NCM). De uitvoeringskosten komen voor rekening van het Ministerie van Financiën. Op grond van deze regeling komen investeringen voor verzekering in aanmerking in landen waarmee Nederland een investeringsbeschermingsovereenkomst (IBO) heeft afgesloten en op landen waarvan de rechtsorde genoegzaam bescherming biedt. Er zijn geen kosten verbonden aan de uitvoering van deze regeling.

In 1996 werden vier aanvragen met een totaal obligo van f 133,43 mln voor herverzekering goedgekeurd. De drie polissen voor Roemenië zijn voor een bedrag van f 4,12 mln ingetrokken. Het uitstaand obligo bedraagt ultimo 1996 f 252,77 mln.

Ten behoeve van schade-uitkeringen wordt een extra-comptabele reserve opgebouwd. Deze reserve wordt gevormd uit de voor de TRHIO beschikbare kasmiddelen, premies (na aftrek van kosten) en provenuen. In 1996 is besloten de relatie tussen extra-compabele reserve en verplichtingenruimte te wijzigen van 1:4 in 1:5,5. De noodzakelijk geachte omvang van de reserve bedraagt derhalve minimaal 1/5,5 van het aangesproken verplichtingenbedrag, hetgeen neerkomt op f 45,957 mln. Eind 1995 bedroeg de reserve f 35,021 mln.

Bij Slotwet wordt f 15,306 mln toegevoegd aan de extra-comptabele reserve (incl. premies 1996), zodat de reserve ultimo 1996 f 50,327 mln groot is.

Overige faciliteiten artikel 07.05

Evaluatie en beleidsondersteuning Midden en Oost-Europa (EMOE)

In 1996 werden verplichtingen aangegaan tot een totaal bedrag van f 0,284 mln.

08.00 WET INVESTERINGSREKENING

Artikel 08.01 Investeringsbijdragen en investeringstoeslagen

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1996365 000
Realisatie 1996324 795
Verschil (+ = meer geraliseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 40 205

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

In de eerste suppletore begroting is een verhoging van de raming verwerkt. De verhoging van f 15 mln kwam voort uit de verwachting dat de meevallers uit 1995 voor een deel in 1996 tot uitbetaling komen.

Toelichting realisatie 1996

De WIR-uitgaven vóór aftrek van het effect van de temporiseringsmaatregel («WIR-knip») kwamen in 1996 nagenoeg overeen met de raming terzake. Het saldo-effect van de WIR-knip, dat was geraamd op f 40 mln, was echter vrijwel nihil doordat een groter deel van de WIR-uitgaven dan was geraamd onder de werking van deze maatregel viel en er bovendien minder werd uitbetaald op eerdere aanslagen dan was geraamd. Daardoor bleven de WIR-uitgaven na aftrek van het effect van de WIR-knip ruim f 40 mln achter bij de desbetreffende raming.

09.00 ENERGIEBELEID

Artikel 09.01 Energiebesparingstechnologie

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1996167 23940 415
Realisatie 1996156 77863 988
Verschil (+ = meer geraliseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 10 461+ 23 573

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

De verplichtingenraming is bij eerste suppletore begroting verhoogd met f 10 mln ten behoeve van de aanpak van de CO2-uitstoot. Daarnaast is bij eerste suppletore begroting verplichtingenruimte (f 2,76 mln) overgeheveld naar artikel 09.02, onderdeel Warmtepompen. Bij tweede suppletore begroting is in dit kader eveneens verplichtingenruimte naar dit onderdeel overgeheveld (f 5,25 mln). Daarnaast is bij tweede suppletore begroting de verplichtingen raming met f 16,8 mln verlaagd als gevolg van het samenvoegen van de ECN-budgetten op artikel 09.05 Energie-onderzoek Centrum Nederland.

Met ingang van 1996 is een splitsing aangebracht in het energiebeleid t/m 1995 en het energiebeleid vanaf 1996. De in het kader van het beleidsterrein «Energiebesparingstechnologie» aangegane verplichtingen en verrichte betalingen worden uit dien hoofde verantwoord op respectievelijk artikel 09.32 en artikel 09.01.

Het grootste gedeelte van de artikelbelasting heeft betrekking op het via Novem uitgevoerde beleid.

Vanwege administratief-technische oorzaken, welke niet waren voorzien ten tijde van het opstellen van de ramingen voor de tweede suppletore begroting, is het in 1996 niet mogelijk gebleken een deel van de betalingen aan Novem, groot circa f 22,6 mln, uit hoofde van het beleid t/m 1995 te verantwoorden op de artikelen 09.32 en 09.33. Deze betalingen werden verantwoord op artikel 09.01, waardoor op dit artikel een overschrijding van de begroting plaatsvond en op artikel 09.32 respectievelijk 09.33 een, met betrekking met deze uitgaven, evenredige onderschrijding van f 12,6 mln respectievelijk f 10 mln. Per saldo is het effect derhalve neutraal.

De overschrijdingen hebben plaatsgevonden op de beleidsonderdelen Programma Woningen en Diensten (+ 24,1 mln), Lange Termijnonderzoek Besparingstechnologie (+ 5,6 mln) en Industrie (+ 1,3 mln). Bij slotwet was per saldo een verhoging van f 30,3 mln nodig.

Toelichting realisatie 1996

De realisatie op dit artikel wordt als volgt uitgesplitst (x f 1 000):

 verplichtingenuitgaven
 RamingRealisatieRamingRealisatie
– ECN-basissubsidie10 764010 4940
– ECN-doelsubsidieonderzoek6 03605 8940
– Tenders energiebesparing24 20080000
– Stimulering E&M-adviezen2 0005 6284800
– Novem programma's:    
Lange termijn onderzoek besparingstechnologie21 50021 0383 2259 871
Programma's Industrie55 05755 03511 01114 499
Programma's woningen/diensten24 18246 7224 83633 388
Programma's verkeer en vervoer8 5009 2791 7002 812
Programma's agrarische sector7 0006 9501 4002 819
– NEWS8 0008 0001 3750
– BSET-Nieuwe technieken02 4320326
– Overige activiteiten 894 273
Totaal167 239156 77840 41563 988

Onderstaand een specificatie van de toekenning van de subsidies op de subsidie-faciliteiten (afgeronde bedragen x f 1 000). De opgenomen gepubliceerde budgetten kunnen afwijken van de door EZ aangegane verplichtingen in verband met budgetpublicaties die over een jaargrens heen lopen. De menskrachtgegevens hebben zowel betrekking op de behandeling van de gemelde aanvragen als op de afhandeling van toezeggingen uit voorgaande jaren (betalingen en vaststellingen).

1. Besluit Subsidieregeling Tenders Industriële Energiebesparing*

 gepubl. budgettoegezegd budgettoegezegd budgetuitvoeringaantallen invest. aantallen studies  
  investstudieskostenfte'singediendtoegez egdingediendtoegezegd
199423 90020 5002 2002 700785378840
199517 12018 6872 5932 7526,771467444
199624 78836 6002 4001 3006,689316336

* opgave volgens Novem

2. Subsidieregeling Energiebesparings- en Milieuadviezen*

(bedragen x f 1000)199419951996
* gepubliceerd budget14 8004 3004 600
* toegezegd budget14 4004 1504 590
waarvan:    
– energiebesparingsadviezen9009602 680
– energie- en milieu-adviezen1 7001 8201 190
milieuadviezen1 8001 370720
    
* uitvoeringsgegevens    
– kosten600591500
– mensjaren (FTE)2,22,22,9
    
* produktiegegevens (aantallen)    
– aanvragen toegezegd552507500
waarvan:   
• energiebesparingsadviezen168169321
• energie- en milieuadviezen10713982
• milieu-adviezen27719997

* opgave volgens Novem

1 Inclusief bijdrage uit technologiebeleid

3. Programma-overeenkomsten en uitvoeringskosten NOVEM

In 1996 is f 108,278 mln verplicht ten behoeve van NOVEM-programma's (exclusief de subsidiebudgetten). De programma's zijn hieronder opgenomen (verplichtingen x f 1 000 ):

– Programma ontwikkeling en Internationaal (P&I 1996)1 795
– Industriesectoren 199631 276
– Industrie intersectoraal MINT 1996 (gedeeltelijk)10 852
– Industrie regelingen 19971 295
– Lange Termijn Onderzoek Gebouwde omgeving 19962 927
– Agrarische sector 19965 426
– Warmtevoorziening 1996 (gedeeltelijk)18 397
– REV 19968 014
– LOREEN 19964 325
– Woningbouw 19964 903
– Diensten 19964 347
– NCOE 1996–19991 036
– Brandstofcellen 19967 995
– Nieuwe Energie Conversie Technologie 1996 (gedeeltelijk)5 690

Naast deze programmaverplichtingen is f 30,746 mln vastgelegd ter financiering van de uitvoeringskosten van NOVEM.

4. De subsidieregeling NEWS wordt uitgevoerd door Senter. Een bedrag van f 8 mln is verplicht ten behoeve van 19 gehonoreerde aanvragen.

5. De subsidieregeling BSET-Nieuwe Technieken, voor de onderdelen Nieuwe Technieken en Zon-thermisch, is uitgevoerd door Senter. Van de f 12 mln die gepubliceerd was, is uiteindelijk f 2,432 mln toegezegd. Bij Nieuwe Technieken zijn 208 aanvragen en bij Zon-thermisch zijn 1 041 aanvragen gehonoreerd.

6. De belangrijkste verplichtingen onder Overige activiteiten zijn:

– Evaluatie E&M-regelingf 100 000
– Projectbureau Warmte/Krachtf 250 000
– bijdrage ENEDf 200 000
– evaluatie EPN utiliteitsbouwf 172 000

Artikel 09.02 Duurzame energie

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199650 68915 273
Realisatie 199649 4088 885
Verschil (+ = meer geraliseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 1 281– 6 388

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Als gevolg van het samenvoegen van alle budgetten ten behoeve van warmtepompen op dit artikel is bij eerste suppletore begroting f 3 mln van artikel 09.01 overgeheveld. Bij tweede suppletore begroting is in dit kader nog eens f 5,25 mln overgeheveld van artikel 09.01 Energiebesparingstechnologie naar artikel 09.02. Bij tweede suppletore begroting is het budget van ECN samengevoegd op artikel 09.05 Energie-onderzoek Centrum Nederland. Daartoe is f 9,573 mln overgeheveld van dit artikel.

Toelichting realisatie 1996

De realisatie op dit artikel wordt als volgt uitgesplitst (x f 1 000):

 verplichtingenuitgaven
 RamingRealisatieRamingRealisatie
– ECN-basissubsidie5 14704 8770
– ECN-doelsubsidie4 42604 3240
- Novem-programma's:     
Zon-thermisch6 6246 0289882 072
Zon-photovoltaïsch12 3522 0962 3830
Windenergie8 6432 4441 2992 177
Biomassa en afval7 49723 1671 1263 507
Warmtepompen 6 428 756
– Stimulering zonneboilers6 0005 672276343
– Warmtepompen Senter 2 927 30
– Overige activiteiten 646 0
Totaal50 68949 40815 2738 885

Onderstaand een specificatie van de toekenning van de subsidies op de subsidie-faciliteiten (afgeronde bedragen x f 1 000). De opgenomen gepubliceerde budgetten kunnen afwijken van de door EZ aangegane verplichtingen in verband met budgetpublicaties die over een jaargrens heen lopen. De menskrachtgegevens hebben zowel betrekking op de behandeling van de gemelde aanvragen als op de afhandeling van toezeggingen uit voorgaande jaren (betalingen en vaststellingen).

1. Programma-overeenkomsten en uitvoeringskosten NOVEM In 1996 is f 33,229 mln verplicht ten behoeve van NOVEM-programma's (exclusief de subsidiebudgetten). De programma's zijn hieronder opgenomen (verplichtingen x f 1 000):

– Zon-thermisch 19965 189
– Zon photovoltaïsch 19962 096
– TWIN 19961 100
– Energie uit Afval en Biomassa 19966 523
– Energie uit Afval en Biomassa 1997 – 199812 839
– NECT 1996 (gedeeltelijk)600
– Industrie Intersectoraal – MINT 1996 (gedeeltelijk)1 382
– Warmtevoorziening 1996 (gedeeltelijk)3 500
Totaal33 229

Naast deze programmaverplichtingen is f 6,934 mln vastgelegd ter financiering van de uitvoeringskosten van NOVEM.

2. Betreft de subsidieregeling Zon-actieve systemen uitgevoerd door Senter. In 1996 zijn 492 aanvragen gehonoreerd.

3. Betreft het programma warmtepompen waar de Senter-uitgaven voor een deel betrekking op hebben.

4. De belangrijkste verplichting onder Overige activiteiten is:

– bijdrage TNO voor Warmtepompen f 646 000

Artikel 09.03 Energievoorzieningsonderzoek

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1996115 14049 885
Realisatie 199680 52323 635
Verschil (+ = meer geraliseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 34 617– 26 250

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

In 1995 onbenut gebleven verplichtingenruimte (ad f 2,876 mln) is bij eerste suppletore begroting 1996 aan de raming toegevoegd. Bij tweede suppletore is de raming verlaagd als gevolg van het samenvoegen van de budgetten van ECN op het artikel 09.05 Energie-onderzoek Centrum Nederland (verplichtingen: – f 30,8 mln, uitgaven – f 27,7 mln). Bij slotwet is verplichtingenraming met f 7,6 mln neerwaarts bijgesteld om raming en realisatie aan elkaar gelijk te stellen.

Toelichting realisatie 1996

De realisatie op dit artikel wordt als volgt uitgesplitst (bedragen x f 1 000):

 verplichtingenuitgaven
 RamingRealisatieRamingRealisatie
ECN-basissubsidie12 474012 2040
ECN-doelsubsidie18 309017 6590
Bijdrage aanvullend Euratomprogramma75 00070 37015 00018 389
Programma's kernenergie7 7508 8644 7005 246
Ontwikkeling kolenbeleid1 6071 2883220
Totaal115 14080 52249 88523 635

Ten behoeve van de Nederlandse Bijdrage aan aanvullende Euratomprogramma's is in 1996 voor een periode van vier jaar f 70,36 mln aan verplichtingen vastgelegd.

De gerealiseerde betalingen op dit onderdeel omvatten een voorschot op deze bijdrage en een klein bedrag aan boeterente.

De gerealiseerde verplichtingen en uitgaven op het onderdeel Programma's kernenergie komen voor f 2 714 mln ten gunste van onderzoek naar radio-actief afval en voor f 6 150 mln ten gunste van de bijdrage aan het samenwerkingsverband dat uitvoering geeft aan het PINK (Programma Instandhouding Nucleaire Kompetentie). Dit samenwerkingsverband bestaat uit Energie-onderzoek Centrum Nederland (ECN), het Interfacultair Reactor Instituut (IRI) van de TU Delft, de KEMA, de Gemeenschappelijke Kernenergiecentrale Nederland (GKN) en NUCON Engineering & Contracting.

De verplichtingen ten behoeve van Ontwikkeling Kolenbeleid behelsden een uitbreiding van de programma-overeenkomst met NOVEM inzake Kolen 1996.

Artikel 09.04 Beleidsondersteuning en overige uitgaven

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199611 6228 444
Realisatie 19964 8043 007
Verschil (+ = meer geraliseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 6 818– 5 437

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Betreft een overheveling als gevolg van de samenvoeging van de budgetten voor ECN op artikel 09.05 Energie-onderzoek Centrum Nederland. Het gaat om een bijdrage van f 6,542 mln (verplichtingen en uitgaven).

Toelichting realisatie 1996

Ten behoeve van de Algemene Energieraad en de Mijnraad is f 0,404 mln aan verplichtingen vastgelegd. Het betreft verplichtingen ten behoeve van vacatiegelden, reis- en verblijfkosten, materiële kosten van het secretariaat en onderzoekskosten.

Aan beleidsstudies is ten gunste van 30 projecten f 4,4 mln verplicht.

Artikel 09.05 Energieonderzoek-Centrum Nederland

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1996
Realisatie 199664 42162 911
Verschil (+ = meer geraliseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 64 421+ 62 911

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij tweede suppletore begroting is besloten tot samenvoeging van de budgetten ten gunste van ECN. Hiertoe zijn de bedragen van artikel 09.01 Energiebesparingstechnologie, 09.02 Duurzame energie, 09.03 Energievoorzieningsonderzoek, en 09.04 Beleidsondersteuning en overige uitgaven. Het gaat in totaal om f 64,421 mln aan verplichtingen- en f 62,983 mln aan uitgavenruimte.

Toelichting realisatie 1996

De verplichtingen en uitgavenrealisatie is opgebouwd uit de volgende onderdelen:

Realisatie (bedragen x f 1 000)verplichtingenuitgaven
– basis- en missiefinanciering28 69428 694
– samenwerkingsfinanciering29 08327 572
– VUT-bijdrage6 6446 644
Totaal64 42162 910

De basis- en missiefinanciering stelt ECN in staat naar eigen inzicht middelen te besteden in het kader van haar missie. De activiteiten op beide terreinen hebben betrekking op de volgende werkgebieden: technologie, stralingstechnologie, nucleair, fossiele brandstoffen, duurzame energie en energie-studies. Het missiefinancieringsprogramma heeft het karakter van lange termijn energie-onderzoek, terwijl het basisfinancieringsprogramma gericht is op het uitbreiden en verbeteren van kennis en faciliteiten.

De samenwerkingsfinanciering stelt ECN in staat om het per jaar op te stellen en goed te keuren samenwerkingsprogramma uit te voeren.

Artikel 09.11 Bijdragen ten behoeve van de mijnindustrie

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 19966 2506 250
Realisatie 1996710710
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 5 540– 5 540

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

In de eerste suppletore begroting zijn de meerjarige effecten verwerkt van de afkoop van de verplichting jegens het Algemeen Mijnwerkersfonds waarover de Kamer is ingelicht bij tweede suppletore begroting 1995. Het gaat om een verlaging met f 6 mln. In de slotwet is een verhoging van f 0,4 mln verwerkt (verplichtingen en uitgaven). In verband met lager vaststelling van de kapitalen van de mijnschade stichtingen moest EZ meer commiteren en betalen.

Toelichting realisatie 1996

In het onderstaand overzicht zijn de realisaties opgenomen van de diverse onderdelen op dit artikel:

(bedragen x f 1 000)verplichtingenuitgaven
 RamingRealisatieRamingRealisatie
– Mijnschadestichtingen200630200630
– Bijdrage AMF6 0006 000
– Financiering DMM50805080
Totaal6 2507 1066 250710

De realisatie op de Mijnschadestichtingen heeft betrekking terugbetalingen van rente en overtollig kapitaal voor de drie mijnschadestichtingen. In 1996 zijn de kapitalen voor alle drie Mijnschade Stichtingen vastgesteld per 1-1-1996.

