17 050
Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

nr. 196
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN, VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID, VAN JUSTITIE EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 oktober 1995

1. Aanleiding

In maart 1995 is in perspublikaties aandacht besteed aan misbruik van Sofi-nummers. De Staatssecretaris van Financiën heeft in een brief van 24 maart 1995 de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken1. In deze brief is aangegeven dat een werkgroep met vertegenwoordigers van Financiën, SZW, Justitie en het GBA-projectbureau het hele traject met betrekking tot het verlenen en gebruik van het Sofi-nummer in kaart zal brengen.

Over de ontwikkelingen op het terrein van wetgeving gericht op het tegengaan van illegaal verblijf in Nederland (onder meer de Koppelingswet) informeren wij u in deze brief. Tevens is de rol van het Sofi-nummer hierbij geschetst. Vervolgens zijn maatregelen aangegeven om de handhaving van deze wetgeving te verbeteren, waardoor illegaal verblijf in Nederland meer effectief kan worden tegengegaan.

2. Betrokken beleidsterreinen

Bij de problematiek die in de vorige paragraaf is aangegeven zijn twee beleidsterreinen betrokken.

Het ene beleidsterrein betreft het tegengaan van illegaal verblijf en, in relatie daarmee, illegale arbeid in Nederland. Relevante wetgeving is de vreemdelingenwet en de Wet arbeid buitenlandse werknemers (Wabw). Handhaving van deze wetten vindt plaats door de vreemdelingenpolitie resp. de Inspectiedienst SZW.

Het andere terrein betreft de uitvoering van de wetgeving op het terrein van fiscaliteit en de sociale zekerheid. Het Sofi-nummer wordt door de betrokken instanties (belastingdienst, werkgevers, bedrijfsverenigingen en sociale diensten) gebruikt om een efficiënte en effectieve gegevensuitwisseling over werknemers en uitkeringsgerechtigden mogelijk te maken. Daarnaast mogen sommige instanties met een publiekrechtelijke taak het Sofi-nummer gebruiken om onderling gegevens uitwisselen om fraude met regelingen van de overheid te bestrijden.

Het Sofi-nummer is een identificerend administratienummer, waaraan geen rechten ontleend kunnen worden. In bijlage 1 is het gebruik en beheer van het Sofi-nummer toegelicht.

In 1991 is een relatie gelegd tussen beide beleidsterreinen. Dit heeft er mede toe geleid dat sinds november de belastingdienst geen Sofi-nummers meer verstrekt aan personen zonder verblijfstitel. Doelstelling van deze maatregel was het leveren van een bijdrage aan het tegengaan van arbeid door illegale vreemdelingen. Het bezit van een Sofi-nummer werd namelijk door sommige werkgevers ten onrechte geïnterpreteerd als een teken van legaliteit, waardoor een verdere controle ten behoeve van de verblijfs/tewerkstellingsvergunning overbodig zou zijn.

De Minister van Justitie heeft de Tweede Kamer in een brief van 4 juni 1991 van deze maatregel op de hoogte gesteld1.

3. Stand van zaken m.b.t. arbeid in loondienst en verstrekken Sofi-nummers

3.1 Verificatiemogelijkheden van werkgevers in het kader van de Wet arbeid buitenlandse werknemers

In de huidige situatie hebben werkgevers bij indiensttreding van alle werknemers op grond van de Wet op de identificatieplicht de wettelijke verplichting een geldig identificatiemiddel te vragen. Van het identiteitsbewijs dient de werkgever een fotokopie in de administratie te bewaren. Dit identificatiemiddel geeft de werkgever bij indiensttreding voldoende informatie over de verblijfsstatus van de vreemdeling.

Bij vreemdelingen met een tijdelijke verblijfsstatus is echter voortdurende verificatie noodzakelijk. Daarvoor ontbreekt het de werkgever aan directe mogelijkheden. De werkgever kan met toestemming van de vreemdeling de verblijfsgegevens inzien bij de vreemdelingendienst. Veelal zal daarbij van de zijde van de vreemdelingendienst de fysieke aanwezigheid van de vreemdeling worden verlangd.

Ten aanzien van de arbeidsmarktpositie dient de werkgever zich te vergewissen van de verblijfsstatus. Voor vreemdelingen, die rechtmatig in Nederland verblijven, maar voor wie op grond van hun verblijfsstatus een tewerkstellingsvergunning moet worden aangevraagd, richt de werkgever zich tot de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. De vergunning wordt afgegeven aan de werkgever. Ten aanzien van de geldigheid van de tewerkstellingsvergunning heeft de werkgever geen verificatieproblemen.

3.2 Sofi-nummers

Sinds november 1991 verstrekt de belastingdienst aan vreemdelingen alleen een Sofi-nummer als de vreemdelingendienst daarmee instemt. De verstrekking vindt schriftelijk plaats op een specifiek document.

De volgende personen kunnen over een dergelijk document beschikken:

a) personen die legaal in Nederland verblijven;

b) personen die legaal in Nederland verbleven, toen het Sofi-nummer werd verstrekt, maar van wie de verblijfstitel sindsdien is vervallen;

c) personen zonder verblijfstitel, aan wie de belastingdienst voor november 1991 een Sofi-nummer heeft verstrekt.

Personen zonder verblijfstitel, die na november 1991 een Sofi-nummer hebben aangevraagd, beschikken niet over het genoemde document met een Sofi-nummer (tenzij sprake is van een vervalsing). Voor deze laatste categorie vreemdelingen is legale arbeid ontoegankelijk geworden, omdat een werkgever alleen personen in dienst zal nemen die het document met hun Sofi-nummer kunnen tonen. Sommige vreemdelingen nemen daarom hun toevlucht tot het in paragraaf 1 genoemde gebruik van vervalste Sofi-nummers, al dan niet in combinatie met vervalste identiteitsdocumenten (zie ook paragraaf 6).

Conclusie is dat het niet beschikken over het document met het Sofi-nummer voor een werkgever een signaal is voor mogelijk illegaal verblijf in Nederland, maar dat sommige personen zonder verblijfstitel (categorieën b en c) toch over het document met een Sofi-nummer kunnen beschikken. Dit betekent, dat «... het Sofi-nummer geen enkele informatie biedt over de legaliteit of illegaliteit van het verblijf in Nederland» (brief van 31 januari 1995 van de Staatssecretaris van Justitie1.

4. Ontwikkelingen

In het lopende en komende jaar spelen de volgende ontwikkelingen een rol op de beleidsterreinen (in bijlage 2 zijn deze ontwikkelingen uitgebreid toegelicht).

– De Wet arbeid vreemdelingen heeft de huidige Wabw vervangen, waardoor illegale arbeid effectiever kan worden tegengegaan.

– Het voornemen is dat met ingang van 1996 de verblijfstitel van vreemdelingen in de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA) is opgenomen.

– Het voorstel voor de Koppelingswet is 26 juni 1995 aangeboden aan de Tweede Kamer. Op grond van deze wet worden personen zonder verblijfstitel uitgesloten van vrijwel alle collectieve voorzieningen.

Voor de uitvoering van de Koppelingswet moeten de betrokken uitvoeringsinstanties zich, naast raadpleging van het identiteitsbewijs, via de GBA op de hoogte stellen van de actuele verblijfstitel van de persoon die een voorziening aanvraagt.

Aangezien de verblijfstitel door de GBA aan daarvoor geautoriseerde uitvoeringsinstanties zal worden verstrekt, is deze controle goed te verwezenlijken.

– Met ingang van 1996 is het Sofi-nummer in de GBA opgenomen. Het verblijfsrecht is geen criterium voor inschrijving in de GBA. Aan inschrijving in de GBA op zich kan een vreemdeling geen rechten ontlenen. De kans dat een illegale vreemdeling zich inschrijft is echter gering, omdat de betreffende vreemdeling zich door de VAS-GBA koppeling ook bekend maakt bij de vreemdelingendienst.