De bijdrage aan het Algemene Mijnwerkersfonds (AMF) is op 0 gesteld in verband met de vorig jaar gepleegde afkoop van de bijdrage aan het AMF.

Op 19 december 1996 is de Domaniale Mijnmaatschappij (DMM) bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Maastricht in staat van faillissement verklaard. DMM ontvangt nog een kleine exploitatievergoeding in de vorm van een lening. Ter afwikkeling van het faillissement worden in 1997 nog enige kosten gemaakt, daarna wordt DMM niet langer gefinancierd.

Artikel 09.12 Garanties Energiebeleid

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 19967 849
Realisatie 19968727 213
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 872– 636

Toelichting realisatie 1996

De volgende bedragen zijn gerealiseerd:

(bedragen x f 1 000)verplichtingenuitgaven
 RamingRealisatieRamingRealisatie
– Leningen NPM8722 6952 460
– Exploitatierisico vaargeul Rotterdam
– Garanties stadsverwarming– 5 1544 753
Totaal8727 8497 213

Artikel 09.21 Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1996163 350163 350
Realisatie 1996148 252148 252
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 15 098– 15 098

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Als gevolg van een tijdelijke verlaging van het tarief op het heffingsplichtig volume is bij tweede suppletore begroting 1996 de raming verlaagd met f 7,018 mln. Deze verlaging heeft eveneens gevolgen voor de raming op ontvangstenartikel 09.03 Ontvangsten voorraadheffingheffing in verband met financiering Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten. In aanvulling hierop is bij slotwet de raming nogmaals met f 8,080 mln neerwaarts bijgesteld. Oorzaak hiervan was dat de afdracht van een ontvangst door de Belastingdienst aan EZ niet in 1996 plaatsvond, maar in 1997.

Toelichting realisatie 1996

Zie voor een toelichting ontvangstenartikel 09.03 Ontvangsten voorraadheffing ter financiering Stichting COVA

Artikel 09.22 Uitkering aan houder certificaten Energiebeheer Nederland B.V.

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1996138 000138 000
Realisatie 1996153 877153 877
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 15 877+ 15 877

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Als gevolg van een verhoging van de aardgasbaten is ook het dividend EBN hoger. Dit houdt in dat de ramingen voor verplichtingen, uitgaven en ontvangsten (geraamd op ontvangstenartikel 09.02 Uitkering EBN) f 15,877 mln hoger zijn. Hiervan is een deel in de tweede suppletore begroting opgenomen (verplichtingen + f 5 mln, uitgaven f 14 mln) en een deel in de slotwet (f 10,877 mln aan verplichtingen en f 1,877 mln aan uitgaven).

Toelichting realisatie 1996

Zie voor een toelichting ontvangstenartikel 09.02 Uitkering EBN

Artikel 09.31 Adviesraden, normalisatiewerkzaamheden en overige uitgaven

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1996568
Realisatie 1996304
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 264

Toelichting realisatie 1996

Op dit artikel worden uitgaven verantwoord op tot en met 1995 aangegane verplichtingen ten behoeve van adviesraden (Algemene Energieraad en de Mijnraad), normalisatiewerkzaamheden op olie- en gasgebied en de controle op de naleving van het Warenwetbesluit Benzine door het Ministerie van VROM.

Artikel 09.32 Toepassing energiebesparingstechnologie en duurzame energie

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 1996233 842
Realisatie 1996 189 787
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 44 055

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

De uitgavenraming is bij tweede suppletore begroting met f 14 mln verlaagd ten behoeve van een overboeking naar het Ministerie van VROM ter versterking van de financiële positie van COVRA (Centrale Organisatie Voor Radio-actief Afval N.V.). De totale EZ-bijdrage is f 25 mln. Het resterende bedrag wordt overgeheveld ten laste van artikel 09.33 Onderzoek en ontwikkelingswerk op energiegebied. De raming is eveneens verlaagd met f 6,8 mln als gevolg van een actualisatie van de uitgavenraming.

Ten opzichte van de tweede suppletore begroting is in 1996 f 23,3 mln minder betaald. De slotwetmutatie is een saldo van hogere uitgaven bij Investeringen in windturbines (+7,5 mln) en industrie (+5,5 mln) en lagere uitgaven bij Overige duurzame energie (-16,4 mln)en de Tenderregeling Energiebesparende projecten (-15,3 mln). Zie ook de toelichting bij artikel 09.01 Energiebesparingstechnologie.

Toelichting realisatie 1996

Op dit artikel worden uitgaven verantwoord op tot en met 1995 aangegane verplichtingen. Het betreft met name betalingen aan Novem voor afgesloten programma-overeenkomsten en aan Senter voor de afhandeling van subsidieregelingen.

De realisatie per artikelonderdeel is als volgt:

SubOmschrijvingRaming Realisatie
111Industrie38 43129 026
112Gebouwde omgeving en vervoer37 69227 725
113Tenderregeling energie-besparende projecten25 87910 572
114Windenergie1 127102
422Energiebesparingsadviezen1 8201 850
426Investeringen in windturbines43 78451 284
427Overige duurzame energie74 94258 799
429Stimulering waterkracht2 0000
510Energiebesparing bestaande gebouwen5 2554 005
900Oude verplichtingen2 9126 424
Totaal233 842189 787

Artikel 09.33 Onderzoek en ontwikkelingswerk op energiegebied

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 199668 310
Realisatie 199639 550
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 28 760

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij tweede suppletore begroting is de raming verlaagd door een bijdrage van f 11 mln aan het Ministerie van VROM ter versterking van de financiële positie van COVRA (Centrale Organisatie Voor Radio-actief Afval N.V.). Dit bedrag maakt deel uit van de totale EZ-bijdrage van f 25 mln. Tevens is de raming verlaagd als gevolg van een actualisatie van de uitgavenraming op in het verleden aangegane verplichtingen (f 3,907 mln). De ten opzichte van de stand bij tweede suppletore begroting achterblijvende uitgavenrealisatie is een saldo van hogere uitgaven bij Ontwikkeling Kolenbeleid (+ f 1,3 mln) en lagere uitgaven bij Onderzoek energiebesparingstechnologie en duurzame energie (– f 9,2 mln), Aanvullend programma HFR Euratom (– f 3,8 mln) en Beleidsstudies (– f 1,5 mln). Zie ook de toelichting bij artikel 09.01 Energiebesparingstechnologie.

Toelichting realisatie 1996

Op dit artikel worden uitgaven verantwoord op tot en met 1995 aangegane verplichtingen. Het betreffen betalingen aan Novem, voor onderzoek radioactief afval en actiniden, aan het onderdeel Nucleaire Technologie en aan beleidsstudies.

De realisatie per artikelonderdeel is als volgt:

SubOmschrijvingRaming Realisatie
020Onderzoek actiniden & radio-actief afval3 371391
030Aanvullend prog. HFR Euratom5 171 
040Nucleaire technologie1 0501 050
110Beleidsstudies4 4592 369
210Ontwikkeling kolenbeleid3 8165 187
510Onderzoek energiebesparingstechnologie en duurzame energie50 29330 062
900Oude verplichtingen150491
 Totaal68 31039 550

Artikel 09.34 Energieonderzoek-Centrum Nederland

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 19962 460
Realisatie 19961 510
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)– 950

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij tweede suppletore begroting is de raming als gevolg van een actualistie van de uitgavenraming op in het verleden aangegane verplichtingen verhoogd met f 0,45 mln. In de slotwet is als gevolg van vertraging bij het indienen van declaraties de raming met f 1,4 mln neerwaarts bijgesteld.

Toelichting realisatie 1996

Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord op tot en met 1995 aangegane verplichtingen aan de algemene bijdrage ECN.

Artikel 09.35 Investeringssubsidies energiebesparing

Verplichtingen- en uitgavenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 VerplichtingenUitgaven
Stand vastgestelde begroting 19962 898
Realisatie 19964 064
Verschil (+ = meer gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd)+ 1 166

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

De raming is bij tweede suppletore begroting met f 2,063 mln verhoogd op basis van de actualisatie van de uitgavenraming op in het verleden aangegane verplichtingen. In de slotwet is de raming met f 0,897 mln neerwaarts bijgesteld om de raming gelijk te stellen aan de realisatie.

Toelichting realisatie 1996

Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord aan Senter op tot en met 1995 aangegane verplichtingen.

ONTVANGSTEN

01.00 ALGEMEEN

Artikel 01.01 Diverse ontvangsten

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19968 989
Realisatie 19965 986
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)– 3 003

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

De lagere ontvangsten worden verklaard door de mutaties die bij tweede suppletore begroting 1996 zijn geautoriseerd. Het betrof daarbij twee desalderingen in verband met werk voor derden (– f 1,25 mln) en een PC-prive project (f 0,3 mln). Daarnaast is bij tweede suppletore begroting de raming met f 2 mln verlaagd in verband met het achterblijven van de realisatie.

Artikel 01.11 Ontvangsten Bureau voor de Industriële Eigendom

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199645 888
Realisatie 199647 514
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 1 626

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen

De per saldo hogere ontvangsten worden voornamelijk veroorzaakt door meer opbrensten uit octrooiprocedurele taxen (f 0,944 mln) en instandhoudingstaxen voor Europese octrooien die gelden voor Nederland (f 0,912 mln) en lagere opbrengsten uit Nederlandse octrooien en -aanvragen (f 0,284 mln). De octrooiprocedurele taxen zijn verschuldigd bij de indiening van octrooi-aanvragen en diverse verzoeken; de instandhoudingstaxen zijn jaarlijks verschuldigd voor de instandhouding van octrooien en octrooi-aanvragen.

Artikel 01.21 Ontvangsten Centraal Planbureau

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19961 639
Realisatie 19962 886
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 1 247

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen en toelichting realisatie 1996

De gerealiseerde ontvangsten hebben met name betrekking op in opdracht uitgevoerde projecten. De uitgaven die hiertegenover staan zijn geraamd op artikel 01.61 Personeel en materieel EZ, exclusief CBS. Belangrijkste opdrachtgevers zijn de Ministeries van VROM, VWS, EZ en V&W en het SCP. De opbouw van de gerealiseerde ontvangsten is als volgt:

werken in opdrachtf 2,925 mln
verkoop publicaties en diskettesf 0,012 mln
royaltiesf 0,040 mln
doorberekening door stichting OSAf 0,089 mln
diversenf 0,019 mln
Totaalf 3,085 mln

Artikel 01.31 Ontvangsten Centraal Bureau voor de Statistiek

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19968 900
Realisatie 199622 891
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 13 991

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen en toelichting realisatie 1996

Onderstaande tabel geeft de onderbouwing van de realisatie per onderdeel:

bedragen x f 1 000begrotingrealisatieverschil
Inlichtingen aan derden6 90018 81411 914
Verkoop van publicaties1 8002 8931 093
Diverse ontvangsten2001 184984
Totaal8 90022 89113 991

In de tweede suppletore begroting is dit artikel verhoogd met f 19,798 mln, waarvan f 15,772 mln voor inlichtingen aan derden, f 0,965 mln voor verkoop van publicaties en f 3,061 mln voor diverse ontvangsten. De hogere ontvangsten uit inlichtingen aan derden betreffen hoofdzakelijk opdrachten van Eurostat en een aantal ministeries. De hogere opbrengsten uit verkoop van de publicaties zijn een gevolg van een actief verkoopbeleid.

Artikel 01.41 Terugontvangen bijdragen van Senter

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 1996
Realisatie 1996659
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 659

Toelichting realisatie 1996

Betreft ontvangsten op grond van eindafrekeningen over 1995 met betrekking tot door Senter uitgevoerde regelingen.

Artikel 01.51 Ontvangsten Rijks Geologische Dienst

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19961 740
Realisatie 19963 722
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 1 982

Belangrijke mutaties in voorgaande suppletore begrotingen en toelichting realisatie 1996

De hogere ontvangsten worden voor een belangrijk deel verklaard uit de bij tweede suppletore begroting aangebrachte mutatie van f 1,3 mln. Het betrof een desaldering van uitgaven en ontvangsten ten behoeve van projecten voor derden. Daarnaast is reeds een voorschot ontvangen ten behoeve van de uitvoering van EU-projecten.

02.00 INDUSTRIEEL EN ALGEMEEN TECHNOLOGIEBELEID

Artikel 02.01 Ontvangsten in verband met internationale ruimtevaartprogramma's

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19964 200
Realisatie 19964 987
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 787

Toelichting realisatie 1996

Op dit artikel zijn de ontvangsten geboekt die voortvloeien uit verrekeningen tussen het European Space Agency (ESA) en EZ. De ontvangst in 1996 heeft grotendeels betrekking op terugbetalingen voor programma's die inmiddels zijn afgerond (Olympus, en Telecom 3 bis) danwel per saldo ontvangsten hebben gegenereerd (MAREX).

Artikel 02.02 Ontvangsten technische ontwikkelingskredieten

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199670 000
Realisatie 1996103 589
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 33 589

Toelichting realisatie 1996

De ontvangsten betreffen aflossing en rente ter zake van verstrekte technische ontwikkelingskredieten. Gedurende het jaar is op grond van gunstige economische ontwikkelingen de raming met in totaal f 29 mln verhoogd. Ultimo 1996 bleek de realisatie de oorspronkelijke raming met ruim f 33 mln te overtreffen.

Artikel 02.03 Ontvangsten InnovatieCentra

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 1996
Realisatie 19969
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 9

Artikel 02.04 Diverse ontvangsten technologiebeleid

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19961 000
Realisatie 199635 034
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 34 034

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Als gevolg van een gewijzigde administratieve verwerking van een betaling door het Ministerie van Defensie voor de aflevering van twee Fokker-vliegtuigen, is bij tweede suppletore begroting een desaldering van f 23,2 mln met het uitgavenartikel 02.11 Garanties technologiebeleid verwerkt. Daarnaast is een ontvangst van ruim f 5 mln verwerkt als gevolg van een terugbetaling op een in het verleden verstrekt voorschot.

Toelichting realisatie 1996

Op dit artikel worden incidentele ontvangsten in het kader van het technologiebeleid verantwoord en de bijdrage van OC&W aan de EET-regeling. De ontvangsten in 1996 kunnen als volgt worden uitgesplitst:

 1996
Van Defensie inzake faillissement Fokker23,2 mln
Bijdrage OC&W aan EET-regeling2,5 mln
Overig9,3 mln
Totaal35,0 mln

Artikel 02.05 Ontvangsten uit het Fonds economische structuurversterking

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199616 796
Realisatie 199619 248
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 2 452

Toelichting realisatie 1996

Op dit artikel worden de ontvangsten geraamd vanuit het Fes ten behoeve van de financiering van de projecten NOBIS, HPCN en MARIN. Het in 1996 ontvangen bedrag heeft volledig betrekking op de uitgaven in 1996 voor de drie genoemde projecten. Zie voor een nadere toelichting het uitgavenartikel 02.13.

03.00 INDUSTRIE- EN DIENSTENBELEID

Artikel 03.01 Ontvangsten staalindustrie

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199664 330
Realisatie 199652 974
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)– 11 356

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij eerste suppletore begroting is de ontvangst van de aflossing 1995 ten bedrage van f 28 mln van de achtergestelde lening aan Hoogovens opgevoerd. Teneinde de terugkerende onzekerheid over het jaar waarin de ontvangst van de aflossing wordt ontvangen te ondervangen, wordt voor de nog resterende vier aflossingen de ontvangst in het volgende jaar geraamd. Op grond hiervan is bij de nota van wijziging op de tweede suppletore begroting de raming van de aflossing 1996 doorgeschoven naar 1997.

Toelichting realisatie 1996

De ontvangsten in 1996 bestaan uit de volgende posten:

– Aflossing lening Hoogovens28,0 mln
– Rente over deze lening10,4 mln
– Dividend Hoogovens over 199514,6 mln
Totaal53,0 mln

Ultimo 1996 bedraagt het saldo van de lening aan Hoogovens nog 112,0 mln.

Artikel 03.03 Ontvangsten uit bijdragen aan de industrie

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199622 221
Realisatie 1996416 992
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 394 771

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij eerste suppletore begroting is de raming met f 33 mln verhoogd in verband met de uitkering van een superdividend van Alpinvest Holding N.V. van f 100,– per aandeel.

De verkoop van haar aandelenbezit in DAF leverde de Staat f 315,732 mln op in 1996. Daarnaast is een ontvangst van f 40 mln verwerkt betreffende de vervroegde aflossing van een aan DAF verstrekte achtergestelde lening.

Toelichting realisatie 1996

Op dit artikel worden de ontvangsten geboekt die voortvloeien uit in het verleden aan individuele bedrijven verstrekte defensieve steun in het kader van het sectorbeleid.

De in het verslagjaar ontvangen bedragen kunnen als volgt worden gespecificeerd:

– verkoop aandelen DAF315,7 mln
– aflossing lening DAF (inclusief rente)43,9 mln
– dividend DAF10,3 mln
– terugbetaling gestort aandelenkapitaal Alpinvest33,0 mln
– dividend Alpinvest5,7 mln
– overige8,4 mln
Totaal417,0 mln

Artikel 03.04 Ontvangsten Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 1981

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 1996600
Realisatie 19961 080
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 480

Toelichting realisatie 1996

Betreft de door De Nederlandsche Bank uit hoofde van de PPM-regeling afgedragen garantieprovisie. In 1995 was dat f 1,232 mln.

Artikel 03.06 Opbrengst aandelen DSM

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199690 440
Realisatie 1996235 464
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 145 024

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij eerste suppletore begroting is de ontvangst van de verkoop van het aandelenpakket dat de Staat had in DSM verwerkt. De opbrengst bedroeg f 1 723,121 mln, waarvan f 1 487,657 mln naar het Fonds economische structuurversterking is gevloeid als dekking van de investeringsimpuls. De resterende f 235,464 mln is verantwoord op de EZ-begroting.

04.00 REGIONAAL BELEID

Artikel 04.03 Diverse ontvangsten regionaal beleid

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19962 800
Realisatie 19964 791
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 1 991

Toelichting realisatie 1996

Op dit artikel worden incidentele terugbetalingen verantwoord uit hoofde van in voorgaande dienstjaren gedane voorschotbetalingen voor het regionaal beleid, waar de subsidievaststelling lager was dan de verstrekte voorschotten. Op dit artikel worden ook dividendontvangsten van de ROM's vergoed. In 1996 betrof het ontvangsten over het boekjaar 1995 van de NOM, de BOM en het LIOF.

05.00 DIENSTEN, MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF EN ORDENING

Artikel 05.01 Ontvangsten uit borgstellingsregelingen

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199620 475
Realisatie 199631 422
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 10 947

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

De raming is met ruim f 10 mln naar boven bijgesteld op grond van hogere ontvangsten op de provisies en betalingen op schuldregelingen.

Toelichting realisatie 1996

De ontvangsten uit de financiering MKB zijn te verdelen in:

a. terugbetalingen op verliesdeclaraties;

b. rente

c. garantieprovisies KMKB/borgstellingsprovisies RBMKB en BBMKB

ad a) Terugbetalingen op verliesdeclaraties De inkomsten betreffen terugstortingen op afgewezen verliesdeclaraties, nagekomen uitwinning van zekerheden en opbrengsten van getroffen schuldregelingen. Het in 1996 ontvangen bedrag van 6,994 mln is als volgt opgebouwd:

– Terugstortingen op afgewezen verliesdeclaraties 0,556 mln

– Opbrengsten uitwinning zekerheden na vaststelling verliesdeclaraties 3,004 mln

– Opbrengsten schuldregelingen – incassokosten 2,955 mln

– Correcties op ingediende verliesdeclaraties 0,479 mln

De banken zijn ingevolge de verschillende Kredietregelingen Midden- en Kleinbedrijf gehouden, indien zij een verlies bij de Staat hebben gedeclareerd, pogingen in het werk te stellen de door subrogatie ontstane vorderingen van de Staat op de desbetreffende onderneming/ondernemer alsnog te incasseren en de opbrengsten aan de Staat af te dragen.

ad b) Rente

In 1996 werd 0,275 mln ontvangen aan rente op de door EZ voor de uitvoering van de regelingen bij de kredietinstellingen aangehouden bankrekeningen.

ad c) Garantieprovisies KMKB/Borgstellingsprovisie RBMKB en BBMKB.

Voor de regelingen KMKB 1976 en 1985 zijn de ondernemers gedurende de looptijd van het garantiekrediet per kwartaal garantieprovisie verschuldigd aan de Staat. Voor de RBMKB 1988 en het BBMKB 1994 zijn de banken bij het verstrekken van het garantiekrediet éénmalig borgstellingsprovisie verschuldigd, met uitzondering van een vrijstelling bij kredieten voor startende ondernemers voorzover deze niet hoger zijn dan 0,100 mln.

In 1996 werd 24,153 mln ontvangen aan provisies op verstrekte garantiekredieten. De verdeling over de regelingen KMKB, RBMKB en BBMKB was als volgt:

– Garantieprovisies KMKB 1976 en KMKB 1985 1,698 mln

– Provisies RBMKB 1988 en BBMKB 1994 22,455 mln

Artikel 05.11 Ontvangsten voor toezicht op examens

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199635
Realisatie 1996
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)– 35

Artikel 05.12 Opbrengst van casino's

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 1996120 000
Realisatie 1996103 438
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)– 16 562

Toelichting realisatie 1996

Conform de Beschikking Casinospelen komt de netto opbrengst van de gezamenlijke speelcasino's toe aan de Staat. De door EZ in 1996 ontvangen bedragen betreffen het resultaat over de periode van 1 januari 1996 tot en met 30 september 1996. Door de wijziging van de Wet op de kansspelen waarbij het College van toezicht is opgericht, was ook een wijziging noodzakelijk van de Beschikking Casinsospelen. De bevoegdheid tot goedkeuring van de jaarrekening die voorheen bij de Raad voor de Casinospelen lag, kwam te berusten bij een in te stellen Raad van Commissarissen. Doordat de hiervoor benodigde statutenwijziging langer duurde dan was voorzien, kon het vierde kwartaal 1995 eerst begin 1997 worden ontvangen.

 realisatieraming
Kalenderjaar19931994199519961996
Aantal bezoekers (x 1000)4 0994 0934 3484 7904 766
Aantal casino's99101010
Omzet (x f 1 mln)611630664738687

Artikel 05.13 Opbrengst afgifte exploitatievergunningen speelautomaten

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19964 500
Realisatie 19962 891
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)– 1 609

Toelichting realisatie 1996

De ontvangsten uit de afgifte van exploitatievergunningen speelautomaten en merktekens vloeien voort uit de Wet op de Kansspelen.

De ontvangsten betreffen:

– opbrengsten uit aanvragen voor vergunningen (per vergunninghouder een éénmalig bedrag van f 0,004 mln en een jaarlijkse vergoeding van f 0,001 mln).

– opbrengsten uit afgegeven merktekens voor kansspel- en behendigheidsautomaten en roulettecilinders.

De uitvoering van de Speelautomatenregeling en de afgifte van merktekens worden verzorgd door het NMi. De door EZ in 1996 ontvangen bedragen hebben betrekking op de periode 01-12-1995 t/m 30-11-1996.

opbrengsten uit:aantalbedrag (x f 1 mln)
 geraamdgerealiseerdgeraamdgerealiseerd
speelautomatenregeling:     
– verlenging expl. vergunning9008440,90,9
– nieuwe expl. vergunning50430,30,2
totaal9508871,21,1
afgifte merktekens:     
– kansspelautomaten10 0004 9392,91,4
– casinoautomaten4001 0810,10,3
– behendigheidsautomaten13 3604 8540,30,1
totaal23 76010 8743,31,8

De tegenvallende realisatie van de opbrengsten uit hoofde van de afgifte van merktekens is het effect van een terughoudend kansspelbeleid van de overheid. Daarnaast lijkt de branche in afwachting te zijn van een nieuwe generatie kansspelautomaten, waardoor de afgifte van merktekens voor kansspelautomaten en behendigheidsautomaten achterblijft bij de oorspronkelijke raming.

Artikel 05.15 Ontvangsten Nederlands Meetinstituut

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19962 641
Realisatie 19962 726
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 85

Toelichting realisatie 1996

De opgenomen ontvangsten hebben betrekking op de door Holland Metrology N.V. (voorheen NMi N.V.) afgedragen rente (f 0,881 mln) op een tweetal leningen, aflossingen op deze leningen (f 1,261 mln) en de dividenduitkering over 1995 (f 0,584 mln).

Artikel 05.21 Diverse ontvangsten DMO

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19962 000
Realisatie 19964 317
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 2 317

Toelichting realisatie 1996

De ontvangsten op dit artikel betreffen een groot aantal diverse posten van het hoofdbeleidsterrein 05 Diensten, Midden- en Kleinbedrijf en Ordening uit hoofde van te veel betaalde subsidievoorschotten en verstrekte uitkeringen, ontvangen renten, aflossingen en overige bijdragen.

07.00 BUITENLANDSE ECONOMISCHE BETREKKINGEN EN EXPORT-BEVORDERING

Artikel 07.01 Ontvangsten BEB

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19961 000
Realisatie 19963 715
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 2 715

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

De raming is bij tweede suppletore verhoogd met f 1,8 mln. Dit bedrag bestaat voor f 0,9 mln uit meerontvangsten op de gemengde kredieten, voor f 0,56 mln uit ontvangsten van de Nationale Investeringsbank aan premies op de Investeringsfaciliteit en voor f 0,417 mln uit premies op een garantie voor exportkredietverzekering op Ethiopië. In de slotwet is een verhoging van de raming met f 0,838 mln opgenomen. Het betreft ontvangsten uit hoofde van de TRHIO (f 0,306 mln), de IFMOE (f 0,099 mln) en Ontvangsten Gemengde Kredieten (f 0,433 mln).

Toelichting realisatie 1996

Op dit artikel worden de ontvangsten van DG BEB geraamd. Het gaat om ontvangsten uit hoofde van de gemengde kredieten. De overige ontvangsten betreffen terugbetaalde subsidies en bijdragen, ontvangen premies TRHIO, Garantieregeling EKV Ethiopië en provisies IFMOE, alsmede ontvangsten op uitstaande vorderingen en leningen.

Artikel 07.02 Ontvangsten Exportbevorderings- en Voorlichtingsdienst

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19961 777
Realisatie 19962 722
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 945

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

In de tweede suppletore begroting is een verhoging van de raming met f 0,578 mln opgenomen. Het betreft meerontvangsten uit bijdragen aan promotionele activiteiten. Bij slotwet is daartoe de raming nog eens met f 0,367 mln verhoogd.

Toelichting realisatie 1996

Door de toename van het aantal deelnemers aan voorlichtings- en promotionele activiteiten zijn de ontvangsten hoger dan geraamd.

08.00 WET INVESTERINGSREKENING

Artikel 08.01 Ontvangsten WIR

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199650 000
Realisatie 199654 200
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 4 200

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

De raming is bij eerste suppletore begroting met f 40 mln verhoogd. In 1995 kenden de ontvangsten meevallers. De verwachting bestond dat daarom ook voor 1996 de raming kon worden verhoogd. Door een substantiële terugboeking van desinvesteringsbetalingen aan het eind van het jaar is er bij de ontvangsten, in plaats van de verwachte meevaller, sprake van een tegenvaller van f 35,8 mln. Doordat de uitgavenraming eveneens lager uitkomt dan geraamd (f 55,2 mln), is het saldo van uitgaven en ontvangsten een meevaller van circa f 19,4 mln.

Toelichting realisatie 1996

Het bedrag dat in 1996 uit hoofde van desinvesteringsbetalingen werd ontvangen, is ruim f 4 mln hoger dan was geraamd. Dit verschil is gering in vergelijking met de voorafgaande jaren, waarin de gerealiseerde ontvangsten de geraamde ontvangsten veelal in aanzienlijke mate overtroffen.

09.00 ENERGIEBELEID

Artikel 09.01 Inkomsten uit aardgas

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19964 500 000
Realisatie 19965 391 414
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 891 414

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

De raming is gedurende het jaar met in totaal f 818,3 mln verhoogd. Het betrof bijstelling op grond van de koude winter 1995–1996 en de hogere olieprijzen.

Toelichting realisatie 1996

De aardgasbatenontvangsten op dit artikel worden als volgt uitgesplitst (bedragen x f 1 mln)

 Begroting 1996Realisatie 1996Realisatie 1995
Aardgasbaten via NAM2 6002 8663 040
Aardgasbaten via EBN*1 5502 9401 574
Opbrengsten Mijnwetgeving8301 333899
Dividend Gasunie via EBN121212
Dividend Gasunie888
subtotaal5 0007 1595 533
afdracht FES (excl ca-baten)– 500– 882– 536
common-area baten – 885 
Totaal4 5005 3914 997

* realisatie incl f 885 mln «common areabaten»

De vergelijking van begroting en realisatie van de belangrijkste bepalende factoren luidt als volgt:

  begroting 1996Realisatie
afzet binnenlandmrd. m346,547,9
afzet exportmrd. m339,745,9
dollarkoersf1,651,69
olieprijs$16,020,4

Hieruit blijkt dat het afzetvolume zowel in het binnen- als buitenland, de dollarkoers en de olieprijs hoger lagen dan bij de raming in de oorspronkelijke begroting 1996. De ontvangen aardgasbaten kwamen als gevolg daarvan hoger uit geraamd bij de begroting. De extra afzet was het gevolg van de koude winter 1995–1996.

In het kader van de inkomsten uit aardgas is van belang dat de NAM, handelend voor de maatschap NAM/EBN, bij Brigitta, de Duitse concessionaris van het in Duitsland overlopende Groningenveld, een claim heeft ingediend voor financiële compensatie wegens overbelevering aan Brigitta. In juni 1996 is in de arbitrageprocedure bij het Internationale Hof van Arbitrage van de ICC te ZÜrich tussen NAM en Brigitta een tussenvonnis gewezen. In dit tussenvonnis hebben arbiters aan partijen een aantal aanwijzingen gegeven met betrekking tot de toepassing van de loyalty clause, zodat partijen (NAM en Brigitta) zo mogelijk via onderhandelingen een regeling konden treffen. Tevens is in het interimvonnis bepaald dat Brigitta een bedrag van DM 2 238 mln plus rente over de periode 2 mei 1991 en de datum van daadwerkelijke betaling diende te betalen. Betaling heeft op 2-9-1996 en op 1-10-1996 plaatsgevonden (f 3 683 mln) Partijen hebben kort na ontvangst van het tussenvonnis aangegeven een poging tot een minneljke schikking te willen doen. De NAM heeft laten weten dat een schikking in der minne niet mogelijk is gebleken. Daarop is de arbitrageprocedure voortgezet.

De verdere procedure zal nog wel enige tijd in beslag nemen. Er valt op dit moment dan ook geen uitspraak te doen over het moment waarop arbiters een eindvonnis zullen wijzen.

Ontvangsten voor de Staat in 1996 in verband met bovennoemde gelden zijn :

Winstuitkering EBNf 885 573 254,82
VPBf 1 111 301.000,00

Het laatste bedrag is verantwoord op de begroting van het Ministerie van Financiën.

Bovenstaande bedragen zijn gebaseerd op een government take van 68,2% zijnde de reguliere afdrachten van het Groningen veld minus de MOR afdrachten (MeerOpbrengstRegeling). Over de hoogte van de government take wordt thans arbitrage voorbereid. In 1997 wordt, op basis van de government-take van 68,2%, in ieder geval nog f 507 mln ontvangen.

Artikel 09.02 Uitkering van Energiebeheer Nederland B.V.

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 1996138 000
Realisatie 1996153 876
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 15 876

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Door de extra afzet van aardgas is ook de winstuitkering van EBN N.V. hoger dan aanvankelijk was geraamd. De verhoging met f 14 mln is verwerkt in de tweede suppletore begroting. Bij slotwet is de raming bijgesteld aan de realisatie.

Toelichting realisatie 1996

De realisatie op dit artikel is opgebouwd uit de winstuitkering van EBN B.V. aan de Staat ten behoeve van de N.V. DSM (f 153,876 mln).

De realisatie van de dividendontvangsten van EBN B.V. wordt als volgt gespecificeerd:

(bedragen x f 1000)ontvangsten
– winstuitkering aan DSM 1995 (nov. en dec.)32 831
– winstuitkering aan DSM 1996 (jan. t/m okt.)101 045
– dividend 1996 Nederlandse Gasunie aan DSM20 000
Totaal153 876

Artikel 09.03 Ontvangsten voorraadheffing in verband met financiering Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieprodukten

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 1996163 350
Realisatie 1996148 251
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)– 15 099

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Als gevolg van de tijdelijke verlaging van het tarief op het heffingsplichtig volume van f 1,35 per 1000 liter naar f 1,25 per 1000 liter is bij tweede suppletore begroting de raming verlaagd met f 7,018 mln. Zie ook uitgavenartikel 09.21 Stichting COVA. Bij slotwet is de raming bijgesteld aan de realisatie en met f 8,081 mln verlaagd.

Toelichting realisatie 1996

In 1996 is voor f 148,251 mln aan ontvangsten gerealiseerd uit hoofde van de wettelijke verplichte voorraadheffing ter dekking van kosten verbonden aan het aanhouden van noodvoorraden aardolieprodukten door de Stichting COVA. De realisatie van het heffingsplichtig volume is 114,911 mln hectoliter en het tarief was tot 1-6-1996 f 1,35 per 1000 liter en daarna f 1,25 per 1000 liter. In de ontwerp-begroting 1996 was uitgegaan van een heffingsplichtig volume van 121 mln hectoliter.

Artikel 09.04 Dividend Ultra-Centrifuge Nederland N.V.

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199611 000
Realisatie 199614 757
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 3 757

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Door een hoger dan voorziene dividenduitkering door UCN N.V. is de raming bij tweede suppletore begroting met f 3,757 mln verhoogd.

Toelichting realisatie 1996

De Staat heeft in 1996 over 1995 f 14,757 mln dividend ontvangen uit hoofde van het aandelenbezit (99%) in UCN N.V.

Artikel 09.05 Ontvangsten zoutwinning

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 19963 000
Realisatie 19963 477
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 477

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Bij tweede suppletore begroting is de raming met f 0,477 mln verhoogd om de raming gelijk te maken aan de gerealiseerde afdracht van AKZO.

Toelichting realisatie 1996

Op basis van de overeenkomst van 13 juli 1918, behorende bij de mijnbouwconcessie voor de winning van zout heeft de Staat over 1995 in 1996 f 3,477 mln (4 457 kiloton à f 0,78) ontvangen.

Artikel 09.06 Diverse ontvangsten Energie

Ontvangstenraming vastgestelde begroting versus realisatie (x f 1000)

 Ontvangsten
Stand vastgestelde begroting 199626 250
Realisatie 199629 828
Verschil (+ = meer ontvangen dan oorspronkelijk geraamd)+ 3 578

Belangrijke mutaties in suppletore begrotingen

Betreft de meerontvangst van f 1,87 mln uit hoofde van het dividend Novem B.V. over het boekjaar 1995. Deze mutatie is verwerkt in de tweede suppletore begroting. In de slotwet is de raming bijgesteld aan de realisatie.

Toelichting realisatie 1996

Het grootste deel van de ontvangsten op dit artikel betreft de betalingen door SEP (ad f 25 mln) in verband met medefinanciering van de verhoging van het WKK-subsidiebudget 1992. Voorts werd f 1,4 mln ontvangen aan netto dividend-uitkering door Novem, over het boekjaar 1995 (het resterende bedrag ad f 0,5 mln betreft ingehouden dividendbelasting die in 1997 is ontvangen van het Ministerie van Financiën). De resterende ontvangsten betreffen voornamelijk verrekeningen met Novem en Senter in verband met teveel betaalde voorschotten.

AGENTSCHAP SENTER

Deze toelichting bevat de balans per 31 december 1996, de rekening van baten en lasten over 1996 en de rekening van kapitaaluitgaven en kapitaalontvangsten over 1996 van het agentschap Senter, alsmede een toelichting per onderscheiden post.

MISSIE

Senter wil een objectieve en deskundige uitvoerder zijn van beleid dat gericht is op het stimuleren van de economische ontwikkeling van Nederland en Europa. De kerncompetentie van Senter is in dit kader de uitvoering (in al haar aspecten) van programma's en subsidie- en kredietregelingen. Daarbij is het de ambitie om deze kwalitatief hoogwaardig uit te voeren tegen een aantrekkelijke prijs. Daarbij wil Senter het bedrijfsleven en de kennisinstellingen maximale service verlenen.

Door de uitvoering van haar taken heeft Senter kennis op het gebied van technologische vernieuwing, internationale samenwerking en duurzame ontwikkeling in Nederland. Senter stelt zich ten doel deze kennis en informatie zodanig ter beschikking van de beleidsmakers te stellen dat zij daarmee een bijdrage levert aan de kwaliteit van de beleidsvorming. Beleid en uitvoering zijn wat verantwoordelijkheden en primaire processen betreft gescheiden, maar er is wel heel duidelijk sprake van interactie tussen deze twee. Senter hecht dan ook veel waarde aan terugkoppeling van haar ervaringen en inzichten naar de opdrachtgevers. Daarnaast stelt Senter zich ten doel haar kennis van en zicht op Reserach & Development in Nederland – binnen de vertrouwelijkheidsgrenzen en de neutraliteit die een overheidsinstelling niet mag overschrijden – optimaal aan te wenden ten dienste van het bedrijfsleven.