De belastingdienst zal echter na realisatie van de VAS-GBA-koppeling geen sofi-nummers van personen zonder verblijfstitel aan de GBA verstrekken. Hiermee zal worden tegengegaan dat de vreemdeling zonder verblijfstitel kan beschikken over een afschrift uit de GBA met een Sofi-nummer. Op deze GBA-afschriften wordt bovendien altijd melding gemaakt van het ontbreken van de verblijfstitel. Tot de realisatie van de koppeling VAS-GBA zal de GBA gefaseerd worden gevuld met Sofi-nummers. Gedurende deze overgangsperiode, waarin de verblijfstitels nog niet in de GBA zijn opgenomen, is gemeenten verzocht passende maatregelen te treffen ter voorkoming van het bekendmaken van Sofi-nummers aan illegalen.

– De overgangstermijn van de identificatieplicht is met ingang van 1 juni 1995 verstreken, waardoor ook voor alle zittende werknemers een kopie van een identiteitsdocument in de administratie opgenomen moet zijn.

De uitvoeringsinstanties hebben voldoende mogelijkheden om de verblijfstitel, die een vreemdelingen opgeeft, te verifiëren voordat tot uitkering, etc. wordt overgegaan. Het Sofi-nummer, dat de vreemdeling opgeeft, kan als sleutel dienen.

5. Aanvullende verificatiemogelijkheden

Een werkgever moet tegen de achtergrond van de verplichtingen, die uit de WAV voortvloeien, nagaan of voor een vreemdeling een tewerkstellingsvergunning nodig is. In dit licht is het van belang dat helderheid bestaat over de actuele verblijfsstatus van de betreffende vreemdeling. Dit is niet altijd af te leiden uit het door de vreemdeling overlegde identiteitsdocument. Er kan immers sprake zijn van vervalsingen. Aanvullende verificatie zou na het tot stand komen van de VAS-GBA-koppeling kunnen plaatsvinden via het GBA. Werkgevers mogen echter niet op het GBA-netwerk worden aangesloten. Naast de juridische belemmering is aansluiting van alle werkgevers ook technisch-organisatorisch onmogelijk.

Een compleet beeld van de verblijfsstatus en de arbeidsmarktpositie van de vreemdeling kan ook ontstaan bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie op het moment dat deze geautoriseerd wordt voor bevraging van de GBA/VAS. Het is denkbaar dat de werkgever, voor de uitvoering van zijn verplichtingen in het kader van de WAV, voor de verificatie van de door de vreemdeling getoonde documenten de Arbeidsvoorzieningsorganisatie raadpleegt.

Nagegaan zal worden op welke wijze aan deze aanvullende verificatiemogelijkheid vormgegeven kan worden.

6. Tegengaan onjuist gebruik identiteitsbewijzen

Zoals reeds genoemd maken sommige illegale vreemdelingen gebruik van identiteitsdocumenten van een ander (al dan niet met diens medeweten) of vervalste identiteitsdocumenten. In de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 24 maart 1995 is hierop ingegaan.

Het tegengaan van het gebruik/misbruik van een identiteitsbewijs van een ander (al dan niet met diens medeweten) vereist een kritische toets van het identiteitsbewijs bij indiensttreding en bij controle op de werkplek door I-SZW, bedrijfsverenigingen en belastingdienst.

Door de gegevensuitwisseling in het kader van fraudebestrijding zullen uitvoeringsinstanties de samenloop tussen uitkeringen en dienstbetrekkingen signaleren, die het gevolg kunnen zijn van het gebruik van identiteitsdocumenten van een ander. Bij dergelijke samenloop zullen ze de passende acties ondernemen.

Door de genoemde verificatiemogelijkheden kunnen uitvoeringsinstanties en werkgevers controleren of de persoonsgegevens en het Sofi-nummer kloppen. Een deel van het gebruik van vervalste identiteitsbewijzen en/of Sofi-nummer kan hiermee worden tegengegaan.

7. Conclusies

Uit de inventarisatie kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

– De beleidslijn, dat de belastingdienst geen Sofi-nummers verstrekt aan vreemdelingen zonder verblijfstitel, wordt voortgezet, omdat het ontbreken van het document met een Sofi-nummer voor de werkgever een signaal is voor mogelijk illegaal verblijf. Tevens wordt deze beleidslijn uitgebreid tot de verstrekking van het Sofi-nummer door de belastingdienst aan de GBA. Voorwaarde hiervoor is dat de VAS-GBA-koppeling operationeel is.