FINANCIEEL BEHEER

In 1996 is er door Senter veel aandacht besteed aan het verbeteren van het financiële beheer. Er werden een aantal organisatorische en personele maatregelen genomen. De afdeling Financieel Eocnomische Zaken (FEZ) werd gereorganiseerd met als resultante een betere en snellere boekhouding en meer professionele invulling van de controlfunctie. Voorts is de kennis binnen de belangrijkste financiële functies toegenomen door het aantrekken van enkele ervaren medewerkers. De taakverdeling tussen lijn en staf werd verhelderd met als resultaat een decentralisatieslag van een aantal financiële en registratieve taken en de introductie van de functie van groepscontroller. Het nieuwe Financieel Informatie Systeem (FIS) werd in de loop van 1996 volledig operationeel, waardoor de personele en organisatorische verbeteringen werden ondersteund met daarop afgestemde systeemverbeteringen. In 1996 werd het geautomatiseerde Financieel Administratief Systeem (FAS) door EZ in gebruik genomen als vervanger van het vroegere Mefis. Senter maakt voor de financiële administratie van de beleidsgelden gebruik van dit systeem. Senter heeft dan ook actief geparticipeerd bij de totstandkoming van het FAS.

Aan het eind van 1996 werd bovendien een vernieuwde en verbeterde automatiseringsapplicatie in gebruik genomen die de interne afwikkeling van kredietaanvragen ondersteunt. Voor de registratie van materiële vaste activa werd een nieuw systeem opgezet waardoor op dit punt het inzicht is verbeterd.

ADMINISTRATIEVE ORGANISATIE EN INTERNE CONTROLE

In 1996 werd stelselmatig aandacht besteed aan het wegwerken van achterstanden bij de AO en vervolgens het up-to-date houden daarvan. Dit proces wordt mede ondersteund door de introductie van een modulair opgezette AO in 1997. Bij een aantal regelingen werd een systematisch verbeteringstraject doorlopen, hetgeen heeft geleid tot aanzienlijk minder opmerkingen van de zijde van de afdeling AO/IC en de accountants.

Senter wil de komende jaren bij de interne controle om redenen van efficiency waar mogelijk van een dossiergerichte naar een meer systeemgerichte controlestrategie. Dat krijgt gestalte door middel van steekproeven en aanvullende procescontroles op basis van een risicoanalyse. Hiervoor is een constant zeer hoog kwaliteitsniveau van de uitvoering van opdrachten een noodzakelijke voorwaarde. Daaraan is in 1996 veel aandacht besteed. In 1996 zijn de uitgangspunten van de risicoanalyse opgezet. In 1997 zal op basis hiervan de nieuwe controlestrategie stapsgewijze ingevoerd worden. Voor een aantal regelingen werden reeds elementen van de nieuwe controlestrategie in praktijk gebracht. De risicoanalyse zal worden gebruikt om de interne controle op deze regelingen verder te optimaliseren.

BALANS

De balans van het agentschap Senter per 31 december 1996 (bedragen x f 1000)

 31-12-199631-12-1995
Activa  
Materiële vaste activa2 3853 245
Onderhanden werk3 3172 855
Debiteuren1 042814
Overige vorderingen en vooruitbetaalde kosten1 696855
Liquide middelen/Rekening Courant RHB10 2821 884
Totaal activa18 7229 653
   
Passiva  
Agentschapsvermogen   
* algemene reserves2 5942 594
* bestemmingsreserve34  
* saldo exploitatie boekjaar984451
Aflossings- en rentevrije lening EZ471471
Voorzieningen1 7751 411
Crediteuren2 352270
Overige schulden en nog te betalen kosten10 5124 456
Totaal passiva18 7229 653

Toelichting op de balans

* Materiële vaste activa

De boekwaarde van de bij de vorming van het agentschap per 1 januari 1994 aanwezige materiële vaste activa wordt degressief over een periode van 5 jaar afgeschreven. Eventuele desinvesteringen worden in mindering gebracht op de boekwaarde.

De na 1 januari 1994 aangeschafte materiële vaste activa worden gewaardeerd op verkrijgingsprijs, dan wel op lagere economische bedrijfswaarde onder aftrek van lineaire afschrijvingen.

De afschrijvingstermijn is gelijk aan de geschatte economische levensduur van de betreffende activa. Voor automatiseringsgoederen (hardware) is de economische levensduur geschat op 3 jaar. Voor de overige materiële vaste activa is dit geschat op 5 jaar. In het jaar van investeren wordt met ingang van de maand van ingebruikneming afgeschreven.

De via out of pocket kosten gefinancierde investeringen worden in het jaar van aanschaf volledig afgeschreven. Met ingang van 1996 worden deze investeringen gepresenteerd als onderdeel van de materiële vaste activa.

De specificatie van de materiële vaste activa luidt als volgt (bedragen x f 1000):

 Investeringen t/m 1993AutomatiseringMeubilairOverigeTotaal
Aanschafwaarde2 1942 8185086706 190
Cumulatieve afschrijvingen– 1 790– 902– 100– 153– 2 945
Boekwaarde 31 december 19954041 9164085173 245
      
Investeringen 272276342890
Investeringen out of pocket 235  235
Desinvesteringen (boekwaarde)– 53– 931  – 146
Afschrijvingen out of pocket – 235  – 235
Afschrijvingen– 310– 860– 161– 273– 1 604
Totaal mutaties boekjaar 1996-363-68111569-860
      
Aanschafwaarde2 1413 1257841 0127 062
Cumulatieve afschrijvingen– 2 100– 1 890– 261– 426– 4 677
Boekwaarde 31 december 1996411 2355235862 385

1 De onder automatisering opgenomen desinvestering betreft een inhaalafschrijving van geheugenuitbreidingen van bestaande pc's. Vanwege de gedaalde aanschafwaarde worden deze geheugenuitbreidingen met ingang van 1996 als automatiseringskosten in één keer ten laste van de exploitatie gebracht.

* Onderhanden werk

De post onderhanden werk wordt gedefinieerd als de waarde van reeds verrichte, maar nog niet gedeclareerde activiteiten. Onderhanden werk uit hoofde van in behandeling zijnde aanvragen en declaraties, of in uitvoering zijnde overige opdrachten, wordt gewaardeerd op de contractuele opbrengstwaarde, in evenredigheid met de geleverde productie en reeds bestede uren.

Met mogelijke verliezen wordt rekening gehouden door het treffen van een voorziening. Deze bedraagt f 0,255 mln (1995: f 0,189 mln).

* Debiteuren

De post debiteuren betreft voornamelijk openstaande facturen aan opdrachtgevers. Ook vorderingen op samenwerkingsverbanden waarin Senter participeert worden als zodanig beschouwd. De debiteurenvorderingen zijn gewaardeerd op nominale waarde onder aftrek van eventuele voorzieningen voor mogelijke oninbaarheid. In 1996 werd geen nieuwe voorziening gevormd.

* Overige vorderingen en vooruit betaalde kosten

Vorderingen zijn gewaardeerd op nominale waarde onder aftrek van eventuele voorzieningen voor mogelijke oninbaarheid. De stijging in deze post wordt mede verzoorzaakt door een betaling ultimo 1996 van huur voor de Haagse vestiging voor het 1e kwartaal 1997. Daarnaast stegen de nog te ontvangen personeelskosten door ondermeer nog te ontvangen WAO uitkeringen.

* Liquide middelen

Het betalingsverkeer van Senter ten behoeve van de middelen in eigen beheer is gekoppeld aan de concernrekeningen van 's-Rijks Schatkist bij de verschillende banken. Het vermelde saldo is het saldo per 31 december 1996. Dit bedrag is inclusief de over 1996 ontvangen rente. Het rentepercentage is gebaseerd op het promessedisconto van de Nederlandsche Bank.

Het saldo per 31 december 1996 van de, aan deze rekening-courant gekoppelde, liquide middelen was nihil. Voor een nadere toelichting op (het verloop van) de liquide middelen zij kortheidshalve verwezen naar het kasstroomoverzicht.

* Agentschapsvermogen

Het agentschapsvermogen bestaat uit een aantal reserves. Tesamen vormen deze reserves het eigen vermogen van Senter.

De algemene reserve is bedoeld voor het opvangen van algemene bedrijfsrisico's, welke voortvloeien uit de normale bedrijfsvoering van Senter. Aanwending is slechts toegestaan met instemming van de secretaris-generaal.

Bestemmingsreserves kunnen zelfstandig door de algemeen directeur van Senter worden aangewend, mits de bestemming in overeenstemming is met het omschreven doel van de reserve.

Het saldo van de bestemmingsreserves ultimo 1996 bestaat uit het nog niet uitgekeerde deel van de aan het personeel toegekende resultaatbestemming 1995.

De balans geeft een presentatie van omvang en samenstelling van het vermogen vóór resultaat-bestemming. Het nog onverdeelde resultaat over 1996 bedraagt f 0,984 mln. Senter heeft bij de secretaris-generaal het volgende voorstel tot resultaatbestemming ingediend (in duizenden guldens) :

 voorstel 1996
Ten gunste van personeel  
Eindejaarsgratificaties102 
Resultaatuitkering270 
  372
Ten gunste van Senter  
Toevoeging algemene reserve312  
Toevoeging bestemmingsreserve300 
  612
Totaal voorgestelde resultaatbestemming 984

* Aflossing- en rentevrije lening Ministerie van Economische Zaken (EZ)

Deze lening is verstrekt door het departement aan Senter ter financiering van de materiële vaste activa van het agentschap per 1 januari 1994. De lening is renteloos en op de lening zal worden afgelost wanneer de departementsleiding en de directie hiertoe na overleg besluiten. De lening is gewaardeerd op nominale waarde.

In 1996 hebben er geen aflossingen of overige mutaties op deze lening plaatsgevonden.

* Voorzieningen

Voor specifieke risico's die zijn verbonden aan bepaalde activa of passiva, of verband houden met activiteiten van Senter worden voorzieningen gevormd, voor zover deze risico's op balansdatum bekend zijn en voortvloeien uit gebeurtenissen in het verslagjaar of voorgaande boekjaren.

De voorzieningen, met uitzondering van de voorziening voor personeel, worden opgenomen voor het geschatte nominale bedrag. Voorzieningen die een correctie vormen op een aan de actiefzijde van de balans opgenomen post, worden daarop in mindering gebracht.

(x f 1000)voorziening 31 dec 1995dotatieonttrekkingvrijvalvoorziening 31 dec 96
Voorziening personeel954916– 746– 411 083
Kennismanagement15077– 150 77
Informatisering285365– 285 365
Senternet0250  250
Reorganisatie22 – 22 0
Totaal1 4111 608– 1 203– 411 775

Met ingang van 1996 wordt de voorziening personeel gedoteerd met een percentage van de loonkosten. Dit percentage (voor 1996 is dit 3%) is enerzijds aan een maximum gebonden en anderzijds afhankelijk van de ingeschatte risico's. In de dotatie is een bedrag van f 0,138 mln opgenomen aan nog te ontvangen WAO conforme uitkeringen. De per 31 december 1995 nog als personele voorziening gepresenteerde detacheringskosten, worden met ingang van 1996 gepresenteerd onder overige schulden en nog te betalen kosten. De hiertoe noodzakelijke overboeking ad f 0,3 mln is opgenomen onder onttrekking voorzieningen personeel.

De voorziening kennismanagement is in 1995 gevormd ter financiering van een intern uitgeschreven tender Kennismanagement. In 1996 bereikte resultaten zijn ondermeer het op geautomatiseerde wijze via een eigen Bullitin Board System bereikbaar worden van Senter. De ultimo 1996 aanwezige voorziening zal worden aangewend voor een pilotproject waarmee Senter ervaring wil opdoen met een tekstbase. Bij het gebruik van tekstbase software kan door het eenvoudig ingeven van trefwoorden zeer snel informatie worden verzameld.

De voorziening informatisering werd in 1994 gevormd voor de ontwikkeling van een nieuwe informatiehuishouding binnen Senter. Doelstelling hierbij was het door integratie van bestaande gegevensverzamelingen verhogen van kwaliteit en efficiency van de beleidsuitvoering door Senter. In 1996 is de projectadministratie verder ontwikkeld en werd een centraal adressensysteem opgeleverd. De ultimo 1996 opgenomen voorziening is bestemd voor upgrading van bestaande hard- en software.

De voorziening Senternet betreft de eigen bijdrage van Senter aan het project Senternet, voor zover deze nog niet gedekt is door extern verkregen opdrachten, of voor interne projecten intern vastgestelde budgetten.

De reorganisatievoorziening werd in 1994 gevormd voor de ontwikkeling van een adequate opdrachtenadministratie (FIS). Per 1 september 1996 is dit systeem volledig operationeel geworden. De onttrekking van f 0,022 mln betreft de eindafrekening van bij de ontwikkeling van deze opdrachtenadministratie betrokken externe adviseur.

* Crediteuren

De post crediteuren betreft de nominale schuld aan leveranciers uit hoofde van door hen aan Senter gedane leveringen.

* Overige schulden en nog te betalen kosten

De forse toename van deze post heeft met name betrekking op de in deze post opgenomen verrekening met de opdrachtgevers. Deze bestaat voor f 0,947 mln uit terug te geven vergoeding voor out of pocketkosten en verrekening van meer/minderwerk en vooruit ontvangen opdrachtvergoedingen.

Daarnaast neemt deze post toe door nog te betalen inhuurkosten. Dit als gevolg van een latere facturering door het bureau waarvan wordt ingehuurd en vanwege diverse verrekeningen wegens interim functie-vervulling. Tenslotte stegen de nog te betalen overige personeelskosten als gevolg van wervings-, selectie- en opleidingskosten. Deze kosten stegen om een aantal redenen; er werden ultimo 1996 nieuwe medewerkers geworven in verband met de omzetgroei en herbezetting met het oog op de invoering van de 36-urige werkweek. Daarnaast werd er geworven en opgeleid in verband met de nieuw gevormde functies als gevolg van de reorganisatie van Senter, welke in 1996 werd ingezet.

* Niet uit de balans blijkende verplichtingen

Onderstaand volgt een opsomming van de verplichtingen die uit oogpunt van kostentoerekening niet in de balans zijn opgenomen, maar die vanwege aard en/of omvang wel vermelding behoeven om tot een juist oordeel te kunnen komen over de vermogenspositie van Senter.

– De door Senter voor haar eigen huisvesting benodigde kantoorruimten worden gehuurd.

Het huurcontract voor de Zwolse vestiging loopt tot 1 februari 2003. De huur per 1 januari 1997 inclusief BTW bedraagt op jaarbasis f 1,183 mln.

Met betrekking tot het huurcontract voor de Haagse vestiging is in 1996 het bestaande huurcontract verlengd. Het nieuwe huurcontract heeft een looptijd tot en met 1 juli 2001.

Per 1 januari 1997 bedraagt de jaarhuur inclusief servicekosten f 2,354 mln.

– Voorts heeft Senter een all-in leasecontract afgesloten voor haar kopieerapparatuur, met een looptijd tot 1 januari 1999. Het werkelijke kopieerverbruik wordt op nacalculatiebasis in rekening gebracht. De geschatte kopieerkosten bedragen op jaarbasis f 0,139 mln.

– Het ambtelijk personeel van Senter heeft de mogelijkheid om een bepaald deel van in enig jaar niet opgenomen verlofdagen door te schuiven naar het volgend jaar. Omdat het salderend effect op de kosten per jaar gering is, wordt deze verplichting niet in de balans opgenomen.

– Voor het niet ambtelijk personeel heeft Senter in 1995 een inhuurovereenkomst gesloten met een extern detacheringsbureau. Over de te hanteren arbeidsvoorwaarden en tarieven worden jaarlijks afspraken gemaakt.

– Senter voert in samenwerking met Novem B.V. een tweetal opdrachten uit, te weten Infomil en Economie, Ecologie en Technologie. Met Novem zijn hiertoe per opdracht samenwerkingsovereenkomsten gesloten. Hierin is bepaald dat Senter en Novem deze opdrachten voor gemeenschappelijke rekening en verantwoording uitvoeren in de verhouding 50/50. Jegens opdrachtgevers en eventuele derden geldt voor partijen echter een hoofdelijke aansprakelijkheid.

– In 1996 is besloten tot een samengaan van EG-Liason met Senter. In de laatste jaarrekening van EG-Liason is middels een voorziening rekening gehouden met in de toekomst optredende integratiekosten. Eventuele onvoorziene reïntegratie kosten komen ten laste van Senter.

REKENING VAN BATEN EN LASTEN

Specificatie van de rekening van baten en lasten van agentschap Senter over 1996 (bedragen x f 1000)

OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieSlotwetmutatie (+ of -) (+ = tekortschietend t.o.v. geraamd bedrag)
Baten   
omzet ministerie40 00040 766– 766
omzet derden    
* overige departementen3 6006 286– 2 686
* overige partijen (buiten Rijksoverheid)1 6501 902– 252
rente opbrengsten5069– 19
diverse opbrengsten060– 60
Totaal baten45 30049 083– 3 783
    
Lasten   
apparaatkosten    
* personeel28 150132 192– 4 042
* materieel14 20012 6971 503
rentelasten   
afschrijvingskosten    
* materieel1 8001 604196
* immaterieel    
dotaties voorzieningen6001 606– 1 006
buitengewone lasten    
Totaal lasten44 75048 099– 3 349
    
Saldo van baten en lasten5502984– 434

1 De personeelskosten zijn met f 0,6 mln verlaagd ten opzichte van de begroting vanwege een dotatie aan de post voorzieningen van f 0,6 mln voor langdurig ziek en wachtgelden.

2 In de ontwerpbegroting 1996 staat een bedrag van f 0,5 mln genoemd als dotatie aan reserves. Dotatie aan reserves is echter een element van resultaatbestemming en niet van resultaatbepaling en dient om deze reden niet onder de lasten te worden opgenomen. Het verwachte resultaat stijgt hierdoor met f 0,5 mln.

Toelichting op de rekening van baten en lasten

Baten

Senter heeft haar tarieven in 1996 niet verhoogd. In 1996 hanteerde Senter derhalve dezelfde tarieven als in 1995, met als gevolg dat alle ontwikkelingen in de omzet uitsluitend aan volume ontwikkelingen zijn toe te schrijven.

Senter werkt op offertebasis richting opdrachtgevers. Ten tijde van de sluitdatum van het opstellen van de Ontwerpbegroting 1996 (medio 1995) kampte Senter nog met grote onzekerheden over het opdrachtenvolume 1996. Deze onzekerheid was het grootst ten aanzien van opdrachtgevers buiten EZ. In augustus 1995 waren er nauwelijks nog offertes voor de opdrachten 1996 uitgebracht en ook de tarieven voor 1996 waren nog niet vastgesteld. Vanwege deze omstandigheden en uitgaande van het voorzichtigheidsprincipe is in de Ontwerpbegroting 1996 betreffende Senter een conservatieve raming van de omzet opgenomen.

* Omzet EZ

De groei bij het EZ werd voornamelijk gerealiseerd door de toename van de omzet bij DG Economische Structuur (Wet Bevordering Speur en Ontwikkelingswerk en de nieuwe opdracht Technologie en Samenleving) en DG Buitenlandse Economische Betrekkingen (Programma Stimulering Oost-Europa en nieuwe opdrachten op het gebied van de Exportfinanciering). Het opdrachtenpakket van DG Energie liet door het aflopen van een aantal Energieregelingen een daling zien van 36,2%.

De buiten EZ gerealiseerde omzet beliep in 1996 16,7% van de totale omzet. In 1995 en 1994 waren deze percentages nog respectievelijk 11,3% en 7,8%.

* Omzet bij overige departementen

De gerealiseerde omzet bij andere departementen heeft de in de ontwerpbegroting uitgesproken verwachting overtroffen. Deze groei werd met name gerealiseerd door nieuwe opdrachten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de nieuwe opdracht Joint Implementation Registration Center van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Daarnaast is ook de omzet bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat aanmerkelijk toegenomen.

* Omzet buiten de Rijksoverheid

Door een stijging van de opdrachten bij de Provincies en het Landbouwschap steeg ook de omzet buiten de Rijksoverheid. Hier tegenover staat een halvering van de omzet uit opdrachten van de Europese Commissie. De omzet uit incidentele opdrachten liet eveneens een daling zien.

* Personele kosten

Het realiseren van de grotere omzet vergde ook een bijstelling van de lastenraming.

Vanwege het gestegen opdrachtenvolume steeg de personele bezetting en daarmee de loonkosten. In verband met het groeiende personeelsbestand als gevolg van de omzetgroei en herbezetting met het oog op de invoering van de 36-urige week bleek ook de realisatie van de wervings- en selectiekosten hoger dan geraamd.

* Materiële kosten

De onderschrijding op materiële kosten is een resultante van een aantal posten. De automatiseringskosten daalden door de ingebruikname van een eigen projectadministratiesysteem met aanmerkelijk lagere gebruikslasten. In de overige kosten trad een daling op doordat met grote terughoudendheid gebruik werd gemaakt van externe adviseurs. Ook de communicatiekosten en de reis-en verblijfkosten bleven achter bij de raming.

* Afschrijvingskosten

Een specificatie van het totaal bedrag aan afschrijvingen van f 1,604 mln is opgenomen in de toelichting op de balanspost materiële vaste activa. Kortheidshalve zij verwezen naar deze toelichting. De afschrijvingen op de out of pocketinvesteringen van f 0,235 mln is opgenomen onder de out of pocket kosten.

* Dotaties voorzieningen

De dotatie aan voorzieningen beloopt in totaal f 1,606 mln. De specificatie hiervan is als volgt (bedragen in duizenden guldens):

 1996 realisatie1996 begroting
Dotaties  
voorziening personeel916600
voorziening kennismanagement77  
voorziening informatisering365  
voorziening Senternet250 
 1 608600
voorziening onderhanden werk1770
 1 785600
Vrijval  
voorziening personeel– 41 
Overig  
Te ontvangen WAO conforme uitkeringen– 138 
   
Ten laste van de exploitatie1 606600

REKENING VAN KAPITAALUITGAVEN EN KAPITAALONTVANGSTEN

Specificatie van de rekening van kapitaaluitgaven en kapitaalontvangsten van agentschap Senter over 1996 (bedragen x f 1000)

OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieSlotwetmutatie (+ of -) (+ = tekortschietend t.o.v. geraamd bedrag)
Kapitaaluitgaven   
uitgaven onroerende goederen000
uitgaven overige kapitaalgoederen1 500979521
Totaal kapitaaluitgaven1 500979521
    
Kapitaalontvangsten   
investeringsbijdrage van het    
departement000
onttrekkingen aan reserves000
toevoeging aan liquide middelen1 5001 839– 339
Totaal kapitaalontvangsten1 5001 839– 339

Toelichting op de rekening van kapitaaluitgaven en ontvangsten

Kapitaaluitgaven

Onder de uitgaven overige kapitaalgoederen is het saldo opgenomen van investeringen en desinvesteringen. Voor een specificatie hiervan wordt verwezen naar de toelichting bij het kasstroomoverzicht.

Kapitaalontvangsten

In de ontwerpbegroting 1996 waren de kapitaalontvangsten nog geraamd onder de post onttrekkingen aan reserves. Senter financiert haar investeringen echter uit de afschrijvingen. Deze zijn opgenomen onder de kapitaalontvangsten als toevoeging aan liquide middelen. Alle investeringen konden gefinancierd worden uit de aanwezige liquide middelen.

De via out of pocket kosten gefinancierde investeringen worden in het jaar van aanschaf volledig afgeschreven. Met ingang van 1996 worden deze investeringen gepresenteerd als onderdeel van de materiële vaste activa. De in de staat van kapitaalontvangsten en kapitaaluitgaven gepresenteerde investeringen zijn het saldo van investeringen, via out of pocket gefinancierde investeringen en desinvesteringen. In analogie hiermee zijn onder afschrijvingen ook de ten laste van out of pocket kosten gebrachte afschrijvingen ad f 0,235 mln begrepen.

In het 1996 zijn geen investeringsbijdragen van het moederdepartement ontvangen.

KASSTROOMOVERZICHT

Kasstroomoverzicht van agentschap Senter over 1996 (bedragen x f 1000)

 Realisatie 1996Realisatie 1995
Rekening Courant Rijkshoofdboekhouding en overige liquide middelen per 1 januari 1 884 8 564
     
Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening 915 409
Aanpassingen voor:     
afschrijvingen 1 839 1 587
mutatie voorzieningen 364 – 480
onttrekking bestemmingsreserve – 417 0
veranderingen in werkkapitaal toename onderhanden werk– 462 – 1 020 
toename debiteuren– 228 – 530 
toename (afname) overige vorderingen en vooruitbe- en vooruitbetaalde kosten– 841 262 
 – 1 531 – 1 288  
toename (afname) crediteuren2 082 – 3 381 
toename (afname) overige schulden en nog te betalen     
kosten6 056 – 1 790 
  6 607 – 6 459
Kasstroom uit bedrijfsoperaties 9 308 – 4 943
Ontvangen rente   69     42
Kasstroom uit operationele activiteiten 9 377 – 4 901
     
Investeringen– 1 125 – 1 803 
Desinvesteringen  146     24 
Kasstroom uit investeringsactiviteiten – 979 – 1 779
     
Opname langlopende leningen0 0  
Aflossing langlopende leningen  0     0 
Kasstroom uit financieringsactiviteiten 0 0
     
Rekening Courant Rijkshoofdboekhouding en overige liquide middelen per 31 december 10 282 1 884

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht geeft een analyse van de in het verslagjaar gerealiseerde liquiditeits-ontwikkeling. Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode. Deze methode houdt in dat voor de weergave van kasstromen uit operationele activiteiten het resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening wordt gecorrigeerd voor posten die in het boekjaar niet tot ontvangsten en/of uitgaven hebben geleid.

Zoals uit het kasstroomoverzicht blijkt vertoont het saldo liquide middelen in 1996 een sterke groei van f 8,398 mln. Deze toename is de resultante van de in het kasstroom overzicht weergegeven kasstromen. Meest opvallend hierbij is de ontwikkeling van het werkkapitaal en meer in het bijzonder van de crediteuren en overige schulden. Deze toename houdt ondermeer verband met het over 1996 teruggeven van f 0,947 mln aan niet benutte lumpsumvergoeding voor out of pocket kosten. Voorts is onder deze post f 1,451 mln opgenomen inzake nog te verrichten werkzaamheden en f 0,859 mln aan vooruitbetalingen. Het restant van de toename bestaat uit door Senter over 1996 terug te betalen omzetvergoedingen wegens niet verrichte werkzaamheden en meer/minderwerk verrekeningen.

De via out of pocket kosten gefinancierde investeringen worden in het jaar van aanschaf volledig afgeschreven. Met ingang van 1996 worden deze investeringen gepresenteerd als onderdeel van de materiële vaste activa. Evenals in de staat van kapitaalontvangsten en kapitaaluitgaven zijn in de investeringen tevens de via out of pocket gefinancierde investeringen begrepen. Hetzelfde geldt voor de afschrijvingen.

KENGETALLEN

De kengetallen vallen uiteen in twee hoofdgroepen, te weten kengetallen te hanteren voor opdrachten groter dan f 1,0 mln en kengetallen met betrekking tot de bedrijfsvoering van Senter als geheel.

Tabel 1: Opdrachtenoverzicht > f 1,0 mln

 opdrachtsom (x f 1000)percentage van de omzet uit opdrachten
opdracht/regelingrealisatie 1996realisatie 1995realisatie 1994realisatie 1996realisatie 1995realisatie 1994
TOK3 5613 4923 3517%8%7%
IT-regeling2 4642 8723 6165%6%8%
BTIP/MOU3 4893 4773 5297%8%8%
PBTS-totaal4 8725 7546 15510%13%13%
IOP3 2753 4752 7937%8%6%
PSO/PIB4 2313 5363 0159%8%6%
WBSO7 7707 0175 91016%15%13%
BSET2 5544 1716 1705%9%13%
Overige EZ8 5507 0008 78517%14%18%
Totaal EZ:40 76640 79443 32483%89%92%
       
INFO-MIL3 0411 5096%3%
BVE 20001 1692%  
overig2 0762 0572 3035%5%5%
Totaal overige departementen6 2863 5662 30313%8%5%
Totaal overig1 9021 6171 3874%3%3%
Totaal48 95445 977147 014100%100%100%

1 de gerealiseerde omzet is exclusief de overige opbrengsten ad f 0,089 mln

Tabel 2: Kengetallen met betrekking tot beleidsgeld EZ inzake opdrachten >f 1,0 miljoen

 Aantal te behandelen aanvragenBeleidsbudget in verplichtingen (* f 1 mln)Aantal dossiers in beheer per 1 januari
 realisatierealisatierealisatierealisatierealisatierealisatierealisatierealisatierealisatie
opdracht/regeling199619951994199619951994199619951994
TOK1121109195,096,9111,0610700669
IT-regeling17223042321,520,630,9279310560
BTIP/MOU60574420,028,916,9197200146
PBTS-totaal27030149661,096,9107,6144739845
IOP8512613920,020,727,8278334199
PSO76796975,458,360,5228116nb
WBSO39 91633 66228 643450,0399,0315,0nvtnvtnvt
BSET1 9862 2613 79115,123,661,03 3942 321nb

Tabel 3: Gemiddelde personeelsbezetting verdeeld naar ambtelijk en inhuur

 1996 realisatie1996 begroting1995 realisatie1994 realisatie
 fte's%fte's%fte's%ft e's%
ambtelijk18459187651815917259
inhuur13041101351254111941
totaal314100288100306100291100

Senter streeft naar een een flexibele bedrijfsvoering om de schommelingen in de omvang van de opdrachtportefeuille goed op te kunnen vangen. Omwille van deze flexibiliteit wordt een deel van het personeelsbestand extern ingehuurd. In dit kader krijgen nieuwe medewerkers bij Senter in de regel eerst een aanstelling als inhuurkracht. Het percentage ingehuurd personeel loopt hierdoor gedurende het jaar op. Periodiek vindt een hertaxatie plaats van de in het personeelsbestand benodigde flexibiliteit. De laatste taxatie vond plaats per 1 september 1996, waarbij besloten besloten werd een aantal dan toe ingehuurde medewerkers een ambtelijke aanstelling te verlenen.

Tabel 4: Gemiddelde loonkosten per fte gesplitst naar ambtelijk en ingehuurd personeel

 1996 realisatie1996 begroting1995 realisatie1994 realisatie
 loonkosten (* f 1 000)loonk per fteloonkosten (* f 1 000)loonk per fteloonkosten (* f 1 000)loonk per fteloonkosten (* f 1 000)loonk per fte
ambtelijk16 65490 51016 62588 90016 083188 86014 31483 220
inhuur13 859106 61011 125110 15012 721101 77013 977117 450
totaal30 51397 18027 75096 35028 80494 13028 29197 220

1 Inclusief de vrijval uit voorzieningen ten gunste van de loonkosten, overeenkomstig de in de handleiding agentschappen opgenomen voorschriften

Uit het kengetal gemiddelde loonkosten per fte blijkt dat de kosten per ingehuurde fte hoger zijn dan de kosten per ambtelijke fte. Dit komt doordat Senter over de inhuur BTW is verschuldigd en de bureau's waarvan Senter de inhuurkrachten betrekt een vergoeding voor bemiddelingskosten verlangen. Ten opzichte van de realisatie 1995 stijgen de loonkosten voor ingehuurd personeel omdat in 1996, rekening houdend met een inhaalslag, voor de inhuurkrachten aansluiting is gezocht bij de loonontwikkeling van de ambtenaren.

Tabel 5: Omzet per fte

 1996 realisatie1996 begroting1995 realisatie1994 realisatie
 omzet (* f 1000)omzet per fteomzet (* f 1000)omzet per fteomzet (* f 1000)omzet per fteomzet (* f 1000)omzet per fte
 48 954155 90045 250157 12045 977150 25047 014161 560

Het kengetal omzet per fte wordt in de zakelijke dienstverlening veel gebruikt en maakt daardoor vergelijking met andere uitvoeringsorganisaties mogelijk. Zoals in de toelichting op het exploitatieoverzicht reeds werd aangegeven, zijn ten aanzien van 1996 geen aanpassingen in de tarieven doorgevoerd. De groei ten opzichte van 1995 weerspiegelt derhalve de in 1996 bereikte groei van de productie per medewerker met 3,6%.

De in 1994 nog veel hogere omzet per fte vindt haar oorzaak in de omstandigheid dat in het eerste agentschapsjaar in de tarieven een opslag was opgenomen ter vorming van een agentschapsvermogen van in totaal 2,4 miljoen gulden.

Tabel 6: Toegevoegde waarde per fte

 1996 realisatie1996 begroting1995 realisatie1994 realisatie
 toeg w (*f 1 000)toeg w per ftetoeg w (*f 1 000)toeg w per ftetoeg w (*f 1 000)toeg w per ftetoeg w (*f 1 000)toeg w per fte
 33 047105 25028 65099 48030 24598 84032 320110 950

De toegevoegde waarde is het bedrag dat beschikbaar is voor de belanghebbenden van de organisatie, in casu het beschikbare bedrag voor de beloning van de geleverde prestaties. Hiermee worden bedoeld de beloning van medewerkers voor verrichte arbeid en van de eigenaar voor het verstrekte vermogen. Het geeft inzicht in de waarde die het personeel door de uitvoering van de activiteiten toevoegt aan de organisatie. De toegevoegde waarde per fte geeft een eerste indicatie van de doelmatigheid van het agentschap, echter voor inflatiecorrectie en nog zonder meeweging van de ontwikkeling in de personele kosten.

De toegevoegde waarde wordt berekend als het saldo van de omzet minus de materiële kosten.

Hier weerspiegelt zich eenzelfde ontwikkeling als bij het kengetal omzet per fte: een positieve tendens veroorzaakt door een verhoogde productie per medewerker, die nog eens versterkt wordt door een gematigde kostenontwikkeling.

Tabel 7: Productiviteit

1996 realisatie1996 begroting1995 realisatie1994 realisatie
64%63%64%64%

Senter kent een sluitend tijdverantwoordingssysteem. Alle medewerkers van Senter, zowel ambtelijk als ingehuurd, schrijven tijd. Het kengetal productiviteit wordt ontleend aan dit tijdverantwoordingssysteem en geeft de verhouding weer tussen het aantal personele uren dat voor de uitvoering van opdrachten is ingezet en het totaal aantal in een jaar beschikbare mensuren exclusief verlof en ziekte.

Tabel 8: Doelmatigheid

(x f 1 000)1996 realisatie1996 begroting1995 realisatie1994 realisatie
Omzet48 95445 25045 97747 014
Gemiddeld tarief1 0441 0441 0441 161
Voor tarief ontwikkeling gecorrigeerde omzet54 44050 32151 13047 014
     
Totale lasten48 09944 75045 65744 067
Dotatie voorzieningen– 1 606– 600– 1 1321– 1 271
Lasten exclusief dotatie voorzieningen46 49344 15044 52542 796
     
Inflatie2,3%2,3%2,0%basisjaar
Voor inflatie gecorrigeerde lasten.    
exclusief dotatie voorzieningen44 55742 31143 65242 796
Doelmatigheidskengetal122,2118,9117,1%109,9%

1 De voorziening is opgenomen overeenkomstig de in de handleiding agentschappen opgenomen voorschriften, dat is inclusief de vrijval

Het doelmatigheidskengetal geeft uitdrukking aan de kosten die benodigd zijn om een bepaalde, voor prijseffecten gecorrigeerde, omzet te realiseren. Rente, overige opbrengsten en dotaties voorzieningen blijven hierbij buiten beschouwing.

Per jaar wordt de omzet gecorrigeerd voor de tariefontwikkeling. Hierbij geldt 1994, het eerste agentschapsjaar, als basisjaar. In dit eerste jaar was in de tarieven een tijdelijke opslag opgenomen ter vorming van het agentschapsvermogen. Deze opslag kwam in 1995 te vervallen, waardoor de tarieven naar beneden konden worden bijgesteld. Van 1995 op 1996 werden geen tariefaanpassingen gedaan.

Ook de kosten worden gecorrigeerd. Ten eerste wordt gecorrigeerd voor de per jaar sterk wisselende dotaties aan voorzieningen. Vervolgens wordt gecorrigeerd voor de inflatie, wederom met 1994 als basisjaar.

Als het aldus berekende doelmatigheidskengetal stijgt, nemen de voor de omzet benodigde kosten af. Een stijging in het kengetal weerspiegelt daarmee een gunstige ontwikkeling en een daling een ongunstige ontwikkeling van de doelmatigheid.

In 1996 is zowel ten opzichte van de begroting als ten opzichte van het voorgaand jaar sprake van een toegenomen doelmatigheid. Een ontwikkeling die gerealiseerd kon worden door de productie van de medewerkers op te voeren en door het voeren van een versoberd uitgavenbeleid. De productiesstijging die bij het kengetal omzet per fte reeds op 3,6% werd becijferd, maakte een voorzichtig en terughoudend aanname beleid mogelijk, waardoor de loonkosten per gerealiseerde omzeteenheid konden dalen.

Door het versoberde uitgavenbeleid kon ook bij de materiële kosten een verhoogde doelmatigheid worden bereikt. Zo slaagde Senter er in de kostenstijgingen bij huisvesting en kantoorkosten, te compenseren door een efficiëntere inzet van middelen voor communicatie, automatisering en dienstreizen.