– Het Sofi-nummer is naar zijn aard een administratief nummer en vormt geen waarborg voor een geldige verblijfspositie van een vreemdeling.

– De koppeling tussen GBA en VAS maakt het voor uitvoeringsinstanties mogelijk om een verificatie van de verblijfspositie van de vreemdeling uit te voeren.

– De Wet op de identificatieplicht verplicht de werkgever om de identiteit van de werknemer vast te stellen met een identiteitsbewijs. Uit dit identiteitsbewijs blijkt ook de verblijfsstatus.

Voor wat betreft de uitvoering van de Koppelingswet zijn er door de VAS-GBA-koppeling voor de betrokken instanties voldoende mogelijkheden tot verificatie. Omdat werkgevers niet op het GBA-netwerk aangesloten worden is het gewenst om hen extra mogelijkheden te bieden om de verblijfstitel van vreemdelingen te verifiëren. Via de Interdepartementale Stuurgroep Immigratie (ISI) zal onderzoek worden uitgevoerd naar de uitbreiding van de mogelijkheden van een verificatie van de verblijfstitel en/of tewerkstellingsvergunning voordat de werkgever een werknemer in dienst neemt. In eerste instantie zal dit onderzoek worden gericht op gebruik van de gegevens van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

R. L. O. Linschoten

De Staatssecretaris van Justitie,

E. M. A. Schmitz

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

J. Kohnstamm

BIJLAGE 1

BESCHRIJVING HUIDIGE SITUATIE GEBRUIK SOFI-NUMMER

1. Wettelijke basis en doelgroep

Het Sofi-nummer is een uniek identificerend nummer voor natuurlijke personen. De Algemene Wet inzake Rijksbelastingen is de wettelijke basis van het nummer (artikel 47b, lid 3).

De doelgroep (populatie) van het Sofi-nummer zijn alle natuurlijke personen die volgens artikel 1 van de Wet op de Inkomstenbelasting belastingplichtig zijn of natuurlijke personen die voor de sociale zekerheid van belang zijn.

Concreet zijn dit alle personen die in Nederland wonen of niet in Nederland wonen maar binnenlands inkomen genieten. In artikel 4 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen is geregeld: dat «waar iemand woont (), beoordeeld wordt naar de omstandigheden.»

Op basis van bovenstaande wordt aan alle personen een Sofi-nummer toegekend, die volgens de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA) in Nederland verblijven – dus bij geboorte of definitieve vestiging in Nederland –, alsmede aan alle personen, die onder de Nederlandse belastingen/of sociale zekerheidswetgeving vallen, ongeacht of ze tijdelijk in Nederland of in het buitenland verblijven.

Het nummer gaat – na toekenning bij geboorte of vestiging in Nederland – «levenslang» mee, m.a.w. het wordt niet gewijzigd en kan niet worden ingetrokken. Het nummer heeft geen inhoudelijke betekenis en zegt dus niets over de betreffende persoon.

Het nummer is oorspronkelijk bedoeld om eenvoudig en doeltreffend de identificatie in de administraties van de belastingdienst en uitvoeringsorganen van de sociale zekerheid mogelijk te maken en om doelmatig gegevens uit te wisselen tussen geautomatiseerde administraties. Het nummer is niet bedoeld om een recht van de persoon op een dienst, verblijfstitel, o.i.d. uit af te leiden.

In totaal zijn er ca. 17 mln natuurlijke personen met een Sofi-nummer opgenomen in het bestand van de belastingdienst.

2. Verstrekking van het nummer aan de persoon zelf door de belastingdienst

Verstrekking van het Sofi-nummer vindt plaats door de belastingdienst. Een persoon die de belastingdienst verzoekt zijn Sofi-nummer aan hem bekend te maken, moet zich identificeren met een geldig identiteitsbewijs, waaruit de nationaliteit blijkt. Voor personen die niet de nationaliteit van een EU- of EER-land (Europese Economische Ruimte) bezitten, vraagt de belastingdienst aan de Vreemdelingendienst of de aanvrager over een verblijfstitel beschikt. Na positief bericht van de Vreemdelingendienst verstrekt de belastingdienst het Sofi-nummer door de aanvrager het document aan het loket te laten afhalen. Van de verstrekking voert de belastingdienst een administratie, waarin onder meer een kopie en het nummer van het identiteitsbewijs is opgenomen.