Bij de interne automatiseringsprojecten werd door een andere, kosten effectievere aanpak, een aanvullende bijdrage aan de uiteindelijke doelmatigheidsverbetering geleverd.

Saldibalans van het Ministerie van Economische Zaken per 31 december 1996

(bedragen x f 1mln.)

DEBETCREDIT
  
INTRA-COMPTABELINTRA-COMPTABEL
Saldo uitgaven dienstjaar 19953 688,1Saldo ontvangsten dienstjaar 19956 245,2
Saldo uitgaven dienstjaar 19963 900,6Saldo ontvangsten dienstjaar 19966 904,9
Liquide middelen6,2  
Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding6 501,3  
Uitgaven buiten begrotingsverband– 9,4Ontvangsten buiten begrotingsverband936,7
Totaal intra-comptabele rekeningen14 086,8Totaal intra-comptabele rekeningen14 086,8
  
EXTRA-COMPTABELEXTRA-COMPTABEL
Extra-comptabele vorderingen4 492,8Tegenrekening extra-comptabele vorderingen4 492,8
Tegenrekening extra-comptabele schulden4,2Extra-comptabele schulden4,2
Voorschotten4 909,8Tegenrekening voorschotten4 909,8
Tegenrekening openstaande verplichtingen binnen begrotingsverband9 550,8 
Openstaande verplichtingen binnen begrotingsverband9 550,8  
Tegenrekening openstaande verplichtingen buiten begrotingsverband408,7Openstaande verplichtingen buiten begrotingsverband408,7
Deelnemingen1 176,8Tegenrekening deelnemingen1 176,8
Totaal extra-comptabele rekeningen20 543,1Totaal extra-comptabele rekeningen20 543,1
TOTAAL GENERAAL34 629,9TOTAAL GENERAAL34 629,9

Toelichting op de saldibalans per 31 december 1996

Algemeen

De saldibalans is een staat waarop de standen van de intra- en extra-comptabele rekeningen van EZ worden verantwoord.

Onder de intra-comptabele rekeningen worden de kasstromen zichtbaar gemaakt. Het gaat hierbij met name om de uitgaven en ontvangsten van de dienstjaren 1995 en 1996, die nog met het Ministerie van Financiën verrekend moeten worden. Dit kan pas na goedkeuring van de Rijksrekening. Als tegenhanger van de uitgaven en de ontvangsten is de post Rijkshoofdboekhouding« opgenomen. Dit is de rekening-courant tussen de Ministeries van Economische Zaken en Financiën.

Naast deze rekeningen zijn er de liquide middelen van het ministerie en de uitgaven en de ontvangsten buiten begrotingsverband die met derden zullen worden verrekend en niet ten laste c.q. ten gunste van de begroting zijn gebracht.

Het onderdeel «Extra-comptabel» geeft inzicht in de standen van de uitstaande vorderingen, schulden, deelnemingen, aangegane verplichtingen en voorschotten. Deze posten vloeien ten dele voort uit kasstromen in het verleden (vorderingen bijvoorbeeld) en ten dele kunnen ze in de toekomst tot kasstromen leiden (aangegane verplichtingen bijvoorbeeld). Om het extra-comptabele overzicht debet en credit in evenwicht te krijgen zijn diverse tegenrekeningen opgenomen. Na de medio 1996 uitgevoerde conversie van het Mefis naar het Fas worden bepaalde documentsoorten niet meer gebruikt. Dit is de reden dat de toelichting van de extra-comptabele vorderingen in die zin is aangepast. Deze vorderingen worden nu op artikelniveau toegelicht.

Hierna worden de verschillende posten toegelicht die voorkomen in de saldibalans, eerst de intra-comptabele, daarna de extra-comptabele.

INTRA-COMPTABELE REKENINGEN

1) Uitgaven ten laste van de begrotingen 1995 en 1996 (respectievelijk f 3 688,1 en f 3 900,6 mln).

De gerealiseerde uitgaven in de dienstjaren 1995 en 1996 zijn in de saldibalans opgenomen omdat ze per ultimo 1996 nog niet definitief zijn verrekend met de Rijkshoofdboekhouding.

2) Ontvangsten ten gunste van de begrotingen 1995 en 1996 (respectievelijk f 6 245,2 en f 6 904,8 mln.)

De gerealiseerde ontvangsten in de dienstjaren 1995 en 1996 zijn in de saldibalans opgenomen omdat ze per ultimo 1996 nog niet definitief zijn verrekend met de Rijkshoofdboekhouding.

3) Liquide middelen (f 6,2 mln)

De rekenplichtige diensten worden voor wat betreft de liquide middelen en de intra-comptabele vorderingen en schulden geconsolideerd in de herziene saldibalans opgenomen onder de liquide middelen en de uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband.

Het op de saldibalans opgenomen saldo van de liquide middelen is als volgt opgebouwd:

 saldo 31-12-96(x f 1000)
Kassaldo rekenplichtige EZ1
Saldo rek.courant TWA/CBIN bij ABN/AMRO-/- 1 589
Saldo liquide middelen rekenplichtigen diensten7 822
Totaal6 234

– Rekening-courant Fonds Investeringsrekening (was in 1995 f 9 703,9 mln)

Het Fonds is met ingang van 1 januari 1995 opgeheven; er vinden derhalve geen verrekeningen meer plaats ten laste van het FIR. De uitgaven en ontvangstenramingen maken nu deel uit van de EZ-begroting.

Omdat het saldo per 31 december 1995 nog niet was verrekend met de Rijkshoofdboekhouding van het Ministerie van Financiën, is deze post nog in de saldibalans per 31 december 1995 opgenomen. In mei 1996 is deze post met het ministerie van Financiën verrekend, zodat deze post niet meer voorkomt in de saldibalans per ultimo 1996.

4) Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding (f 6 501,3 mln)

Deze post geeft de omvang aan van de rekening-courantverhouding tussen EZ en de Rijkshoofdboekhouding bij het Ministerie van Financiën.

5) Uitgaven buiten begrotingsverband (-/- f 9,4 mln)

Onder de uitgaven buiten begrotingsverband zijn posten opgenomen, die inmiddels geheel met derden zijn verrekend. Onderstaand volgt een nadere specificatie van de onder deze posten opgenomen bedragen.

 saldo 31-12-96(x f 1000)
Vorderingen op andere ministeries579
Intra-comptabele vorderingen EZ op derden-/- 11 560
Intra-comptabele vorderingen rekenplichtige diensten1 622
Totaal-/- 9 359

De rekening vorderingen op andere ministeries en de rekening schulden aan andere ministeries (zie voor de schulden onder ontvangsten buiten begrotingsverband hierna) wordt gebruikt voor de verwerking van met name bezwaren m.b.t. verrekenstukken welke door de RHB in het lopende dienstjaar financieel zijn verwerkt, maar waarbij door middel van de valutadatum 31 december 1996 is aangegeven dat verwerking van de mutatie nog dient plaats te vinden ten laste respectievelijk ten gunste van het voorgaand dienstjaar. Eveneens worden de verrekeningen met betrekking tot de Wet Investeringsrekening, welke betrekking hebben op het voorgaande dienstjaar, maar welke pas in het lopende dienstjaar zijn verrekend op deze wijze verwerkt.

Hetzelfde geldt voor het Fonds Economische Structuurversterking (zie hiervoor onder schulden aan andere ministeries).

De verdeling over de afzonderlijke Ministeries geeft het volgende beeld:

MinisterieTe vorderen (x f 1000)
Buitenlandse Zaken53
Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen300
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij3
Financiën21
Verkeer en Waterstaat150
Volksgezondheid, Welzijn en Sport12
Volkshuisvesting,Ruimtelijke Ordening en Milieuhygiene40
Totaal579

6) Ontvangsten buiten begrotingsverband (f 936,7 mln)

Onder de ontvangsten buiten begrotingsverband zijn die posten opgenomen, die inmiddels geheel met derden zijn verrekend. Voorzover deze ontvangsten worden verrekend worden deze ontvangsten, noch de verrekeningen ter zake, aangewezen op artikelen van de begroting. Onderstaand volgt een nadere specificatie van de onder deze posten opgenomen bedragen.

 saldo 31-12-96(x f 1000)
Schulden aan het ministerie van Financiën903 604
Intra-comptabele schulden EZ aan derden16 404
Intra-comptabele schulden rekenplichtige diensten16 723
Totaal936 731

EXTRA-COMPTABELE REKENINGEN

– Openstaande rechten/Tegenrekening openstaande rechten

De ultimo 1996 openstaande rechten zijn zonodig opgenomen onder deze toelichting bij balanspost 7) Extra comptabele vorderingen c.q. 7a) Tegenrekening extra comptabele vorderingen.

7) Extra comptabele vorderingen (f 4 492,8 mln)

Waardering van vorderingen:

Een deel van de openstaande vorderingen is oninbaar en is via de daartoe ingestelde procedure voorlopig buiteninvordering gesteld. Na voorlopige buiteninvorderingstelling blijven deze vorderingen in het algemeen nog 5 jaar geregistreerd alvorens tot definitieve buiteninvorderingstelling kan worden overgegaan. Overigens is in de ontvangstenramingen van EZ al rekening gehouden met het niet volledig terugontvangen van diverse vorderingen.

Het verloop van de extra comptabele vorderingen in 1996 binnen EZ was als volgt:

 (x f 1 mln)
Stand vorderingen eind 1995 4 269,6
Bij: In 1996 ontstane vorderingen870,5  
Bijgeschreven dividend/rente38,6 
  909,1
  5 178,7
Af: Ontvangen betalingen558,6  
Ontvangen dividend/rente69,7 
Buiten-invorderingstelling c.q. kwijtsch.57,6 
  685,9
Stand vordering eind 1996 4 492,8

De opbouw van het saldo vorderingen ultimo 1996 naar jaarlagen is als volgt:

Jaar van ontstaan(x f 1 mln)
1992 en ouder2 192,5
1993581,2
199468,5
19951 057,2
1996593,4
Totaal4 492,8

Het bedrag van de buiten in vorderingstelling/kwijtschelding is als volgt over de diverse vorderingensoorten opgebouwd:

Vorderingensoort(x f 1 mln)
Bevordering regionale bedrijfsinvesteringen2,3
Borgstellingsregelingen mkb40,1
Brancheverbetering0,4
Economische hulp aan Oost-Europa1,5
Technische ontwikkelingskredieten13,3
Totaal57,6

Extra-comptabele vorderingen per 31 december 1996

De vorderingen verdeeld over de diverse hoofdbeleidsterreinen en ingedeeld naar ouderdom geven het volgende beeld:

HBTOmschrijvingt/m 19921993199419951996totaal
01Algemeen1324214864 2174 761
02Ind. en Alg. Techn. Beleid4 2252 8001 7760362 433371 234
03Industrie- en Dienstenbeleid163 10440 0003 623700 5991 974909 300
04Regionaal Beleid84 5465 5495 56417 4563 710116 825
05Diensten MKB en Ordening68 296453 99933 61642 20680 126678 243
07Buitenl. Ecn. Betr. en Exp. 28 14211 270 317 37490 885447 671
09Energiebeleid132 9842 5525 48963 26331 147235 435
sub-totaal481 310516 19450 0891 141 384574 4922 763 469
– Dir. IZ    574574
– Senter1 711 22365 05718 369–/-84 18418 3241 728 7891
Totaal EZ2 192 533581 25168 4581 057 200593 3904 492 832

1 Vorderingen Senter (1 728 789)

Het merendeel van de vorderingen bij het agentschap Senter heeft betrekking op de ontwikkelingskredieten (99%).

Deze regeling is in uitvoering bij dit agentschap.

Het betreft leningen verstrekt met het doel een «nieuw» produkt te ontwikkelen waarvan de terugbetaling afhankelijk is van de met het ontwikkelde produkt verkregen omzet.

Er is een rente verschuldigd van 5% tot 8% per jaar die wordt bijgeschreven. Het type leningen is ruwweg te verdelen in ⅓ geslaagde projecten, ⅓ lopende projecten en ⅓ niet geslaagde projecten. Het onder opeisbaar (direct en op termijn) opgenomen bedrag heeft betrekking op de geslaagde projecten.

De vorderingen per hoofdbeleidsterrein verdeeld over de bijbehorende artikelen en ingedeeld naar ouderdom geven het volgende beeld (x f 1000):

HBT 01.00 Algemeen

Art.Omschrijvingt/m 19921993199419951996totaal
01.61Pers. en mat. EZ excl. CBS1324214861 4421 986
01.62Pers. en mat. CBS    2 7752 775
Totaal1324214864 2174 761

HBT 02.00 Industrieel en Algemeen Technologiebeleid

Art.Omschrijvingt/m 19921993199419951996totaal
02.02Spec. bedr. ger. techn. stim.  1 117  1 117
02.06Subs. ihkv de ind. ontwikk.4 1492 800659 1 0588 666
02.11Garanties techn. beleid    361 375361 375
02.12Technol. infrastruct.76    76
Totaal4 2252 8001 776 362 433371 234

HBT 03.00 Industrie- en Dienstenbeleid

Art.Omschrijvingt/m 19921993199419951996totaal
03.00I&D algemeen    1313
03.03Versterk. econ. struct.113 609 3 62359963117 894
03.05Steun scheepsbouw49 495    49 495
03.06Herstelfin. en steun indiv. bedr.    1 8981 898
03.08Bijdr. auto-ontw. Nedcar   700 000 700 000
03.11Bijdr. aan Fokker 40 000   40 000
Totaal163 10440 0003 623700 5991 974909 300

HBT 04.00 Regionaal Beleid

Art.Omschrijvingt/m 19921993199419951996totaal
04.01Bijdr. tbv. ROM's68 0201 730 1 7332671 510
04.08Bevord. region. bedrijfsinvest.16 1623 8195646433 45324 640
04.09Regio-programma's364 5 00015 08023120 675
Totaal84 5465 5495 56417 4563 710116 825

HBT 05.00 Diensten, Midden- en Kleinbedrijf en Ordening

Art.Omschrijvingt/m 19921993199419951996totaal
05.01Voorl. en adv. MKB3 0872 913   6 000
05.02Oderz. en onderw. MKB425  2 968 3 393
05.03Borgstell. reg. MKB 449 17733 61639 05274 018595 863
05.08Bijdr. aan technostart. fondsn.    5 8885 888
05.11Brancheverbetering54 7001 909 186 56 794
05.12Toeristisch beleid    3030
05.22Bijdrage NMi10 084   19010 275
Totaal68 296453 99933 61642 20680 126678 243

HBT 07.00 Buitenlandse Economische Betrekkingen en Exportbevordering

Art.Omschrijvingt/m 19921993199419951996totaal
07.01Internat. organisaties    1 7631 763
07.03Stim. exportactiviteiten28 14211 270 64 39 476
07.04Econ. voorl. en exportprom.    355355
07.05Econ. hulp O-Europa   317 31088 767406 077
Totaal28 14211 270 317 37490 885447 671

HBT 09.00 Energiebeleid

Art.Omschrijvingt/m 19921993199419951996totaal
09.00Energiebeleid algemeen    28 65628 656
09.01Energiebespar. technologie   4 9091 1326 041
09.11Bijdr. tbv de mijnind.69 785  54 67280124 538
09.12Garanties energ. beleid53 1992 5524 8583 6821 27965 570
09.32Toep. energ. besp. techn.10 000    10 000
09.33Onderz. en ontw. energ. gebied  630  630
Totaal132 9842 5525 48963 26331 147235 435

Teneinde meer inzicht te verschaffen in de waardering van de vorderingen, zijn deze ingedeeld in vier categorieën te weten:

– direct opeisbare vorderingen;

– op termijn opeisbare vorderingen;

– geconditioneerde vorderingen;

– niet invorderbare vorderingen.

Op termijn opeisbare vorderingen

Tot deze categorie behoren vorderingen die na verloop van een in een overeenkomst genoemde termijn en/of onder bepaalde voorwaarden geincasseerd kunnen worden. Dit kunnen zowel vorderingen uit hoofde van rentedragende als uit hoofde van renteloze leningen zijn.

Geconditioneerde vorderingen

Dit zijn vorderingen (bedragen) die in de administratie zijn opgenomen met als belangrijkste reden zicht te houden op de aanspraken die de Staat in bepaalde situaties kan maken.

De categorie geconditioneerde vorderingen omvat onder meer:

– in het verleden verstrekte «leningen» aan bedrijven, onder dermate zachte voorwaarden, die feitelijk als subsidie moeten worden aangemerkt;

– «vorderingen», die louter uit administratieve overwegingen worden vastgelegd, teneinde zaken te kunnen blijven volgen.

Niet-invorderbare vorderingen

Deze categorie omvat onder meer:

– vorderingen op bedrijven die in staat van faillissement verkeren;

– vorderingen op bedrijven waartegen arob-procedures zijn gestart.

Onderstaand volgt een overzicht van de voornoemde vier categorieën vorderingen verdeeld naar de diverse hoofdbeleidsterreinen (x f 1000)

 Soort vordering 
HBTOmschrijvingdirect opeisbaarop termijn opeisbaargeconditioneerdniet invorderbaarTotaal
01Algemeen4 158604  4 762
02Ind. en Alg. Techn. Beleid1 0588 847 361 329371 234
03Industrie- en Dienstenbeleid29 97484 000743 62351 704909 301
04Regionaal Beleid3 61771 48415 00026 724116 825
05Diensten MKB en Ordening22029 540591 68856 794678 243
07Buitenl. Ecn. Betr. en Exp.951256 069190 509142447 671
09Energiebeleid39 122 71 144125 168235 435
Senter85 000491 2031 152 586 1 728 789
Dir. IZ 574  574
Afrondingsverschillen    – 2
Totaal EZ164 100942 3212 764 550621 8614 492 832

Direct opeisbare vorderingen

Aan deze vorderingen is een uiterste betaaldatum verbonden.

Onderstaand volgt een overzicht van de direct opeisbare vorderingen gerubriceerd naar ouderdom (x f 1000)

Art.Omschrijvingt/m 19921993199419951996Totaal
01.61Pers. en mat. EZ, excl. CBS    1 3831 383
01.62Pers. en mat. CBS    2 7752 775
02.06Subs. i.h.b.v. de ind. otwikk.    1 0581 058
03.03Versterk. econ. structuur28 000   6328 063
03.06Herstelfin. en steun indiv. bedrijven    1 8981 898
03.08Bijdr. auto-ontwikk. Nedcar B.V.    1313
04.01Bijdrage t.b.v. Rom's    2626
04.08Bevord. region. bedr. invest.    3 2803 280
04.09Regio-programma's   80231311
05.12Toeristisch beleid    3030
05.22Bijdrage NMi    190190
07.04Econ. voorl. en exp. prom.    355355
07.05Econ. hulp O. Eur.    596596
09.00Energiebeleid algemeen    28 65528 655
09.01Energiebespar. technologie    467467
09.32Energ,besp. techn. en duurz. energ.10 000    10 000
  38 000  8041 02079 100

Aansluitend wordt per vorderingensoort een nadere toelichting gegeven (bedragen x f 1000).

Artikel 01.61 en 01.62. Personeel en Materieel EZ (f 4 762)

Dit betreft een aantal extra comptabele vorderingen op een aantal buitendiensten (RGD, BIE, DAD, Senter Zwolle en Senter Den Haag) ad f 1 520, de aan een aantal in het buitenland werkzame ambtenaren verstrekte huurwaarborgsommen ad f 0 133, alsmede een aantal in de administratie van POI voorkomende vorderingen, die o.m. betrekking hebben op aanloopvoorschotten, detacheringskosten en verlof buiten bezwaar ad f 0 334.

Daarnaast zijn hier de extra-comptabele vorderingen van het CBS op derden (f 2 775) opgenomen. Deze vorderingen zullen nagenoeg in zijn geheel worden ontvangen.

Artikel 02.02. Specifieke bedrijfsgerichte technologiestimulering (f 1 117)

De vordering heeft betrekking op een renteloze lening ad 1 mln. aan een onderneming waarin EZ deelneemt in het kader van de opzet van de Industriële Innovatiefaciliteit. Deze vordering zal op termijn worden ontvangen. Het resterende bedrag betreft een teruggevorderd voorschot met betrekking tot octrooien, zal naar alle waarschijnlijkheid niet worden geïnd.

Artikel 02.06 Subsidies in het belang van de industriële ontwikkeling (f 8 666)

Het betreft hier vorderingen op instituten waarvan 4,1 mln. betrekking heeft op een renteloze lening ter overbrugging van de verzelfstandiging van een instituut. Het resterende bedrag vormt een vordering op een tweetal instituten ten behoeve van de verbetering van de liquiditeitssituatie en in verband met een reorganisatie. Deze bedragen zullen in zijn geheel worden ontvangen.

Artikel 02.11 Garanties technologiebeleid (f 361 375)

Deze vordering bestaat voor 361,2 mln. uit een aangesproken garantie die is afgegeven in het kader van de ontwikkelingsfinanciering van een drietal vliegtuigtypen. Van deze vordering zal naar verwachting niets worden ontvangen. In dit verband is door een commerciele bankinstelling ten behoeve van de verlengde afbouw een contra-garantie afgegeven uit hoofde waarvan de Staat een provisie ontvangt. Dit laatste omvat een vordering van 0,2 mln, die zal worden ontvangen.

Artikel 02.12 Technologische infrastructuur (f 76)

Dit betreft vorderingen inzake door de EG ter beschikking gestelde bedragen in het kader van het KIM-project. De afwikkeling (inschatting ultimo 1997) is afhankelijk van de definitieve vaststelling van de bijdrage door de EG te Brussel.

Artikel 03.00 Industrie- en dienstenbeleid – algemeen (f 13)

Dit betreft het batig saldo van de Stichting prioriteitsaandelen DSM naar de stand per 20 december 1996, welk bedrag begin januari 1997 is ontvangen.

Artikel 03.03 Versterking economische structuur (f 117 895)

Het gaat hier om een tweetal terugvorderingen en een viertal leningen verstrekt onder de niet meer van kracht zijnde regelingen Steun aan Individuele bedrijven in moeilijkheden en Herstelfinanciering. De modaliteiten van de leningen zijn in overeenstemming met de regeling Bijzondere Financiering (BF). Het overgrote, invorderbare, deel (112 mln.) betreft een rentedragende lening aan Hoogovens waarvan het beheer ligt bij de Nationale Investeringsbank (NIB).

Artikel 03.05 Steun scheepsbouw (f 49 495)

Het gaat om een teruggevorderd bedrag (dubieus) dat is verstrekt in het kader van de Steun Scheepsbouw. In vervolg op het faillissement van de betrokken onderneming is voorgesteld om het faillissement af te wikkelen wegens gebrek aan baten.

Artikel 03.06 Herstelfinanciering en steun aan individuele bedrijven (f 1 898)

Dit betreft een vordering die uitstaat op de inspectie Vennootschapsbelasting uit hoofde van terug te ontvangen dividendbelasting die is ingehouden op het dividend over het boekjaar 1995.

Voorts zijn onder dit artikel een tweetal principe-vorderingen opgenomen n.l. f 1 op RSV en f 1 op VMIJ. Die op RSV is ontstaan uit o.a. herstelfinanciering, speerpunt- en ontwikkelingskredieten, generieke scheepsbouwsteun en bijzonder achtergestelde leningen.

Inclusief rentebijschrijvingen bedroeg de totale vordering op RSV per ultimo 1989 ca 1,5 mld waarvan op grond van de tussen de Staat en RSV overeengekomen akte van dading in 1990 een gedeelte van ca. 0,3 mld is terugontvangen in vervolg waarop het restant is afgeboekt.

Aangezien uit mogelijke verdere verkopen nog ontvangsten ten gunste van de Staat kunnen voortvloeien is een vordering van f 1,00 aangehouden omdat niet bekend is hoeveel EZ alsnog zal ontvangen. Daarnaast is een vordering van eveneens f 1,00 opgenomen in verband met de sanering van een nog openstaande lening. Hiervoor is met Verolme IJsselmonde een winstrecht overeengekomen.

Artikel 03.08 Bijdrage auto-ontwikkeling NedCar B.V. (f 700 000)

In het kader van de NedCar-deal is door de Staat een achtergestelde renteloze lening verschaft ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe automodellen bij NedCar. Er is hier sprake van een geconditioneerde vordering.

Artikel 03.11 Bijdrage aan Fokker Holding B.V. (f 40 000)

Deze geconditioneerde vordering is ontstaan uit de verkoop van aandelen Fokker aan Fokker Holding. De opbrengst wordt pas aan de Staat overgemaakt indien Fokker voldoende winst heeft gemaakt. Gelet op het achtergestelde karakter moet de kans op terugbetaling op nihil worden geschat.

Artikel 04.01 Bijdrage ten behoeve van regionale ontwikkelingsmijen en overige (f 71 510)

Deze vordering betreft een renteloze lening aan de NOM in het kader van het Aramide-project welke is ontstaan bij de herfinanciering van de ROM's. Te zijner tijd dient de lening te worden afgelost bij de verkoop van aandelen in het Aramide-project.

De overige vorderingen hebben betrekking op een verzoek tot restitutie van door de belastingdienst ingehouden dividendbelasting.

Artikel 04.06 (PM)

De vordering betreft een reminder met betrekking tot Brussel aan terugbetaalde EFRO-subsidies hangende de procedure omtrent de indieningstermijn welke is aangespannen door de Staat der Nederlanden bij het Hof in Luxemburg.

Artikel 04.08 Bevordering regionale bedrijfsinvesteringen (f 24 640)

Enerzijds betreft dit voor het grootste deel oninbare vorderingen welke zijn ontstaan doordat bedrijven die de subsidie hebben aangevraagd en hierop één of meerdere voorschotten hebben ontvangen voordat de definitieve subsidie werd vastgesteld zijn gefailleerd. Anderzijds betreft dit vorderingen welke zijn ontstaan doordat bij de definitieve vaststelling van de subsidie is gebleken dat er teveel was bevoorschot. F 3.,3 mln is direct opeisbaar en zal worden ontvangen.

Artikel 04.09 Regioprogramma's (f 20 675)

Het overgrote deel van de vorderingen is ontstaan doordat bij de definitieve vaststelling is gebleken dat teveel is bevoorschot op toegekende subsidies.

Tevens zijn op dit artikel twee vorderingen verantwoord welke betrekking hebben op een EZ-bijdrage aan de oprichting van Internationale instellingen in Limburg.

Deze vorderingen worden opeisbaar bij opheffing of verplaatsing buiten Nederland.

Artikel 05.01 Voorlichting en advisering MKB (f 6 000)

Dit betreft twee vorderingen op het IMK, zijnde achtergestelde renteloze leningen (o.a. werkkapitaal) waarbij het terugbetalingsritme afhankelijk is van het behaalde bedrijfsresultaat.

Deze vordering zal op termijn worden geïnd.

Artikel 05.02 Onderzoek en onderwijs MKB (f 3 393)

Eén vordering betreft een achtergestelde lening aan het EIM waarbij het terugbetalingsritme afhankelijk is van het bedrijfsresultaat.

Een tweede vordering betreft een achtergestelde lening ten behoeve van de aanloop- c.q. oprichtingskosten voor een instelling. In 1996 is gestart met de terugbetaling.

Artikel 05.03 Borgstellingsregelingen MKB (f 595 863)

Dit betreft vorderingen inzake door de banken verstrekte kredieten in het kader van de borgstellingsregelingen MKB. Hiervan is circa f 10 mln. opeisbaar en inbaar. De rest betreft een geconditioneerde vordering.

Artikel 05.08 Bijdrage aan technostartersfondsen (f 5 888)

Dit betreft, onder bepaalde voorwaarden, verstrekte renteloze leningen welke, indien aan de gestelde voorwaarden is voldaan in 2000 respectievelijk 2002 worden kwijtgescholden.

Indien niet aan de voorwaarden wordt voldaan, worden de leningen direct opeisbaar.

Artikel 05.11 Brancheverbetering (f 56 794)

Dit betreft het saldo ad f 54,9 mln op een lening, verstrekt aan Kabelexperiment Zuid-Limburg B.V. te Heerlen ter zake van het proefproject tweeweg Kabeltelevisie waarbij interactieve diensten worden aangeboden. Het experiment is ultimo 1991 beëindigd. De lening dient als dubieus te worden aangemerkt, verdere afwikkeling wacht op liquidatie van de B.V.

Het resterende bedrag ad f 1,9 mln. betreft een eveneens dubieuze vordering op de failliet verklaarde onderneming Van Doorne's DAF Bedrijfswagen BV. Van deze vorderingen zal naar alle waarschijnlijkheid niets worden ontvangen.

Artikel 05.12 Toeristisch beleid (f 30)

Eén vordering is ontstaan doordat bij de definitieve vaststelling is gebleken dat er teveel is bevoorschot.

Een andere vordering is opgenomen als reminder zodat het door EZ ter beschikking gestelde bedrag (gedeeltelijk) direct opeisbaar wordt indien de ontvanger in staat van faillissement wordt gesteld.

Artikel 05.22 Bijdrage Nederlands Meetinstituut (f 10 275)

Dit betreft direct opeisbare en inbare vordering inzake rentedragende leningen waarvan inmiddels de aflossing is gestart. Een ander deel van deze vordering betreft een verzoek aan de belastingdienst in verband met de teruggave van ingehouden dividendbelasting.

Artikel 07.01 Internationale organisaties (f 1 763)

Dit betreft een vordering op de INRO (Internationale Rubber Organisatie) inzake door Rothschild beheerde gelden ten behoeve van de buffervoorraad.

Artikel 07.02 Bevordering van de buitenlandse economische betrekkingen (f 1,00)

Dit betreft een reminder ten behoeve van de van de Staatsdrukkerij te ontvangen royalties inzake de verkoop van een boek.

Artikel 07.03 Stimulering export activiteiten (f 39 476)

Dit betreft direct opeisbare en inbare vorderingen inzake door EZ verstrekte kredieten in het kader van de stimulering van exportactiviteiten welke door de NIB worden geadministreerd en beheerd.

Eén vordering is ontstaan bij de vaststelling van de subsidie in het kader van de gebundelde exportinitiatieven, waarvan inmiddels de terugbetaling via een regeling is gestart.

Artikel 07.04 Economische voorlichting en export-promotie (EVD) (f 355)

Dit betreft een vordering welke is ontstaan naar aanleiding van de verwerking van de maandverantwoording van de EVD over december 1996. De vordering is in januari 1997 afgeboekt.

Artikel 07.05 Economische hulp Oost-Europa (f 406 077)

Dit betreft met name een vordering inzake de storting op een rekening-courant bij de Rijkshoofdboekhouding ten behoeve van de dekking voor de uitvoering van de investeringsfaciliteit door de NIB en een vordering inzake een aan de Stichting SENO verstrekte achtergestelde lening ten behoeve van de dekking van de leasefaciliteit.

Artikel 09.00 Mijnwetheffing (f 28 656)

Dit betreft de nog te ontvangen bedragen (rechten) uit hoofde van verleende vergunningen mijnwetheffing per de stand van 31 december 1996.

Artikel 09.01 Energiebesparingstechnologie (f 6041)

Deze post heeft in zijn geheel betrekking op de vordering op Novem en op de belastingdienst en valt als volgt onder te verdelen:

Onbestemd deel van de Kas-EZ f 5 573 591 en een van de belastingdienst terug te ontvangen bedrag aan ingehouden dividendbelasting over het dividend Novem 1995 ad f 467 450,00.

De stand van de vordering op Novem is als volgt opgebouwd:

Stand per 31 december 1995 4 497 473

BIJ:

mutatie 4e kwartaal 1995 106 648

rente over Kas/Ez 1995 411 124

mutatie 1e kwartaal 199 64 970

mutatie 2e kwartaal 1996  493 376

Stand per 31 december 1996 5 573 591

De zogenaamde Kas-EZ (ontstaan in 1986) heeft betrekking op geldmiddelen die onder beheer van Novem zijn gebracht. Toevoegingen aan de Kas-EZ betreffen de door Novem ontvangen rente en aflossingen op door Novem aan derden verstrekte leningen, alsmede rente over de Kas-EZ. Op grond van de basisovereenkomst tussen Novem en de Staat worden uit deze tegoeden door het ministerie aan te wijzen projecten gefinancierd. De verantwoording van deze kas wordt niet in de cijfers van de financiële verantwoording van EZ opgenomen maar vormt wel een onderdeel van de jaarrekening van DGE.

Uitkeringen ten laste van de Kas-EZ kunnen slechts plaatsvinden op grond van door het ministerie gegeven aanwijzingen. Bij de Kas-EZ is in feite sprake van revolving funds.

De bedragen die ten laste van de Kas-EZ worden gebracht leiden immers niet tot artikelbelasting. Toevoegingen aan de Kas-EZ lopen eveneens buiten de begroting van EZ om en leiden derhalve niet tot een verantwoording van ontvangsten maar ijn wel onderdeel van de jaarrekening van DGE.. Deze wijze van financiering is door de Minister aan de Tweede Kamer gemeld.

De middelen uit de Kas-EZ zijn voor een deel reeds bestemd. Dit bestemde deel kan niet worden beschouwd als een vordering van EZ op Novem. Vanaf 1995 wordt slechts dat deel van de Kas-EZ vastgelegd waarover de minister van EZ nog kan beschikken: het onbestemde deel.

De potentiële omvang van de Kas-EZ betreft onder meer het geheel van de in de toekomst door Novem van derden mogelijk te ontvangen middelen, uit hoofde van leningen van Novem, ten behoeve van de financiering van projecten.

Artikel 09.11 Bijdragen ten behoeve van de mijnindustrie (f 124 538)

Dit betreft de vordering op de Domaniale Mijn Mij. die sedert 1989 in liquidatie verkeert.

Inmiddels is de DMM per 19 december 1996 in staat van faillissement verklaard.De actie om de vordering definitief buiten invordering te plaatsen is gaande maar werd belemmerd door een gerechtelijke procedure in verband met een schadeclaim van Kloosterrade.

Artikel 09.12 Garanties energiebeleid (f 65 570)

Deze geconditioneerde vordering betreft een renteloze lening (een zgn. regres-vordering) aan de Nederlandse Pijpleiding Mij, welke wordt verstrekt uit een afgegeven garantieverplichting. Enerzijds heeft dit betrekking op rente- en aflossingsverplichtingen en anderzijds op de overige exploitatiekosten. Bijschrijving op de lening vindt per kwartaal plaats naar rato van de door de NPM te betalen verplichtingen.

Artikel 09.32 Toepassing energiebesparingstechnologie en duurzame energie (f 10 000)

Ten behoeve van een financiële oplossing voor het WKK (Warmte Kracht Koppeling) – budget 1992 betaalt de SEP f 85 mln. aan EZ, verspreid over de jaren 1993 t/m 1997. Volgens een vastgesteld schema zal de SEP de vordering aflossen. Per ultimo 1996 resteert hierop nog een bedrag van f 10 mln. Dit bedrag zal in 1997 worden ontvangen.

Artikel 09.33 Onderzoek en ontwikkelingswerk op energiegebied (f 630)

Deze post omvat het saldo van een (dubieuze) vordering die is ontstaan bij het definitief vaststellen van een subsidie met betrekking tot het project Almere-Haven. Na het ontvangen van een eventuele slotuitkering zal het alsdan resterende saldo definitief buiten invordering worden geplaatst.

7a) Tegenrekening extra comptabele vorderingen

Deze post is aan de creditzijde van de saldibalans opgenomen teneinde het saldo met eenzelfde omvang aan de debetzijde op te heffen.

8) Extra comptabele schulden (x f 1000=) f 4167

Inhoudingen steun mijnondernemingen (f 355)

Deze schuld betreft een door EZ ingehouden bedrag op de particuliere mijnondernemingen ter zekerstelling van het nakomen van eventuele betalingsverplichtingen bij het ontstaan van mijnschades.

Bovenstaande schuld is als volgt naar ouderdom ingedeeld:

 (x f 1000)
1988355
Totaal355

De overige extra comptabele schulden zijn in 1996 ontstaan en hebben betrekking op een aantal comptabele diensten (f 3812). Hiervan bedraagt de schuld van het CBS f 3810.

8a) Tegenrekening extra comptabele schulden

Deze post is aan de debetzijde van de saldibalans opgenomen teneinde het saldo met eenzelfde omvang aan de creditzijde op te heffen.

9) Voorschotten

Gedurende de uitvoering van het project kunnen de subsidiënten voorschotten aanvragen. Deze voorschotaanvragen geschieden op basis van ingediende declaraties van gemaakte en betaalde kosten; gebruikelijk zijn tranches van 25%. De definitieve vaststelling van de subsidie geschiedt na indiening van de einddeclaratie. De tijd tussen aanvraag en definitieve vaststelling bedraagt doorgaans meerdere jaren.

Het saldo openstaande voorschotten is als volgt opgebouwd:

Overzicht openstaande voorschotten EZ (x f 1 mln)

Stand per 31 december199519961995199619951996
OntstaansjaarKerndepartementSenterTotaal
t/m 19921 423,41 057,4278,9151,01 702,31 208,4
1993510,8418,0160,987,1671,7505,1
1994698,1491,0141,6103,0839,7594,0
19951 214,3841,6237,0188,71 451,31 030,2
1996 1 305,3 266,7 1 572,0
Totaal3 846,64 113.3818,4796,44 665,04 909,8

Als gevolg van de bekende afrondingen sluit de vierkantstelling niet in alle gevallen.