De verblijfstitel is een dynamisch gegeven. De persoon aan wie een Sofi-nummer is verstrekt, blijft in het bezit van het document van de belastingdienst, ook als zijn verblijfstitel vervalt.

3. Gebruikers Sofi-nummer

Het gebruik van het Sofi-nummer door een instantie is vastgelegd in specifieke wetgeving. In een aantal gevallen heeft de Staatssecretaris van Financiën aan de belastingdienst ontheffing van de fiscale geheimhoudingsplicht verleend, om het Sofi-nummer aan andere instanties te verstrekken. In artikel 6a van de Wet persoons-registraties (WPR) is vastgelegd dat het Sofi-nummer in een persoonsregistratie mag worden gebruikt en daaruit mag worden verstrekt «...voor de uitvoering van een wettelijke taak waarin of in verband waarmee het voorschrift over het nummer is opgenomen»1. Dit betekent dat instanties bij of krachtens wettelijke regeling de beschikking over het Sofi-nummer kunnen krijgen. Ook bij algemene maatregel van bestuur kunnen gevallen worden aangewezen waarin het nummer kan worden gebruikt. Dit artikel zal waarschijnlijk met ingang van 1996 van kracht worden.

Het Sofi-nummer wordt nu gebruikt voor de gegevensuitwisseling tussen werkgevers met de belastingdienst en uitvoeringsorganen van de sociale zekerheid en tussen instanties met een publiekrechtelijke taak in het kader van fraudebestrijding. Dit zijn bijvoorbeeld:

– VROM voor controle verstrekking huursubsidies;

– Informatie BeheerGroep voor controle verstrekking studiefinanciering en gegevensverstrekking aan gemeenten;

– gemeenten voor controle verstrekking bijstand;

– Rijksdienst voor het Wegverkeer voor gegevensuitwisseling met de belastingdienst;

– arbeidsvoorziening voor gegevensverstrekking aan gemeenten;

– bedrijfsverenigingen (gegevensuitwisseling met werkgevers, belastingdienst, gemeenten en onderling);

– Sociale Verzekeringsbank (kinderbijslag, AOW);

– ARBO-diensten (gegevensuitwisseling met werkgevers en bedrijfsverenigingen)

– I-SZW voor gegevensuitwisseling met de belastingdienst Het betreft met name de controle van inkomensafhankelijke regelingen met onder meer gegevens van de belastingdienst. De belastingdienst controleert het Sofi-nummer, voordat inkomensgegevens worden verstrekt.

Aangezien het uitbreiden en intensiveren van de gegevensuitwisseling één van de speerpunten van het fraudebeleid2 is, zal de uitwisseling van gegevens en het gebruik van het Sofi-nummer daarbij in de toekomst stijgen. Concreet zijn er plannen voor het opnemen van het Sofi-nummer bij ziekenfondsen, onderwijs, terwijl reeds besloten is tot opname in de GBA (zie ook bijlage 2, paragraaf 1).

BIJLAGE 2

OVERZICHT ONTWIKKELINGEN

In deze bijlage is een overzicht gegeven van de maatregelen om illegaal verblijf in Nederland tegen te gaan.

1. GBA

Met ingang van 1996 zal het Sofi-nummer in de GBA zijn opgenomen. Dit geldt ook voor personen die niet of niet meer over een verblijfstitel beschikken. Door opneming van het Sofi-nummer op de persoonslijst in de GBA kunnen instanties die bevoegd zijn het Sofi-nummer te gebruiken, de GBA bevragen met het Sofi-nummer in plaats van met het A-nummer. Het Sofi-nummer kan worden verstrekt aan afnemers die dit gegeven nodig hebben voor hun taakuitoefening. Het Sofi-nummer kan ook worden vermeld op afschriften uit de GBA, die op aanvraag aan de betreffende burger worden verstrekt. Door deze maatregel vindt er een unieke koppeling plaats tussen het Sofi-nummer en het A-nummer in zowel de GBA als de persoonsadministratie van de belastingdienst.