De totalen op HBT-niveau geven in ieder geval de juiste stand aan.

De onderverdeling van de voorschotten bij het kernministerie per 31-12-1996 naar jaarlagen en per hoofdbeleidsterrein (HBT) geeft het volgende beeld (x f 1000):

HBTt/m 19921993199419951996Totaal
01  26 1976 19570 235102 627
0291 41166 78177 941116 182262 214614 529
0323 38412 79111 30517 60242 286107 369
04128 793108 949142 228247 976225 042852 988
0529 9319 68425 861170 689124 120360 286
07139 30057 38617 18270 48769 229353 585
09644 586162 451190 300212 460326 5111 536 308
BBV    185 682185 682
Totaal1 057 406418 043491 015841 5911 305 3214  113 375

Hierna is de verdeling van de voorschotten naar ouderdom en per hoofdbeleidsterrein opgenomen. De voorschotten groter dan f 50 mln en/of van vóór 1990 worden afzonderlijk toegelicht.

Hoofdbeleidsterrein 01.00 Algemeen (x f 1000)

Art.Omschrijvingt/m 19921993199419951996Totaal
01.06Postactief personeel    23 34723 347
01.13Bijdrage aan int.org.    1 3671 367
01.55Bijdrage Senter  26 0815 72042 40674 207
01.61Pers. en mat. EZ excl. CBS  1164753 1163 707
Totaal  26 1976 19570 235102 627

Hoofdbeleidsterrein 02.00 Industrieel en Algemeen Technologiebeleid (x f 1000)

Art.Omschrijvingt/m 19921993199419951996Totaal
02.01Ondrz. en voorl. tbv techn.bel. 60230157109556
02.02Spec. bedr.ger techn. stim.20 49132 16639 07439 00554 411185 147
02.03Intern. en alg.techn. stim.  27234 30511 57246 149
02.04Ov.aansch. & bev. bedr.ger.sw.10 3963 1639 80610 39313 10746 865
02.05Innovatiecentra    43 12643 126
02.06Subs.ihbv de ind. ontw.58 28025 49224 0439 82536 114153 753
02.07Intern. ruimtev.prog. 5 000 80067 02972 829
02.12Techn. infrastr.2 2449004 51712 70617 49737 864
02.13Proj. gefinancierd uit het Fes   8 99119 24828 239
Totaal91 41166 78177 941116 182262 214614 529

Toelichting op voorschotten van vóór 1990:

Artikel 02.02 (f 0,7 mln).

Dit betreft een bijdrage aan OCW waar nog gewacht wordt op stukken ten behoeve van de financiële afrekening en een bijdrage aan STW inzake een langlopend onderzoeksproject.

Hoofdbeleidsterrein 03.00 Industrie- en Dienstenbeleid (x f 1000)

Art.Omschrijvingt/m 19921993199419951996Totaal
03.01Crisisbeheersing   49 49
03.03Verst. econ.structuur23 38412 7717 4454 9101 86750 378
03.04Industriële promotie 201776161 8932 707
03.05Steun scheepsbouw  3 68312 02738 52654 235
Totaal23 38412 79111 30517 60242 286107 369

Toelichting op voorschotten van vóór 1990:

Artikel 03.03 (f 2,5 mln)

Via de Nehem is, voor het eerst in 1989, bijgedragen aan de regeling Kwaliteit en Logistiek. Ultimo 1995 heeft, in het kader van deze regeling, de laatste bevoorschotting plaatsgevonden.De financiele afwikkeling wacht op de overlegging van bewijsstukken.

Hoofdbeleidsterrein 04.00 Regionaal Beleid (x f 1000)

Art. Omschrijvingt/m 19921993199419951996Totaal
04.01Bijdr.tbv ROM's en overige35 060  1 00611 45847 524
04.04Voorw.scheppend beleid4 182312108  4 601
04.05Struct.verst. proj. ihkv BRT 14 191 2 7041 15118 046
04.08Bevord. reg. bedr.invest.40 84143 31166 15594 99261 302306 600
04.09Regio-programma's48 71146 83960 793120 904107 308384 554
04.10Bedrijfsomgeving 4 29715 17228 37043 82491 662
Totaal 128 793108 949142 228247 976225 042852 988

Toelichting op grote voorschotten:

Artikel 04.08 (100,5 mln)

In het kader van de decentrale IPR (Investeringspremieregeling) worden aan de drie noordelijke provincies (Groningen, Friesland en Drenthe) verenigd in het samenwerkingsverband noord-nederland (SNN) voorschotten verstrekt in tranches. Deze tranches worden gespreid over 3 jaar. De definitieve vaststelling van 1993 zal plaatsvinden in 1997.

Artikel 04.09 (170,8 mln)

Aan het onder artikel 04.08 genoemde samenwerkingsverband worden tevens in het kader van het Integraal structuurplan noorden des lands IV en V voorschotten verstrekt welke over een aantal jaren worden gespreid. Voor wat betreft de voorschotten verstrekt onder ISP IV zal de definitieve vaststelling niet eerder plaatsvinden dan 1 juli 1998, voor ISP V geldt hiervoor de datum 1 januari 2005.

Toelichting op voorschotten ouder dan 1990:

Artikel 04.04 (4,4 mln).

De openstaande voorschotten betreffen bijdragen uit hoofde van Infra-structuur 1973–1976.

In dit kader zijn omvangrijke (ook in de tijd gezien) infrastructuur projecten, waaronder de aanleg van wegen en kanalen, in Oost-Groningen gefinancierd.

De eindafrekening bij Rijkswaterstaat heeft enigszins vertraging opgelopen, zodat de afwikkeling van de projecten naar verwachting in 1997 zal plaatsvinden.

Artikel 04.05 (10,3 mln)

Dit betreft openstaande voorschotten welke voor 1990 in het kader van de BRT-gelden zijn verstrekt. De afwikkeling zal in ieder geval niet vóór het jaar 2000 plaatsvinden.

Artikel 04.08.

Dit betreft openstaande voorschotten van projecten uit hoofde van de IPR regeling, welke om uiteenlopende geldige redenen nog niet tot definitieve vaststelling zijn gekomen. Naar verwachting zal het overgrote deel in 1997 worden afgewikkeld.

Artikel 04.09.

Dit betreft voorschotten van projecten uit hoofde van de ISP-regulier welke door vertraging in de uitvoering nog openstaan. Naar verwachting zullen deze projecten in de loop van 1998 worden afgewikkeld.

Hoofdbeleidsterrein 05.00 Diensten, Midden- en Kleinbedrijf en Ordening (x f 1000)

Art.Omschrijving      
05.01Voorl. en adv. MKB6 0103 1681 2073 12627 61341 125
05.02Onderz. en Onderw. MKB2 6901 9342408 5499 49322 906
05.03Borgstellingsreg. MKB    2626
05.04Tegemoetk. aan zelfst.20 50036851457 21 376
05.05Bedrijfsbeeindigingshulp  21 65020 33218 83960 822
05.07Hulp waterschade   94 09617 527111 623
05.11Brancheverbetering81  276218576
05.12Toeristisch beleid6502 5252 65843 14942 67391 655
05.21Marktwerking 1 688557022 0084 453
05.22Bijdr. Ned. Meetinst. NV    5 7235 723
Totaal29 9319 68425 861170 689124 120360 286

Toelichting op grote voorschotten:

Artikel 05.07 (97,6 mln)

Naar aanleiding van de wateroverlast in 1995 zijn aan de Stichting Watersnood bedrijven Nederland 1995 voorschotten verstrekt ter afwikkeling van de schadeclaims uit hoofde van de subsidieregeling waterschade 1995 conform de met de stichting gesloten uitvoeringsovereenkomst.

Hoofdbeleidsterrein 07.00 Buitenlandse Economische Betrekkingen en Exportbevordering (x f 1000)

Art.Omschrijvingt/m 19921993199419951996Totaal
07.01Intern. org. BEB   5 1475 66110 808
07.02Bev.vd buitenl. econ. betr.  4335281 3182 278
07.03Stim. exp.activit.63 078   4 00067 078
07.05Econ. hulp Oost-Europa76 22257 38616 74964 81258 250273 420
Totaal139 30057 38617 18270 48769 229353 585

a. Toelichting op grote voorschotten:

Artikel 07.03 (63,0 mln)

Sinds ultimo 1989 staat een saldo voorschot open van f 63,0 mln. inzake een omvangrijk Indonesisch project op het gebied van telecommunicatie. Na oplevering van het project zal, op basis van de exacte Nederlandse inbreng tot afsluiting worden overgegaan. (De inschatting is in de loop van 1997).

Artikel 07.05 (183,9 mln)

Per ultimo 1996 staat een saldo-voorschot open van f 183,9 mln. Met de Stichting SENO is een leningovereenkomst gesloten op basis waarvan dit bedrag is betaald. De stichting SENO gebruikt dit geld als garantiekapitaal. Zij stelt zich garant voor de herverzekering van door de NCM verzekerde leasetransacties op Midden- en Oost-Europa.

Hiermee wordt het de Nederlandse ondernemers mogelijk gemaakt om kapitaalgoederen te leveren aan landen in Midden- en Oost-Europa waarvoor de reguliere exportkredietverzekering niet geldt.

b. Toelichting op voorschotten van vóór 1990

Artikel 07.03

Dit openstaande voorschot betreft een gebundeld export-initiatief project waarbij de verstrekte subsidie is teruggevorderd. Aan de hand van een overeengekomen terugbetalingsregeling is nu gestart met de inning door een deurwaarderskantoor.

Na ontvangst van het gehele bedrag zal het project worden afgesloten.

Hoofdbeleidsterrein 09.00 Energiebeleid (x f 1000)

Art.Omschrijvingt/m 19921993199419951996Totaal
09.01Energiebesparingstechn.    63 66263 662
09.02Duurzame energie    8 5118 511
09.03Energievoorzieningsonderz.    23 62523 625
09.04Beleidsondersteuning    513513
09.05Energieonderzoek Cent.Ned.    62 91062 910
09.11Bijdragen tbv mijnindustrie7002 175100573803 628
09.12Garanties Energiebeleid1 2712 0733 3723 9407 09217 747
09.31Adviesraden en overige 7535 165275
09.32Toep.energiebesparingstechn.214 492104 215109 508122 150123 303673 668
09.33Onderzoek en ontwikk.werk428 12353 91377 28570 79635 530665 648
09.34Energieonderzoek Cent.Ned.   15 0001 12016 120
Totaal644 586162 451190 300212 460326 5111 536 308

Toelichting op grote voorschotten en voorschotten van vóór 1990:

Artikel 09.11 (f 0,4 mln)

De Domaniale Mijn Mij. verkeert in staat van liquidatie sinds september 1989.

Sedertdien zijn nog voorschotten verstrekt, waarvan f 0,4 mln van voor 1990, in verband met onderhoudswerkzaamheden. Per 19 december 1996 is de DMM in staat van faillissement verklaard in het vervolg waarop de procedure tot definitieve buiten invorderingstelling is gestart.

Artikel 09.01, 09.02, 09.32, en 09.33 (f 243,3 mln)

Per ultimo 1996 staat er in totaal een bedrag van f 1 256,7 mln uit op de Novem als alsnog af te rekenen voorschotten. Hiervan heeft f 208,2 mln betrekking op openstaande voorschotten die ouder zijn dan 1990. Een en ander is het gevolg van de voor EZ uitgevoerde programmaovereenkomsten. Deze worden afgerekend als de laatste bijdrage in deze door de Novem aan een derde is verstrekt.

Artikel 09.03 en 09.33 (f 164,7 mln)

Het op bovengenoemde artikelen openstaande voorschot heeft voor een bedrag van f 164,7 mln. betrekking op de uitvoering van het Eurotom-programma Hoge Flux Reactor. Het hierin begrepen openstaande voorschot, ouder dan 1990, bedraagt f 35,1 mln.

Voorschotten naar de stand per 31 december 1996 betreffende het agentschap Senter (x f 1000)

Art.Omschrijvingt/m 19921993199419951996Totaal
02.02Spec.bedrijfsger. techn. stim.40 33311 27829 23161 17280 600222 615
02.03Internat en alg techn. stim.1387202 5955 63212 58121 665
02.04Overh.aansch. bev bedr.ger.sam.514581 3414 0605 23011 140
02.09Speur- en ontwikkell. werk90 56352 07845 35174 09692 830354 918
03.03Versterking economische struct.  3131 3123 1934 818
05.01Voorlichting en advisering mkb  3851 1723 0334 591
05.11Brancheverbetering  139113 252
07.03Stimulering export activiteiten4841 6593 88613 00231 32350 354
07.04Ec. voorlichting en exportpro.  20 1 2531 273
07.05Econo. hulp aan Oost-Europa 2 94412 56427 20736 03878 753
09.01Energiebesparingstechnologie    9898
09.32Toep.energiebesp. techn.19 43017 9537 182651 45 216
09.35Investeringssubs. energiebesp.   240 240
02.00Diversen    533533
Totaal151 00087 090103 006188 658266 712796 467

9a) Tegenrekening voorschotten (f 4 909,8 mln)

Deze post is aan de creditzijde van de balans opgenomen teneinde het saldo met eenzelfde omvang aan de debetzijde op te heffen.

10) Openstaande verplichtingen (binnen- en buiten begrotingsverband respectievelijk f 9 550,8 en f 408,7 mln)

Openstaande verplichtingen binnen begrotingsverband:

Het verloop van de verplichtingen binnen begrotingsverband in 1996 was als volgt:

 (x f 1 mln)
Saldo aangegane verplichtingen tot en met 199510 069,5 
Af: Intrekkingen, terugbetalingen en correcties– 880,4* 
Bij: Aangegane verplichtingen in 1996+ 4 262,4 
  13 451,5
Af: Betalingen op verplichtingen in 1996 – 3 900,6
Af: Afrondingsverschil   – 0,1
Saldo openstaande verplichtingen ultimo 1996 9 550,8**

* De majeure componenten van dit saldo zijn – f 296 mln bij artikel 02.11 als gevolg van afboeken van afgegeven garanties aan Fokker, – f 708 mln bij artikel 05.03 in verband met het afboeken van garanties inzake Borgstellingsregelingen en f 325 mln bij artikel 08.01 in verband met het opvoeren van verplichtingen in het kader van de WIR.

** waarvan voor:

– reguliere verplichtingen 4 591

– garantieverplichtingen 4 960***

Het verkoop van de garantieverplichtingen in 1996 was als volgt:

 (x f 1 mln)
Saldo afgegeven garanties tot en met 1995 5 312,5
Afname garantieverplichtingen in 1996– 1 603,7 
Toename garantieverplichtingen in 1996+ 1 250,9 
  – 352,8
Stand afgegeven garanties ultimo 1996 4 959,7****
**** Dit bedrag is als volgt opgebouwd: 
Garantieovereenkomst Staat/Fokker12 500
Nedcar B.V.85 000
Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 198140 149
Industriefaciliteit130 000
N.V. Overijsselse Ontwikkelingsmaatschappij608
Kredietbeschikking MKB2 663 725
Waterschade kredieten 19943 969
Kaderregeling Toeristische Accomodatie1 939
Exportkredietverzekering Ethiopië122 144
Stichting SENO10 000
Investeringsgarantie Oost-Europa252 764
B.V. Nederlandse Pijpleidingmaatschappij4 303
Centr. Org. voorr.vorming Aardolieprodukten (COVA)1 600 000
Aardgasprijsgarantie Duiven-Westervoort32 591
Totaal4 959 692

Openstaande verplichtingen buiten begrotingsverband:

Betreft verplichtingen die met ingang van 1 januari 1991 namens derden zijn vastgelegd in de administratie van EZ.

Het verloop van de verplichtingen buiten begrotingsverband in 1996 was als volgt:

 (x f 1 mln)
Saldo aangegane verplichtingen tot en met 1995154,6 
Bij: Intrekkingen, terugbetalingen en correcties– 3,2 
Bij: Aangegane verplichtingen in 1996+ 315,4 
  466,8
Af: Betalingen op verplichtingen in 1996 – 58,2
Bij: Afrondingsverschil + 0,1
Saldo openstaande verplichtingen ultimo 1996 408,7

10a) Tegenrekening openstaande verplichtingen (binnen- en buiten begrotingsverband respectievelijk f 9 550,8 en f 408,7 mln)

Deze posten zijn aan de debetzijde van de balans opgenomen teneinde het saldo met eenzelfde omvang aan de creditzijde op te heffen.

11) Deelnemingen (f 1 176,8 mln)

Het verloop van deze post over 1996 was als volgt:

 (x f 1 mln)
Stand herziene saldibalans ultimo 1995 1 742,8
Mutaties 1996:   
– NV DSM226,1  
– Alpinvest Holding NV33,0  
– DAF Trucks NV147,0  
– Fokker Holding BV159,8  
  – 565,9
Afrondingsverschil – 0,1
Stand herziene saldibalans ultimo 1996 1 176,8*****

***** Dit bedrag is als volgt opgebouwd:

Kon. Ned. Hoogovens en Staalfabrieken N.V. 139 958

Alpinvest Holding N.V. 182 219

N.V. NOM 114 328

N.V. Industriebank LIOF 111 008

N.V. GOM 29 900

N.V. BOM 22 089

N.V. OOM 17 414

Holland Metrology N.V. 13 000

NOVEM B.V. 55 900

N.V. Ned. Gasunie 40 000

Energiebeheer Ned. B.V. 284 750

UCN N.V. 161 400

Domaniale Mijn Maatschappij N.V. 2 380

B.V. Ned. Pijpleiding Maatschappij 2 500

TOTAAL 1176 846

Als gevolg van een statutenwijziging is met terugwerkende kracht per 1 januari 1994 het nominale aandelenkapitaal van de NOVEM met 80% afgestempeld van f 55,9 mln tot f 11,18 mln.

Onderstaande beursgenoteerde onderneming had per ultimo 1996 de volgende waarde (x f 1 mln):

 Nominale waardeBeurswaarde
Hoogovensfl 20,= per aand. 350,8

11a) Tegenrekening deelnemingen (f 1 176,8 mln)

Deze post is aan de creditzijde van de saldibalans opgenomen teneinde het saldo met eenzelfde omvang aan de debetzijde op te heffen.


XNoot
1

Onder «incidentele posten» is hier verstaan:

WIR (08.01; 1996 en 1995),

NedCar (03.08; 1996),

Fokker (02.11; 1996 en 1993),

DAF (03.12; 1993), Industriefaciliteit (03.10; 1993),

Hoogovens (03.12; 1993),

Waterschade (05.07; 1996–1994) en

Brusselse uitgaven EFRO (04.06; 1996–1992)

XNoot
1

Financieel Administratief Systeem.

Naar boven