De verblijfstitel zal ook met ingang van 1996 in de GBA zijn opgenomen. Dit gegeven wordt geleverd vanuit het Vreemdelingen Administratie Systeem (VAS). Afnemers die daarvoor geautoriseerd zijn kunnen dan de gegevens over het verblijfsrecht (spontaan) uit de GBA verstrekt krijgen. Aan de hand van deze gegevens kunnen uitvoerende instanties de aanvraag om een voorziening door een vreemdeling beoordelen. Indien gegevens over het verblijfsrecht van de vreemdeling ontbreken zal de voorziening vanwege de Koppelingswet in principe worden geweigerd. Om die reden wordt, indien de verblijfsrechtelijke gegevens op de persoonslijst ontbreken, op afschriften uit de GBA altijd melding gemaakt van het ontbreken van dit gegeven. Het is derhalve niet aannemelijk dat illegalen zich nog zullen melden voor inschrijving in de GBA, omdat daardoor de kans op verwijdering door de vreemdelingendienst groter wordt. Uitgangspunt is immers dat de vreemdelingendiensten snel reageren op signalen over vestigingen vanuit het buitenland.

2. Wet arbeid vreemdelingen (WAV)

De Wet arbeid vreemdelingen (Wav) is op 1 september 1995 van kracht geworden. Deze wet vervangt de Wet arbeid buitenlandse werknemers (Wabw). In grote lijnen verschilt de Wav van de Wabw ten aanzien van het ruimere begrip werkgeverschap, de ruimere bevoegdheden, wijziging van de documenten en de mogelijkheid tot navordering van achterstallig loon door illegale arbeidskrachten. Voor het niet naleven van de Wav is de werkgever strafbaar. De werkgever dient zich ervan te vergewissen dat de vreemdeling is toegelaten tot de Nederlandse arbeidsmarkt en zal afhankelijk van de verblijfsstatus een tewerkstellingsvergunning moeten aanvragen. De verificatiemogelijkheden van de werkgever liggen primair bij de documenten die de vreemdeling toont.

Handhaving van de Wav vindt plaats door middel van toezicht en opsporing door ambtenaren van de Inspectie-dienst SZW en de regiopolitie.

Ten opzichte van de Wabw zijn de sancties gelijk gebleven.

3. Koppelingswet

Eén van de maatregelen om illegaal verblijf in Nederland tegen te gaan, is het uitsluiten van personen zonder verblijfstitel van collectieve voorzieningen. Deze koppeling van verblijfspositie aan het recht op collectieve voorzieningen (subsidie, uitkering en/of verzekering) wordt geregeld in het Voorstel van wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet en enige andere wetten teneinde de aanspraak van vreemdelingen jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen, uitkeringen, ontheffingen en vergunningen te koppelen aan het rechtmatig verblijf in Nederland (de zgn. Koppelingswet). Uitgezonderd in de Koppelingswet zijn voorzieningen in geval van acute medische hulp, rechtsbijstand en onderwijs aan leerplichtige kinderen. In de Koppelingswet zijn alle verblijfsposities opgesomd, die de Vreemdelingenwet kent. Dit voorstel van wet is op 26 juni 1995 aan de Tweede Kamer aangeboden1.

Wat betreft de uitvoering van de wet moeten uitvoeringsinstanties van de sociale zekerheid zich, naast raadpleging van het identiteitsbewijs, via de GBA op de hoogte stellen van de actuele verblijfstitel van de persoon die een voorziening aanvraagt. Geeft de GBA geen uitsluitsel over de verblijfstitel (bijvoorbeeld bij tijdelijk verblijf in Nederland) dan moet verificatie bij de Vreemdelingendienst plaatsvinden.


XNoot
1

TK 94–95, 17 050, nr. 192.

XNoot
1

TK 90–91, 22 146, nr. 3.

XNoot
1

TK 94–95, 22 981, nr. 7, blz. 3.

XNoot
1

Toelichting bij Tweede nota van wijziging van de Wet op de Identificatieplicht, TK 92–93, nr 22 694, nr. 9.

XNoot
2

Bijlage 14 bij hoofdstuk IXB van de Rijksbegroting 1993 (TK 22 800).

XNoot
1

TK 94–95, 24 233, nr. 1, 2 en 3.

Naar boven